PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 30 april 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Inga Verhaert Agenda nr. 5/2 Telefoon: 03 240 52 50 Provinciaal CLB. Gesubsidieerd personeel. Rechtspositieregeling. Goedkeuring. Door de oprichting van het APB Provinciaal Onderwijs Antwerpen zijn vanaf 1 januari 2014 enkel nog de personeelsleden die binnen het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding tewerkgesteld zijn en die geheel of gedeeltelijk een salaristoelage ontvangen van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) van de Vlaamse overheid, gesubsidieerd personeelslid van de provincie Antwerpen. Ter vervanging van de rechtspositieregeling van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen voor secundair onderwijs en volwassenenonderwijs en het personeel van het centrum voor leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, zoals vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 november 2012, wordt aan de provincieraad thans een rechtspositieregeling voorgelegd waarvan de tekst is aangepast aan deze veranderde organisatiestructuur van het provinciaal onderwijs. Deze rechtspositieregeling werd op 12 maart 2014 voorgelegd aan het afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité/afzonderlijk hoog overlegcomité bij de provincie Antwerpen. De raad gelieve goedkeuring te hechten aan het voorgebrachte ontwerp van rechtspositieregeling voor het gesubsidieerd personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen. Dit verslag werd goedgekeurd door de deputatie op 10 april 2014. De provincieraad van Antwerpen, Gelet op de personeel van binnen het overlegcomité agendering van het rechtspositieregeling van het gesubsidieerd het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen afzonderlijk bijzonder onderhandelingscomité/afzonderlijk hoog bij de provincie Antwerpen in vergadering van 12 maart 2014; Gelet op de bepalingen van het provinciedecreet; Op voorstel van de deputatie in zitting van 10 april 2014, BESLUIT : Enig artikel: Goedgekeurd wordt navolgende tekst van de rechtspositieregeling voor het gesubsidieerd personeel van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding: RECHTSPOSITIEREGELING VAN HET GESUBSIDIEERD PERSONEEL VAN HET CENTRUM VOOR LEERLINGENBEGELEIDING VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Toepassingsgebied §1. Deze rechtspositieregeling is van toepassing op de personeelsleden van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding die geheel of gedeeltelijk een salaristoelage ontvangen van het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) van de Vlaamse overheid. §2. Deze rechtspositieregeling is eveneens van toepassing op de in §1 vermelde personeelsleden die een verlofstelsel genieten, in zoverre de bepalingen ervan met het toegekende verlofstelsel verenigbaar zijn. Zij kunnen enkel rechten doen gelden op de vergoedingen en voordelen die krachtens deze rechtspositieregeling aan de personeelsleden worden toegekend als het recht niet uitsluitend ontstaat door activiteiten die vreemd zijn aan de werking van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding. §3. Deze rechtspositieregeling is niet van toepassing op hen die via een andere rechtspositionele regeling, met een contract conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, bij contract op zelfstandige basis of via een detachering, behoudens uitdrukkelijke verwijzing in de arbeidsovereenkomst, het contract of de detacheringsovereenkomst, prestaties leveren ten behoeve van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Artikel 2 Definities §1. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verwezen naar de definities van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en van de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, de uitvoeringsbesluiten hiervan en naar de onderwijsnormering in zijn geheel. §2. Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling oefent het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort de bevoegdheden over hem of haar uit die aan de directeur worden toegekend, als deze zelf handelt in de hoedanigheid van personeelslid. §3. Bij verhindering of ontstentenis van de directeur oefent het personeelslid dat door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding is belast, de bevoegdheden uit die aan de directeur zijn toegekend. HOOFDSTUK 2 WERVING EN SELECTIE Artikel 3 Aanstellende overheid §1. De deputatie heeft het aanstellingsrecht voor alle ambten en mandaten bepaald in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. §2. In afwijking van §1 is de provinciegriffier bij afzonderlijk delegatiebesluit van de deputatie bevoegd voor de aanstelling van de personeelsleden die geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd worden door het Vlaamse ministerie van Onderwijs en Vorming, met uitzondering van het ambt van directeur. §3. De aanstellende overheid is tevens bevoegd voor de vaste benoeming, de ter beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling, de wijziging van affectatie, de mutatie, de pensionering, de tucht en het ontslag, onverminderd de bevoegdheid van de reaffectatiecommissies inzake reaffectaties en wedertewerkstellingen. §4. Uitgezonderd de in §1 tot en met §3 vermelde aspecten van personeelsbeheer behoren alle andere tot het dagelijkse personeelsbeheer. §5. Bij tucht en ontslag wordt de in §3 bedoelde bevoegdheid bepaald door het ambt dat het personeelslid bekleedt op het moment van het opstarten van de tucht- of ontslagprocedure. De aanstellende overheid die bij het opstarten van de tucht- of ontslagprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. Artikel 