thema de rol van de actuaris door Judith Houtepen EEN BREDERE ROL VAN DE ACTUARIS: ONDERZOEK NAAR VRIJE TANDARTSTARIEVEN drs. J. Houtepen MBA AAG is manager in de gezondheidspraktijk van Milliman Amsterdam Foto: Kuflik In het najaar van 2013 heeft Milliman een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) naar de effecten van de vrije tandartstarieven. In dit onderzoek tonen we aan dat een eerder onderzoek, aangaande het experiment met vrije tandartstarieven, van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ondeugdelijk is uitgevoerd. Op basis van de uitkomsten uit dit onderzoek meende de NZa te moeten concluderen dat tandartsen het experiment hebben misbruikt om hun tarieven te verhogen. Het besluit om in 2012 het experiment met de vrije tarieven vroegtijdig te stoppen, vanwege deze bewuste prijsopdrijving door tandartsen, was naar onze mening dan ook voorbarig en onterecht. In het onderzoek tonen we aan dat de NZa niet alleen een te hoge prijsstijging voor mondzorg heeft gecommuniceerd als gevolg van door haar onjuist berekende (te lage) 2011referentieprijzen, maar ook dat de NZa bovenal op basis van haar eigen bevindingen geen zuiver beeld heeft gegeven van de werkelijke effecten van de invoering van vrije prijsvorming. Met andere woorden: stel dat de berekeningen (2011-referentieprijzen) door NZa als juist bepaald zouden zijn en hier geen discussie over bestond, dan nog zijn de conclusies die de NZa meende te moeten trekken onzuiver. De tandartsen voelen zich dan ook onterecht in hun hemd gezet. Het een en ander is inmiddels breed uitgemeten in de landelijke pers. Met gegevens verkregen op basis van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB) aangevuld door alle declaratiegegevens van Fa-Med (een van de grootste facturering organisaties binnen mondzorg) zijn de marktscans van de NZa onder de loep genomen. Actuariële kennis in combinatie met IT datamining expertise en (wereldwijde) kennis van de zorgmarkt zijn de ingrediënten om dit onderzoek te doen. Een typisch voorbeeld van de wijze waarop de rol van de actuaris breder dan alleen op het gebied van pensioenen en verzekeringen neergezet kan worden. Daarbij gaat het niet alleen om technische modelvaardigheden om bijvoorbeeld juiste prijzen te berekenen, maar ook om op basis daarvan zuivere conclusies te trekken én te communiceren. Als actuarissen zijn wij bij uitstek in staat om in situaties met veel onzekere factoren de betrouwbaarheid van bevindingen en conclusies in te schatten. Onze kracht zit in het maken van eerlijke vergelijkingen door ervoor te zorgen dat alleen appels met appels worden vergeleken. Waar nodig corrigeren we daarbij voor factoren die een eerlijke, zuivere vergelijking bemoeilijken. De uitdaging in het onderzoek naar de effecten van het experiment met de vrije tandartstarieven zat verscholen in onder meer een gelijktijdige introductie van een nieuwe, gewijzigde prestatiesystematiek. Hierdoor is een eenvoudige vergelijking van de 2012prijzen voor de nieuwe prestaties met de 2011-prijzen van de oude prestaties veelal niet mogelijk. De kunst was het combineren van de complexiteit en veelheid van behandelingen verscholen achter de gewijzigde medische coderingen met de technische vaardigheden van de actuaris. Waar in het onderzoek van de NZa werd gesproken over meer dan 10% toename van de kosten en dit door de NZa volledig werd toegeschreven aan het experiment van de vrije tarieven, bleek uit ons onderzoek dat tandartsen in 2012 aantoonbaar slechts een inflatiecorrectie van 3,2% hebben doorgevoerd bij het vaststellen van de vrije tarieven, die nagenoeg gelijk was aan de door de NZa 22 de actuaris januari 2014 voorgenomen indexatie van 3,3% dat jaar. De rest van de vermeende prijsstijging was vrijwel geheel terug te voeren op maatregelen door de NZa zelf. Belangrijke oorzaak was de gelijktijdige introductie van een geheel nieuw prestatiesysteem door de NZa. De behandelingen werden opnieuw ingedeeld, waarbij 480 declaratiecodes zijn teruggebracht tot 180 geclusterde codes vergelijkbaar met de introductie van het DBC (DOT) systeem in het ziekenhuissegment. Echter in tegenstelling tot deze DBC (DOT) systematiek waren de nieuwe mondzorgprestaties niet eenduidig gedefinieerd in termen van de oude declaratiecodes en ontbraken daarbij landelijke referentieprijzen en behandelprofielen. Uit ons onderzoek concluderen we dat maximaal 3 procent prijsstijging kan worden toegerekend aan deze overgang naar nieuwe prestatiecodes, waarvoor voor de tandartsen dus geen conversietabel of richtprijzen beschikbaar waren. Daarnaast bleek de