Nosta vierdagenweek en halftijds werken.001

FEDERALE POLITIE
Algemene directie van de Ondersteuning en het Beheer
Directie van de juridische dienst,
het contentieux en de statuten
Fritz Toussaintstraat 8
1050 BRUSSEL
Tel. : 02 642 61 21
Fax : 02 642 61 35
E-mail: [email protected]
Geadresseerden
PERMANENTE NOTA
Uitgiftenummer
Uitgiftedatum
DGS/DSJ/2014/7941/A
28-02-2014
Classificatie
Klassering
PUBLIEK
Bladzijde
Bijlage
Kenmerk PC
1/8
0
G:\DSJ\DPS\Gillis
Marijke\Nota\Nosta
vierdagenweek en
halftijds
werken.001.doc
Alle entiteiten van de Federale politie
Alle zones van de Lokale politie
Kopie:
SAT Binnenlandse Zaken
SAT Justitie
AIG
VCLP
SSGPI
DSI/Call Center
DailyDoc - PolDoc - DSED
Onderwerp
Vierdagenweek en halftijds werken
Referenties
1. Wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de
openbare sector;
2. Wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds
werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector;
3. Koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van
onderbrekingsuitkeringen;
4. Koninklijk besluit van 10 april 1995 ter uitvoering van de wet van 10 april
1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector;
5. Koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie
van het personeel van de politiediensten (RPPol);
6. Koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen
betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55
jaar in de openbare sector;
7. Koninklijk besluit van 29 januari 2014 betreffende de vierdagenweek en
het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar voor de personeelsleden van de
geïntegreerde politie en van de algemene inspectie van de federale
politie en van de lokale politie (B.S., 14 februari 2014);
8. Ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige
bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van
de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol);
9. Ministerieel besluit van 30 januari 2014 betreffende de vierdagenweek
met of zonder premie voor de personeelsleden van de geïntegreerde
politie (B.S., 14 februari 2014).
Dossierbeheerder
ADV Jur Marijke GILLIS, tel. 02 642 61 97
DGS/DSJ/2014/7941/A
1.
PUBLIEK
2/8
Inleiding
De mogelijkheid om viervijfden te werken of om, in de aanloop naar het pensioen, halftijds te werken,
is geenszins een nieuwigheid binnen de politiediensten, maar werd reeds ingevoerd door de in Ref. 1
bedoelde wet. Voormelde wet, die de stelsels van de vrijwillige vierdagenweek en van de halftijdse
vervroegde uittreding invoerde, is evenwel niet meer van kracht sinds 1 januari 2012 voor wat betreft
1
de nieuwe aanvragen tot het verkrijgen van die stelsels .
In het licht van het regeerakkoord werd immers beslist om het deeltijds werken voor de openbare
sector te hervormen. Dit heeft geleid tot de in Ref. 2 bedoelde wet en het in Ref. 6 bedoelde
koninklijk besluit die, binnen het federaal openbaar ambt, de stelsels van de vierdagenweek en van
het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar hebben ingevoerd.
Opdat die stelsels ook op de personeelsleden van de geïntegreerde politie en van de algemene
inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) van toepassing zouden zijn, moest er,
overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van de in Ref. 2 bedoelde wet, een in ministerraad overlegd
koninklijk besluit worden getroffen.
Het in Ref. 7 bedoelde koninklijk besluit voert dan ook de stelsels van de vierdagenweek en van het
halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in ten aanzien van de politiepersoneelsleden en van de leden van
de AIG.
Voorliggende nota heeft tot doel om die stelsels nader toe te lichten.
2.
Het stelsel van de vierdagenweek
2.1.
Het stelsel van de vierdagenweek met premie
De voltijds tewerkgestelde statutaire en contractuele personeelsleden, met uitzondering van de
aspiranten en de stagiairs, hebben recht op een vierdagenweek met premie.
Vóór de leeftijd van 50 of 55 jaar kunnen de statutaire en de contractuele personeelsleden, voor een
maximumperiode van 60 maanden, de vierdagenweek met premie genieten. Er valt ter zake aan te
stippen dat de maximumperiode van 60 maanden verminderd wordt met de sinds 1 september 2012
opgenomen periodes van vrijwillige vierdagenweek volgens de in Ref. 1 bedoelde wet.
