Ondersteuningsprofiel van de RKBS Titus Brandsma te Middenmeer, onderdeel van stichting Sarkon. Scholengroep Wieringermeer 1. Functie van het ondersteuningsprofiel In het ondersteuningsprofiel beschrijft de school haar mogelijkheden om leerlingen te ondersteunen wanneer het regulier aanbod van de school onvoldoende aansluit bij de ontwikkeling van de leerling. In het ondersteuningsprofiel zijn de daarvoor relevante gegevens opgenomen zodat voor ouders, samenwerkingsverband en de overige scholen van de onderwijsgroep de mogelijkheden van de school duidelijk zijn. Het ondersteuningsprofiel maakt een onderscheid in basisondersteuning en extra ondersteuning. De basisondersteuning ligt bij voorkeur bij alle scholen op een gelijk niveau. Afspraken over een minimumniveau worden in het samenwerkingsverband gemaakt en gelden voor alle scholen. Extra ondersteuning kan per school verschillen. Bij extra ondersteuning gaat het om specifieke kwaliteiten van de school gericht op leerlingen die deze vorm van ondersteuning vragen. Extra ondersteuning vertaalt zich in arrangementen die de school kan bieden en waarvoor doorgaans extra middelen worden ingezet. Arrangementen kunnen deels structureel deel uitmaken van het ondersteuningsaanbod en deels een tijdelijk karakter hebben. Een arrangement geeft aan: - welke deskundigheid wordt ingezet - de tijd die beschikbaar is - het programma dat uitgevoerd wordt en de gebruikte materialen - het mogelijke specifieke gebruik van het schoolgebouw - samenwerking met ouders, onderwijs en mogelijke ketenpartners Het ondersteuningsprofiel geeft eveneens informatie over de basiskwaliteit van de school. Daarom is het oordeel van de inspectie over deze basiskwaliteit opgenomen in het ondersteuningsprofiel. Het ondersteuningsprofiel van de school vormt voor ouders een houvast bij schoolkeuze en voor de scholen/besturen een houvast bij de toelating van leerlingen en het vinden van de meest geschikte plek voor een leerling. De inhoud van dit schoolondersteuningsprofiel (SOP) bestaat uit: gegevens van de school karakteristiek en onderwijsvisie van de school kengetallen oordeel van de onderwijsinspectie organisatie van de ondersteuning ondersteuning sociaal emotionele ontwikkeling ondersteuning lezen en spelling ondersteuning rekenen en wiskunde grenzen aan ondersteuning professionalisering 1 2. Gegevens van de RKBS Titus Brandsma te Middenmeer Directeur : Irene Loonstra Tel. : 0227-501135 E-mail : [email protected] Website school : www.rkbstitusbrandsma.nl Website stichting : www.sarkon.nl 3. Karakteristiek en onderwijsvisie van de school De rkbs “Titus Brandsma”…………. een op de toekomst gerichte omgeving van samen leven, werken en leren. De Titus Brandsmaschool maakt deel uit van Stichting Sarkon, een katholiek bestuur met 19 scholen in de kop van Noord-Holland. De rkbs Titus Brandsma is gevestigd in de brede school Middenmeer. De school is dit schooljaar gestart met 8 en groepen, bestaande uit twee kleutergroepen en 6 homogene groepen 3 t/m 8. Vanaf januari komt er een derde kleutergroep bij. De school telt op 1 oktober 2014 217 leerlingen. Visie Het evangelie van Jezus Christus is de basis van ons handelen naar elkaar toe. Het is een inspiratiebron en geeft ons de identiteit van onze school. Elk kind heeft recht om zich maximaal te kunnen ontwikkelen. Het eindniveau en het didactisch handelen kan per kind / groep verschillen, want niet één kind is gelijk. Wij werken daarom in de klas met groepsplannen waarbij de leerlingen per vakgebied les krijgen op hun eigen niveau. De kwaliteit van de instructie is bepalend voor de leerprestaties van kinderen. De leerlingen hebben behoefte aan een stapsgewijze gestructureerde instructie. Het directe instructiemodel (IGDI) komt voor een groot deel tegemoet aan deze behoefte. Leraren binnen onze school zullen, in principe, dit instructiemodel hanteren. Tevens zal interactief en gedifferentieerd instructie worden gegeven. Het is erg belangrijk dat een leerling zich zonder belemmeringen kan ontwikkelen. Daarin moeten problemen herkend en waar mogelijk weggenomen worden. Zelfstandig werken en gedeelde verantwoordelijkheid zijn basisvoorwaarden om elk individu voldoende