berekening van de referentietarieven 2011 veel methodologische tekortkomingen te bevatten, wat nog eens een extra 3 procent verklaarde van de door de NZa berekende tariefstijging. Deze twee factoren, veroorzaakt door maatregelen van de NZa zelf, dragen voor ruim 6 procent bij aan de gecommuniceerde prijsstijging. Conclusie van ons onderzoek was dan ook dat van bewuste prijsopdrijving door tandartsen geen sprake is geweest, waardoor het experiment met de vrije tarieven op onjuiste gronden vroegtijdig is stopgezet. Ons onderzoek zal onder de aandacht worden gebracht van de minister van volksgezondheid. Een goed voorbeeld om de complexiteit van het onderzoek aan te tonen is de verwerking van de wortelkanaalbehandeling. Een wortelkanaalbehandeling bestaat uit de hoofdbehandeling zelf met vaak veel nevenverrichtingen (bijcodes) zoals verdoving, het aanbrengen van een rubberdam en toeslag voor kosten roterend nikkel-titanium instrumentarium. Waar vóór de invoering van de nieuwe prestatiesystematiek alle verrichtingen in het kader van een wortelkanaalbehandeling afzonderlijk gedeclareerd en vergoed werden, moest in 2012 op basis van de nieuwe prestatiesystematiek thema de rol van de actuaris door tandartsen één (gemiddelde) prijs voor de volledige wortelkanaalbehandeling worden ingeschat. Een vergelijking van tarieven vóór de invoering van de nieuwe prestatiesystematiek zonder verdoving en zonder andere specifieke wortelkanaalbehandeling verrichtingen met de tarieven na herindeling met verdoving en alle andere bijkomende nevenverrichtingen gaat mank, als bij de bepaling van het gemiddelde behandelprofiel in 2011 een selectie van relatief eenvoudige wortelkanaalbehandelingen wordt genomen met weinig voorkomende bijcodes zoals verdoving. Een eenvoudig voorbeeld dat aantoont hoe bij het uitvoeren van deze analyse niet alleen de modelvaardigheid van de actuaris nodig is, maar ook gedegen medische zorgkennis én IT datamining expertise. Voor de wortelkanaalbehandeling kwam de NZa in hun rapportage tot een prijsstijging van maar liefst tussen de 30 en 40 procent terwijl na correctie voor meerdere methodologische tekortkomingen bij deze berekening sprake blijkt van nog geen 1,5 procent stijging. Het percentage verdovingen dat bij de pijnlijke wortelkanaalbehandeling volgens de NZa berekeningen voorkomt, bedroeg slechts rond de 20% in plaats van de verwachte 100%. Wij constateren in ons onderzoek dat de NZa in de communicatie naar buiten toe ten onrechte dit lage percentage verdovingen (nog steeds) verwijt aan de declaratiepraktijk van de tandartsen: veel verdovingen zouden volgens de NZa in 2011 door de tandartsen niet in rekening gebracht zijn en daardoor niet voorkomen in de dataset. De NZa volhardt ook nu weer in het communiceren van onterechte conclusies. Ten eerste geeft zij aan dat zij uit is gegaan van de facturen en de feitelijke declaratiepraktijk. Dat hebben wij eveneens gedaan, dus daar zit het verschil niet in. Vervolgens geeft zij met het voorbeeld van de aan de wortelkanaalbehandelingen gekoppelde verdovingen aan dat zij dus alleen verdovingen heeft meegenomen die op de factuur stonden. Dat was volgens haar slechts in zo’n twintig procent het geval. Zij laat daarbij echter onvermeld dat zij als gevolg van haar koppelingsmethodiek lang niet alle facturen meeneemt, maar juist alleen facturen met relatief eenvoudige behandelingen, waarbij zoals bij de wortelkanaalbehandelingen veel minder verdovingen en andere bijcodes voorkomen. De door haar aldus gehanteerde steekproef van facturen is dan ook niet representatief voor de gemiddelde wortelkanaalbehandeling en leidt per definitie tot een onderschatting van het behandelprofiel en daardoor tot te lage 2011-referentieprijzen. In de bepaling van het referentietarief van 2011 neemt zij dan ook maar in twintig procent van de gevallen die verdoving mee, terwijl wij hier honderd procent zouden verwachten. Onder meer daardoor wordt het referentietarief dus te laag vastgesteld en constateer je dus een te hoge prijsstijging. Het uitgevoerde onderzoek is wezenlijk in de maatschappelijke discussie rond de zorgkosten. De stijgende zorgkosten zijn een gevolg van onder andere verbeterde mogelijkheden op medisch gebied als ook de toename van de zorgconsumptie. Als actuariële beroepsgroep kunnen we een zeer nuttige bijdrage leveren aan deze discussie, door op basis van gedegen onderzoek de diverse belanghebbenden een juist beeld te geven van zaken aangaande de betaalbaarheid van de Zorg. @ Reacties op dit artikel graag naar [email protected] de actuaris januari 2014 23
© Copyright 2024 ExpyDoc