De statutaire personeelsleden kunnen, vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar, bijkomend gebruik maken
van de vierdagenweek met premie en dit tot de datum van hun, al dan niet vervroegde,
opruststelling.
De contractuele personeelsleden kunnen daarentegen, vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar, geen
enkele aanspraak meer maken op een vierdagenweek met premie. De reden hiertoe is het feit dat de
contractuele personeelsleden, en dit in tegenstelling tot de statutaire personeelsleden, vanaf de
de
leeftijd van 50 of 55 jaar hun arbeidsprestaties zonder beperking in de tijd met 1/5 kunnen
2
verminderen in het raam van de loopbaanonderbreking .
De leeftijdsgrens van 50 jaar wordt gehanteerd ten aanzien van de personeelsleden die aan één van
de volgende voorwaarden voldoen:
ofwel hebben ze tenminste 28 jaar dienstanciënniteit;
1
De personeelsleden die de stelsels van de vrijwillige vierdagenweek of van de halftijdse vervroegde uittreding reeds genoten
op 1 januari 2012, blijven voor de duur hiervan onderworpen aan de bepalingen van de in Ref. 1 bedoelde wet en het in Ref. 4
bedoelde koninklijk besluit. Er valt wel aan te stippen dat het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek nog slechts voor een
maximumtermijn van 60 maanden kan worden genoten, te tellen vanaf 1 september 2012 (m.a.w. de periodes genoten voor die
datum worden niet in mindering gebracht van die 60 maanden). Na afloop van het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek kan
het personeelslid, in voorkomend geval, wel nog het stelsel van de vierdagenweek overeenkomstig de in Ref. 2 bedoelde wet
en het in Ref. 6 bedoelde koninklijk besluit genieten.
2
Zie artikel VIII.XV.2, §1, RPPol en het artikel 8, §§2 en 4, van het in Ref. 3 bedoelde koninklijk besluit.
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
3/8
PUBLIEK
3
-
ofwel waren ze voorafgaand aan de vierdagenweek actief in een zwaar beroep gedurende
minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7 jaar in de daaraan
voorafgaande 15 jaar.
Ten aanzien van de personeelsleden die aan geen van de voorgaande voorwaarden voldoen, wordt
de leeftijdsgrens van 55 jaar gehanteerd.
Gedurende de vierdagenweek met premie ontvangt het personeelslid 80% van zijn brutowedde
vermeerderd met een premie ten belope van 70,14 euro (gekoppeld aan de spilindex 138,01). Er valt
wel aan te stippen dat, indien de volledige 80% van de brutowedde niet verschuldigd is, ook het
bedrag van de premie proportioneel wordt verminderd.
2.2.
Het stelsel van de vierdagenweek zonder premie
De statutaire en contractuele personeelsleden, met uitzondering van de aspiranten en de stagiairs,
kunnen ook genieten van de vierdagenweek zonder premie.
Het betreft hier bijvoorbeeld de contractuele personeelsleden die reeds 60 maanden de
vierdagenweek met premie hebben genoten of ouder zijn dan 50 of 55 jaar en de statutaire
personeelsleden die reeds 60 maanden de vierdagenweek met premie hebben genoten én nog geen
50 of 55 jaar oud zijn.
Gedurende de vierdagenweek zonder premie ontvangt het personeelslid 80% van zijn brutowedde.
2.3.
Modaliteiten van het stelsel van de vierdagenweek met of zonder premie
2.3.1. Aanvraag
De aanvraag van de vierdagenweek moet ten minste 3 maanden vóór de aanvang van de
vierdagenweek worden ingediend. Gelet op het feit dat de vrijwillige vierdagenweek niet meer kan
worden aangevraagd sinds 1 januari 2012 en het feit dat de vierdagenweek in het federaal openbaar
ambt reeds op 1 september 2012 werd ingevoerd, wordt wel aangeraden om in eerste instantie
soepel te zijn voor wat de aanvraagtermijn betreft.
De overheid kan de aanvang van het stelsel met een maximum van 6 maanden uitstellen omwille
van de dienstnoodwendigheden.
De aanvraag van een verlenging van de vierdagenweek moet minstens 1 maand vóór het einde van
de lopende periode worden ingediend.
2.3.2. Duur
Het stelsel van de vierdagenweek kan worden opgenomen voor een periode van minimum 3
maanden en maximum 24 maanden. Het is mogelijk om het stelsel, mits het respecteren van
dezelfde minimum- en maximumperiode, te verlengen.