4 Openverklaring ambten en mandaten Met inachtneming van de bepalingen van de onderwijswetgeving en van deze rechtspositieregeling behandelt de aanstellende overheid de openverklaring van de ambten en mandaten. Artikel 5 Wervingsambten §1. De directeur selecteert de kandidaten voor de aanstelling van bepaalde duur in een wervingsambt. §2. Aan het personeelslid wordt eerst een aanstelling voor doorlopende duur in vacante uren aangeboden. Het personeelslid kan opteren voor niet-vacante uren. In dat geval tekent het personeelslid een document waaruit deze keuze blijkt. §3. Als verscheidene personeelsleden hun recht op een aanstelling voor doorlopende duur bij samenloop laten gelden, dan wordt: a) eerst de kandidaat aangesteld die op 30 juni van het vorige schooljaar is aangesteld in de betrokken betrekking, b) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub a), de kandidaat aangesteld met de grootste ambtsanciënniteit bij de provincie Antwerpen, c) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub b), de kandidaat aangesteld met de grootste dienstanciënniteit bij de provincie Antwerpen. §4. Als personeelsleden die geldig kandideerden voor vaste benoeming en/of uitbreiding van vaste benoeming in open verklaarde vacante uren, gelijke aanspraken hebben ten aanzien van de toe te kennen vaste benoeming wordt: a) eerst de kandidaat benoemd in de open verklaarde vacante uren waarin betrokkene als tijdelijke van doorlopende duur is aangesteld, b) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub a), de kandidaat met de grootste ambtsanciënniteit bij de provincie Antwerpen benoemd, c) als geen toepassing kan worden gemaakt van de regeling sub b), de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit bij de provincie Antwerpen benoemd. Artikel 6 Directeur §1. Om in aanmerking te komen voor het ambt van directeur dat zowel bij aanwerving als bij bevordering wordt begeven, moeten de kandidaten voldoen aan de aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voor dit ambt en mogen zij als laatste evaluatie geen evaluatie met de eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. Als de kandidaat niet werd geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn. §2. De aanstellende overheid stelt voor dit ambt de selectieprocedure vast. §3. De aanstelling in dit ambt geschiedt steeds conform de bepalingen van artikel 44quinquies e.v. van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Artikel 7 Bewijsstukken §1. Elke aanstelling, benoeming of bevordering in dienst van de provincie Antwerpen gebeurt onder voorbehoud van het inzenden van de vereiste bewijsstukken. §2. De sollicitant moet staven dat hij of zij aan de gestelde aanstellings- en subsidiëringsvoorwaarden voldoet. De sollicitant die wordt aangesteld, benoemd of bevorderd moet deze bewijsstukken aan de aanstellende overheid voorleggen uiterlijk op het ogenblik van de indiensttreding, behoudens andersluidende bepaling in de vacantverklaring. §3. De kandidaat draagt de kosten die aan de voor te leggen bewijsstukken verbonden zijn. Artikel 8 Eed Elk personeelslid legt de overeenkomstig de onderwijswetgeving voorgeschreven eed af, ongeacht of hij deze eed reeds vroeger in een andere hoedanigheid zou hebben afgelegd. Artikel 9 Affectatie Alle personeelsleden worden aangesteld en benoemd in dienst van de provincie Antwerpen. Zij worden aan het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding geaffecteerd. HOOFDSTUK 3 INTERNE MOBILITEIT Artikel 10 Tijdelijk andere opdracht §1. Alle personeelsleden kunnen vragen om met een andere opdracht belast te worden door uiterlijk op 15 juni een verzoek daartoe in te dienen, gericht aan de aanstellende overheid, onverminderd het recht van de aanstellende overheid om in het belang van de dienst, met akkoord van betrokkene, een personeelslid tijdelijk met een andere opdracht te belasten. §2. Een personeelslid kan enkel tijdelijk met een andere opdracht worden belast als aan de wettelijk en decretaal bepaalde voorwaarden is voldaan en met gunstig advies van de directeur. §3. De tijdelijk andere opdracht gaat steeds in op 1 september van het daaropvolgende schooljaar, onverminderd de mogelijkheid dat deze op een andere datum aanvangt in het belang van de dienst. HOOFDSTUK 4 RECHTEN EN PLICHTEN Artikel 11 Ambtsuitoefening §1. De personeelsleden zijn onderworpen aan het gezag van de deputatie, de provinciegriffier, het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort en de directeur. §2. Onverminderd zijn recht op vrije meningsuiting oefent het personeelslid zijn ambt op loyale en integere wijze uit onder het gezag van de directeur die verantwoordelijk is voor de gegeven opdracht. §3. Het personeelslid vervult zijn ambt met openheid en zonder enige discriminatie tegenover de begeleide scholen, de andere personeelsleden, de leerlingen, de ouders en het publiek in het algemeen. Het personeelslid waakt erover geen enkel gegeven van persoonlijke aard bekend te maken, tenzij aan de personen, bevoegd om ervan kennis te nemen. §4. Elk personeelslid is ertoe gehouden zijn diensttijd volledig aan zijn opdracht te besteden. Zonder voorafgaande toelating van de directeur mag een personeelslid de uitoefening van zijn opdracht niet opschorten. §5. Het personeelslid moet bij elke aangelegenheid zorg dragen voor het provinciaal belang en is ertoe gehouden zijn opdracht nauwgezet en zorgvuldig uit te voeren. §6. Het personeelslid draagt met volledige inzet bij tot de goede werking van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding. In dit kader moet het personeelslid alle bij zijn