Decubitus Nederland congres 2014

Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
De ervaringen van het eerste Nurse-led woundcare centrum in Nederland en
de eerste resultaten.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Alita Jaspar, MSc in Wound Healing and Tissue Repair, Mitralis Wond Expertise Centrum
Heerlen.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
In 2008 vond er een nieuwe innovatie plaats binnen het domein van wondzorg: de
oprichting van het eerste onafhankelijk verpleegkundig wondcentrum in Nederland. Met
onafhankelijk wordt bedoeld dat alle behandelaars (huisartsen, medisch specialisten)
patiënten naar het centrum kunnen verwijzen voor advies en/of de uitvoering van
wondzorg. Het Expertise Centrum Wondzorg (ECW) richt zich vooral op patiënten met
complexe acute en chronische wonden. Dit zijn post-traumatisch/chirurgische wonden,
decubitus, been ulcera ´s, diabetische voet, oncologische wonden en brandwonden (1e en
2e graads). Een belangrijk speerpunt binnen het ECW is de uitvoering van adequate wond
documentatie in een gestandaardiseerd wondregistratie programma (WoundMonitor®).
Wond documentatie is een belangrijk aspect in de totale wondzorg. De documentatie
bevat het monitoren van het wond genezingsproces, het vroegtijdige signaleren van
belemmerende factoren gerelateerd aan de wondgenezing, de evaluatie van het
uitgevoerde wondbehandelingsplan en het waarborgen van de continuïteit van de zorg. 1 2
De data van WoundMonitor® werd gebruikt voor de uitvoering van een retrospectieve
studie om een beeldvorming te krijgen van de patiënten populatie die het ECW bezocht.
De studie onderzocht de patiëntenpopulatie, de wond types en de genezingstendens over
een periode van drie jaar. Tijdens de presentatie worden de resultaten van dit onderzoek
getoond.
Referenties:
1.
Sterling, C. 1996. Methods of wound assessment documentation: a study. Nursing Standard 11(10), pp. 38-41 2.
Deutschle, G. et al. 1999. [Standardized wound documentation of chronic wounds]. Zentralblatt fur Chirurgie 124
Suppl 1, pp. 52-55
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Kennis en attitude decubitus van verpleegkundigen op de
verpleegafdelingen van het St. Elisabethziekenhuis, Tilburg
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Anca van Gestel, wondconsulente, St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Inleiding: In 2011 was de nosocomiale prevalentie decubitus, exclusief categorie 1, in het
St. Elisabeth ziekenhuis 5.1%. Vanuit het hoger management kwam de opdracht om op
basis van de scores en de achterliggende oorzaken voor de hogere scores een voorstel of
plan van aanpak te ontwikkelen c.q. op te stellen, met een financiële paragraaf. Vanuit de
decubituscontactpersonen werd aangegeven dat er te weinig kwaliteit, kennis en tijd was
om goede preventie en behandeling van decubitus uit te voeren. Uit de literatuurstudie
uitgevoerd voor het praktijkonderzoek bleek dat kennis onder verpleegkundigen wat
betreft preventie en behandeling van decubitus onvoldoende.1,2,3 Daarnaast bleek een
gebrek aan motivatie en een negatieve houding bij verpleegkundigen en de organisatie
invloed te hebben op de prevalentiecijfers.4 Belangrijk was om inzicht te krijgen in het
huidige kennis niveau en de attitude van verpleegkundigen wat betreft preventie van
decubitus. Om duidelijkheid te krijgen in het probleem is er een prospectief kwantitatief
beschrijvend onderzoek gedaan onder verpleegkundigen van de verpleegafdelingen van
het St. Elisabethziekenhuis. Hiervoor werden gevalideerde kennis- en
attitudevragenlijsten, de PUKAT en de APuP, gebruikt. Uit dit onderzoek bleek dat de
attitude geen probleem was maar dat er een kennistekort was. Hiervoor moest een
verbetertraject gestart worden. Het doel was dat de nosocomiale prevalentie decubitus,
exclusief categorie 1, in het St. Elisabeth ziekenhuis vanaf 2012 zou dalen.
Het St. Elisabeth ziekenhuis vindt dat werknemers van deze organisatie deskundig en
zorgvuldig dienen te werken waardoor zij een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de
zorgverlening. Hiervoor hanteert het al jaren de skillslabtheorie. Echter het blijkt dat veel
wat klassikaal is aangeleerd niet toegepast wordt in de praktijk. Er werd gezocht naar
mogelijkheden om deze vaardigheden zo aan te leren dat ze wel in de praktijk worden
toegepast. Sinds 2013 hanteert het ziekenhuis daarom de methode van informeel leren.
Informeel leren is leren in en van het dagelijkse werk, zonder dat het leren expliciet door
externe mensen wordt georganiseerd.5
Presentatie: Tijdens deze presentatie wil ik ingaan op het prospectief kwantitatief
beschrijvend onderzoek, dat ik heb gedaan, onder 119 verpleegkundigen van de
verpleegafdelingen van het St. Elisabethziekenhuis. De uitkomst van dit onderzoek. Het
implementatieproces wat hiervoor beschreven is. En de toepassing, middels informeel
leren, in de praktijk.
Conclusie: Mijn doel is dat men door het bijwonen van de presentatie handvatten krijgt
Decubitus Nederland congres 2014
waardoor men de kennis betreffende decubitus in de eigen organisatie op een hoger
niveau kan krijgen.
1.
Beeckman D, Defloor T, Schoonhoven L, Vanderwee K. Knowledge and attitudes of nurses on pressure
ulcer prevention: a cross-sectional multicenter study in Belgian hospitals. Worldviews Evid Based Nurs. 2011
Sep; 8(3):166-76. doi: 10.1111/j.1741-6787.2011.00217.x. Epub 2011 Mar 14. PubMed: PMID: 21401859
2.
Beeckman D, Defloor T, Demarré L, Van Hecke A, Vanderwee K. Pressure ulcers: development and
psychometric evaluation of the attitude towards pressure ulcer prevention instrument (APuP). Int J Nurs
Stud. 2010 Nov; 47(11):1432-41. Epub 2010 May 14. PubMed PMID: 20466370.
3.
Hulsenboom MA, Bours GJ, Halfens RJ. Knowledge of pressure ulcer prevention: a
cross-sectional and comparative study among nurses. BMC Nurs. 2007 Mar 9; 6:2.
PubMed PMID: 17349049; PubMed Central PMCID: PMC1821326.
4.
Maylor M, Torrance C: Pressure sore survey: Part One. J Wound Care. 1999 Jan; 8(1):27-30.PubMed:
PMID: 10214196 Pressure sore survey. Part 2: Nurses' knowledge. J Wound Care. 1999 Feb; 8(2):4952.PubMed: PMID: 10232198 Pressure sore survey. Part 3: Locus of control. J Wound Care. 1999 Mar;
8(3):101-5.PubMed: PMID: 10362985
5.
Hoekstra, A., Beijaard, D., Brekelmans, J.M.G., & Korthagen, F.A.J., Experienced secondary school
teachers’ learning during teaching; towards a procedure for collecting and analyzing data. Paper presented
at conference of the Isatt, Sydney, 2005 July
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Klinische diagnostiek van geïnfecteerde chronische wonden.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Armand ALM Rondas MD, MSc1,2, Jos MGA Schols MD, PhD2,3, Ellen E Stobberingh4,
Ruud JG Halfens3
Affiliatie(s) auteur(s)
1
2
De Zorggroep, Venlo, The Netherlands, Maastricht University, CAPHRI, Department of Family Medicine, The
3
Netherlands, Maastricht University, CAPHRI, Department of Health Services Research, The Netherlands,
4
Maastricht University, CAPHRI, Department of Medical Microbiology, The Netherlands.
