Molentoekomst Her- en nevenbestemming molens

Molentoekomst
Her- en nevenbestemming molens
Inleiding
Nederland is het molenland bij uitstek. Niet omdat we nu eenmaal het grootste aantal molens binnen
onze landsgrenzen hebben. Nee, ons land is onlosmakelijk verbonden met de molen als middel om
polders op peil te houden, graan te malen, hout te zagen, olie te slaan. Treffend werd in 2013 in een
tv-programma nog in beeld gebracht wat het belang was van de molens in de Gouden Eeuw:
onmisbaar waren de industriemolens voor de economische ontwikkeling. En het verdiende geld werd
weer terug geïnvesteerd in poldermolens om daarmee grote plassen droog te malen en nieuwe
vruchtbare landbouwgrond te winnen.
De functie van werktuig was en is echter ook meteen de achilleshiel van de molen. Zodra er andere
en meer efficiënte manieren van productie kwamen, verloor de molen zijn bestaansgrond. Het
gevolg: een enorme teruggang van het molenbestand vanaf het einde van de negentiende eeuw tot
halverwege de 20ste eeuw. Van bijna 10.000 tot nog geen 1.000 exemplaren.
Die teruggang kon niet zonder een reactie blijven. Molenliefhebbers trokken ten strijde en met de
oprichting van vereniging De Hollandsche Molen in 1923 was het molenbehoud geboren. Dat behoud
kreeg vorm in drie fasen:
1. 1923-1945. Molens vanuit hun economische functie behouden;
2. 1945-1970. Molens als objecten van landschappelijke waarde behouden;
3. 1970-heden. Molens als historische werktuigen in stand houden.
Negentig jaar na het oprichten van De Hollandsche Molen staan de molens er weer pico bello bij. Op
het eerste gezicht althans. Want molenbehoud is eigenlijk per definitie cyclisch; alleen met adequaat
onderhoud voorkom je verval en terugkerende ingrijpende restauraties. De vraag is of het
molenbehoud wel bestand is tegen de ontwikkelingen in de 21ste eeuw. De Hollandsche Molen haalt
heus wel haar eeuwfeest in 2023, maar hoe staat het dan met de molens?
Anno 2013 kunnen we twee conclusies trekken:
A. Het molenveld is er gezamenlijk in geslaagd molens te restaureren en in stand te houden dankzij
en door de overheid en vrijwilligers;
B. Dit “business-model” van molenbehoud – sterk stoelend op overheidssteun en vrijwilligerswerk
– loopt op het eind. Dit model maakt het niet mogelijk de uitdagingen van morgen aan het gaan:
de terugtredende overheid, noodzakelijke kwaliteitsverbetering en professionalisering, afname
beschikbaarheid vrijwilligers, etc.
De Hollandsche Molen constateert dat het molenveld nog onvoldoende geëquipeerd is voor de
volgende fase, waarin het molenbehoud duurzaam vermaatschappelijkt moet worden. Daarmee
wordt bedoeld dat molenbehoud niet een zaak van enkele liefhebbers en deskundigen is, maar alleen
vorm kan krijgen door inzet van maatschappelijke betrokkenheid in allerlei facetten. Niet voor niets
luidt het motto van De Hollandsche Molen in haar recente meerjarenbeleidsplan:
1
Molens teruggeven aan de maatschappij
Er zijn meer dan genoeg redenen om nu al te gaan denken aan en praten over molenbehoud van de
toekomst. Met behoud van wat waardevol en bereikt is; we hoeven niet opnieuw het wiel uit te
vinden. Maar wat tot nu toe bereikt is vraag ook om nieuwe impulsen en vormen.
De Hollandsche Molen neemt anno 2014 het voortouw in deze discussie, dat past bij de rol van de
vereniging. Door de discussie aan te zwengelen, maar ook door de aanpak te ontwikkelen, te
organiseren en daar waar nodig aan het veld aan te bieden, waardoor het molenbehoud de volgende
fase in kan. En Nederland daardoor het molenland bij uitstek kan blijven.
Naar de stellige overtuiging van De Hollandsche Molen is het ontwikkelen van een visie op integraal
molenbehoud niet alleen gewenst, maar ook noodzakelijk. Stilstand betekent niet alleen voor de
molens zelf achteruitgang. Stilstand zou ook betekenen dat wat nu binnen het molenbehoud bereikt
is, verloren dreigt te gaan. Het proces om te komen tot die integrale visie en aanpak is verwerkt in
het project Molentoekomst.