dienstuitoefening vastgestelde misbruiken, nalatigheden en overtredingen van wetten of reglementen doen ophouden of het nodige ondernemen om deze te doen ophouden. §7. Het personeelslid moet al wat de veiligheid van het personeel en van derden in het gedrang brengt, elke nalatigheid op het werk die ongevallen zou kunnen teweegbrengen en elk gebrek in de gebruikte materialen meedelen aan de directeur. §8. Het personeelslid mag de hem ter beschikking gestelde middelen enkel gebruiken voor de uitoefening van zijn ambt. Het personeelslid mag geen misbruik maken van de communicatie- en informaticamiddelen die in de school of het centrum voorhanden zijn. Het gebruik van communicatie- en informaticatoepassingen en internetconsultaties is enkel toegestaan als dit gebruik duidelijk en rechtstreeks verband houdt met de opdracht van het personeelslid inde school of het centrum. De directeur beoordeelt de relevantie van het gebruik. Misbruik van communicatie- en informaticamiddelen kan worden opgespoord door de informaticadienst van de provincie Antwerpen in opdracht van de provinciegriffier. De gegevens kunnen worden verstrekt aan de directeur, aan het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort, aan de provinciegriffier en aan de deputatie. De door systeemmonitoring verkregen gebruikersgegevens zullen enkel worden aangewend met het oog op de bewaking van de goede werking van de provincie Antwerpen en de provinciale instellingen. Genoemde inbreuken kunnen – overeenkomstig hun frequentie, aard en ernst gesanctioneerd worden. Artikel 12 Arbeidsprestaties §1. Behoudens uitdrukkelijk andersluidende bepalingen wordt elk personeelslid geacht in dienstactiviteit te zijn. §2. Voor het personeel worden de te leveren prestaties door de directeur bepaald met inachtneming van de aan het personeelslid toegekende ambtsbevoegdheid of opdracht, zo dat zij in aanmerking komen voor salaristoelagen door de Vlaamse overheid, en rekening houdend met de aard van het te vervullen ambt. §3. De personeelsleden moeten de verplichtingen van hun ambt trouw na komen en de hun toevertrouwde opdracht op een loyale wijze uitoefenen met inachtneming van de visie en waarden van de provincie Antwerpen, eerbiediging van het pedagogisch concept van de door hen begeleide scholen, alsook met inachtneming van de op hen van toepassing zijnde regelgeving, gedragsregels en onderrichtingen. §4. De directeur, alsook hij of zij die door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding is belast, moet bij een afwezigheid voor meer dan één dag, uiterlijk de dag voor aanvang ervan, deze afwezigheid melden aan het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort, met opgave van het personeelslid dat de vervanging waarneemt en met mededeling van de concrete plaats en tijdstippen waarop de vervanger bereikbaar is. Zo mogelijk geeft betrokkene ook een telefoonnummer of Gsm-nummer op voor dringende aangelegenheden. Artikel 13 Geheimhoudingsplicht Het is het personeelslid verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op het intern beraad aangaande persoonsgebonden aangelegenheden en op het vertrouwelijk karakter van dossiers. Het intern beraad dat voorafgaat aan een beslissing kan ook niet na de beslissing openbaar gemaakt worden. Dit geldt eveneens voor een personeelslid dat zijn ambt heeft neergelegd. Artikel 14 Giften en andere voordelen Het personeelslid mag noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks, giften, beloningen of andere voordelen vragen, eisen of aannemen die het loyaal uitoefenen van zijn ambt beïnvloeden of zouden kunnen beïnvloeden. Artikel 15 Ongewenst gedrag Pesten, ongewenst seksueel gedrag en geweld op het werk zijn niet toegelaten. Artikel 16 Mededeling gegevens Elk personeelslid is ertoe gehouden alle gegevens te verstrekken over zijn burgerlijke stand, de samenstelling van zijn gezin, zijn beroepsactiviteiten en al wat invloed kan hebben op zijn rechtspositie en/of op zijn bezoldigingsregeling. Het personeelslid moet alle wijzigingen die zich dienaangaande tijdens de loopbaan voordoen uit eigen beweging, onmiddellijk en uiterlijk binnen een termijn van acht werkdagen, meedelen via het personeelssecretariaat van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Laattijdige, onjuiste of onvolledige mededeling van deze gegevens kan aanleiding geven tot terugvordering met terugwerkende kracht van de in deze rechtspositieregeling bepaalde en ten onrechte genoten voordelen. Zij kan ook aanleiding geven tot verlies van recht op de toepasselijkheid met terugwerkende kracht van deze voordelen. Eén en ander onverminderd de eventuele toepassing van ontslag of tuchtmaatregelen. Artikel 17 Nevenactiviteiten §1. Het personeelslid mag noch in persoon, noch via een tussenpersoon activiteiten verrichten die: a) verhinderen dat hij zijn plicht vervult b) in strijd zijn met de waardigheid van zijn ambt c) zijn onafhankelijkheid in het gedrang brengen d) een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben §2. Onverminderd §1 mag het personeelslid nevenactiviteiten en beroepsactiviteiten buiten de diensturen cumuleren met de eigen beroepsactiviteiten, overeenkomstig de onderwijsreglementering. Het moet hiervan mededeling doen aan de aanstellende overheid die ervan kennis neemt en die oordeelt of de activiteiten verenigbaar zijn met de bepalingen van §1. Wanneer een personeelslid een met zijn ambt verband houdend mandaat of ambtelijk lidmaatschap wenst op te nemen, moet de aanstellende overheid hiervoor vooraf een schriftelijke en steeds herroepbare machtiging verlenen. HOOFDSTUK 5 PERSONEELSDOSSIER Artikel 18 Samenstelling en inzage §1. Het