Abstract (max. 300 woorden)
Kennis van etiologische factoren die bijdragen aan het niet (kunnen) genezen van een
wond is van belang wil een voorgestelde behandeling succesvol kunnen zijn. Alleen
wanneer de oorzakelijke factoren zijn vastgesteld, kan een effectief behandelplan
opgesteld worden.1,2 Het niet spontaan genezen van wonden is vooral te wijten aan
vasculaire insufficiëntie en infectie.3 `De diagnose wondinfectie wordt vooralsnog
gebaseerd op de aanwezigheid van bepaalde klinische symptomen. In tegenstelling tot de
relatief duidelijke symptomen van een acute wondinfectie zoals bij een post operatieve
wondinfectie, zijn de symptomen van een chronische wondinfectie vaak subtieler en is de
diagnose moeilijker te stellen.4-8
Van oudsher is één manier om het bestaan van een wondinfectie te diagnosticeren door
het aantal aanwezige bacteriën in de wond te tellen.9 Indien in een wond meer dan 105
CFU/g aanwezig zijn, zou de diagnose ‘wondinfectie’ gesteld mogen worden.9-13
Daarnaast lijkt het, sinds de publicatie van de consensus van de World Union of Wound
Healing Societies (WUWHS) mogelijk om met behulp van een set aan ’signs & symptoms’
de diagnose chronische wondinfectie vast te stellen: genezing stagneert, toegenomen
pijn, nieuw ontstane pijn, roodheid, warmte, zwelling, verharding, geur, wondvocht/pus,
gemakkelijk bloedend, verkleuring van het wondbed, pocketvorming, brugvorming,
crepitatie, lymfangitis.14,15
Tijdens de presentatie worden de resultaten van een empirische prospectieve studie
getoond die tot doel heeft om bij 616 chronische wonden de door de WUWHS
voorgestelde symptomen van een chronische wondinfectie te valideren.
Referenties
1. Mostow EN. 1994 Diagnosis and classification of chronic wounds. Clin Dermatol 12: 3-9.
2. Robson
MC, Stenberg BD, Hegger JP. 1990 Wound healing alterations caused by infections. Clin Plast Surg 17: 485-492.
3. Mast BA, Schultz GS. 1996 Interactions of cytokines, growth factors, and proteases in acute and chronic wounds. Wound
Rep Reg 4: 411-420.
4. Cutting KG, White RJ,
Mahoney P, Harding KF. 2005 Clinical identification of wound infection: a Delphi approach. In: Position document on
identifying criteria for wound infection. London: Medical Education Partnership Ltd.
5. Principles of best practice. 2008 Wound infection in clinical practice. An international consensus [editorial]. Int Wound J 5
(3 suppl): 1-11.
6. Rondas
AALM, Schols JMGA, Stobberingh EE, Price PE. 2009 Definition of infection in chronic wounds by Dutch nursing home
physicians. Int Wound J 6: 267-274.
7. Reddy M, Gill SS, Wu
W, Kalkar SR, Rochon PA. 2012 Does This patient have an infection of a Chronic Wound? JAMA. 307(6): 605-611.
8. Robson MC, Heggers JP. 1969 Bacterial quantification of open wounds. Military Medicine 134: 19-24.
9. Bendy RH, Nuccio PA, Wolfe E, Collins B, Tamburro C, Glass W, Martin CM. 1964 Relationship of qualitative wound
Decubitus Nederland congres 2014
bacterial counts to healing of decubiti. Effects of topical gentamicin. Antimicrob Agents Chemother 4: 47-155.
10. Robson MC, Lea CE, Dalton JB, Heggers JP. 1968 Quantitative bacteriology and delayed wound closure. Surg Forum
19: 501-2.
11. Robson MC,
Heggers JP. 1970 Delayed wound closures based on bacterial counts. J Surg Oncol 379-383.
12. Bowler PG. 2003 The 105 bacterial growth guideline: reassessing its clinical relevance in wound healing. Ostomy
Wound Manage 49: 44-53.
13. Senior C.
2000 Assessment of infection in diabetic foot ulcers. J Wound Care 9: 313-7.
14. Cutting
KF, Harding KG.1994 Criteria for identifying wound infection. J Wound Care 3(4):198–201.
15. Principles of
best practice. Wound infection in clinical practice. An international consensus [editorial]. International Wound Journal 2008;5
(3 suppl): 1-11.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
PuClas3: Online leren om decubitus goed te classificeren
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Prof. dr. Dimitri Beeckman, Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde,
Universiteit Gent, België
Dhr. Geert Vanwalleghem, CNS Wondzorg, decubitus- en valpreventie, AZDelta,
Roeselare, België
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Het classificeren van decubitus is een complexe vaardigheid (Beeckman et al 2007,
2008). Europees onderzoek toont aan dat er slechts 30% overeenkomst is tussen
beoordelaars wanneer decubitus geclassificeerd wordt (Beeckman et al. 2008).
Onderzoek toont ook aan dat het stellen van een differentiaal diagnose tussen decubitus
en letsels die ontstaan door incontinentie moeilijk is (Beeckman et al. 2007, 2008). Voor
2009 werden deze letsels “vochtletsels” genoemd. Sinds 2009 is er een consensus om de
term incontinentie- geassocieerde dermatitis (IAD) te gebruiken (Beeckman et al. 2009).
Het stellen van een foutieve diagnose en het incorrect classificeren van wonden leiden tot
inadequate preventie en behandeling en hebben een belangrijke invloed op de patiënt,
familie en de kwaliteit van zorg (Gray et al. 2012, Doughty et al. 2012). Daarnaast zijn er
belangrijke gevolgen bij het correct interpreteren van conclusies uit epidemiologisch
onderzoek (zoals prevalentie – en incidentiemetingen) (Beeckman et al. 2011, Doughty et
al. 2012).
In 2005 werkte een internationale groep van experts aan een consensus document waarin
criteria geformuleerd werden om een onderscheid te maken tussen decubitus en IAD.
Hieruit ontstond de internationale PuClas1 richtlijn (Defloor et al. 2005). Deze richtlijn
werd samengevat en in de vorm van een e- learning pakket (PuClas2) ter beschikking
gesteld voor de praktijk. Het pakket werd in negen talen vertaald en werd ondersteund
door de European Pressure Ulcer Advisory Panel (EPUAP). Grootschalig onderzoek
toonde aan dat PuClas2 effectief was voor het verbeteren van de vaardigheden van
verpleegkundigen om decubitus te classificeren en het onderscheid te maken tussen
decubitus en IAD (Beeckman et al. 2008).
Sinds 2009 zijn er heel wat nieuwe inzichten gekomen op vlak van decubitus en IAD
(etiologie, preventie en behandeling). Daarnaast was er de ontwikkeling van nieuwe
nationale en internationale richtlijnen en een toename in het aantal onderzoeken die zich
richten op IAD preventie en behandeling. Deze nieuwe inzichten hebben geleid tot de
ontwikkeling van een nieuwe versie van PuClas2. In 2012 werd besloten om PuClas3 te
ontwikkelen.
Decubitus Nederland congres 2014
PuClas3 bestaat uit vier modules:
•
Module 1: Basisaspecten van decubitus (etiologie, epidemiologie en principes
van preventie)
•
Module 2: Basisaspecten van IAD (etiologie, epidemiologie en principes van
preventie)
•
Module 3: Classificatie van decubitus (EPUAP/NPUAP classificatie systeem)
•
Module 4: Differentiaal diagnose tussen decubitus en IAD (gebaseerd op de
PuClas1 richtlijn en aangevuld met de laatste wetenschappelijke inzichten)
Elke module kan apart gevolgd worden en bestaat uit een theoretische basis met
illustraties door voorbeelden uit de praktijk. Het doorlopen van een module duurt 20-30
minuten. Elke module wordt afgesloten met een gevalideerde kennistest. Bij het slagen
voor de test krijgt de gebruiker een certificaat van deelname. Gebruikers worden ook
uitgenodigd om feedback te geven op de inhoud van de modules en om zelf casussen
aan te leveren. Het doel is om PuClas3 in de toekomst verder aan te vullen met nieuwe
inhouden en casussen. Samenwerking met de praktijk is hierbij van cruciaal belang.
Referenties:
1.
Beeckman D, Van Lancker A, Van Hecke A, Verhaeghe S. A systematic review and meta-analysis of
incontinence-associated dermatitis, incontinence, and moisture as risk factors for pressure ulcer development.
Res Nurs Health. 2014 Jun;37(3):204-18.
2.
Defloor T, Schoonhoven L, Fletcher J, Furtado K, Heyman H, Lubbers M, Witherow A, Bale S, Bellingeri A, Cherry
G, Clark M, Colin D, Dassen T, Dealey C, Gulacsi L, Halfens R, Hietanen H, Lindholm C, Moore Z, Romanelli M,
Soriano JV; Trustees of the European Pressure Ulcer Advisory Panel. Statement of the European Pressure Ulcer
Advisory Panel--pressure ulcer classification: differentiation between pressure ulcers and moisture lesions. J
Wound Ostomy Continence Nurs. 2005 Sep-Oct;32(5):302-6; discussion 306.
3.