Aanpak project Molentoekomst
Het punt op de horizon in dit proces is 2023 als De Hollandsche Molen 100 jaar bestaat. Doel van
het project ‘Molentoekomst” is het ontwikkelen van een integrale visie en aanpak van het
molenbehoud in al zijn facetten anno 2023, waardoor molenveld in staat wordt gesteld molens
duurzaam in stand te houden.
Het project ‘Molentoekomst” wordt opgedeeld in zes deelonderwerpen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Omgaan met monumentale waarden;
Her- en nevenbestemming;
Biotoop;
Financiële en organisatorische aanpak molenbehoud;
Draagvlakverbreding en fondsenwerving;
Vrijwilligerswerk.
Met betrekking tot het tweede onderwerp is de volgende uitwerking gemaakt tot een
projectvoorstel.
2
Her- en nevenbestemming molens
Herbestemming is een thema dat monumentenbreed erg in de belangstelling staat. In de ogen van
velen is herbestemming van monumenten dé toekomst voor de instandhouding van beeldbepalende
objecten in stad en platteland. De (toenemende) leegstand van kerken, fabrieken, kantoren,
boerderijen en andere panden vormde de directe aanleiding voor het agenderen van dit onderwerp
begin 20ste eeuw. Zonder passend gebruik vervallen deze gebouwen en herbestemming kan dit nu
juist tegenaan. Herbestemming was dan ook een essentieel onderdeel van de Modernisering
Monumentenzorg van de toenmalige minister Plasterk, Dit leidde uiteindelijk in 2010 tot de
Nationale Agenda Herbestemming, onder auspiciën van de RCE.
Het belang van herbestemming voor monumenten ligt in de eerste plaats in het antwoord geven op
leegstand. Het versterkt daarbij de financiële draagkracht van monumentenbehoud. Herbestemde
monumenten hebben een positief effect op de omgeving, bevorderen de duurzaamheid van
binnensteden en maken deze aantrekkelijker voor wonen en werken.
Herbestemming van molens is lange tijd bijna een taboe geweest. Molenbehoud richt zich immers
primair op het handhaven dan wel terug brengen van de oorspronkelijke functie van de molen,
namelijk die van werktuig. Vooral het bestemmen van molens tot horecagelegenheden is voor vele
molenliefhebbers een gruwel. Horeca is lange tijd ook gezien als gevaar en herbestemming is daar 1
op 1 mee geassocieerd. Eerlijk gezegd, het conservatisme binnen de molenwereld belemmerde
eigenlijk het nadenken over de bestemming van molens.
Door het fijnmazige systeem van subsidies en particuliere gelden is leegstand en verval bij molens
veel minder een probleem geweest. Het aantal molens met een andere of nevenbestemming is dan
ook beperkt. Wel valt een duidelijke toename van molenwinkels en kleinschalige educatieve functies
in met name korenmolens te noteren de afgelopen 20 jaar.
Vanaf 2010 is herbestemming van molens meer en meer op de agenda gekomen. De toekomstige
financiering van molenbehoud baart namelijk zorgen. Maar bovendien dwingt het principe van
“molens teruggeven aan de maatschappij” de molenliefhebber tot het nadenken over de
(maatschappelijke) functie van de molen.
Herbestemming van molens kan geredeneerd vanuit het molenveld niet zonder een aantal
randvoorwaarden:
• Behoud van de molen als molen en werktuig;
• Betrokkenheid van de gemeenschap;
• De molenaar moet molenaar zijn en blijven.
Daarnaast zijn er praktische beperkingen bij molens als het om herbestemming gaat: de monumentale
status, functie als werktuig, beschikbare ruimte, stof en geluid, afgelegen ligging.
In het kader van het themajaar Leve de Molens (2011) is in opdracht van de provincie Zuid-Holland
het onderzoek Zicht op nieuw gebruik van de molen door Grontmij b.v. uitgevoerd. De vraagstelling
daarbij was ‘Welke haalbare mogelijkheden bestaan er om een historische windmolen te benutten
zodat deze op de lange termijn kostendekkend kan functioneren?’ De opdracht bestond uit twee
delen:
1. een analyse en een plan van aanpak voor de herbestemming van de historische windmolens in de
provincie. In dit deel wordt een vijftal haalbare mogelijkheden beschreven om de historische
windmolen te benutten zodat deze financieel kostendekkend kan functioneren;
