De tijd is rijp om van de hoofdstad een volwaardige cultuurstad te maken Laat Brussel weer bruisen 06 december 2014 | Jan Goossens Als Brussel de toekomst met opgeheven hoofd tegemoet wil gaan, dan is het nu het moment om op cultureel vlak de handen in elkaar te slaan, zoals Sven Gatz voorstelt, zegt Jan Goossens. Maar laten we de lat niet te laag leggen: om van de hoofdstad een cultureel paradepaardje te maken zal moed nodig zijn en een blik die verder reikt dan de landsgrenzen. Wie? Artistiek directeur van de KVS Wat? Een rondetafel over de culturele toekomst van Brussel is een goed idee, maar laat dan ook álle betrokkenen mee aanschuiven. Wat in vele Europese grootsteden doodnormaal is, blijft in de Vlaamse, Belgische en Europese hoofdstad een dapper, bijna rebels voorstel: oproepen tot een rondetafel over de culturele toekomst van Brussel, en zijn Rand. Het was wat Vlaams minister van Cultuur en Brussel Sven Gatz (Open VLD) recent deed in Le Soir, zonder dat hij iedereen over zich heen kreeg. Ongetwijfeld heeft dat te maken met zijn vertrouwdheid met het complexe Brusselse landschap, soms ook mijnenveld. Met de B van Barcelona en Berlijn Vele tientallen politici op meer beleidsniveaus dan je op een hand kan tellen, dragen culturele verantwoordelijkheid. Overleg is er nauwelijks, een geïntegreerd Brussels cultuurbeleid evenmin. Culturele kansen blijven liggen, zowel wat visie en coherentie betreft, als op het vlak van communicatie en zichtbaarheid. Tegelijk zijn vereende krachten in Brussel noodzakelijk om de enorme uitdagingen van de toekomst het hoofd te bieden. Die zijn niet alleen cultureel, maar kunnen allemaal culturele input gebruiken. Meer dan 20 procent van de Brusselaars leeft onder de armoedegrens. 400.000 Brusselaars, een derde van de bevolking, kwamen pas in de stad toe na 2000 en zijn nieuwkomers. Tegen 2020 komen er nog eens 150.000 Brusselaars bij. Samen de stad maken is dus geen holle slogan, maar een urgente realiteit. De Brusselse culturele sector heeft op dat vlak zijn strepen meer dan verdiend. Gatz heeft dus gelijk en werd ook meteen bijgetreden door zijn Franstalige collega Joëlle Milquet (CDH): die rondetafel moet er komen. Zoals Eric Corijn vorige week tijdens de academische zitting voor de AB en de Beursschouwburg in het Vlaams Parlement aanstipte, is Gatz hiermee niet aan zijn proefstuk. In 2011 al diende hij in datzelfde parlement de conceptnota Brussel: cultuurstad tussen Barcelona en Berlijn in, waarin hij pleitte voor de oprichting van een Brusselse cultuurkoepel om te komen tot ‘een gecoördineerd kunst -en cultuurbeleid, inclusief een voorzitter en intendant voor de aansturing van een cultuurplan’. Laten we hopen dat Gatz deze keer bijval krijgt en dat het niet bij een conceptnota blijft. De timing is alleszins bijzonder. Bij het begin van een nieuwe regeerperiode die vijf jaar voor stabiliteit kan instaan, moeten de kaarten beter dan ooit liggen om dossiers af te stemmen en nieuwe ambities te formuleren. Het Museum aan het Kanaal en het plan voor een nieuwe culturele infrastructuur in Ruisbroek verdienen een stevig debat. Maar het moet over meer kunnen gaan. Er zijn cruciale vragen: wie gaat er mee aan tafel? Ook al is het essentieel dat politici van verschillende beleidsniveaus eindelijk samen een gesprek over cultuur aangaan, toch valt te hopen dat het meer wordt dan een politiek onderonsje. Misschien kunnen er ook een aantal wildcards voor andere stemmen worden voorzien? Communautaire opdeling Verschillende sectoren hebben sinds 2000, toen Brussel