Doughty D, Junkin J, Kurz P, Selekof J, Gray M, Fader M, Bliss DZ, Beeckman D, Logan S. Incontinenceassociated dermatitis: consensus statements, evidence-based guidelines for prevention and treatment, and
current challenges. J Wound Ostomy Continence Nurs. 2012 May-Jun;39(3):303-15; quiz 316-7.
4.
Gray M, Beeckman D, Bliss DZ, Fader M, Logan S, Junkin J, Selekof J, Doughty D, Kurz P. Incontinenceassociated dermatitis: a comprehensive review and update. J Wound Ostomy Continence Nurs. 2012 JanFeb;39(1):61-74.
5.
Beeckman D, Woodward S, Rajpaul K, Vanderwee K. Clinical challenges of preventing incontinence-associated
dermatitis. Br J Nurs. 2011 Jul 15-28;20(13):784-6,788,790.
6.
Beeckman D, Woodward S, Gray M. Incontinence-associated dermatitis: step-by-step prevention and treatment.
Br J Community Nurs. 2011 Aug;16(8):382-9.
7.
Beeckman D, Schoonhoven L, Verhaeghe S, Heyneman A, Defloor T. Prevention and treatment of incontinenceassociated dermatitis: literature review. J Adv Nurs. 2009 Jun;65(6):1141-54.
8.
Beeckman D, Schoonhoven L, Boucqué H, Van Maele G, Defloor T. Pressure ulcers: e-learning to improve
classification by nurses and nursing students. J Clin Nurs. 2008 Jul;17(13):1697-707.
9.
Beeckman D, Schoonhoven L, Fletcher J, Furtado K, Gunningberg L, Heyman H, Lindholm C, Paquay L, Verdú J,
Defloor T. EPUAP classification system for pressure ulcers: European reliability study. J Adv Nurs. 2007
Dec;60(6):682-91.
Screenshots PuCas3: Decubitus Nederland congres 2014
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
De relatie tussen elektronisch gegenereerde feedback voor
verpleegkundigen en de frequentie van wisselhouding
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
E.S.M. Koopman wondconsulent
Deventer Ziekenhuis
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Inleiding
Een van de hoekstenen van decubituspreventie en behandeling is beperking van de tijd
dat een patiënt in één houding ligt. Om dit te bereiken wordt in de meeste protocollen een
frequentie van maximaal 3 uur aangehouden.
Een recent in Nederland geïntroduceerd apparaat (Mobility Monitor, compliant concept)
registreert de tijdsintervallen tussen houdingswisselingen. Aangesloten aan het
zusteroproepsysteem, waarschuwt het apparaat wanneer de ingestelde tijd (2, 3 of 4 uur)
is overschreden. De verpleegkundige krijgt via het belsysteem een signaal dat de patiënt
gedraaid dient te worden.
Doel:
Het doel van ons onderzoek was te onderzoeken of het gebruik van de mobility monitor
leidt tot een vermindering van de tijd dat een patiënt in één houding ligt.
Methode
Het onderzoek werd uitgevoerd in het voorjaar van 2014 op afdeling C2 (vaatchirurgie en
MDL) van het Deventer Ziekenhuis.
Om de normale gang van zaken vast te stellen, werd het apparaat, met toestemming van
de patiënt, gedurende 2 weken bij patiënten, waarbij volgens het preventieprotocol en
volgens de klinische blijk wisselhouding á 3 uur nodig was. In deze periode werd het
systeem niet gekoppeld aan het belsysteem. Verpleegkundigen kregen niet te zien wat de
resultaten waren van de registratie. Daarna werd gedurende een periode van 2 weken het
apparaat gebruikt gekoppeld aan het belsysteem. Dus 2 groepen patiënten. In de
controlegroep een aantal dagen gebruikt zonder koppeling aan het belsysteem. In de
interventiegroep een aantal dagen gebruik met koppeling aan het belsysteem. In totaal
werden 3 apparaten gebruikt. Voor alle patiënten werd zowel de mediaan als de maximale
tijd in één houding berekend.
Resultaten
Data verzameling is afgerond, maar uitkomsten zijn nog niet bekend. Deze zullen worden
gepresenteerd op het congres.
Decubitus Nederland congres 2014
Klinisch belang
Wisselhouding á 3 uur als een routinematige verpleegkundige interventie bij patiënten met
een verhoogd decubitusrisico is zeer arbeidsintensief en vaak niet efficiënt omdat
vanwege de geringe voorspellende waarde van de risicoscore schalen er grote groepen
patiënten zijn waarbij deze interventie niet nodig was, terwijl bij eenzelfde grote groep de
interventie wel nodig was, maar niet werd uitgevoerd. Veel werk wordt gestoken in het
blijven motiveren van zorgverleners om dit consequent te blijven doen.
De Mobility monitor zou een oplossing kunnen bieden voor dit probleem omdat het de
zorgverlener laat weten wanneer welke patiënt de interventie nodig heeft. Dit zou kunnen
leiden tot een significante daling van de onnodige tijd die verpleegkundigen dienen te
besteden aan decubituspreventie. Daarbij zou het tevens kunnen leiden tot een stijging
van het aantal patiënten dat consequente, adequate wisselhouding krijgt.
Referenties
Dutch pressure ulcer guidelines:
Nederlandse richtlijn decubitus V&VN 2011
http://www.venvn.nl/LinkClick.aspx?fileticket=8TrtENI2ZjE%3D&tabid=1852
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Decubituszorg in Nederlandse en Duitse verpleeghuizen: wat maakt het
verschil?
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Esther Meesterberends
CAPHRI, School of Public Health and Primary Care, Department of Health Services
Research, Maastricht University.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Binnen de gezondheidszorg is decubitus nog steeds een veel voorkomend zorgprobleem.
In Nederland wordt sinds 1998 jaarlijks de Landelijke Prevalentiemeting Zorgproblemen
(LPZ) uitgevoerd waarbij de prevalentie, preventie en behandeling van zorgproblemen,
waaronder decubitus, in diverse gezondheidszorginstellingen gemeten wordt. Sinds 2001
wordt ook in Duitsland deze meting jaarlijks uitgevoerd. Beide landen hanteren dezelfde
gestandaardiseerde definities, methodologie en vragenlijsten. Resultaten van deze
jaarlijkse metingen laten zien dat decubitus prevalentiecijfers beduidend hoger zijn in
Nederlandse verpleeghuizen vergeleken met Duitse verpleeghuizen. Deze verschillen
zijn in een aantal studies nader onderzocht. Hierbij is gekeken naar de incidentie van
decubitus en mogelijke verklarende factoren, zowel gerelateerd aan de
verpleeghuisbewoners, de verleende verpleegkundige zorg en structurele kenmerken van
de verpleeghuisorganisaties, zoals de aanwezigheid en implementatie van een decubitus
richtlijn. In deze presentatie worden de resultaten van deze studies nader toegelicht.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Voorspellen van decubitusgenezing met de “DECU-STICK” bij
dwarslaesiepatiënten tijdens conservatieve behandeling.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Dr. F.W.A. van Asbeck
Revalidatiearts-onderzoeker,
Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Inleiding en doelen:
Decubitus is een veel voorkomende complicatie bij personen met een dwarslaesie.
Conservatieve behandeling duurt meestal weken of maanden. Het doel van deze studie is
vroeg te voorspellen of de decubituswond zal sluiten met een bepaalde conservatieve
behandeling of dat een operatie of een andere conservatieve behandeling nodig is.
Materiaal en methode:
Wij ontwikkelden en testten een goedkoop, betrouwbaar en praktisch instrument
(werknaam DECU-STICK) om de lengte, de breedte, de diepte en de ondermijning van de
decubituswond met 1 instrument te meten.
Wij maten 64 decubituswonden onder het sacrum of de tubera ischiadica in 56
dwarslaesiepatiënten met een leeftijd van gem. 52.2 [18-70] jaar en een dwarslaesieduur
van gem. 11.7 [0-54] jaar, eens per week terwijl zij met een gestandaardiseerde therapie
behandeld werden. De patiënten werden vervolgd tot de wond gesloten was, tot operatie
of gedurende 24 weken.
Resultaten:
Bij 25/64 wonden was de gemiddelde snelheid waarmee de grootste lengte, breedte of
ondermijning afnam in de eerste 4 weken van de granulatie/epithelialisatiefase 0.5
cm/week of groter. Bij 23/25 (92%) bleef deze gemiddelde snelheid behouden tot sluiting
van de wond.