2. Onderzoek herbestemming van de molen Jan van Arkel.
3
Het onderzoek en eindverslag is sterk inventariserend van karakter. Conclusies werden niet
getrokken en met name de vraag tegen welke grenzen men oploopt bij de herbestemming van
molens werd niet beantwoord. Reden voor De Hollandsche Molen om dit in 2012 op te pakken. In
een expertsmeeting werd gewerkt aan vier denkbeeldige casussen (de kantoormolen, logeermolen,
pannenkoekenmolen en bakkersmolen), hetgeen leidde tot meer inzicht in de voors en tegens van
herbestemming. In het najaar van 2012 stond het onderwerp ook centraal op de jaarlijkse
molencontactdag voor moleneigenaren en –organisaties. De conclusies van deze dag waren dat
herbestemmen vaak alleen duurzaam is bij molens met extra ruimte of een bijgebouw. Deze moeten
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, ook in de exploitatie. Daarnaast kan multifunctioneel
gebruik van de molens of een combinatie van activiteiten juist de sleutel zijn tot succes. Bij molens
gaat het ook veelal om nevenbestemming en niet om herbestemming.
Mede door stimuleringsmaatregelen van de rijksoverheid (m.n. de subsidieregeling voor
herbestemmingsonderzoeken) is er de laatste jaren in een aantal gevallen onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden van her- en nevenbestemming van molens. Tot concrete resultaten hebben deze
studies echter nog niet geleid. Het is nu zaak te monitoren of deze “oplossingen” ook in de praktijk
gebracht worden en tot resultaat leiden. Anderzijds is bestemmingsonderzoek erg gericht op molens
waar de randvoorwaarden in principe aanwezig zijn (locatie en vierkante meters). En tenslotte is er
nog steeds geen consensus over de vraag wat nu wel en wat nu niet kan/mag bij bestemming van
molens. Kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar mogelijkheden en onmogelijkheden is
noodzakelijk. De resultaten van dit onderzoek kunnen vervolgens ingebracht worden in het volledige
project Molentoekomst.
Doelstellingen:
1. In kaart brengen van de verschillende mogelijkheden van her- en nevenbestemming, incl.
inventarisatie van voorbeelden;
2. Ontwikkeling van criteria voor de toetsing van her- en nevenbestemming bij molens;
3. Doorlichten van het Nederlands molenbestand op de mogelijkheden en onmogelijkheden van
her- en nevenbestemming, uitgaande van de onder b. geformuleerde criteria;
4. Ontsluiten van de onderzoeksresultaten, enerzijds door een publicatie en anderzijds door een
digitale toolkit. Deze kan door moleneigenaren gebruikt worden om een beter beeld te krijgen
van de mogelijkheden van her- of nevenbestemming van de eigen molen(s).
Eindproducten: Publicatie en digitale toolkit (onderdeel van website www.molens.nl).
Onderdelen van het projectplan:
1. Inventarisatie van mogelijke bestemmingen. Aan de hand van literatuurstudie en deskresearch
wordt in kaart gebracht welke bestemmingen reeds onderzocht zijn. Met een aantal
deskundigen wordt vervolgens besproken wat hun ervaringen en inzichten zijn. Dit leidt tot
een definitieve inventarisatie van mogelijke herbestemmingen. Daarbij worden voorbeelden
gezocht. Een aantal daarvan wordt bezocht en geanalyseerd.
2. Met de uitkomsten van de onder 1 genoemde werkzaamheden worden criteria opgesteld die
gebruikt kunnen worden bij de toetsing van voor- en nadelen van concrete bestemmingen.
Dit wordt voorgelegd aan de eerder genoemde deskundigen input.
3. Met de onder 1. en 2. genoemde resultaten wordt h et Nederlands molenbestand
doorgelicht. De gegevens uit de database van De Hollandsche Molen worden gekoppeld aan
4
de geformuleerde criteria, met als centrale vraag bij welke molens her- of nevenbestemming
mogelijk is. Dit wordt kwalitatief ondersteund met een enquête onder moleneigenaren,
waarbij met name een kwalitatieve toetsing centraal staat;
4. De resultaten van de onder 1, 2 en 3 genoemde werkzaamheden worden verwerkt in een
publicatie. Het eerste exemplaar daarvan wordt aangeboden aan de Minister van OC&W
tijdens het afsluitende congres in juni 2015;
5. Onderdeel van de digitale toolbox van Molentoekomst is her- en nevenbestemming. De
eigenaar krijgt hierbij mogelijkheden om zelf de voor- en nadelen van de her- of
nevenbestemming van eigen molen(s) in kaart te brengen.
Organisatie
Voor de realisatie van dit project wordt een projectmedewerker aangetrokken. Deze wordt begeleid
door Leo Endedijk, directeur van De Hollandsche Molen en Mark Ravesloot, adviseur bij de
verenging. Organisatorische ondersteuning wordt verzorgd door Nicole Bakker, adjunct-directeur bij
De Hollandsche Molen.
5