personeelslid heeft het recht om na schriftelijke aanvraag bij het centrumbestuur inzage te nemen van het personeelsdossier dat op zijn naam is geopend en zich, zo betrokkene dit verkiest, naar zijn keuze, te laten bijstaan door een raadsman. §2. Het personeelslid kan langs hiërarchische weg schriftelijk bemerkingen aangaande de inhoud van het personeelsdossier ter kennis brengen van de aanstellende overheid. §3. Elk voor het personeelslid bezwarend stuk dat aan het personeelsdossier wordt toegevoegd, moet aan betrokkene ter kennis worden gebracht. Deze kennisgeving geschiedt hetzij aan het betrokken personeelslid in persoon die ter kennisname tekent, hetzij per aangetekend schrijven dat wordt gericht aan het betrokken personeelslid. §4. De tuchtbesluiten die lastens een personeelslid op basis van een tegen hem geopend tuchtdossier worden genomen, worden eveneens aan het personeelsdossier toegevoegd. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. HOOFDSTUK 6 VERLOVEN EN AFWEZIGHEDEN Artikel 19 Vakantieregeling §1. De vastbenoemde personeelsleden hebben vakantie tijdens de kerstvakantie, uitgezonderd de eerste maandag en de tweede vrijdag van de kerstvakantie, tijdens de paasvakantie en van 15 juli tot en met 15 augustus, alsook op de wettelijke en decretale feestdagen. De tijdelijke personeelsleden hebben vakantie tijdens de kerstvakantie, uitgezonderd de eerste maandag en de tweede vrijdag van de kerstvakantie, tijdens de paasvakantie en van 15 juli tot en met 15 augustus, alsook op de wettelijke en decretale feestdagen, voor zover deze periodes en feestdagen vallen binnen de aanstellingsperiode van het personeelslid. Als de eerste maandag en/of de tweede vrijdag van de kerstvakantie respectievelijk gelijk vallen met 24, 25, 26 of 31 december of met 1 of 2 januari, dan moeten de personeelsleden hun prestaties leveren op de datum binnen de kerstvakantie die hierbij het dichtste aansluit. §2. Boven de vakantiedagen bepaald in §1 hebben de personeelsleden recht op 21 werkdagen vakantie. Deze dagen moeten worden opgenomen tijdens de schoolvakanties (herfst-, kerst-, krokus- en zomervakantie), met uitzondering van zeven werkdagen die buiten de schoolvakanties, behalve in de maand juni, kunnen worden opgenomen. Ze worden door de directeur vastgesteld in samenspraak met de betrokken personeelsleden overeenkomstig de noodwendigheden binnen het centrum. Bij onvolledige prestaties en/of bij aanstellingen kleiner dan een volledig schooljaar wordt het aantal vakantiedagen in evenredige mate verminderd. §3. In afwijking van §1 en §2 moet steeds minstens één lid van het personeel tijdens de vakantieperiodes en de wettelijke en decretaal vastgelegde vrije dagen bereikbaar zijn. Het principe “bereikbaar zijn” omvat niet de verplichting zich in het centrum of thuis te bevinden. De permanentieregeling moet aan het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort, worden gemeld uiterlijk 10 werkdagen voor de aanvang van de vakantieperiode of vrije dag met aanduiding van de contactgegevens van diegene die de dienst verzekert. §4. In afwijking van §1 en §2 is de directeur, alsook het personeelslid dat door de provincie Antwerpen tijdelijk met de leiding van dit centrum is belast, ertoe gehouden vanaf 16 augustus tot en met 31 augustus arbeidsprestaties te leveren. Artikel 20 Ziekteverlof Elk personeelslid dat afwezig is wegens ziekte verwittigt zo spoedig mogelijk de directeur of zijn aangestelde. Deze mededeling moet telefonisch gebeuren uiterlijk voor de aanvang van de door het personeelslid te vervullen prestatie en bij voorkeur voor de aanvang van de werkdag. Het personeelslid dat gedurende de afwezigheid wegens ziekte niet op zijn gebruikelijk adres verblijft, stelt hiervan onmiddellijk de directeur schriftelijk in kennis. Artikel 21 Verlofstelsels Elk personeelslid dat gebruik wenst te maken van een afwezigheid of een verlofstelsel zendt hiertoe minstens één maand van tevoren, behoudens overmacht of tenzij anders voorzien in de wetgeving, via de directeur, een schriftelijke aanvraag vergezeld van de nodige bewijsstukken en documenten ter staving van zijn aanvraag. De aanvraag wordt door de directeur voorzien van een advies en gedateerd en gehandtekend doorgezonden naar het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort. Artikel 22 Omstandigheidsverlof en dienstvrijstelling §1. Elk personeelslid heeft recht op omstandigheidsverlof ten belope van: a) één werkdag bij zijn of haar huwelijk of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning als het personeelslid niet behoort tot het administratief personeel b) vier werkdagen bij zijn of haar huwelijk of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning als het personeelslid behoort tot het administratief personeel c) twee werkdagen bij het huwelijk van een kind van het personeelslid zelf of van de echtgenoot of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner d) de dag van het huwelijk van een bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad, kinderen uitgezonderd, van het personeelslid zelf of van de echtgenoot of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner e) tien werkdagen naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner f) vier werkdagen bij het overlijden van de echtgenoot of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner, dan wel van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner g) twee werkdagen bij het overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid, ongeacht de graad van verwantschap h) één werkdag bij het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede graad van het personeelslid