Bij 39/64 wonden was de gemiddelde snelheid waarmee de grootste lengte, breedte of
ondermijning afnam in de eerste 4 weken van de granulatie/epithelialisatiefase 0.4
cm/week of kleiner. Bij 36/39 (92%) bleef deze gemiddelde snelheid behouden tot sluiting,
operatie of het einde van de observatie.
Conclusie:
Deze studie beschrijft een goedkope, betrouwbare en praktische methode om na 4 weken
van conservatieve behandeling thuis, op de polikliniek of tijdens opname te voorspellen
wat de genezingssnelheid van een decubituswond zal zijn en dus wanneer deze bij
gelijkblijvende conservatieve behandeling zal sluiten.
Decubitus Nederland congres 2014
De gemiddelde afnamesnelheid van de grootste lengte, breedte of ondermijning van de
decubituswond tijdens de granulatie/epithelialisatie-fase van > 0.5 cm/week na 4 weken
had een positieve predictieve waarde (PPV) van 92% voor het doorgaan van de genezing
met deze snelheid.
De gemiddelde afnamesnelheid van de grootste lengte, breedte of ondermijning van de
decubituswond tijdens de granulatie/epithelialisatie-fase van < 0.4 cm/week na 4 weken
had een positieve predictieve waarde (PPV) van 92% voor het doorgaan van de genezing
met deze snelheid.
De gemiddelde genezingssnelheid in de eerste 4 weken van de behandeling kan dus de
basis vormen voor het besluit tot operatie of tot een verandering in het conservatieve
beleid.
Deze methode kan ook gebruikt worden voor het vergelijken van verschillende
conservatieve behandelingen na elkaar in 1 patiënt.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
‘Patiënt participatie, co-creatie doe je samen!’
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Jeanny Engels, expert Persoonsgerichte zorg en zelfmanagement (Vilans)
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Patiënt participatie wil zeggen dat patiënten betrokken worden bij beslissingen die over
hen gaan. Hierbij gaat het niet alleen om de persoonlijke zorg die zij ontvangen maar ook
om het zorgbeleid van de organisatie waar zij een beroep op doen. Zorgverleners en
zorgorganisaties doen er goed aan om patiënteninbreng serieus te nemen. Door samen
met patiënten aan de slag te gaan, komt de zorgverlening en het zorgbeleid meer in de
richting van wat patiënten willen, kunnen en nodig hebben. En dan komt persoonsgerichte
zorg vanzelf tot stand.
Persoonsgerichte zorg is een manier om zorg op maat te bieden aan mensen met een
ziekte. Kern van persoonsgerichte zorg is dat je als zorgverlener iemand niet alleen als
patiënt maar als mens benadert. Bij de behandeling staat niet de ziekte centraal, maar de
manier waarop de patiënt in het leven staat en zelf met de aandoening omgaat. Anders
gezegd: persoonsgerichte zorg is zorg op de maat van de patiënt 1 .
Persoonsgerichte zorg gaat over een integrale benadering van de patiënt, een benadering
van de patiënt als persoon. Daarnaast is persoonsgerichte zorg afgestemd op de doelen
van de patiënt. Denk aan doelen als het verbeteren van de kwaliteit van leven of behoud
van het niveau van zelfstandig functioneren. Aansluiten bij deze doelen wordt gezien als
een belangrijke factor die bijdraagt aan effectieve zorg. Dat betekent dus dat in bepaalde
gevallen de patiënt kan kiezen voor een niet-optimale behandeling als die
bijdraagt aan een betere kwaliteit van leven of functioneren.
Persoonsgerichte zorg werkt alleen als zowel de zorgverlener als de patiënt zich goed
oriënteert op de wensen, verwachtingen, doelen, motivatie en vaardigheden van de
patiënt. En de zorg samen met de patiënt vaststelt. Gezamenlijke besluitvorming wordt de
norm en dat stelt ook de RVZ in het recent verschenen advies ‘De Participerende
patiënt’ 2 . Kern van het advies is dat patiënten en zorgverleners meer gezamenlijke
besluitvorming, gedeelde uitvoering en zelfmanagement willen. Dat bevordert zowel de
kwaliteit van zorg als de effectiviteit.
We spreken van gezamenlijke besluitvorming indien zorgverlener en patiënt gezamenlijk
(gezondheids)doelen stellen die aansluiten bij de motivatie van de patiënt en vervolgens
gezamenlijk keuzes maken over de wijze waarop die doelen bereikt kunnen worden.
Gezamenlijke besluitvorming vraagt om een verbinding tussen de medische context (de
diagnose, ernst van het ziektebeeld, behandeling van de ziekte) en de persoonlijke en
sociale context (het dagelijks leven van de patiënt en diens omgeving). Bij gezamenlijke
Decubitus Nederland congres 2014
besluitvorming vraag je als zorgverlener de patiënt naar zijn ideeën, wensen en
voorkeuren, en nodig je de patiënt uit om samen over de opties na te denken. Als
zorgverlener vul je vanuit je professionele kennis en ervaring de informatie aan. Patiënt en
zorgverlener nemen vervolgens een gezamenlijk besluit en delen de verantwoordelijkheid
voor de behandeling en de plannen die daaruit voortvloeien.
Gezamenlijke besluitvorming bestaat uit drie soorten gesprekken:
1.
2.
3.
Choice talk: introduceer dat er een keuze is.
Option talk: beschrijf de mogelijke opties met bijbehorende voor- en nadelen.
Decision talk: ondersteun bij ontdekken van de voorkeuren en neem samen een
beslissing.
Voordelen van gezamenlijk beslissen:
1.
Patiënten worden weerbaarder, mondiger, actiever betrokken en voelen zich meer
verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid gedrag.
2.
Patiënten krijgen gepaste zorg: de kans op over- en onderbehandeling is kleiner
als
patiënten actiever betrokken worden.
3.
Patiënten en zorgverleners zijn meer tevreden.
Er zijn alleen maar voordelen te behalen als patiënten, zorgverleners en zorgorganisaties
in co-creatie met elkaar aan de slag gaan om de zorg meer persoonsgericht te maken.
1
2
Vlek H, Driessen S & Hassink L (2013). Whitepaper Persoonsgerichte zorg. Utrecht: Vilans.
RVZ (2013). De Participerende patiënt. Den Haag: RVZ.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
De ontwikkeling van een Magnetische Resonantie Elastografie
afbeeldingstechniek voor de bepaling van stijfheidsveranderingen in weefsel
bij het ontstaan van diepe drukwonden.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Jules Nelissen1, Willeke Traa2, Kevin Moerman3, Klaas Nicolay1, Aart Nederveen3, Cees
Oomens2, en Gustav Strijkers1,4
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Diepe drukwonden, die door de NPUAP en EPUAP geclassificeerd worden onder de
naam ‘suspected Deep Tissue Injury (sDTI)’, zijn wonden die in diepere weefsels ontstaan
in de buurt van bot en waarbij aan het huidoppervlak nog geen schade zichtbaar is. Deze
wonden kunnen zich uitbreiden tot categorie III en IV wonden, waarbij het zachte weefsel
is in zijn geheel is aangetast. Risico groepen voor sDTI zijn onder andere mensen met
een dwarslaesie of trauma en patiënten die intensieve zorg behoeven. Het is een grote
uitdaging om de beginnende weefselbeschadiging op tijd te ontdekken, om zo te
voorkomen dat ze zich ontwikkelen tot categorie III of IV drukwonden.
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er bij het onstaan van een diepe drukwond een
stijfheidstoename is in de aangetaste spier, gevolgd door een stijfheidsafname. Om de
precieze relatie tussen weefseschade en mate van stijfheidsveranderingen en
veranderingen in de tijd te kunnen bestuderen kan Magnetische Resonantie (MR)
beeldvorming worden gebruikt. Weefselschade kan gemeten worden met T2 gewogen
MR beeldvorming en stijfheidveranderingen met MR Elastografie (MRE). Verondersteld
wordt dat MRE kan voorzien in een vroege detectie techniek voor diepe drukwonden en
zal bijdragen aan het beter begrijpen van de processen die een rol spelen bij het ontstaan
van dit type drukwond.
Bij MRE wordt het weefsel in trilling gebracht met een externe actuator waardoor
verplaatsingsgolven zich voorplanten in het weefsel. Deze golven kunnen worden
afgebeeld met behulp van een bewegingsgevoelige MR beeldvormende techniek. Door
middel van wiskundige inversie technieken worden de golfverplaatsingsbeelden
vervolgens omgerekend naar mechanische weefseleigenschappen, zoals de ‘shear
modulus’ en viscositeit. Bij beschadigd of ziek weefsel zullen de golven zich anders
voortplanten dan bij gezond weefsel waardoor het verschil in mechanische
eigenschappen kan worden bepaald.
