Te groot voor Don Quichot

Verdieping
Tekst: Jos Bazelmans
De windmolen
als icoon van Nederland
deel 3
Te groot voor Don Quichot
Per jaar komen iets meer dan een miljoen toeristen naar Nederland voor tulpen,
klompen, kaas én windmolens. Waarom en sinds wanneer de windmolen behoort tot
de ‘Holland Classics’ is echter onbekend. Dat is vreemd want de windmolen is geen
Nederlandse uitvinding en hij komt ook in vele andere landen voor.
Uit oude reisbeschrijvingen, reisgidsen, literatuur en beeldende
kunst is op te maken wanneer en waarom de molen voor
buitenlanders toch een icoon voor Nederland werd. Al in de
17de en 18de eeuw was er internationale waardering voor de
Hollandse molenbouw. Molenbouwers uit de Republiek waren
in andere delen van Europa werkzaam. Ook via boek- en
plaatwerken kon men toegang krijgen tot Nederlandse molenexpertise. Hollandse molentypen deden daarmee in het buitenland hun intrede. Een curieus voorbeeld hiervan is de bouw
In 1769 werd in het ontwerp van een landschapstuin in Monceau
(bij Parijs) een ‘Hollandse windmolen’ opgenomen.
12
Molens 116
in 1769 van een levensgrote Moulin à vent Hollandois – de
letterlijke woorden van de ontwerper - in de landschapstuin
Monceau bij Parijs. Deze stond naast een ruïneuze watermolen, antieke grafmonumenten, een tempel, een obelisk, een
minaret, een Egyptische piramide, een vijver voor zeegevechten en verschillende gebouwen uit China. Samen vormden
deze representatieve gebouwen en objecten een uitbeelding
van ‘alle tijdperken en alle plekken’. Het lijkt wel of de windmolen hier in iconische zin staat voor de Republiek. Het is
Verdieping
worden rond 1850 deze onderscheidende
kenmerken van Hollandse molens niet
alleen beschreven maar ook in afbeeldingen mooi tot uitdrukking gebracht.
Zo’n tijdschrift zal zeker invloed hebben
gehad op de keuze van bestemming en
thema van Franse schilders, zoals Corot,
Dutilleux, Manet (afbeelding) en Monet.
Allen hebben in het derde kwart van de
19de eeuw op basis van een bezoek aan
Nederland Hollandse (polder)landschappen met windmolens geschilderd. Hun
werk vormde een onuitwisbare bijdrage
aan de wijze waarop buitenlanders naar
Nederland gingen kijken.
De Amicis
Édouard Manet (1832-1183), Vue de la Hollande (1872).
echter een uniek voorbeeld en we mogen betwijfelen of het
in het buitenland al voor de 19de eeuw gebruikelijk was ons
land te vereenzelvigen met de molen.
Reisbeschrijvingen
Uit buitenlandse reisbeschrijvingen uit de 16de tot en met
de 18de eeuw wordt wel al duidelijk dat men goed wist dat
grote delen van de lage landen van menselijke oorsprong
waren. Het betoog werd vaak geïllustreerd met sterk topografisch georiënteerde afbeeldingen, waarin af en toe een molen
figureert als onderdeel van een Hollands polderlandschap.
Slechts een enkele keer vinden we een beschrijving van de
rol van de windmolen in de waterhuishouding. Speciale aandacht heeft men soms voor de molens op de bastions van
Amsterdam en de vele windmolens van Zaandam. Daar blijft
het bij.
Baedeker
De weinig prominente rol van de windmolen is ook zichtbaar
in de eerste reisgidsen die voor Nederland verschijnen, zoals
de eerste Baedeker van 1839. Kenmerkend voor Nederland
zijn volgens deze gids: klederdrachten, grachten, bakstenen
huizen, torenklokken, de gaper boven de drogist, stoofjes, de
kermis en de spreekwoordelijke reinheid. Het ‘Nederlandse’
landschap wordt beschreven onder de kopjes ‘Buitenplaatsen’,
‘Dijken’, ‘Grachten’, ‘Polder’ en ‘Duinen’ en ook ‘Windmolens’.
Interessant is wel dat de gids duidelijk maakt dat windmolens
in Nederland voor veel doeleinden worden ingezet en dat
meer dan de helft ervan wordt gebruikt voor bemaling. Soms
staan ze in grote groepen bijeen. Bovendien meldt de gids dat
Hollandse windmolens veel groter en sterker zijn dan molens
in andere landen: het lijken wel ‘stevige stads- of kasteeltorens’. In zijn nadruk op multifunctionaliteit, aantallen, omvang
en karakter wijst de Baedeker vooruit naar wat ook in de rest
van de 19de eeuw als kenmerkend voor de Hollandse molen
wordt gezien. In het Franse tijdschrift Le Magasin Pittoresque
Ook bij de Italiaanse schrijver en journalist De Amicis lezen we in 1877 over de
grote hoogte van de Hollandse molens.
In zijn uitvoerige reisbeschrijving Olanda
merkt hij met humor op dat Don Quichot
zich wel twee keer zou hebben bedacht
om deze gevaarten aan te vallen! Met
het aanschouwen van de molens bij
Dordrecht, bij het begin van zijn reis en beschreven op de eerste bladzijde, ontwaakte hij in een voor hem nieuwe wereld
vol van verrassingen. Een molen bij Arnhem was zijn laatste
beeld van Nederland, beschreven op de laatste bladzijde. In
deze molen herkende hij de schoonheid en grootsheid van het
land (zie kader). Voor De Amicis, zoals voor veel buitenlanders
in de tweede helft van de 19de eeuw, was de molen een
icoon voor Nederland geworden.
‘….het gelaat van den laatsten
vriend…’
“[Ik] beschouwde hem (een molen naast de Rijn bij
Arnhem, JB) met dezelfde nieuwsgierigheid, waarmede
ik den eersten molen, een jaar vroeger beschouwd
had. Toen ik er eenigen tijd op gestaard had, was het
mij alsof er iets tusschen zijn wieken bewoog; het hart
klopte mij, ik keek nog eens, en ik zag de wimpels der
schepen, de wilgen langs de vaarten, de trapgeveltjes,
de vensters met bloempotten, de zilveren helmen, de
groene zee, de duinen, de visschers van Scheveningen,
Rembrandt, Willem van Oranje, Erasmus, Barends, mijn
Nederlandsche vrienden, kortom alle schoonste en edelste beelden van dat roemrijke, bescheiden en strenge
land; - en hield ik er den blik op gevestigd, met een
gevoel van liefde en van eerbied, totdat de molen zich
slechts als een zwart kruis in den nevel aan mijn oog
vertoonde. En toen ook dat beeld verdween, bleef ik
nog peinzen als iemand die voor een reis vertrekt waarvan hij niet zal weerkomen, en het gelaat van den laatsten vriend die hem groet ziet verdwijnen”
(Eduardo de Amicis, 1877, Olanda, blz. 285).
december 2014
13