Het stelsel dient steeds aan te vangen op de eerste dag van een maand.
De vierdagenweek wordt tijdelijk geschorst gedurende:
het moederschapsverlof en het verlof wegens vrijstelling van arbeid in toepassing van de
artikelen 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971;
het ouderschapsverlof;
het adoptieverlof en het opvangverlof;
de bijzondere stelsels van loopbaanonderbreking (voor ouderschapsverlof, voor de zorg voor
een zwaar ziek gezins- of familielid en voor het verstrekken van palliatieve zorgen);
de verminderde prestaties wegens ziekte bedoeld in artikel VIII.X.12 tot VIII.X.16ter RPPol en
de verminderde prestaties wegens ziekte te wijten aan de zwangerschap bedoeld in artikel
VIII.V.8 RPPol.
3
Zie punt 4.
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
PUBLIEK
4/8
Na afloop van het verlofstelsel dat tot de schorsing heeft geleid, loopt de vierdagenweek automatisch
verder. Er dient dus geen nieuwe aanvraag te gebeuren.
De lopende periode van de vierdagenweek wordt, in geval van een schorsing, verlengd met de duur
van die schorsing. De schorsingsperiodes worden dus niet aangerekend op de maximumperiode van
4
60 maanden noch op de lopende periode van de vierdagenweek .
Indien het personeelslid, omwille van een periode van schorsing, niet tijdens een volledige maand
het stelsel van de vierdagenweek met premie heeft genoten, wordt de premie proportioneel
verminderd.
2.3.3. Werkkalender
De personeelsleden die de vierdagenweek genieten, zijn niet verplicht om hun prestaties over vier
werkdagen te spreiden, maar kunnen, met het akkoord van de overheid, een andere spreiding van
hun prestaties op weekbasis verkrijgen (bijvoorbeeld twee halve vrije dagen, een spreiding van hun
prestaties over vijf werkdagen, ...). Voor een nadere toelichting bij een aantal statutaire aspecten
(recht of gunst, aanvraag- en opzegtermijnen, werkregime, verlofquota en aanrekeningsregels) van
die mogelijkheid inzake spreiding van de arbeidstijd, kan worden verwezen naar de tabellen gevoegd
bij de permanente nota DGS/DSJ-2008/41119/A van 13 oktober 2008, die kan worden geraadpleegd
op de site http://www.poldoc.be onder de rubrieken Documenten Politie – Permanente nota’s – 2008.
De werkkalender wordt door de overheid vastgesteld waarbij, in de mate van het mogelijke, rekening
wordt gehouden met het voorstel dat het personeelslid in zijn aanvraag heeft opgenomen. Indien de
overheid het door het personeelslid gedane voorstel niet volgt en een andere spreiding voorstelt, kan
het personeelslid steeds afstand doen van zijn aanvraag.
Op vraag van het personeelslid of de overheid kan de werkkalender naderhand worden aangepast.
Indien de overheid de kalender wenst aan te passen, dient ze het personeelslid hiervan ten minste 2
maanden op voorhand op de hoogte te brengen. Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is
bovendien enkel mogelijk mits onderling akkoord tussen het personeelslid en de overheid.
2.3.4. Combinatie van de vierdagenweek met andere (verminderde) prestaties
Tijdens de vierdagenweek kan het personeelslid geen ander stelsel van deeltijds werken
(bijvoorbeeld de deeltijdse loopbaanonderbreking) verkrijgen.
Er valt aan te stippen dat het personeelslid de vierdagenweek wel kan combineren met het verlof om
dwingende redenen van familiaal belang. Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang
schorst de vierdagenweek niet. Aldus worden de dagen dat het in de vierdagenweek tewerkgesteld
personeelslid verlof om dwingende redenen van familiaal belang heeft genoten, aangerekend op de
maximumperiode van 60 maanden en op de lopende periode van de vierdagenweek. Aangezien het
verlof om dwingende redenen van familiaal belang niet bezoldigd is, wordt de eventuele premie
proportioneel verminderd indien het in de vierdagenweek tewerkgesteld personeelslid een verlof om
dwingende redenen van familiaal belang heeft genoten.