Europese cultuurstad was, bewezen het algemene belang van de stad ter harte te nemen. Zij moeten een inbreng hebben in een toekomstdebat. Er is ook de diversiteitskwestie: het gesprek over Brussel kan niet alleen onder Nederlandstalige en Franstalige autochtonen worden gevoerd. Gatz gaf al aan dat hij Europa mee aan tafel wil. Dat is inderdaad een must: je kan het niet hebben over de toekomst van Brussel zonder Europees en internationaal te denken. Maar eigenlijk mogen ook Maghrebijns en Afrikaans Brussel niet ontbreken. Wie beweert dat er geen bekwame woordvoerders in die gemeenschappen rondlopen, kent de realiteit van Brussel anno 2014 onvoldoende. Laat een rondetafel ook een gelegenheid zijn om zulke bruggen te bouwen. Daarnaast is er uiteraard de agenda. Taken verdelen en afspraken maken over wat al bestaat en op tafel ligt, is zinvol. Maar de lat mag hoger. Na Brussel 2000 kende de stad een decennium lang een stevige culturele dynamiek. Het nog steeds visionaire Cultuurplan voor Brussel zag toen het licht. Maar steeds vaker botsen we tegen een glazen plafond aan: wie echt gemengde Brusselse cultuur wil produceren, rijdt zich vast in de communautaire opdeling van de stad. Het zou goed zijn om over nieuwe instrumenten na te denken. Op kritische wijze, zonder dat het per se over een nieuwe infrastructuur hoeft te gaan. Liefst wel over een stedelijke visie, een gezamenlijke maatschappelijke noodzaak en over de toekomst van de stad die we delen en verder ontwikkelen met steeds meer mensen met wie we geen verleden gemeen hebben. Dat vergt veel verbeelding en intellectuele durf, en daarin kunnen politici, cultuurmensen en denkers elkaar versterken. Gewest als trekker Uiteraard klinkt dit ambitieus, een stappenplan zal nodig zijn. Meteen met zijn allen over alles praten, is geen goed recept. Maar als je de noden en mogelijkheden van Brussel bekijkt, en ook wat de vaak onderbenutte capaciteiten in vele sectoren zijn, dan zou het zonde zijn de lat te laag te leggen. Op politiek vlak hoeft ook niet iedereen vanaf dag één mee te zijn: met als trekker een gewest dat op vele vlakken, zoals toerisme, nooit geziene troeven in handen heeft en met daarnaast twee Brusselaars als cultuurministers van gemeenschappen die eindelijk door een cultureel akkoord zijn verbonden, kan er in vijf jaar tijd een verschil worden gemaakt. België en Europa kunnen eventueel iets later op de kar springen. Als Brusselse cultuurwerkers zullen we ook zelf van de nodige belangeloosheid, generositeit en solidariteit blijk moeten geven. Zoals Belgisch festivaldirecteur en -curator Frie Leysen zei toen ze de Erasmusprijs in ontvangst mocht nemen: misschien moeten we even met zijn allen de zee in om ons de vraag te stellen waarop we het volgend decennium samen kunnen inzetten? Sinds Brussel 2000 hebben cultuurmensen in Brussel bergen verzet, daarvan heeft de hele stad de vruchten geplukt. Koppig en weerbarstig vanuit onze vrijplaats wanneer nodig, maar net zo goed midden in de stad, in intense dialoog met vele niet-cultuurmensen die diversiteit, gelijkheid en duurzaamheid essentiële waarden vinden. De recepten die we daarvoor nodig hebben, zijn niet dezelfde als twintig jaar geleden, toen artistieke autonomie vaak absoluut en minder in verbinding met een samenleving werd gedacht. Vandaag zijn de maatschappelijke noden van die aard dat we moeten innoveren en onze vrijplaats vaker verlaten, willen we een rol van betekenis blijven spelen. Brussel is daarvoor het ideale en noodzakelijke actieterrein.
© Copyright 2024 ExpyDoc