aandacht te kunnen geven. Wij hanteren het GIP-systeem. Sleutelwoorden binnen het GIP zijn: voorspelbaarheid en zelfstandigheid. De leerlingen weten wat ze moeten doen, waar hun materiaal ligt, wat de leerkracht doet en wanneer er instructie en/of hulp kan worden geboden. Dit geeft naast houvast ook een veilig gevoel. Op school hanteren wij school- en klassenregels. Hierdoor creëren wij een klimaat, waarin leerlingen zich veilig voelen en goed kunnen ontwikkelen. Deze regels worden regelmatig aan de leerlingen 2 uitgelegd en er wordt geëvalueerd hoe er wordt omgegaan met deze regels. Leerkrachten geven het goede voorbeeld, vanuit hun functie als opvoeder. Goede communicatie en samenwerken is erg belangrijk. Dat geldt niet alleen voor onze leerlingen, maar ook voor ouders en collega’s onderling. In een open sfeer kan veel besproken en gehandeld worden. In zo’n sfeer van vertrouwen, kan het kind zijn/haar zelfvertrouwen ontwikkelen. Vertrouwen zien wij als een essentiële voorwaarde voor samenwerken. Samen leren stelt eisen aan onze onderwijsmethodieken, maar ook aan de inrichting van het gebouw. Wij werken met leereilanden op de gang. Deze leereilanden dienen als een verlengde of uitbreiding van de lokalen en worden multi-functioneel ingezet. Vieringen en samen leren en beleven, geeft die specifieke sfeer van de Titus Brandsma. Wij willen graag dat leerlingen van de diverse groepen elkaar op verschillende wijzen ontmoeten en samenwerken. Pedagogisch klimaat Wij vinden het als school belangrijk dat een kind zichzelf kan zijn. Als een kind goed in zijn vel zit, is dat een goede voorwaarde om zich te kunnen ontwikkelen. Een positieve sfeer op school draagt hieraan bij. Wij realiseren die positieve sfeer door veel te belonen en duidelijke regels en afspraken te hanteren. Daarnaast realiseren wij die positieve sfeer doordat leerlingen de mogelijkheid hebben om open te communiceren. Leerkrachten staan open voor de leerlingen. Leerkrachten maken tijd om met leerlingen te praten als daar behoefte aan is, zowel individueel als in groepsverband. Ook spreken wij omgangsregels met elkaar af. Dit doen wij om er voor te zorgen dat ieder kind zich veilig voelt op school en in de groep. Samen zorgen wij er voor dat de sfeer op school prettig is en blijft. Wij kijken niet alleen naar het kind, maar ook wat er achter het kind zit. Wij zijn ons ervan bewust dat al het gedrag een functie heeft. Een kind dat zich ‘moeilijk’ gedraagt, vraagt eigenlijk om hulp. Het is aan ons om erachter te komen wat die hulpvraag is en daar aan tegemoet te komen. Wij weten dat wij iets in ons gedrag of in onze manier van reageren moeten veranderen als we iets bij het kind willen veranderen. Positief bekrachtigen heeft hier een spilfunctie in. Onze regels geven grenzen aan. Het is echter belangrijk dat het voor de kinderen ook duidelijk is waarom deze regels er zijn en hoe we er samen verantwoordelijk voor kunnen zijn dat het gezellig is en blijft. Wij zullen dan ook alleen gedrag afkeuren en niet het kind. Wij geven complimenten met name op het proces waar kinderen op dat moment inzitten. Didactisch handelen Wij kijken net als op pedagogisch gebied ook op didactisch gebied naar het kind. We gaan uit van de onderwijsbehoefte van het kind. Wij willen uit elk kind halen wat er in zit en dit door ontwikkelen. Een leerling moet kunnen presteren naar zijn cognitieve mogelijkheden en zich hierin gewaardeerd en erkend voelen. Door uit te gaan van de onderwijsbehoefte van kinderen, kunnen de leerkrachten vaststellen wat nodig is om kinderen zich optimaal te laten ontwikkelen (opbrengstgericht werken). Opbrengstgericht werken is een manier om de onderwijskwaliteit en de leerlingresultaten te 3 verbeteren. In de praktijk houdt dit in dat wij leerlingresultaten meten en analyseren en de leerbehoefte onderzoeken. Naar aanleiding van deze resultaten wordt bepaald aan welke verbeteringen/ doelen we gaan werken en we passen ons onderwijs hierop aan. Deze resultaten worden weergegeven in groepsplannen. Bij het werken met groepsplannen gaan wij uit van de instructiebehoefte van het kind. De instructiebehoefte van een leerling geeft aan welke mate van instructie en hoeveel leertijd een kind nodig heeft. We maken hierbij gebruik van gelaagdheid in de instructie. De leerlingen die weinig of geen instructie nodig hebben gaan met bepaalde vakken na een korte uitleg of introductie aan het werk. De grote groep leerlingen doet mee met de basis instructie en een kleinere groep krijgt ook nog verlengde instructie en begeleide inoefening. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de instructietafel. Hierbij maken we gebruik van het directe instructiemodel (IGDI). IGDI staat voor Interactief Gedifferentieerd model voor Directe Instructie en voegt nadrukkelijk de elementen ‘interactie’ en ‘differentiatie’ toe als vaste elementen in de dagelijkse instructie. Hierbij zijn een vijftal hoofdfasen herkenbaar; dagelijkse terugblik, presentatie, begeleid inoefenen, zelfstandige individuele verwerking en feedback. Wij proberen leerlingen zo lang mogelijk mee te laten doen met de groep om hen te laten profiteren van de instructie en interactie in de groep. Werken met groepsplannen draagt bij aan het creëren van een omgeving waarin alle leerlingen actief en betrokken leren, zich optimaal kunnen ontwikkelen, goede leerprestaties halen en zich gewaardeerd voelen in hun ontwikkeling. Het volgen van leerlingen Wij vinden het belangrijk om het beste uit alle leerlingen te halen. Hiervoor is het belangrijk om de leerlingen structureel te volgen. Dit doen wij school overstijgend. Wij volgen de leerlingen van 3 tot 17 jaar. Wij krijgen van de peuterspeelzaal een overdracht en dragen de leerlingen na groep 8 ook over aan het voortgezet onderwijs. Wij volgen de leerlingen door middel van het ESIS LVS (leerlingvolgsysteem). We maken hierbij gebruik van de Cito-LVS-toetsen. De gegevens zetten wij is ESIS. De kleutergroepen registreren daarnaast hun observaties in het KIJK-observatiemodel voor groep 1 en 2. Dit model volgt de ontwikkeling van de leerlingen om zo tijdig te kunnen signaleren en te bepalen welke interventies van belang zijn om de kleuter te ondersteunen. De Kijk vormt dus tevens de basis voor een doelgericht onderwijsaanbod. Na afname van de Cito-LVS-toetsen maken de leerkrachten een groepsoverzicht met gegevens van alle leerlingen. De leerkracht onderzoekt en analyseert de behaalde resultaten. De opbrengsten hiervan worden zowel op groeps- als schoolniveau besproken en geëvalueerd. Vervolgens gaat de leerkracht na hoe in de komende periode het onderwijs in de groep er uit moet gaan zien om aan de leerbehoefte van de leerlingen tegemoet te komen. Het plan van aanpak van het onderwijs in een periode wordt opgeschreven in het groepsplan. Wij gaan uit van een periode van een half jaar. Een groepsplan is altijd dynamisch van opzet en kan eventueel bijgesteld worden op basis van observatie en tussentijdse methodegebonden toetsen. De leerkracht houdt in zijn logboek het proces en de uitwerking van het groepsplan bij. 4 Er zijn ook leerlingen die specifieke pedagogische behoeften hebben. Ook deze leerlingen doen mee met het groepsplan, maar hebben daarnaast nog een individueel handelingsplan of werken met een eigen leerlijn. Als uit de evaluatie van de groepsplannen blijkt dat een leerling voortdurend boven A-niveau scoort, dan moet worden bezien of we te maken hebben met een zogeheten begaafde leerling. Een begaafde leerling scoort zowel goed op cognitief niveau als op het beheersen en toepassen van leeren werkstrategieën. Wanneer blijkt dat een leerling werkelijk begaafd of hoogbegaafd is kan worden overgegaan tot bijvoorbeeld compacten en versnellen van de lesstof. 4. Kengetallen 01-10-2011 01-10-2012 01-10-2013 Leerlingaantallen 236 229 218 01-10-2014 217 Gewichtenleerlingen 0,3 11 10 7 6 Gewichtenleerlingen 1,2 8 9 7 7 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 1 0 0 0 2 0 Verwijzingen naar: - SBO - SO - Excellentie PK - Excellentie Eureka 5. Oordeel van de onderwijsinspectie Naar aanleiding van het bezoek op 28 oktober 2013 conludeert de inspectie dat de kwaliteit van het onderwijs op de rkbs Titus Brandsma grotendeels op orde is. Uit het onderzoek is gebleken dat de school op de onderzochte onderdelen nauwelijks tekortkomingen kent. Het reeds aan de school toegekende basisarrangement