Tijdens de periode dat het personeelslid in het raam van de vierdagenweek geen prestaties dient te
verrichten, mag het geen andere winstgevende activiteit uitoefenen. Onder winstgevende activiteit
moet elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23
van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden verstaan. De politieke mandaten
bedoeld in de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de
personeelsleden van de overheidsdiensten worden evenwel niet als een winstgevende activiteit
beschouwd.
4
Bv. Een personeelslid geniet een vierdagenweek van 1 maart tot en met 31 juli. Met ingang van 15 juni vraagt hetzelfde
personeelslid evenwel gedurende 1 maand voltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof aan. Die voltijdse
loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof schorst de vierdagenweek gedurende 1 maand. Aldus wordt de lopende periode
van de vierdagenweek verlengd met 1 maand. Dit houdt concreet in dat het personeelslid op 15 juli, zijnde ná afloop van de
loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, automatisch de vierdagenweek hervat en dit tot en met 31 augustus. Aangezien
de schorsingsperiode niet wordt aangerekend, worden slechts 5 maanden aangerekend op de maximumperiode van 60
maanden vierdagenweek met premie.
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
PUBLIEK
5/8
2.3.5. Impact van de vierdagenweek op de verlofcontingenten
De vierdagenweek leidt tot een proportionele vermindering van het aantal dagen jaarlijks
vakantieverlof, het aantal dagen verlof om dwingende redenen van familiaal belang en de jaarlijkse
aanvulling van het ziektecontingent.
2.3.6. Uitsluitingen
Mandaathouders en diensthoofden die rechtstreeks afhangen van de commissaris-generaal of van
een directeur-generaal of van een korpschef van een korps van de lokale politie, zijn uitgesloten van
de vierdagenweek.
Daarnaast kan de Minister van Binnenlandse Zaken of, naar gelang van het geval, de burgemeester
of het politiecollege de personeelsleden die titularis zijn van een bepaald ambt, om redenen inherent
aan de goede werking van de dienst, uitsluiten van de vierdagenweek.
In afwijking hiervan en met uitzondering van de mandaathouders, kan de minister of, naar gelang van
het geval, de burgemeester of het politiecollege, voor zover de goede werking van de dienst erdoor
niet wordt verstoord en na advies van de korpschef, de commissaris-generaal of de door deze
aangewezen directeur-generaal, aan een personeelslid dat een ambt bekleedt waardoor het van de
vierdagenweek is uitgesloten, alsnog de vierdagenweek toestaan.
2.3.7. Vroegtijdig stopzetten van de vierdagenweek
Het personeelslid kan een lopende periode van de vierdagenweek vroegtijdig stopzetten met een
opzeggingstermijn van 3 maanden, tenzij de overheid een kortere termijn aanvaardt.
2.3.8. Gevolgen van de vierdagenweek op het pensioen
Voor wat de gevolgen van de vierdagenweek op het pensioen betreft, kan worden verwezen naar:
voor wat de statutaire personeelsleden betreft: de informatiebrochure “De
loopbaanonderbreking en afwezigheidsperiodes. Wat is de invloed ervan op mijn pensioen?”
5
van PDOS , die kan worden geraadpleegd op de site http://www.pdos.fgov.be onder de
rubrieken “Publicaties”, “Brochures” (pagina’s 25 tot en met 31);
voor wat de contractuele personeelsleden betreft: de rubrieken “Toekomstige
gepensioneerden”, “De berekening van uw pensioen” op de site http://www.onprvp.fgov.be.
3.
Het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
3.1.
Algemeen
De statutaire personeelsleden hebben, vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar tot de datum van hun, al
dan niet vervroegde, opruststelling, recht op het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
De contractuele personeelsleden daarentegen kunnen dit stelsel niet genieten. De reden hiertoe is
het feit dat de contractuele personeelsleden, en dit in tegenstelling tot de statutaire personeelsleden,
vanaf de leeftijd van 50 of 55 jaar hun arbeidsprestaties zonder beperking in de tijd met de helft
6
kunnen verminderen in het raam van de loopbaanonderbreking .
De leeftijdsgrens van 50 jaar wordt gehanteerd ten aanzien van de personeelsleden die cumulatief
voldoen aan de volgende voorwaarden:
ze waren voorafgaand aan het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar actief in een
7
zwaar beroep gedurende minstens 5 jaar in de voorafgaande 10 jaar of gedurende minstens 7
jaar in de daaraan voorafgaande 15 jaar én
dit “zwaar beroep” komt voor op de lijst van beroepen waarvoor een significant tekort aan
arbeidskrachten bestaat.
