2014-01-16 Nr 148 Co-ouderschap - Toepassing

VLAAMS PARLEMENT
₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN
PASCAL SMET
VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL
Vraag nr. 148
van 15 november 2013
van MICHÈLE HOSTEKINT
Co-ouderschap – Toepassing criterium domicilieadres
De omzendbrief BaO/2012/01 van 5 juni 2012 geeft toelichting betreffende het inschrijvingsrecht en
aanmeldingsprocedures in het basisonderwijs, zoals bepaald door het decreet betreffende het
inschrijvingsrecht van 25 november 2011 en door het decreet houdende technische en praktische
aanpassingen aan het decreet betreffende het inschrijvingsrecht van 30 mei 2012.
Daarin wordt bepaald dat het onder bepaalde en nader omschreven omstandigheden toegelaten is om
inschrijvingen te laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
Indien een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of een LOP (lokaal overlegplatform) een
aanmeldingsprocedure wil starten, dan moet men eerst een voorstel van aanmeldingsprocedure ter
toetsing voorleggen aan de Commissie inzake Leerlingenrechten. Deze commissie toetst het voorstel
van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en de
aanmeldingsprocedures en aan de uitgangspunten van het inschrijvingsrecht.
In tal van aanmeldingsprocedures worden de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de
school en/of de afstand van de werkplek van een van beide ouders tot de school als criterium in
aanmerking genomen en aanvaard om voorrang bij inschrijving te krijgen.
Het decreet voorziet er evenwel in dat enkel het domicilieadres van de leerling in rekening kan worden
gebracht bij de afstandsberekening. Als thuisadres wordt dus het officiële domicilieadres van het
aangemelde kind genomen. Evenwel zijn er meer en meer gezinssituaties van co-ouderschap, waarbij
het kind afwisselend bij de vader en moeder verblijft, maar slechts bij een van beide ouders
gedomicilieerd is. In dit geval lijkt het evident en in het belang van het kind of leerling dat het meest
dichtstbijzijnde adres wordt opgegeven als referentieadres.
Ook stellen zich heel frequent problemen bij een geplande verhuis. Ook worden tal van steden en
gemeenten met problemen geconfronteerd wanneer scholen in woonuitbreidingsgebied liggen waar
jonge gezinnen met kinderen zich komen vestigen. Ouders wonen tijdens de aanmeldingsperiode vaak
nog op een ander adres, veraf van de school van hun toekomstige domicilieadres. In veel gevallen zou
het in rekening brengen van een toekomstig domicilieadres bij de afstandsberekening, desgevallend
geattesteerd (bijvoorbeeld door een notarisakte, een verkoopovereenkomst, een huur- of
aankoopcontract) en een duidelijke omschreven termijn (bijvoorbeeld verhuis gepland in de loop van
het schooljaar waarvoor men wenst in te schrijven) hier veel leed kunnen besparen.
1. Overweegt de minister om het criterium domicilieadres in geval van co-ouderschap los te laten en
beide adressen dan wel het dichtstbijzijnde afstandsadres van een van beide ouders als criterium in
aanmerking te nemen?
2. Kan in afwijkende gevallen het toekomstige adres in geval van een geplande verhuis als adres
worden opgegeven, en zo ja, onder welke voorwaarden (bewijslast, termijnen)?
ANTWOORD
1. Het decreet inschrijvingsrecht maakt inderdaad een duidelijke keuze voor het domicilieadres als
adres waarop het afstandscriterium berekend wordt. Het gaat hier dus om een operationalisering
van ‘afstand tot woonplaats’ binnen die scholen die de inschrijvingen organiseren via
aanmeldingen, én die kiezen voor afstand als ordeningscriterium (vaak naast andere criteria).
Dit gebeurde om verschillende redenen:
-
Ieder (wettelijk verblijvend) kind heeft één domicilieadres. Dit legt de lat gelijk voor elk kind.
-
Het feit dat het adres wordt opgevraagd binnen aan aanmeldingsprocedure maakt een
duidelijke en ondubbelzinnige formulering van ‘woonplaats’ noodzakelijk. De sortering
gebeurt immers op basis van deze gegevens, en foute gegevens hebben impact op het resultaat
voor verschillende leerlingen. Elke andere operationalisering van ‘woonplaats’ laat teveel
ruimte voor (al dan niet bedoelde) foute interpretatie (met o.a. het risico dat het kind het recht
op zijn/haar plaats verliest indien de gegevens niet correct werden ingegeven). Een
domicilieadres is een objectief en te controleren adres.
Ik ben er mij van bewust dat dit betekent dat voor kinderen die in co-ouderschap opgevoed worden
in de praktijk een keuze gemaakt wordt tussen twee adressen waar het kind mogelijk even vaak
effectief verblijft.
Momenteel loopt de evaluatie van de implementatie. Die concentreert zich op elementen die
tijdens de implementatie van het nieuwe decreet naar boven komen als te versterken of bij te
sturen elementen. Waar deze elementen breed gedragen zijn, er zinvolle alternatieven zijn en deze
op korte termijn te realiseren zijn, zullen ze meegenomen worden als aanbeveling in deze
evaluatie. Ook het criterium domicilie adres in geval van co-ouderschap zal in de evaluatie
opgenomen worden.
2. Ook hier geldt dat het domicilieadres enkel doorslaggevend is bij inschrijvingen die via
aanmeldingen verlopen, met criterium ‘afstand woonplaats tot de school’.
De Commissie Leerlingenrechten adviseert reeds aan aanmeldende schoolbesturen – die hun
aanmeldingsprocedure ter goedkeuring moeten voorleggen aan de CLR - om ‘in de mate van het
mogelijke ook te anticiperen op toekomstige verhuisplannen van ouders en hierover afspraken te
maken. Zo kan ook het toekomstig domicilieadres van de leerling reeds in rekening worden
gebracht bij de afstandsberekening. Dit kan uiteraard enkel onder strikte voorwaarden: bewijslast
wordt verbonden aan het voorleggen van concrete documenten (een huurcontract, een
aankoopcontract …) en aan een welomschreven termijn (vb. verhuis gepland in de loop van het
burgerlijk jaar waarin het kind wordt aangemeld). …. In de praktijk hebben de meeste LOPs of
aanmeldende schoolbesturen in het verleden al een dergelijk kader uitgewerkt.