blijft gehandhaaft. De inspectie concludeert tevens dat er geen tekortkomingen zijn in de naleving van de wettelijke voorschriften die zijn gecontroleerd. In haar bevindingen constateert de inspectie onder andere dat: * De eindopbrengsten voldoende zijn. De resultaten gedurende de schoolloopbaan waren in het schooljaar 2012-2013 onvoldoende vanwege de onvoldoende resultaten voor technisch lezen in groep 3 en rekenen en wiskunde en begrijpend lezen in groep 6. De resultaten voor technisch lezen en rekenen en wiskunde in groep 4 zijn voldoende. * De school volgt de sociaal-emotionele ontwikkeling van al haar leerlingen middels een betrouwbaar en valide instrument. Uit de gegevens van de afgelopen twee jaar blijkt dat de leerlingen de sociale competenties in voldoende mate beheersen. 5 * De school heeft haar zorgstructuur, met daarin duidelijk afspraken en protocollen, vastgelegd. Hiermee is er sprake van een sluitend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen en analyseren van de prestaties en ontwikkelingen van leerlingen het (vroegtijdig) signaleren van leerlingen die extra zorg behoefen. * Op basis van de analyses van de toetsresultaten worden groepsplannen geformuleerd. Hoewel de analyses (op schoolniveau) van voldoende kwaliteit zijn, is de inhoudelijke analyse in enkele gevallen nog onderbelicht. * Door het werken met de groepsplannen heeft de school haar accent verlegd van curatieve naar meer preventieve zorg. De leerlingen die hiervoor in aanmerking komen, krijgen extra hulp. Toch is de inspectie van oordeel dat de planmatige uitvoering en de evaluatie van de zorg nog onvoldoende is. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat voor de zorgleerlingen de doelen nog te weinig aanluiten bij de gemaakte analyses en nog teveel gericht zijn op de gewenste toetsscores. * Wel merkt de inspectie op dat de individuele handelingsplanning voor leerlingen met gedragsproblemen en dyslexie voldoet aan de eisen die de inspectie hieraan stelt. * De kwaliteitszorg op de rkbs Titus Brandsma kenmerkt zich door een cyclisch karakter. De school heeft zicht op de onderwijsbehoeften van haar leerlingen en stemt haar onderwijsaanbod hierop af. * School evalueert op systematische wijze de kwaliteit van het leren en onderwijzen. Hierbij worden ouders en leerlingen betrokken. De gegevens van de zelfevaluatie worden vertaald in nieuw beleid. * De school werkt aantoonbaar op planmatige wijze aan de verbeteractiviteiten. 6. Organisatie van de ondersteuning Klasse of groepsniveau Leerlingenzorg vindt zoveel mogelijk plaats in de groep door de groepsleerkracht. De leerkracht streeft ernaar zoveel mogelijk leerlingen te ondersteunen in hun onderwijsbehoefte. De onderwijsbehoefte per leerling wordt bepaald naar aanleiding van de methodegebonden toetsen, de methode-onafhankelijke toetsen, bevorderende en belemmerende factoren, observaties en gesprekken met de leerling. De onderwijsbehoefte wordt per leerling weergegeven in het didactisch groepsoverzicht (DGO) en per vakgebied in het groepsplan. De leerkracht bespreekt ten minste twee keer per jaar met de ouders de vorderingen van de leerling. Daarnaast kan het zijn dat een leerling een individueel handelingsplan heeft met een specifieke aanpak. Het individueel handelingsplan wordt gemaakt voor een periode van ongeveer 8 weken en wordt ingezet na bespreking en goedkeuring door ouders. Na 8 weken wordt het handelingsplan geëvalueerd en zo nodig 6 verlengd. Ook dit wordt met de ouders besproken. De intern begeleider speelt op dit niveau een ondersteunende rol in de vorm van collegiale ondersteuning. Wanneer de leerkracht merkt dat het een leerling niet meer voldoende kan ondersteuning in zijn/haar onderwijsbehoefte kan de leerkracht de leerling aanmelden voor de leerlingenbespreking. De leerkracht vult hiervoor het formulier in leerlingbespreking in waarin de leerkracht zijn/haar concrete hulpvraag betreffende de leerling formuleert en specificeert. Vanuit de leerlingenbespreking wordt gekeken of de leerkracht antwoord heeft gekregen op zijn vragen en/of de leerling wordt aangemeld voor het ondersteuningsteam. Schoolniveau Wanneer de leerkracht meer complexe