Alvorens de MRE techniek toe te passen in patienten zal deze eerst worden getest in een
rat model. Bij een gevestigd rat model wordt de tibialis anterior spier ingedrukt met een
staafje (‘indentor’) terwijl de rat zich in de MRI scanner bevindt zodat de ontwikkeling van
Decubitus Nederland congres 2014
weefselschade in de tijd kan worden afgebeeld. Dit model wordt al jaren met succes
gebruikt in onze onderzoeksgroep.
Om MRE metingen te kunnen doen met dit rat model is een nieuwe MR-compatibele
indentatie opstelling ontworpen, gebouwd en getest. De nieuwe opstelling laat het toe om
in de toekomst een MRE actuator toe te voegen waarbij voor, tijdens en na indentatie
MRE metingen kunnen worden uitgevoerd. Indentatie van de TA spier in de MR scanner
met deze setup is getest met meerdere ratten. Op T2 gewogen beelden was aanzienlijke
spier schade te zien. De MRE actuator is gestest op een agarose fantoom met stijve
inclusies, welke goed detecteerbaar bleken.
De MR compatibele indentatie opstelling met MRE actuator zal worden gebruikt om de
relatie tussen diepe drukwonden en stijfheidsveranderingen uitvoerig te bestuderen,
hetgeen nieuwe inzichten zal opleveren met betrekking tot het ontstaan van de
drukwonden en mogelijk zal deze technologie ook voor vroege detectie gebruikt kunnen
worden.
1
2
Biomedical NMR and Soft Tissue Biomechanics and Engineering, Biomedical Engineering, Eindhoven University of
Technology
3
4
Department of Radiology and Biomedical Engineering and Physics, Academic Medical Center, Amsterdam
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
De differentiële diagnose Decubitus
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Kasia Huisman, dermatologie verpleegkundige Brabantzorg
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Decubitus vormt een groot probleem in de gezondheidszorg. Het komt vaak voor, leidt tot
veel ongemak en pijn bij de patiënt, en tot grote kosten voor de gezondheidszorg.
Stuitdecubitus is de meest voorkomende gluteale dermatose bij ouderen en minder
mobiele personen. Het weefselversterf wordt veroorzaakt door op het lichaam inwerkende
druk- en schuifkrachten. Decubitus kent verschillende histologische stadia afhankelijk van
het klinisch beeld. Niet wegdrukbaar erytheem wordt histologisch gekenmerkt door
gedilateerde capillairen en venen met opgehoopte erytrocyten.
Er is uitgebreide aandacht voor deze complicatie gezien de toenemende vergrijzing en de
morbiditeit die met decubitus gepaard gaat, maar ook vanwege de registratie van
decubitus als prestatie-indicator.
In 2005 werd door de EPUAP een andere gelijkende entiteit beschreven: het
vochtigheidsletsel (IAD). Dit bestaat uit erytheem, maceratie en/of erosie van de huid door
inwerking van vocht en irritantia, zoals urine en feces.
Decubitus en IAD komen vaak voor binnen de chronisch geriatrische zorg. De differentiaal
diagnose tussen IAD en decubitus is complex. Een incorrecte diagnose kan leiden tot het
toepassen van verkeerde maatregelen. Vervolgens kan dit een negatieve invloed hebben
op de kwaliteit van leven en extra kosten teweegbrengen voor zowel de patiënt als de
gezondheidszorg
In 1992 werd door Bos et al. de seniele gluteale dermatose beschreven als een aparte
entiteit binnen het totaalbeeld van de stuitdecubitus. Yamamoto et al. beschreven in 1979
voor het eerst een soortgelijke hyperkeratotische gelichenificeerde gluteale huidafwijking
veroorzaakt door frictie.
Seniele gluteale dermatose komt bij magere of vermagerde oudere personen die
bedlegerig zijn of in zittende houding de neiging hebben onderuit te zakken.
Voor de differentiële diagnose kan naast een klassieke decubitus, vochtletsel en seniele
gluteale dermatose, worden gedacht aan lichen simplex, amyloïdose, psoriasis, eczeem
of een dermatomycose.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
De rol van de mechanische eigenschapen en belasting in de ontwikkeling
van diepe drukwonden.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Kevin M. Moerman1, Willeke Traa2, Jules Nelissen2, Gustav Strijkers1,2, Cees Oomens2,
Aart Nederveen1
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Decubitus is zoals de term “pressure-ulcer” al verraadt een probleem dat veroorzaakt
wordt door een mechanisch fenomeen zoals b.v. langdurige druk. Echter kan dezelfde
druk op een andere plaats andere gevolgen hebben doordat de interne anatomie of
simpel weg de te vervormen weefsel dikte anders is. Zo kan een externe druk intern juist
trekspanningen veroorzaken doordat b.v. het weefsel weg zal proberen te vervormen
loodrecht op de druk. Wat zijn dus de mechanische aspecten van het complexe decubitus
probleem? De lange hierop volgende zin zal pogen deze complexiteit aan het oppervlak te
brengen: Een bepaalde belasting die plaats vindt op een bepaalde locatie aan het
huidoppervlak met een bepaalde intensiteit, tijdsduur en dynamiek in
bepaalde weefsellocaties, zoals b.v. aan het huidoppervlak of dieper intern in het weefsel,
kan een bepaalde hoeveelheid en type schade teweeg brengen doordat het weefsel of
het weefselsysteem onvoldoende om kan gaan met de gevolgen van de belasting. In de
voorgaande zin definiëren de onderstreepte woorden enkele ingrediënten van het
mechanische probleem en allen klinken relatief vaag. Wat wordt bedoelt met belasting
(kracht/druk/vervorming)? Wat is de rol van de belasting? Welk soort belastingen leiden
tot letsel? Wat is de rol van de intensiteit van de belasting en de tijdsduur van de
belasting? Wat zijn de interne belastingen die door externe belastingen geïnduceerd
kunnen worden? Wat is de mogelijke rol van de mechanische eigenschappen van het
weefsel (spier is b.v. een complex vezel versterkt materiaal)? Wat is de rol van de
onderliggende anatomie van b.v. scherpe bot randen? Als schade de mechanische
eigenschappen van weefsel kan aantasten, kan interne schade dan gedetecteerd worden
door speciale beeldvormingstechnieken die mechanische eigenschappen zoals elasticiteit
kunnen afbeelden?
Deze studie zal een samenvatting bieden van de huidige wetenschappelijke kennis
omtrent de ontwikkeling van diepe drukwonden vanuit een mechanisch oogpunt en pogen
enkele van de voorgaande vragen toe te lichten.
1
Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
2
Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Uw brein als medicijn
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Maarten Wissels, Neurochirurg en pijnspecialist
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Je leest deze woorden en dat je dat kan, is te danken aan het meest complexe onderdeel
van je lichaam: 1200 gram grijze massa, de kwabbige, zachte okkernoot tussen je oren
ter grootte van twee gebalde vuisten, je hersenen. Het is een verbluffend orgaan
waarmee we denken en voelen. Het houdt ons in leven, zorgt voor een permanente
interface met de wereld, laat ons toe hard te lopen of kunst te maken. Het is de bron van
taal en geheugen, van verbeelding en vertwijfeling, van haat en liefde. Het menselijk brein
is een van de meest ingewikkelde dingen die we kennen. Toch weten we al heel lang wat
over de manier waarop het brein dat allemaal doet. In de laatste twintig jaar hebben we
meer geleerd over de hersenen dan de twintig eeuwen daarvoor. Dat stemt tot hoop. Met
die kennis kunnen we dan misschien mensen helpen van wie de hersenen mankementen
vertonen, door ziekte, menselijk ongeval of biologisch ongeluk. Want hoewel het menselijk
lichaam, inclusief brein, het in het merendeel van de gevallen goed doet, gaat er dikwijls
iets fout, van pijn tot psychose, van autisme tot angst, van dementie tot depressie. Al die
nieuwe kennis over de hersenen opent nog andere opwindende perspectieven. Als we
weten hoe het brein werkt, kunnen we het misschien nog verbeteren: sneller leren, beter
onthouden, minder slapen, creatiever worden, gelukkiger zijn, ....
Dat maakbare brein klinkt nog als toekomstmuziek, maar het kan geen kwaad er alvast
over na te denken.