5
PensioenDienst voor de OverheidsSector.
Zie artikel VIII.XV.2, §1, RPPol en het artikel 8, §§2 en 3, van het in Ref. 3 bedoelde koninklijk besluit.
7
Zie punt 4.
6
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
PUBLIEK
6/8
Ten aanzien van de personeelsleden die niet cumulatief aan de voorgaande voorwaarden voldoen,
wordt de leeftijdsgrens van 55 jaar gehanteerd.
Gedurende het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ontvangt het personeelslid 50%
van zijn brutowedde vermeerderd met een premie ten belope van 295,99 euro. Er valt wel aan te
stippen dat indien de volledige 50% van de brutowedde niet verschuldigd is, ook het bedrag van de
premie proportioneel wordt verminderd. Bovendien kan het personeelslid van de premie afzien als de
inning ervan de uitbetaling van een overlevingspensioen uitsluit.
3.2.
Modaliteiten van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
3.2.1. Aanvraag
De aanvraag van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar moet ten minste 3 maanden
vóór de aanvang van het stelsel worden ingediend. Gelet op het feit dat de halftijdse vervroegde
uittreding niet meer kan worden aangevraagd sinds 1 januari 2012 en het feit dat het stelsel van het
halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in het federaal openbaar ambt reeds op 1 september 2012 werd
ingevoerd, wordt wel aangeraden om in eerste instantie soepel te zijn voor wat de aanvraagtermijn
betreft.
Het stelsel dient steeds aan te vangen op de eerste dag van een maand.
De overheid kan de aanvang van het stelsel met een maximum van 6 maanden uitstellen omwille
van de dienstnoodwendigheden.
3.2.2. Duur
Het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar kan worden aangevraagd voor een periode
8
van minimum 1 maand en maximum tot de datum van de al dan niet vervroegde oppensioenstelling .
3.2.3. Werkkalender
De personeelsleden die het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar genieten, verrichten in
de loop van de maand de helft van de prestaties van een voltijdse tewerkstelling. Het personeelslid
moet dus hoe dan ook elke maand de helft van de prestaties van een voltijdse tewerkstelling
9
verrichten . De mogelijkheid om, in onderling akkoord tussen de overheid en het personeelslid, een
andere verdeling dan over de maand te voorzien, die in het raam van de halftijdse vervroegde
uittreding bestond en waarbij een personeelslid bijvoorbeeld een volledige maand wel en een
volledige maand niet kon werken, is niet weerhouden in het raam van het stelsel van het halftijds
werken vanaf 50 of 55 jaar.
De prestaties worden in halve of volledige dagen verricht.
De werkkalender wordt door de overheid vastgesteld waarbij, in de mate van het mogelijke, rekening
wordt gehouden met het voorstel dat het personeelslid in zijn aanvraag heeft opgenomen. Indien de
overheid het door het personeelslid gedane voorstel niet volgt en een andere spreiding voorstelt, kan
het personeelslid steeds afstand doen van zijn aanvraag.
Op vraag van het personeelslid of de overheid kan de werkkalender naderhand worden aangepast.
Indien de overheid de kalender wenst aan te passen, dient ze het personeelslid hiervan ten minste 2
maanden op voorhand op de hoogte te brengen. Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is
bovendien enkel mogelijk mits onderling akkoord tussen het personeelslid en de overheid.
8
9
Dus ook in het geval de datum van de effectieve oppensioenstelling na de leeftijd van 65 jaar ligt.
Bv.: - het personeelslid werkt iedere dag een halve dag;
- het personeelslid werkt in week 1 een hele dag op dinsdag, woensdag en donderdag en in week 2 op dinsdag en
donderdag;
- het personeelslid werkt een week wel en een week niet;
- het personeelslid werkt twee weken wel en twee weken niet;
- …
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
PUBLIEK
7/8
3.2.4. Combinatie van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar met andere
(verminderde) prestaties
Tijdens het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar kan het personeelslid niet worden
gemachtigd om, om welke reden dan ook, verminderde prestaties uit te oefenen.