ondersteuningsvragen heeft wordt de leerling ingebracht in het ondersteuningsteam op school. In het ondersteuningsteam zijn de leerkracht, de IB-er, de directeur en een externe orthopedagoog vertegenwoordigd. Daarnaast worden de ouders ook uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn. Voorafgaand aan het ondersteuningsteam wordt het groeidocument ingevuld. Deels door ouders en deels door de leerkracht. In het ondersteuningsteam wordt naar aanleiding van de hulpvraag besproken hoe tegemoet gekomen kan worden aan de specifieke onderwijsbehoefte van de leerling en wat hiervoor nodig is. De hulp wordt in eerste instantie gezocht op schoolniveau. Dit kan op verschillende manieren bijv. door het inzetten van ouders, een remedial teacher, een gespecialiseerde leerkracht binnen de school. Ook kan schoolmaatschappelijk werk of andere deskundigheid ingezet worden. De afspraken en vervolgstappen worden besproken met ouders en vastgelegd in het formulier leerlingbespreking/zorgteam. De intern begeleider en de leerkracht dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Scholengroepniveau Wanneer de school de extra ondersteuning niet alléén kan bieden of wanneer de school tegen haar grenzen van mogelijkheden aan loopt wordt gesproken van handelingsverlegenheid. De school gaat extern op zoek naar moglijkheden om het onderwijsarrangement van een leerling te verzorgen. De Titus Brandsma zit in de scholengroep Wieringermeer. In deze scholengroep kan de aanvraag ingediend worden voor een ondersteuningsarrangement. Het ondersteuningsteam (OTG) van de scholengroep bepaald of de extra ondersteuning wordt toegekend. Samenwerkingsverbandniveau Indien de school ondanks de extra ondersteuning of andere externe hulp niet het juiste onderwijsarrangement aan de leerling kan bieden, wordt in overleg met de ouders gekeken naar een andere onderwijsplek die het meest optimaal tegemoet kan komen aan de specifieke onderwijsbehoefte van een leerling. Hierbij gaat het om plaatsing op een school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of op de plusvoorziening van het samenwerkingsverband. De aanvraag hiertoe wordt door school met toestemming van de ouders ingediend bij het CTO 7 (Centrale Toelaatbaarheid Onderwijsvoorzieningen) van het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland. Het CTO geeft bij akkoord een toelaatbaarheidsverklaring af die nodig is voor een plaatsing op één van deze voorzieningen. 7. Ondersteuning Sociaal Emotionele Ontwikkeling 7.1 Basiskwaliteit Dagelijks wordt in de klas gewerkt aan het aanleren en versterken van sociaal competent gedrag. In januari is het team gestart met het project "Gedrag(en)" ondersteund door het samenwerkingsverband. Het team heeft gekozen voor het traject: Positive Behaviour Support. In de eerste helft van 2014 zijn op teamniveau de gedragsverwachtingen voor de algemene ruimtes in de school vastgesteld en het daarbij behorende rolmodelgedrag van de leerkrachten. In de eerste 8 weken van het schooljaar wordt de methodiek "Grip op de groep" ingezet en worden alle gedragsverwachtingen besproken gericht op veiligheid, verantwoordelijkheid en respect. Vervolgens wordt er steeds 3 weken lang dieper ingegaan op een gedragsverwachting en worden deze actief aangeleerd. In iedere ruimte worden de gedragsverwachtingen visueel gemaakt gericht op veiligheid, verantwoordelijkheid en respect. De aangeleerde gedragsverwachtingen worden door de leerkrachten positief bekrachtigt. In groep 7 wordt het Marietje Kessels project uitgevoerd. Dit is een weerbaarheidsproject gericht op preventie van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van kinderen, zowel door leeftijdsgenootjes als door volwassenen. Twee keer per jaar vullen de leerkrachten van de groepen 3 t/m 8 en de leerlingen in de groepen 6, 7 en 8 een sociale competentie observatielijst (SCOL) in. Middels de SCOL worden de sociale competenties van kinderen systematisch in kaart gebracht. In de groepen 1-2 worden de sociale competenties twee keer per jaar in kaart gebracht met behulp van het KIJK! leerlingvolgsysteem. De gegevens worden door de leerkrachten gebruikt om: - De ontwikkeling van sociale competenties in kaart te