Neurochirurg en pijnspecialist Maarten Wissels zal ons vanuit zijn invalshoek over het
maakbare brein op een levendige manier onderhouden.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Wond gerelateerde pijn
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Marion Giesberts
E-nursing, platform voor online zorgcursussen.
Opleider, trainer en adviseur Hogeschool Arnhem en Nijmegen, domein Pijn en Palliatieve
zorg. Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Wondgerelateerde pijn is een veelvoorkomend, maar onderschat probleem. Pijn heeft een
negatief effect op wondgenezing en patiënten geven aan dat pijn een negatief effect op
kwaliteit van leven heeft. Om pijn bij wonden goed te kunnen diagnosticeren en
behandelen, wordt het tijd dat hier meer aandacht voor komt onder meer in opleiding en
bijscholingen voor zorgprofessionals. In het bijzonder is het van belang dat
wondconsulenten voldoende kennis hierover hebben, omdat zij in veel gevallen als eerste
de ernst van de pijn signaleren en goed op de hoogte zijn van de problematiek.
Bij een wond is altijd sprake van weefselschade, waardoor nociceptieve pijn ontstaat. Bij
weefselschade komen verschillende stoffen vrij die de perifere zenuwuiteinden prikkelen.
Via het ruggenmerg wordt een alarmprikkel naar de hersenen verstuurd. Daar vindt
pijngewaarwording plaats. Ook oedeem kan voor extra prikkeling zorgen en dus voor
meer alarmprikkels naar de hersenen.
Ook wanneer de wond gaat infecteren, komen er stoffen vrij (zoals enzymen en vrije
radicalen) die zorgen voor prikkeling van de zenuwuiteinden. Deze stofjes zorgen voor
nog meer weefselschade en dus voor meer pijn. Een infectie kan ook het zenuwweefsel in
een wond beschadigen, waardoor het geleidingssysteem van de pijn zelf wordt aangetast.
Veel pijn bij complexe wonden wordt nog eens extra verergerd omdat pijn invloed heeft op
het zenuwstelsel. Er kan dan hyperalgesie ontstaan (een pijnprikkel voelt als veel pijnlijker
dan anders) en uiteindelijk allodynie (een niet-pijnlijke prikkel voelt als heel pijnlijk). Een
eenmaal overgevoelig geworden zenuwstelsel, is moeilijk te behandelen. Ook andere
factoren kunnen wondpijn verergeren, zoals vermoeidheid, angst en stress.
Pijn bij wondzorg is zowel bij volwassenen als bij kinderen een onderschat probleem.
Naast de pijn die ontstaat door de wond zelf, kan pijn ook ontstaan door onjuiste
toepassing van materialen of methoden bij de wondverzorging. Uit een internationale
enquête blijkt dat wondpatiënten de verbandwisseling en de wondreiniging als het meest
pijnlijk ervaren. Ernstige pijn heeft een negatief effect op de genezing van de wond, onder
meer door een verminderde doorbloeding, wat het ontstaan van nieuw weefsel
belemmert, en waardoor bestaand weefsel in slechte conditie raakt of zelfs afsterft.
Daarnaast is duidelijk aangetoond dat langdurig onderbehandelde pijn kan leiden tot
chronische pijn.
Decubitus Nederland congres 2014
De basis voor een goede diagnostiek en behandeling van pijn begint met het begrijpen
van hoe pijn ontstaat en hoe het zich als verschijnsel met diverse symptomen laat zien.
Op basis hiervan zal duidelijk worden welke pijnmeetinstrumenten kunnen worden
gebruikt en welke behandelingen wel of niet zinvol zijn.
In deze korte workshop zal daarom het accent liggen op de uitleg over anatomie en
fysiologie van pijn, en daarnaast in grote lijnen welke mogelijkheden er zijn om diverse
soorten pijn te meten bij diverse patiëntengroepen. Ook wordt een overzicht van
behandelmogelijkheden gegeven.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Elektrostimulatie binnen de wondgenezing, wat zijn de ervaringen vanuit te
praktijk.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Mike Meuwissen, M-ANP, verpleegkundig specialist intensieve zorg1
1
Mitralis Expertise Centrum Wondzorg Heerlen.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Elektrostimulatie (ES) vindt een steeds grotere mate van inzet bij de behandeling van
hard to heal wounds. Reeds in 2009 adviseert de European Pressure Ulcer Advisory
Panal (EPUAP) en de National Advisory Panel in hun richtlijn het gebruik van ES binnen
de behandeling van hard to heal wounds (1). Een review van Koel beschreef de positieve
bevindingen en resultaten van de wondbehandeling met behulp van elektrostimulatie (2).
Hij beoordeelde twintig RTC’s uitgevoerd tussen 1985 en 2008. ES blijkt de productie van
fibroblasten, te bevorderen, bevorderd celmigratie, stimuleert angiogenese en weefsel
oxyginatie en verlaagt de bacteriële load (3)
In Nederland wordt nog niet op grote schaal gebruik gemaakt van ES bij de behandeling
van hard to heal wounds. In, bijvoorbeeld Duitsland, wordt dit frequenter ingezet. Debus
et. al (4), beschreven hun positieve bevindingen naar aanleiding van een retrospectieve
studie naar de effectiviteit, tolerantie, en veiligheid bij het gebruik van ES.
Binnen het Mitralis Expertise Centrum Wondzorg (MECW) vindt er sinds november 2013
onderzoek plaats naar de effecten van ES bij patiënten met hard to heal wounds
(diabetisch voet ulcura (DVU), traumatische (TLU), veneuze (VLU) en arteriële leg ulcers
(ALU)). Uitkomstmaten zijn: verbetering Push Tool (5) (Pressure Ulcer Scale for Healing),
reductie van wondoppervlakte, verbetering wondbed/weefseltypering en verbetering Vas
score. Alle wonden bestaan langer dan 6 weken. De bevindingen tijdens het consult
worden gerapporteerd in Woundmonitor (6) (digitaal wondregistratie systeem).
Tijdens de presentatie worden de bevindingen en resultaten van 30 behandelde hard to
heal wonden besproken. Tevens worden aanbevelingen gedaan, naar aanleiding van de
ervaringen, opgedaan tijdens dit nog lopende onderzoek.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
National Advisory Panel, Prevension and treatment of pressure ulcers, 2009, Quick reference guide, National
Advisory Panel, Washington DC.
th
2.Koel G, 2009 Elektrotherapy for stimulation of wound healing, Poster presentation 19 Conference of the
European Wound Management, Helsinki May 20-22.
Kloth L, 2005, Electrical stimulation for woundhealing: a review of evidence from invitro studies, animal
experiments and clinical trails, Int. J. Low Etrem Wounds 4 (1): 23-44.
Debus ES, 2012, Effectiveness, tolerability and safety of electrical stimulation of wounds with an electrical
stimulation device: the results of a retrospective study. Wounds24 (4): 76-84
Push Tool, meetinstrument voor pressure ulcers ontwikkeld door The National Pressure Ulcer Advisory Panel
(NPUAP), Version 3.0: 9/15/98
Woundmonitor, een programma voor wondregistratie ontwikkeld door Wondzorginnovatie BV, 2006
Decubitus Nederland congres 2014
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Do’s and Dont’s t.a.v. hygiëne bij wondzorg: de rol van spoelen van wonden
met kraanwater en non compliance van basis hygiëne in wondinfecties.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Patrick van de Poel, HIP Hygiëne advies & Infectie Preventie.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Biofilm wordt gevormd wanneer bacteriekolonies een slijmlaag uitscheiden om zichzelf te
beschermen. Ongeveer 80% van de infecties in de gezondheidszorg. (mondinfecties,
wondinfecties, katheter gerelateerde urineweginfecties, infuus gerelateerde flebitis en
ooginfecties zijn verbonden aan biofilm).
Niet altijd zichtbaar weliswaar, maar de meerderheid van chronische wonden
bevat biofilm. Biofilm veroorzaakt een ongunstig wondklimaat en is daarmee de
belangrijkste oorzaak van de vertraagde wondgenezing en een voorloper voor infectie.
Daarbij is biofilm een uitstekende voedingsbodem/ beschermlaag voor BRMO (Bijzonder
Resistente Micro Organismen).