Tijdens de periode dat het personeelslid in het raam van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50
of 55 jaar geen prestaties dient te verrichten, mag het geen andere winstgevende activiteit
uitoefenen. Onder winstgevende activiteit moet elke bezigheid waarvan de opbrengst een
beroepsinkomen is dat bedoeld wordt in artikel 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen
1992 worden verstaan. De politieke mandaten bedoeld in de wet van 18 september 1986 tot
instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten worden evenwel
niet als een winstgevende activiteit beschouwd.
3.2.5. Impact van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar op de verlofcontingenten
Het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar leidt tot een proportionele vermindering van
het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof, het aantal dagen verlof om dwingende redenen van familiaal
belang en de jaarlijkse aanvulling van het ziektecontingent.
3.2.6. Uitsluitingen
Mandaathouders en diensthoofden die rechtstreeks afhangen van de commissaris-generaal of van
een directeur-generaal of van een korpschef van een korps van de lokale politie, zijn uitgesloten van
het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.
Daarnaast kan de Minister van Binnenlandse Zaken of, naar gelang van het geval, de burgemeester
of het politiecollege de personeelsleden die titularis zijn van een bepaald ambt, om redenen inherent
aan de goede werking van de dienst, uitsluiten van dit stelsel.
In afwijking hiervan en met uitzondering van de mandaathouders, kan de minister of, naar gelang van
het geval, de burgemeester of het politiecollege, voor zover de goede werking van de dienst erdoor
niet wordt verstoord en na advies van de korpschef, de commissaris-generaal of de door deze
aangewezen directeur-generaal, aan een personeelslid dat een ambt bekleedt waardoor het van de
het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar is uitgesloten, alsnog het stelsel van het
halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar toestaan.
3.2.7. Vroegtijdig stopzetten van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar
Het personeelslid kan het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar vroegtijdig stopzetten
met een opzeggingstermijn van 3 maanden, tenzij de overheid een kortere termijn aanvaardt.
Er valt wel aan te stippen dat het personeelslid, na het voltijds hernemen van het werk, het stelsel van
het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar niet opnieuw kan aanvragen.
3.2.8. Gevolgen van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar op het pensioen
Voor wat de gevolgen van het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar op het pensioen
betreft, kan worden verwezen naar:
voor wat de statutaire personeelsleden betreft: de informatiebrochure “De
loopbaanonderbreking en afwezigheidsperiodes. Wat is de invloed ervan op mijn pensioen?”
van PDOS, die kan worden geraadpleegd op de site http://www.pdos.fgov.be onder de
rubrieken “Publicaties”, “Brochures” (pagina’s 25 tot en met 31);
voor wat de contractuele personeelsleden betreft: de rubrieken “Toekomstige
gepensioneerden”, “De berekening van uw pensioen” op de site http://www.onprvp.fgov.be.
4.
Het begrip zwaar beroep
Onder “zwaar beroep” in het raam van de vierdagenweek en het stelsel van het halftijds werken vanaf
50 of 55 jaar moet worden verstaan:
28-02-2014
PERMANENTE NOTA
DGS/DSJ/2014/7941/A
1°
2°
3°
5.
PUBLIEK
8/8
het werk in wisselende ploegen, meer bepaald de ploegenarbeid in minstens twee ploegen
van minstens twee statutaire personeelsleden, die hetzelfde werk doen, zowel qua inhoud als
qua omvang en die elkaar in de loop van de dag opvolgen zonder dat er een onderbreking is
de
tussen de opeenvolgende ploegen en zonder dat de overlapping meer bedraagt dan 1/4
van hun dagtaak, op voorwaarde dat het statutaire personeelslid van ploegen alterneert;
het werk in onderbroken diensten waarbij het statutair personeelslid permanent werkt in
dagprestaties waarvan de begintijd en de eindtijd minimum 11 uur uit elkaar liggen met een
onderbreking van minstens 3 uur en minimumprestaties van 7 uur. Onder permanent verstaat
men dat de onderbroken dienst de gewone arbeidsregeling van het statutair personeelslid is
en dat het niet occasioneel in een dergelijke dienst wordt tewerkgesteld;
het werk met prestaties tussen 20 uur en 6 uur.
Inwerkingtreding
De vierdagenweek en het stelsel van het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar treden in werking op 1
maart 2014.
w.g.
Jean-Marie VAN BRANTEGHEM
Directeur-generaal
----->>><<<-----
28-02-2014
PERMANENTE NOTA