brengen en hierop planmatig te handelen. - Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben snel op het spoor te zijn. 7.2 Basisondersteuning Wanneer kinderen door een bepaalde oorzaak zich niet of minder snel ontwikkelen ten aanzien van de sociaal emotionele ontwikkeling, al dan niet als gevolg van een aangetoonde oorzaak, dan is het aan de leerkrachten om deze leerlingen hierin specifiek te begeleiden. Echter begeleiding en ondersteuning kunnen bieden is geen "vast" gegeven, maar zal steeds moeten worden afgestemd op de specifieke ondersteuningsbehoeften van het kind. Daarbij komt dat ook de personele bezetting, wisselingen hierin, de groepsgrootte en het aantal leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte op het gebied van sociaal emotionele ontwikkeling/gedrag hierop van invloed zijn. Begeleiding zal altijd afgestemd worden in overleg met de ouders en moet passen binnen de mogelijkheden van de school. Wij kunnen nu de volgende ondersteuning realiseren: 8 * Meerkunners en hoogbegaafdheid: herkennen, signaleren, aansluiten bij de ontwikkelingsbehoeften in de klas, eventuele plaatsing in de interne Plusklas. * Dyslexie: herkennen, signaleren, aansluiten bij de ontwikkelingsbehoefte in de klas, na behandeling dyslexie eventueel bieden van ondersteunende middelen zoals Kurzweil. * ADHD herkennen, opstellen begeleidingsplan, structurele aanpak in de klas, al dan niet met externe ondersteuning. * Autismespectrum stoornis: herkennen, opstellen begeleidingsplan, bieden van veiligheid en vaste structuur in de reguliere klassensituatie al dan niet met externe ondersteuning. 7.3 Extra ondersteuning In een aantal gevallen hebben kinderen behoefte aan meer specialistische ondersteuning. In overleg met de ouders wordt een hulpvraag ingediend voor externe ondersteuning. Zo nodig wordt nader onderzocht welke ondersteuning nodig is. In overleg met het Ondersteuningsteam van de scholengroep (OTG) vindt vertaling plaats in de vorm van een een arrangement, in de vorm van bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van deskundige formatie en/of middelen. Het arrangement wordt toegekend aan de hand van een aanvraag waarin concrete (werk)doelen zijn opgenomen. 8. Ondersteuning lezen en spelling 8.1 Basiskwaliteit Wij streven er naar dat de lerende lezer een leesattitude (leesplezier) ontwikkelt en kennis en vaardigheden opbouwt op het gebied van technisch en begrijpend lezen. Wij besteden dagelijks veel aandacht aan het leesonderwijs en hanteren een doorgaande lijn. In de groepen 1-2 worden voorbereidende taal- en leesactiviteiten aangeboden. In groep 3 wordt gestart met het aanvankelijk lezen met de methode Veilig leren lezen. In de groepen 4, 5 en 6 wordt het voortgezet technisch lezen doorgezet met de methode Estafette lezen. In de groepen 7 en 8 wordt het voortgezet lezen doorgezet door het dagelijks lezen, klassikaal een boek lezen (waarbij gelet wordt op intonatie, tempo etc.), boekpresentaties en een voorleeswedstrijd. In groep 4 wordt gestart met de methode Leeslink. Een begrijpend leesmethode die wekelijks nieuwe lessen aanbiedt aansluitend bij actuele thema's. Deze lessen worden gegeven binnen de groep op 3 verwerkingsniveaus, zodat de tekst goed aansluit bij het leesniveau van iedere leerling. Op het gebied van taal en spelling werken wij vanaf groep 4 met de methode Taal actief (4e versie). Deze methode biedt de lesstof aan op 3 referentieniveaus. 8.2 Basisondersteuning Naar aanleiding van de methodegebonden toetsen, de methode onafhankelijke toetsen spelling, DMT, Avi, Woordenschat en begrijpend lezen van Cito, toetsen wij het lees- en spellingsniveau van de leerlingen en of de aangeboden lesstof van een bepaalde tijd beheerst wordt. Naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van het DGO bepaalt de leerkracht voor wie 9 welke lesstof eventueel herhaald moet worden, voor welke leerlingen de stof gecompact kan worden, wie er extra uitdagingen aankunnen en welke instructiebehoefte de leerling heeft. Vanaf groep 1-2 worden leerlingen al gesignaleerd t.a.v. leesproblemen en dyslexie. 