of van de wettelijk of feitelijk samenwonende partner die niet onder hetzelfde dak woont als het personeelslid i) één werkdag voor het bijwonen van een bijeenkomst van een familieraad die bijeengeroepen is door de vrederechter j) de nodige duur bij de oproeping als getuige voor een rechtscollege of persoonlijke verschijning op aanmaning van een rechtscollege k) de nodige tijd voor de uitoefening van het ambt van voorzitter, bijzitter of secretaris van een stembureau of een stemopnemingsbureau l) de duur van de zitting om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen §2. Het omstandigheidsverlof moet worden genomen op het ogenblik van de gebeurtenis of ten minste ter gelegenheid van sommige omstandigheden die onmiddellijk uit de gebeurtenis voortvloeien. De vier dagen omstandigheidsverlof bij het overlijden van een bloedverwant in de eerste graad moeten genomen worden van de dag van het overlijden tot de dag van de begrafenis of op een latere datum om bij voorbeeld administratieve verplichtingen in orde te brengen. In overleg bepalen de directeur en het personeelslid, wanneer de tien dagen omstandigheidsverlof naar aanleiding van de bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, worden opgenomen, binnen een periode van vier maanden vanaf de bevalling. §3. Elk personeelslid heeft maximaal vier werkdagen per burgerlijk jaar recht op verlof wegens overmacht om aanwezig te zijn bij de volgende met het personeelslid onder eenzelfde dak wonende personen die ziek zijn of aan wie een ongeval is overkomen: a) de echtgenoot b) de samenwonende partner c) een bloed- of aanverwant van het personeelslid of van de samenwonende partner d) een persoon, opgenomen met het oog op zijn adoptie of de uitoefening van een pleegvoogdij §4. De directeur verleent daarenboven in de volgende gevallen dienstvrijstelling voor de hoogstnodige tijd: a) voor deelname aan examens en selectieproeven georganiseerd door de provincie Antwerpen en de ermee verbonden instellingen b) bij verhoor door de aanstellende overheid c) voor oproepingen door de sociale dienst d) voor kennisneming van het tuchtdossier e) bij oproep voor: 1) de arbeidsgeneeskundige dienst 2) de controlegeneesheer 3) de controlegeneesheer van het verzekeringsorganisme tegen arbeidsongevallen f) voor andere door de deputatie bij algemene maatregel bepaalde gevallen §5. Tenzij anders is bepaald, moet het personeelslid het verlof met volledige dagen nemen en moeten de dagen niet aaneensluiten. Wanneer een personeelslid behalve in het Provinciale Centrum voor Leerlingenbegeleiding ook in andere instellingen werkt gedurende de dagen waarop hij verlof neemt, dan geldt dit verlof voor alle instellingen. Het totaal aantal dagen verlof is beperkt tot het aantal dagen dat per verlof wordt bepaald. §6. Het personeelslid meldt aan de directeur de omstandigheden die aanleiding geven tot het verlof of de dienstvrijstelling. Als de directeur erom verzoekt, moet het personeelslid de nodige bewijsstukken voorleggen. Voor het verlof wegens overmacht moet een personeelslid altijd een medisch attest voorleggen waaruit blijkt dat de aanwezigheid van het personeelslid absoluut vereist is. §7. Tijdens de periodes dat het personeelslid afwezig is wegens omstandigheidsverlof, verlof wegens overmacht of dienstvrijstelling staat het personeelslid in de stand dienstactiviteit. Het personeelslid heeft recht op bezoldiging. Artikel 23 Oproeping en wederoproeping militaire dienst Bij oproeping of wederoproeping voor militaire dienst stelt het personeelslid de directeur hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis, met toevoeging van een kopie van het oproepingsbevel. HOOFDSTUK 7 FUNCTIONEREN EN EVALUEREN Artikel 24 Evaluatoren §1. Ieder personeelslid heeft twee evaluatoren, een eerste en een tweede evaluator. De eerste evaluator staat in voor de begeleiding en coaching van het personeelslid door het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken. De tweede evaluator bewaakt het evaluatieproces en ondersteunt zowel het personeelslid als de eerste evaluator. Hij kan nooit zelfstandig een formeel functionerings- of evaluatiegesprek voeren met het te evalueren personeelslid. Hij kan ook de uiteindelijke beslissing van de eerste evaluator niet wijzigen. §2. Voor elk personeelslid worden de eerste evaluator en de tweede evaluator aangeduid overeenkomstig de bepalingen dienaangaande in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Artikel 25 Functiebeschrijvingen §1. Het personeelslid en de eerste evaluator leggen per ambt een geïndividualiseerde functiebeschrijving vast. In deze functiebeschrijving worden de instellingspecifieke doelstellingen, de namen en functies van de eerste en tweede evaluator, de rechten en plichten inzake permanente vorming en nascholing, de taken en instellingsgebonden opdrachten van het personeelslid en de wijze waarop het personeelslid deze taken en opdrachten moet uitvoeren, vastgelegd rekening houdend met het door de provincieraad vastgestelde juridisch kader. §2. Een functiebeschrijving kan worden aangepast: a) ingevolge afspraken die de eerste evaluator en het personeelslid maken tijdens een functioneringsgesprek b) na overleg tussen eerste evaluator en het personeelslid bij een belangrijke wijziging van de opdracht van het personeelslid c) bij aanvang van een nieuwe evaluatieperiode Aan de functiebeschrijving kunnen, naar aanleiding van een functioneringsgesprek of op basis van de afspraken gemaakt op het einde van een vorige evaluatieperiode, ook persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden toegevoegd. §3. De eerste evaluator ondertekent de