Door middel van betere typeringsmogelijkheden is steeds duidelijker geworden dat
kraanwater geïdentificeerd kan worden als bron voor kruisinfecties. De wijzen waarop
kraanwater gecontamineerd kan raken zijn legio: Leegmaken van spoelbekkens,
waskommen, het reinigen van gebit, leeggooien van vernevelpotjes, uitzuigpotjes,
opvangbakjes en het hardnekkig blijven wassen van de handen
Een review van gepubliceerde studies laat zien dat tussen 9,7% en 68,1% samples
kraanwater van verschillende kranen, positief werden gekweekt met Pseudomonas
aeruginosa (een van nature resistente bacterie, die zich makkelijk tot een BRMO kan
ontwikkelen). Infectie/kolonisatie van patiënten bleek in 14,2% tot 50% van de
onderzochte episodes genotypisch gerelateerd te kunnen worden aan het positief
gekweekte kraanwater.
Verder bekende transmissie routes van (BR)MO zijn met name:
• Handen
• Foutief of onvoldoende gebruik van handschoenen
Discussiepunt 1:
Biofilm is hardnekkig en laat zich niet verwijderen met water. Het risico op contaminatie en
ontstaan van biofilm zal zelfs toenemen door gebruik van water. Het spoelen van wonden
met kraanwater/ uitdouchen van wonden (en gebruik van andere water gerelateerde
materialen zoals waskommen, wasbakken en spoelmateriaal) moet vanuit bovenstaand
perspectief ernstig heroverwogen worden. Welke voor- en nadelen hebben de
alternatieven
Decubitus Nederland congres 2014
Discussiepunt 2
Non- compliance van handhygiëne en/of onjuist gebruik van handschoenen en/of gebruik
van niet geschikte disposable handschoenen (die niet voldoen aan Europese richtlijnen)
zullen de kans op verspreiding van micro organismen en contaminatie van wonden
aanzienlijk doen toenemen.
Om de discussie richting te geven zal in de presentatie visueel gemaakt worden hoe
genoemde risicofactoren een rol spelen in contaminatie van wonden en gerelateerde
kruisinfecties.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Decubitus, diabetes voetulcer en/of ischemie, what’s in the name?
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Peter Quataert, MA-NP, WEC ZorgSaam
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Ulcera aan voeten komen vaak voor. Druk speelt hierbij een belangrijke rol. De
belangrijkste rol? Of is diabetes mellitus en/of ischemie de oorzaak? Goed onderscheid
maken is belangrijk zeker nu het diabetes voetulcus een prestatie-indicator is in de
Nederlandse ziekenhuizen. Is er na onduidelijkheid rond decubitus en vochtletsels een
nieuwe discussie geboren? In deze lezing wordt door middel van casuïstiek gezocht naar
de (on)terechte diagnose?
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Zorgfinanciering de lusten en lasten
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Drs. Rens van Liere
Zorg consultant
Healthcare Management School
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Zorgfinanciering staat volop in de belangstelling. Jarenlang gaven we in Nederland meer
geld uit dan begroot. Hoe kon dat nou gebeuren? Vanuit de politiek is veel gedaan omdat
tij te keren. Een nieuw bekostigingssysteem voor ziekenhuizen en zorgverzekeraars die
steeds meer taken krijgen heeft veel aandacht gekregen. Nu lijkt het tij te keren. Voor het
eerst sinds jaren blijft de stijging van zorgkosten binnen de afgesproken bandbreedte.
Qua veranderingen is het echter nog lang niet gedaan. In vogelvlucht zal ik u meenemen
langs de ophanden zijnde wijzigingen in eerste en tweede lijn en de impact daarvan op
decubituszorg. Ten slotte wil ik graag stilstaan bij de verdeling van de lusten en lasten van
decubituszorg. We kunnen dan samen de balans opmaken of de zorg de komende jaren
er vanuit financieel oogpunt beter of slechter van wordt.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Elkerliek ‘goes pomploos’
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Sandra Janssen, Verpleegkundig Specialist Wondzorg, MSc Health and Social Care.
Elkerliek ziekenhuis Helmond/Deurne
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Naar aanleiding van de ervaringen van afgelopen jaren met alternerende
antidecubitussystemen, heeft het Elkerliek ziekenhuis begin 2014 de keuze gemaakt voor
pomploze antidecubitussystemen. De regelmatig kapotte pompen van de alternerende
systemen waren een bron van ergernis geworden voor zowel verpleegkundigen,
technische dienst en Verpleegkundig Specialist wondzorg. 3 Jaar geleden waren er al een
tiental pomploze antidecubitussystemen aangeschaft. Deze matrassen zijn veelvuldig
ingezet bij patiënten met een (hoog) risico op decubitus en patiënten met decubitus
categorie 1 t/m 4. Dit met goed resultaat.
Vandaar dat er begin 2014 voor gekozen is om de nog aanwezige (25) alternerende
systemen ook te vervangen door pomploze systemen. Er is in samenwerking met de
afdeling inkoop en de afdeling Medische Technieken door de Verpleegkundig Specialist
Wondzorg een Pakket van Eisen opgesteld en verschillende fabrikanten en distributeurs
van antidecubitussystemen zijn aangeschreven. Uit het aanbod zijn 4 matrassen nader
bekeken, er zijn drukmetingen gedaan en tests op de afdeling uitgevoerd.
Garantieperiodes zijn vergeleken evenals de prijzen. Naar aanleiding van dit alles is een
keuze gemaakt voor 1 pomploos antidecubitusmatras.
Het door ons gebruikte pomploze systeem combineert een geavanceerd ventielsysteem in
de luchtcellen met traagschuim, waardoor een goede drukverdeling (en dus per cm2
drukreductie) wordt verkregen.
Door het voortdurend meten van de incidentie van decubitus, kunnen we monitoren hoe
deze pomploze systemen zich verhouden tot de pompsystemen uit het verleden met
betrekking tot het voorkomen en genezen van decubitus. Inmiddels kunnen we
concluderen dat ook met het gebruik van het pomploze antidecubitussysteem, de
incidentiecijfers decubitus in het Elkerliek ruim beneden de norm blijven.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Phagetherapy : facts or fiction ?
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
T. Rose1,2 , S. Jennes2, D. De Vos1, G. Verbeken1, J.P. Pirnay1
LabMCT, Burn Wound Centre, Queen Astrid Military Hospital, Brussels, Belgium,
²Burn Wound Centre, Queen Astrid Military Hospital, Brussels, Belgium.
1
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Felix d’Herelle, one of the discoverers of bacteriophages was the first to propose “Phage
therapy” already in the early 20th century. It was further developed at the Eliava Institute
in Tbilisi, Georgia and used in medical practice in all the previous Soviet Republics till
now. In the Western world however antibiotics were developed and Phage therapy was
almost forgotten.
Today, seen the antibiotic resistance problematic worldwide, Phage therapy is back in the
picture as a potential complementary or alternative approach in the fight against infectious
bacteria.
The main problem is a lack of evidence based studies in accordance to modern standards
as well as the lack of an adapted regulatory frame. So initiating studies in humans in
accordance to actual ethical regulatory and scientific standards is difficult. Phage therapy
is applied today in Europe. Under the Helsinki Declaration, which is not a final solution for
common clinical application neither for progressing in the scientific way?
Although these difficulties several groups setup studies in animals, while the idea of using
phages as antibacterial has already reached the stage of applications in the food and agro
bio industry. The application in the clinic is imminent at least at the stage of clinical studies
which are urgently needed in the fight against bacterial infections. Several issues
however, also from the fundamental scientific point of view still need to be tackled, but
significant progress has been made the last years.
We initiated a clinical safety study in burn patients approved by a leading medical ethical
committee and published the method for preparing the Phage therapy cocktail in use as
well as the ways to approach it in the regulatory context.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Vroege detectie van diepe drukwonden: het gebruik van biomarkers voor het
dagelijks monitoren van het ontstaan van diepe drukwonden.
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Willeke Traa1, Jules Nelissen2, Gustav Strijkers2,3, Frank Baaijens1, Dan Bader1,4 en Cees
Oomens1
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Diepe drukwonden (Eng.: Deep Tissue Injury) zijn gedefinieerd als: “Een lokaal paars of
kastanjebruin verkleurd gebied van intacte huid of bloedblaren ten gevolg van schade aan
onderliggende zachte weefsellagen door druk of afschuiving.” Dit type drukwond is in een
vroeg stadium onzichtbaar omdat de wond zich onder de huid ontwikkelt. Dit belemmert
een juiste en vroege diagnose. Onbehandeld, zal de wond groeien totdat deze zichtbaar
wordt aan het huidoppervlak als categorie III of IV drukwond. De wond beslaat dan
meerdere weefsellagen en genezing is een moeizaam proces waarbij eventueel
chirurgisch ingrijpen nodig is. Dwarslaesiepatiënten, intensive-carepatiënten en
traumapatiënten zijn vaak voor langere tijd geïmmobiliseerd en hebben mogelijk
verminderde sensibiliteit. Zij hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van diepe
drukwonden.
