Les 1 CPI - fransetman.nl

ConsumentenPrijsIndexcijfer (CPI)
De koopkracht van gezinnen hangt af van de verandering van het inkomen en van de prijsontwikkeling.
Hier wordt de uitgelegd hoe de prijsontwikkeling te meten valt en wat de gevolgen zijn.
CBS meet CPI
1. Voor wie geldt het CPI?
2. Wie verzamelt de gegevens voor het CPI?
3. Uit hoeveel mensen bestaat het modelgezin?
Het consumentenprijsindexcijfer is een indexcijfer dat aangeeft hoeveel procent de prijzen van een pakket goederen
gestegen is in vergelijking met het uitgangsjaar.
Het uitgangsjaar wordt basisjaar genoemd. Het bedrag / aantal van het basisjaar wordt op 100 gesteld.
Voorbeeld:
Het CPI in 2013 bedraagt 105,2 met 2010 als basisjaar (2010 = 100)
Dat betekent dat de prijs van het pakket goederen dat in het basisjaar gekocht is met 5,2% gestegen is.
Inflatie meet je door van 2 opeenvolgende CPI's de procentuele verandering te berekenen.
Inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil. Deflatie is de daling van het algemeen prijspeil.
4. CPI 2012 is 156,2 en voor 2013 158.2. Het inflatie percentage is
(158,2-156,2)/156,2 * 100% = 1,28%
(156,2-158,2)/158,2 * 100% = -2,3%
(158,2-156.2)/158,2 * 100 = 1.23%
Gewogen en ongewogen gemiddelde
Voorbeeld.
Je hebt voor een vak een aantal cijfers gehaald, die allemaal even zwaar meetellen. Dit wordt een ongewogen
genoemd.
Heb je een toets die 1 keer mee telt en een toets die 2 keer meetelt dan noem je dit een gewogen gemiddelde.
De gewichten 1 en 2 worden ook wel wegingsfactor of aandelen genoemd.
Je haalt voor economie deze cijfers:
4 (telt 1x), 8 (telt 3x), 9 (telt 4x)
5. Bereken je gemiddelde cijfer.
Op dezelfde manier kun je ook het consumentenprijsindexcijfer uitrekenen.
Neem dat het budget besteed wordt aan 2 goederen, eten en drinken. Aan eten wordt 60% van het budget
uitgegeven. De (gemiddelde) prijs van eten stijgt met 2% in vergelijking met het basisjaar en de (gemiddelde)
prijs van drinken stijgt met 8%.
6. Bereken het consumentenprijsindexcijfer voor deze 2 categorieën producten..
Kort samengevat:
Je doet gewicht * PIC + gewicht * PIC
net zo vaak als je het nodig hebt.
Het CBS onderscheidt 7 hoofdcategorieën. Voor het gemak van rekenen beperken we ons meestal
tot 3 tot 5 categorieën.
7. Bereken het aandeel van % van het budget voor elke categorie.
8. Bepaal voor elke categorie het PrijsIndexCijfer.
9. Bereken nu het CPI als gewogen gemiddelde.
10.Doe nu alle stappen zelf. Bereken het CPI van 2014.
11. Bereken het getal dat op de plaats van ???? moet staan.
De wegingsfactoren kunnen veranderen als het pakket goederen dat gekocht wordt, verandert. Blijkt uit het
onderzoek van het CBS dat gezinnen aan andere producten en diensten hun geld besteden dan zal het CBS ook de
wegingsfactoren (= gewichten = aandelen) aanpassen.
Er is een aantal redenen waardoor gezinnen hun bestedingspatroon wijzigen:
- de behoeften (= voorkeuren = preferenties) worden anders,
- het inkomen gaat stijgen of neemt af,
- er komen nieuwe producten op de markt,
- de prijzen veranderen zodanig dat daardoor (in de loop der tijd) er andere producten gekocht worden.
Bedenk dat het CPI een samengesteld en een gewogen gemiddelde is.
12. Waaruit blijkt dat het consumentenprijsindexcijfer een samengesteld gemiddelde is?
13. Waaruit blijkt dat het CPI een gewogen gemiddelde is?
14. Wat is een partieel prijsindexcijfer?
Het indexcijfer voor een categorie
Het indexcijfer voor een gedeelte van voeding.
Het indexcijfer voor een gedeelte van kleding
Je kunt nu alles. Succes verder.
Wil je meer weten over inflatie, klik hier.
Ruimte voor extra aantekeningen
fransetman.nl: zie steeds de eenvoud!!