functiebeschrijving. Het personeelslid ondertekent de functiebeschrijving voor kennisname. §4. Als de eerste evaluator en het personeelslid het niet eens raken over de functiebeschrijving of bepaalde onderdelen ervan, beslist op verzoek de aanstellende overheid na voorafgaandelijk de eerste evaluator en het betrokken personeelslid gehoord te hebben. Artikel 26 Functioneringsgesprekken §1. Per evaluatiecyclus heeft de eerste evaluator met het personeelslid minimaal één functioneringsgesprek. §2. Van elk functioneringsgesprek wordt door de eerste evaluator een verslag gemaakt. Dit verslag wordt ondertekend door de eerste evaluator en voor kennisname ondertekend door het personeelslid. §3. Als het personeelslid het verslag van het functioneringsgesprek weigert te ondertekenen voor kennisname dan zal de evaluator het verslag aangetekend versturen naar het personeelslid. Het bewijs van deze aangetekende zending geldt als bewijs dat het personeelslid heeft kennis genomen van het verslag van het functioneringsgesprek. Artikel 27 Evaluaties §1. Elk personeelslid wordt minimaal om de vier schooljaren geëvalueerd op basis van de vastgestelde, geïndividualiseerde functiebeschrijving. Er kan bij de evaluatie enkel rekening worden gehouden met prestaties geleverd in het lopende schooljaar en de drie voorafgaande schooljaren. Een personeelslid voor wie geen functiebeschrijving werd opgesteld kan niet worden geëvalueerd. In afwijking hiervan wordt een personeelslid na een evaluatie met eindconclusie "onvoldoende", en voor zover deze niet leidt tot het ontslag, opnieuw geëvalueerd na een periode van ten minste twaalf maanden effectieve prestaties vanaf het ogenblik dat het evaluatieverslag wordt voorgelegd aan het personeelslid. §2. Met het oog op de evaluatie wordt er een evaluatiegesprek gehouden tussen de eerste evaluator en het personeelslid. §3. Van het evaluatiegesprek wordt een evaluatieverslag opgesteld door de eerste evaluator. Het evaluatieverslag beschrijft op zorgvuldige wijze het volledig functioneren van het personeelslid ten opzichte van de functiebeschrijving en bevat steeds een eindconclusie. De eindconclusie van een beoordeling is steeds “voldoende”, “voldoende met verbeterpunten” of “onvoldoende”. De eerste evaluator ondertekent en dateert het evaluatieverslag en legt het voor aan het betrokken personeelslid. Het personeelslid ondertekent en dateert ter kennisneming en bezorgt het onmiddellijk terug aan de eerste evaluator. De eerste evaluator bezorgt onmiddellijk een kopie van dit evaluatieverslag aan het personeelslid. De eerste evaluator bezorgt eveneens een kopie van het evaluatieverslag ter kennisneming aan de tweede evaluator en aan de provincie Antwerpen. Als het personeelslid het verslag van het evaluatiegesprek weigert te ondertekenen voor kennisname dan zal de evaluator het verslag aangetekend versturen naar het personeelslid. Het bewijs van deze aangetekende zending geldt als bewijs dat het personeelslid heeft kennis genomen van het verslag van het evaluatiegesprek. Als het evaluatieverslag de eindconclusie "onvoldoende" bevat, moet het op straffe van nietigheid steeds de beroepsmogelijkheden bevatten. Artikel 28 Evaluatiedossier Het personeelslid heeft op elk ogenblik recht op inzage in zijn persoonlijk evaluatiedossier. Hij kan tevens op zijn verzoek een kopie krijgen van zijn evaluatiedossier. Dit evaluatiedossier bevindt zich in het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding en bevat alle nodige en nuttige documenten die als beoordelingsgrond kunnen dienen. De toevoeging van stukken aan het evaluatiedossier valt buiten het toepassingsgebied van artikel 18. HOOFDSTUK 8 ONTSLAG Artikel 29 Ontslaggevende overheid De aanstellende overheid is bevoegd voor het ontslag zoals beschreven in het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. Artikel 30 Ontslagprocedure §1. De aanstellende overheid neemt kennis van de redenen tot ontslag en neemt hierop haar beslissing na het betrokken personeelslid gehoord te hebben. §2. Voor dit verhoor door de aanstellende overheid wordt het personeelslid opgeroepen bij ter post aangetekende brief. §3. Het personeelslid heeft het recht zich gedurende dit verhoor te laten bijstaan door een raadsman. §4. Het personeelslid heeft tevens het recht zijn of haar dossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort. Het personeelslid kan zich tijdens deze consultatie laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. HOOFDSTUK 9 TUCHT Artikel 31 Tuchtoverheid en tuchtonderzoeker §1. De aanstellende overheid oefent de tuchtmacht uit. §2. Als de tuchtmacht wordt uitgeoefend door de deputatie is de provinciegriffier belast met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel aan de deputatie als tuchtoverheid. §3. Als de tuchtmacht wordt uitgeoefend door de provinciegriffier is het departementshoofd van het departement waartoe het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding behoort, belast met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel aan de provinciegriffier als tuchtoverheid. Bij verhindering van voornoemd departementshoofd belast de griffier een ander leidinggevend personeelslid van de provincie Antwerpen met het tuchtonderzoek en het formuleren van een tuchtvoorstel. §4. De tuchtonderzoeker en de provinciegriffier als tuchtoverheid worden bijgestaan door een door hen aangeduide secretaris. Artikel 32 Tuchtprocedure voor de tuchtonderzoeker §1. De tuchtonderzoeker stelt een tuchtdossier op. De toevoeging van bezwarende stukken aan het tuchtdossier valt buiten het toepassingsgebied van artikel 18. Hij hoort het betrokken personeelslid