Om te voorkomen dat diepe drukwonden de kans krijgen om zich te ontwikkelen tot een
categorie III of IV drukwond is een vroege diagnose en behandeling nodig. Momenteel is
echter voor de vroege diagnose nog geen systeem ontwikkeld. Als diagnosemethode zou
een niet-invasief systeem gebaseerd op schademarkers in urine kunnen dienen. Bij een
positieve indicatie kan vervolgonderzoek, met MRI of ultrageluid, de grootte en locatie van
de diepe drukwond bepalen.
Om een juist indicatie van een diepe drukwond aan de hand van markers in urine the
maken, moet begrepen worden hoe de markers na vrijkomen uitgescheiden worden door
het lichaam. Als proof-of-principle is dieronderzoek noodzakelijk. Onze groep gebruikt al
jaren een ratmodel voor onderzoek aan diepe drukwonden. In dit model wordt de tibialis
anterior spier ingedrukt met een stempel om een begin van schade op celniveau te
indiceren. Voor, tijdens en na indentatie worden MRI-beelden gemaakt waarop de interne
toestand van het been gevolgd kan worden. Hieruit kan een mate van schade bepaald
worden voor het been. Vervolgens kan dit gekoppeld worden aan bloed- en urinemonsters
die genomen zijn voor en na indentatie. De afbraakkinetiek kan bepaald worden door een
bolusinjectie van de marker van interesse toe te dienen en vervolgens bloed en urine
monsters te nemen. Vervolgens kan vastgesteld worden hoe lang een verhoging van de
markers zichtbaar blijft in urine.
Uit dieronderzoek is gebleken dat spierweefsel gevoeliger is voor deformatie dan
huidweefsel. Daarom zal in ons onderzoek eerst gefocust worden op
Decubitus Nederland congres 2014
spierschademarkers. Markers van interesse zijn myoglobine, troponine en creatine
kinase. Myoglobine bevindt zich in het cytoplasma van spiercellen en draagt bij aan
goede zuurstofuitwisseling. Het is vergelijkbaar met hemoglobine, maar heeft slechts één
in plaats van vier zuurstofbindende plekken. Creatine kinase bevindt zich ook in het
cytoplasma van de spiercel en bevordert het omzetten van energie tijdens inspanning.
Troponine is een structureel eiwit dat het samentrekken van spieren voorkomt tijdens
rust. Bij lichte spierschade zullen de celmembranen van de spiercellen een verhoogde
permeabiliteit krijgen. Dit veroorzaakt een lek van myoglobine en creatine kinase.
Troponine zit verankerd in de cel. Pas als de samentrekkende eenheid van spiercellen
beschadigd wordt zal dit vrijkomen. Troponine wordt gezien als een marker voor heftigere
spierschade.
Met behulp van deze markers kan het mogelijk zijn om diepe drukwonden die in de spier
starten snel op te sporen. Dit maakt vroegtijdige behandeling mogelijk waardoor een
mogelijke categorie III of IV drukwond voorkomen kan worden.
1
Soft Tissue Biomechanics and Engineering, Biomedical Engineering, Eindhoven University of Technology
Biomedical NMR and, Biomedical Engineering, Eindhoven University of Technology
3
Biomedical Engineering and Physics, Academic Medical Centre, Amsterdam
4
Bioengineering and Tissue Health, Faculty of Health Sciences, University of Southampton
2
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Abstract Workshop preventie en behandeling decubitus
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Barbara den Boogert, Edwige Strippe, Tony de Groot, Marc Vos, Janine Janssen.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Decubitus komt voor binnen alle sectoren van de gezondheidszorg. Het is een omvattend
probleem dat veel complicaties met zich mee kan brengen en veel impact heeft op zowel
de patiënt als zijn naasten en op de maatschappij. Daarom is het van belang dat je als
zorgverlener adequate kennis over preventie en behandeling van decubitus hebt.
Door middel van casuïstiek willen we een workshop geven waarbij we de laatste
ontwikkelingen op het gebied van decubitus aan de orde laten komen. Hierbij zal er
aandacht worden besteed aan de landelijke multidisciplinaire richtlijnen decubitus
preventie en behandeling ( V&VN 2011). Verschillende thema’s over decubitus worden
besproken. Denk aan wisselhouding, anti- decubitus hulpmiddelen, huidverzorging en
wondbehandeling van verschillende categorieën decubitus.
De workshop is bedoeld voor zorgmedewerkers in de intra- en extramurale zorg die nauw
betrokken zijn bij de zorgverlening van patiënten met ( risico op) decubitus.
Verpleegkundigen/ verzorgenden/ therapeuten/ artsen.
Je gaat als deelnemer, op een ludieke en actieve manier deelnemen aan een workshop
waarbij je kennis wordt getest en geprikkeld. Het is de bedoeling om je kennis te
vergroten, een eye-opener te zijn en je te enthousiasmeren in het verlenen van decubitus
wondzorg.
De workshop wordt door ervaren wondconsulenten gegeven.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Workshop voeding: onderzoek en praktijk
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
De casuïstiek wordt gepresenteerd door 3 diëtisten:
Jolanda Gebben, Marianne Gijsbers en Marijke Rouschop
De resultaten gerelateerd aan onderzoek worden door dr. Emanuele Cereda (Italië)
gepresenteerd.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Veel patiënten met (een risico op) decubitus verkeren in een matige tot slechte
voedingstoestand. Dat kan zowel een toestand van ondervoeding als overvoeding (
obesitas) zijn!
Epidemiologisch is er een duidelijke relatie tussen ondervoeding en zowel het optreden
van decubitus als het slecht genezen van een reeds aanwezig decubitus.
Adequate voeding is enerzijds nodig om een goede ‘body power’ te realiseren en te
behouden en anderzijds om een goede vitaliteit van de huid te waarborgen en indien
noodzakelijk, de wondgenezing te bevorderen.
In deze workshop zal aan de hand van casuïstiek ingegaan worden op het belang van
een adequate voeding(stoestand) voor de preventie en behandeling van decubitus.
Aangesloten wordt bij relevante richtlijnen, inclusief de dan reeds geactualiseerde
NPUAP-EPUAP decubitusrichtlijn.
Omdat het veel patiënten met decubitus niet lukt om met normale voeding in hun
voedingsbehoefte te voorzien, wordt ook stil gestaan bij de rol van drinkvoeding.
In dat verband wordt ook de meest recente onderzoeksinformatie getoond over een
specifieke arginine-verrijkte drinkvoeding.
Keywords ( max: 6 woorden) :
Decubitus Nederland congres 2014
Titel paper/presentatie/poster ( max 2 regels):
Workshop; Preventie: zien, voelen, DOEN!!
Na(a)m(en) en titulatuur van auteur(s):
Peter Schraven Ergotherapeut Adelante volwassen revalidatie (zitpoli)
Bas Roebroek Ergotherapeut Adelante volwassen revalidatie (zitpoli)
Janneke Goosens Ergotherapeut Adelante volwassen revalidatie (zitpoli)
Conny Overdulve verpleegkundig specialist Adelante volwassen revalidatie.
Affiliatie(s) auteur(s)
Abstract (max. 300 woorden)
Decubituszorg is niet alleen wondzorg!
Nee…. decubituszorg begint bij…PREVENTIE!
Patiënten/cliënten liggen veel in bed, zijn rolstoelafhankelijk, en/of hebben hulp nodig bij
verplaatsingen in bed en bij de verzorging.
Tijdens het dagelijks handelen zijn er risico's voor de huid en onderliggend weefsel. Er
zijn veel factoren waar we rekening mee moeten houden.
In deze praktische workshop gaat u dit zelf ervaren en ervaringen delen!
Wat is het effect van ons handelen op de cliënt, de huid en het onderliggend weefsel
tijdens liggen, verplaatsen in bed, transfers en zitten?
Hoe kunnen we de risico's voorkomen? Waar moeten we aan denken? Welke praktische
oplossingen zijn er?
Al deze vragen komen in de workshop aanbod, zowel Praktical based als Evidence
based.
Kortom een workshop waar we met elkaar en van elkaar kunnen leren!
Keywords ( max: 6 woorden) :