8.3 Extra ondersteuning Leerlingen die ondanks de uitbreiding van de instructie en oefentijd onvoldoende vorderingen maken krijgen extra hulp en ondersteuning binnen of buiten de groep. Deze extra ondersteuning kan bestaan uit letters en woorden flitsen, taal- en leesspelletjes, connect lezen, ralfi lezen en lesebanc. Deze extra ondersteuning wordt waar mogelijk door de eigen leerkracht gegeven of met behulp van inzet door leerlingen uit een hogere groep, ouders of de remedial teachter. De school werkt met een handelingsplan voor leesproblemen/ dyslexie waarin voor een bepaalde tijd een plan van aanpak staat beschreven en per 8 weken de vooruitgang wordt geëvalueerd en besproken wordt met ouders. Wanneer ondanks de ondersteuning een leerling geen of nauwelijks vorderingen maakt en na 2 meetmomenten nog steeds een IV/ V-score behaald wordt het screeningsinstrument dyslexie afgenomen bij een leerling en wordt de leerling doorverwezen om een dyslexieonderzoek te laten doen en een behandeltraject te volgen. Het dyslexieprotocol van de Titus Brandsmaschool werkt conform het landelijk vastgestelde dyslexieprotocol van expertisecentrum Nederlands. 9. Ondersteuning rekenen en wiskunde 9.1 Basiskwaliteit In de groepen 1-2 wordt gewerkt met thema's die aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Wekelijks maken de leerkrachten een weekplanning waarin zij activiteiten inplannen op de verschillende vakgebieden. Hierin worden ook tel- en rekenactiviteiten ingepland. De leerkrachten houden bij aan welke tussendoelen zij werken en gewerkt hebben zodat alle verschillende aspecten aan bod komen. Zij observeren de voortgang van de leerlingen en registreren dit dagelijks in hun logboek. Twee maal per jaar registreren zij hun observaties en het niveau van de ontwikkeling van de leerling in de KIJK!. Zo houden zij er zicht op of de leerling zich conform zijn leeftijd ontwikkeld. Wanneer zij merken dat een leerling achter blijft op een bepaald gebied of juist een voorsprong heeft past de leerkracht zijn/ haar aanbod hier op aan. Dit wordt gepland in het groepsplan. Vanaf groep 3 wordt gewerkt met de methode de Wereld in getallen. Deze methode voldoet aan alle kerndoelen voor rekenen en sluit aan op de tussendoelen uit TAL (Tussendoelen Annex Leerlijnen), de Cito-toetsen rekenen en op de doorlopende leerlijnen uit het rapport Meijerink. De methode houdt rekening met het streefniveau (1S) en het fundamenteel niveau (1F). Bij goed rekenonderwijs is er aandacht voor het verwerven van inzicht en voor het oefenen van vaardigheden. De wereld in getallen heeft veel aandacht voor oefenen, herhalen en automatiseren. Bij contexten is het taalgebruik eenduidig zodat de taal zo min mogelijk een obstakel is voor taalzwakke kinderen. 9.2 Basisondersteuning 10 Er zijn vaak grote verschillen tussen de snelheid en het gemak waarmee kinderen leren rekenen. Om hun plezier en motivatie vast te houden, is het van groot belang om ieder kind de juiste uitdagingen aan te bieden. In de kleutergroepen worden naast de thema-activiteiten ook rekenactiviteiten aangeboden uit de methode Met sprongen vooruit. De methode De wereld in getallen biedt consequent gedifferentieerd werken op drie niveaus. Na elke klassikale instructieles is er verlengde instructie in het bijwerkboek voor de rekenzwakke kinderen. Deze groep kinderen krijgt één voorkeursoplossingsstrategie aangereikt. In het tweede gedeelte van elke rekenles werken alle kinderen zelfstandig aan de weektaak. De weektaak is opgedeeld in drie niveaus. Kinderen kunnen zonder problemen overstappen en doorwerken op het volgende niveau. Op deze manier is er een goede verhouding tussen succeservaring en uitdaging. Rekensterke kinderen die klaar zijn met het plusniveau in de weektaak kunnen in pluswerkboek verder werken. Dit zijn verdiepingsopdrachten. 9.3 Extra ondersteuning Wanneer over een periode van zes maanden een leerling onvoldoende baat heeft bij het afgestemde aanbod (op basis van de methode) is aanvullend (intern) diagnostisch onderzoek nodig om de aard van de problemen beter in kaart te bregen. Uit dit onderozek wordt duidelijk of de leerling in een of meer leerlijnen hiaten heeft, een verkeerde strategie heeft aangeleerd of dat te snel is overgestapt naar een te hoog abstractieniveau en of er sprake is van een automatiseringsprobleem of een begripsprobleem. De remedial teacher (werkt 1 ochtend per week op vrijwillige basis) kan vervolgens de leering begeleiden om te werken aan de individuele leerbehoefte van deze leerlinge. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de methode, de methode Met sprongen vooruit en andere hulpbronnen. Op deze manier wordt tijdelijk extra accent gelegd op die onderdelen van leerlijnen waar de leerling hiaten heeft. Wanneer ondanks deze extra hulp nog steeds geen vooruitgang zichtbaar is wordt de leerling besproken in het zorgteam en kan eventueel overgegaan worden op extra onderzoek door een specialist op bijvoorbeeld dyscalculie. 10. Grenzen aan ondersteuning Er zijn ook grenzen aan de mogelijkheden om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van een leerling op de basisschool. Grenzen aan de zorg bij ons op school worden voor het schooljaar op basis van de volgende dimensies concreet gemaakt. 1. Kan deze leerling zich nog ontwikkelen binnen deze school? Is er geschikte leerstof te vinden? 2. Hoe is het gesteld met het welbevinden van de leerling? Is er sprake van relatie en interactie tussen de leerling en andere leerlingen? Zijn het zelfbeeld en het welbevinden van deze leerling nog positief? 11 3. Kan de leerkracht/ de school de leerling de juiste begeleiding geven? 4. Kan de leerkracht/ de school de leerling pedagogisch voldoende ondersteunen in zijn gedrag? 5. Wat is de zorgzwaarte van de groep: hoeveel zorgleerlingen zitten er al in de betreffende klas. 6. Is de fysieke en emotionele veiligheid van deze leerling, van de andere leerlingen en/ of de leerkracht te waarborgen? Met andere woorden de grenzen zijn bereikt wanneer: * een leerling de draagkracht van een leerkracht te boven gaat en er geen verdere mogelijkheden zijn voor ondersteuning en/of overplaatsing naar een andere groep. * Een leerling zoveel begeleiding van de leerkacht vraagt dat dit te veel ten koste gaat van de aandacht voor de overige leerlingen. * Er ondanks de nodige ondersteuning de ontwikkeling stil blijft staan. * Een leerling zo agressief is dat de veiligheid van de andere leerlingen en de leerkracht in het geding is. * Een leerling niet meer te sturen is. Wanneer de grens van onze ondersteuning bereikt is, gaan we over naar het niveau van ondersteuning op samenwerkingsverbandniveau. 11. Professionalisering Het team op de rkbs Titus Brandsma werkt voortdurend aan professionalisering van leerkrachten. Zowel door teamscholing, individuele scholing, bijwonen van lezingen en conferenties, leerkringen en collegiale consultaties. Iedere leerkracht werkt met een Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP), dat jaarlijks in overleg met de directie wordt vastgesteld. Aanwezige expertise personeel: * Pedagogische wetenschappen/ orthopedagoog (één IB-er op school en bij de school aangesloten team van orthopedagogen binnen Sarkon) * Gediplomeerd IB-er * Gecertificeerd coachend leiding geven: directeur en bovenbouwcoördinator. * SVIB-coach (School Video Interactie Begeleiding): één IB-er en de schoolopleider. De SVIBcoach kan op verzoek leerkrachten begeleiden in het versterken van de interactie tussen leerling en leerkracht. * Master SEN (special educational needs: leraar speciaal onderwijs): onderbouwcoördinator * Schoolopleider * Gediplomeerd leescoördinator Het team heeft zich de afgelopen jaren geschoold op: * Signaleren en klassenmanagement meerkunners en hoogbegaafde leerlingen (Novilo) * GIP-onderwijs (Groepsgericht en Individueel gericht Pedagogisch en didactisch handelen van de leerkracht) (OBD) * Positive Behaviour Support; gedrag is een vak Scholing: Dit schooljaar gaat het team verder met de teamtraining PBS. De training wordt gegeven door de OBD. Daarnaast zijn er een aantal leerkrachten zich individueel aan het scholen: 2 leerkrachten volgen de Master SEN (gedrag). Zij zitten in het traject vierslagleren. 1 leerkracht volgt het schakeltraject onderwijskunde aan de universiteit van Utrecht. 12 De leerkrachten van de groepen 1-2 gaan een cursus en herhalingscursus logopedische screening volgen. Septemer 2014, Irene Loonstra, directeur 13
© Copyright 2024 ExpyDoc