vóór hij zijn advies aan de tuchtoverheid formuleert. De tuchtonderzoeker kan getuigen horen op eigen initiatief en moet dit doen op verzoek van het betrokken personeelslid. Als hij getuigen hoort, doet hij dit in aanwezigheid van het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt schriftelijk bij ter post aangetekende brief opgeroepen om gehoord te worden. §2. Van de verklaringen van het personeelslid, en eventuele getuigen, wordt proces-verbaal opgemaakt. §3. Vooraleer gehoord te worden heeft het personeelslid het recht het tuchtdossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met de secretaris van de tuchtonderzoeker. Het personeelslid kan zich bij het uitoefenen van het inzagerecht laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §4. Tijdens het verhoor heeft het personeelslid het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. §6. De tuchtonderzoeker formuleert een tuchtvoorstel aan de tuchtoverheid. Artikel 33 Tuchtprocedure voor de tuchtoverheid §1. De tuchtoverheid neemt kennis van het tuchtdossier en het tuchtvoorstel. Zij hoort het betrokken personeelslid vóór zij een beslissing neemt. De tuchtoverheid kan getuigen horen op eigen initiatief en moet dit doen op verzoek van het betrokken personeelslid. Als zij getuigen hoort, doet zij dit in aanwezigheid van het betrokken personeelslid. Het personeelslid wordt schriftelijk bij ter post aangetekende brief opgeroepen om gehoord te worden. §2. Van de verklaringen van het personeelslid, en eventuele getuigen, wordt proces-verbaal opgemaakt. §3. Vooraleer gehoord te worden heeft het personeelslid recht het tuchtdossier in te zien en er kopie van te krijgen na telefonische afspraak met de griffier als de deputatie aanstellende overheid is, en met een door de provinciegriffier aangeduide secretaris als de griffier zelf tuchtoverheid is. Het personeelslid kan zich bij het uitoefenen van het inzagerecht laten bijstaan door een raadsman, die samen met het personeelslid een verklaring van inzage en eventuele afgifte van kopie ondertekent met vermelding van zijn of haar hoedanigheid en identiteitsgegevens. §4. Tijdens het verhoor heeft het personeelslid het recht zich te laten bijstaan door een raadsman. §5. Kunnen als raadsman optreden een advocaat, een personeelslid van het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding of een vertegenwoordiger een vertegenwoordiger van een representatieve vakorganisatie die is vertegenwoordigd in het Afzonderlijk Hoog Overlegcomité bij de provincie Antwerpen. §6. De tuchtoverheid neemt een gemotiveerd besluit. HOOFDSTUK 10 BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN Artikel 34 Bezoldigingen De bezoldiging van de personeelsleden gebeurt overeenkomstig de bepalingen aangaande de subsidiëring van deze personeelsleden door de Vlaamse overheid. Zowel voor de volledig gesubsidieerde prestaties als voor de gedeeltelijk gesubsidieerde en gedeeltelijk niet-gesubsidieerde prestaties wordt de bezoldigingsregeling toegepast zoals vastgesteld door de wetten, de decreten, de verordeningen en de besluiten betreffende het onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. Artikel 35 Rust- en overlevingspensioenen De lopende en de toekomstige rust- en overlevingspensioenen worden uitbetaald en geperekwateerd op basis van de bepalingen aangaande de subsidiëring door de Vlaamse overheid. Deze bepaling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 september 1999. Artikel 36 Bijzondere prestaties personeelsleden De bijzondere prestaties die de personeelsleden occasioneel buiten de diensturen in opdracht of met goedkeuring van de deputatie leveren, worden vergoed tegen een basisbedrag van 24 EUR per uur gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01. Dit laatste bedrag volgt de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. HOOFDSTUK 11 VERGOEDINGEN EN VOORDELEN Artikel 37 Woon-werkverkeer De personeelsleden hebben recht op de volledige terugbetaling van de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer en/of met de fiets op de voorwaarden zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2011 betreffende de volledige ten laste neming door de werkgever in de onderwijssector van de vervoerskosten voor het openbaar vervoer naar en van het werk en de toekenning van een fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer. Artikel 38 Reis- en verblijfskosten §1. Het personeelslid kan aanspraak maken op vergoeding van kosten voor dienstopdrachten na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de directeur. §2. De verplaatsingskosten die een personeelslid effectief maakt voor dienstopdrachten, worden op verzoek terugbetaald. De werkelijk gedane uitgaven worden terugbetaald aan de hand van de ingediende vervoersbewijzen. Als de verplaatsing met eigen vervoermiddelen gebeurt, dan worden de tarieven gevolgd die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap. Voor het toekennen van deze vergoedingen wordt de standplaats als referentiepunt beschouwd. §3. Het personeelslid dat een dienstreis maakt, heeft recht op vergoeding van de effectief voor zichzelf gemaakte verblijfskosten. Het personeelslid dient voor al de gemaakte kosten de originele bewijsstukken in. Artikel 39 Nascholing §1. Het personeelslid kan aanspraak maken op vergoeding van kosten die met nascholing verband houden na voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de directeur. §2. De werkelijk gedane uitgaven voor nascholing die een personeelslid maakt in functie van de uitvoering van zijn opdracht, worden terugbetaald aan de hand van de ingediende rekeningen. Artikel 40 Materiële schade §1. De door een plotse gebeurtenis veroorzaakte materiële schade aan schoeisel, kleding en/of op het lichaam gedragen horloges, opgelopen tijdens de uitoefening van de dienst of op de weg van en naar het werk, wordt aan het personeelslid vergoed als deze geen nalatigheid kan ten laste gelegd worden én op voorwaarde dat deze ofwel geen vordering tegenover derden kan doen gelden, ofwel na uitputting van zijn rechtsmiddelen geen vergoeding van derden kan verkrijgen. §2. De terugbetaling gebeurt op grond van een ‘voor echt en onvergolden’ verklaarde schuldvordering. §3. Bij hogervermelde materiële schade wordt slechts de venale waarde vergoed met een maximum van 1.000 EUR per schadegeval. Artikel 41 Hospitalisatieverzekering §1. De provincie Antwerpen sluit een collectieve hospitalisatieverzekering af voor zijn personeelsleden die onder het toepassingsgebied van deze rechtspositieregeling vallen en die een opdracht hebben die tegelijkertijd voldoet aan volgende voorwaarden: a) een opdracht van minstens 50% nodig voor een voltijdse opdracht b) een opdracht van minstens 6 maanden. §2. Bij deze hospitalisatieverzekering kunnen op eigen kosten ook aansluiten: a) de gepensioneerde personeelsleden b) de gezinsleden van de actieve en gepensioneerde personeelsleden. De premie voor de gepensioneerde personeelsleden wordt ten laste genomen door de provincie Antwerpen voor het gedeelte dat voor de actieve personeelsleden wordt betaald. HOOFDSTUK 12 INTELLECTUELE EIGENDOMS- EN VERMOGENSRECHTEN Artikel 42 Intellectuele eigendomsrechten §1. Het personeelslid draagt aan de provincie Antwerpen het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan het de (mede)auteur is en die het ter uitvoering van zijn functie tot stand brengt. §2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in de bezoldiging van het personeelslid. §3. Het personeelslid verleent aan de provincie Antwerpen de toelating om de werken, bedoeld in §1, onder de naam van de provincie Antwerpen aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk. Artikel 43 Vermogensrechten Alle uitvindingen die door het personeelslid in de uitvoering van zijn functie worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door de provincie Antwerpen ter beschikking worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de provincie Antwerpen, zonder dat het personeelslid een recht op vergoeding kan doen gelden. HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN Artikel 44 Inwerkingtreding §1. Deze rechtspositieregeling heeft uitwerking vanaf 1 mei 2014. §2. Met ingang van 1 mei 2014 wordt de Rechtspositieregeling Provinciaal Onderwijs Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 22 november 2012, opgeheven. Artikel 45 Kennisgeving reglement – Naleving reglement §1. Deze rechtspositieregeling wordt ter kennis gebracht van het personeel waarop deze rechtspositieregeling van toepassing is. §2. De personeelsleden verbinden zich tot de naleving van de op hen toepasselijke bepalingen. Artikel 46 Overgangsbepalingen §1. De artikelen 65, 66 en 67 van het geldelijk statuut van het directie-, onderwijzend en opvoedend hulppersoneel van de provinciale onderwijsinstellingen van de provincie Antwerpen, vastgesteld door de provincieraad in zitting van 14 december 1972, gewijzigd bij besluit van de deputatie van 23 maart 1973, goedgekeurd bij K.B. van 27 april 1973, zoals gewijzigd, blijven in overgangsstelsel behouden voor de personeelsleden die onder het toepassingsgebied van voornoemd geldelijk statuut vielen. §2. De algemene functiebeschrijvingen vastgesteld bij het reglement inzake functiebeschrijvingen en evaluatie van het bestuurs-, onderwijzend en ondersteunend personeel van de onderwijsinstellingen en het personeel van het Centrum voor Leerlingenbegeleiding van de provincie Antwerpen, goedgekeurd door de provincieraad in vergadering van 22 april 2004, blijven in overgangsstelsel behouden. §3. De tuchtprocedures die bij de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling reeds zijn opgestart, worden verder gezet conform de bepalingen van hoofdstuk 9 van de Rechtspositieregeling Provinciaal Onderwijs Antwerpen. De overheid die bij het opstarten van de tuchtprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. §4. De ontslagprocedures die bij de inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling reeds zijn opgestart, worden verder gezet conform de bepalingen van hoofdstuk 8 van de Rechtspositieregeling Provinciaal Onderwijs Antwerpen. De overheid die bij het opstarten van de ontslagprocedure bevoegd is, blijft bevoegd tijdens de volledige duur van de procedure, ook als de hoedanigheid van het personeelslid in de loop van de procedure wijzigt. Artikel 47 Vastbenoemde niet-gesubsidieerde personeelsleden §1. Vastbenoemde personeelsleden die tewerkgesteld zijn binnen het Provinciaal Centrum voor Leerlingenbegeleiding in een ambt met een salarisschaal van het onderwijs en hun salaris niet rechtstreeks van de Vlaamse overheid ontvangen, vallen onder de toepassingssfeer van onderhavige rechtspositieregeling. Bedoelde personeelsleden bekleden deze ambten ten persoonlijke titel, zodat de ambten een uitdovend karakter hebben. §2. Wanneer een in §1 bedoeld personeelslid tewerkgesteld wordt binnen de provinciale administratie, behoudt betrokkene de salarisschaal van het ambt waarin het personeelslid vast benoemd is, terwijl zijn tewerkstellingsregime verder wordt beheerst door de rechtspositieregeling die van toepassing is op de plaats van tewerkstelling. Artikel 48 Aanduiding Deze rechtspositieregeling kan worden aangeduid met “Rechtspositieregeling Provinciaal CLB”.
© Copyright 2024 ExpyDoc