Vragen en antwoorden Zorginkoopbeleid 2015 Zorgkantoor DWO

Vragen en antwoorden Zorginkoopbeleid 2015
Zorgkantoor DWO/NWN
Inhoudsopgave
A.
Inleiding
B.
Algemene ontwikkelingen & Marktanalyse
C.
Speerpunten Zorginkoopbeleid 2015
D.
Uitgangspunten en procedure
E.
Beleidsonderwerpen
F.
Berekening en vaststellen productieafspraak
G.
Nieuwe aanbieders
H.
Overige informatie en voorwaarden
I.
Toelichting Monitor 2015
J.
Overeenkomst AWBZ 2015
1
2
5
6
6
11
13
13
17
19
A. Inleiding
Vraag 1
Op pagina 5 geeft het zorgkantoor aan dat u meerjarige overeenkomsten gaat
ontwikkelen. In het addendum bij de overeenkomst 2014 heeft het zorgkantoor bij
geselecteerde partijen reeds de intentie aangegeven om te komen tot meerjarige
overeenkomsten.
Vragen: Komen ook andere aanbieders, waarbij dit niet is aangegeven in het addendum
in aanmerking voor meerjarige overeenkomsten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Zorgaanbieders waarmee het zorgkantoor een intramurale afspraak maakt komen in
aanmerking voor een meerjarenovereenkomst. Het zorgkantoor ziet, gelet op de doelgroep van de WLZ, met name voor deze aanbieders een meerwaarde van een
meerjarenovereenkomst.
Voor het ontwikkelen van een meerjarenovereenkomst zal het zorgkantoor in eerste
instantie in overleg treden met een selectie van de gecontracteerde zorgaanbieders.
Vraag 2
Wanneer worden de gunningbeslissingen opgestuurd/ bekendgemaakt?
Antwoord
De toekenning van de overeenkomst wordt uiterlijk 5 september 2014 bekend gemaakt.
Vraag 3
In het inkoopbeleid wordt aangegeven dat de twee zorgkantoorregio’s DWO en NWN
worden samengevoegd.
Gaat het Zorgkantoor een andere uzovicode hanteren of blijven deze gelijk?
Antwoord
Nee, de huidige twee UZOVI-codes blijven gehandhaafd.
1
B. Algemene ontwikkelingen & Marktanalyse
Vraag 1
In het inkoopdocument 2015 is niets terug over een eventuele voortzetting van de
projecten in het kader van het Experiment Regelarme Instellingen (ERAI).
Kunt u aangeven of dergelijke projecten in 2015 gecontinueerd worden?
Antwoord
Zorgkantoren volgen het beleid van het ministerie van VWS voor wat betreft de
afhandeling, dan wel voortzetting van ERAI-projecten in 2015.
Vraag 2
a.
Hoe gaat u extramurale behandeling in het kader van functies en klassen
inkopen?
b.
Hoe gaat u behandeling in het kader van de subsidieregeling behandeling
inkopen?
c.
Valt de Specialist Ouderengeneeskunde die in de wijk wordt ingezet ook onder de
afspraak voor extramurale behandeling ?
Antwoord
a.-b. Zorgaanbieders ontvangen AWBZ-financiering voor het leveren van extramurale
behandeling zoals bedoeld in artikel 8 van het Besluit zorgaanspraken (Bza). Bij
invoering van de WLZ komt die financiering te vervallen. Om de financiering van
deze zorg voort te kunnen zetten voorziet de WLZ in een door Zorginstituut
Nederland uit te voeren subsidieregeling.
Ook als de WLZ niet op 1 januari 2015 wordt ingevoerd zal deze zorg worden
gefinancierd op basis van een door het Zorginstituut uit te voeren subsidieregeling. In dat geval zal de subsidieregeling gebaseerd worden op de AWBZ.
Het Zorginstituut bereidt op dit moment, samen met betrokken partijen, een
subsidieregeling voor die, afhankelijk van verdere parlementaire besluitvorming,
gebaseerd zal zijn op de WLZ of de AWBZ.
De door het Zorginstituut uit te voeren subsidieregeling zal voorzien in een
getrapte subsidiesystematiek. Het ligt in de bedoeling dat het Zorginstituut
subsidies verleent aan de zorgkantoren, waarna de zorgkantoren subsidies
verlenen aan de zorgaanbieders. De subsidieregeling wordt daarbij zo ingericht
dat aangesloten wordt bij de huidige uitvoeringspraktijk.
c.
Het ministerie van VWS en het Zorginstituut streven er naar om de zorgkantoren
zo spoedig mogelijk duidelijkheid te geven over de hoogte van de voor hun
zorgkantoorregio in 2015 beschikbare middelen. Op basis van die informatie
maakt het zorgkantoor voorlopige afspraken met zorgaanbieders. Vanwege het
lopende wetgevingstraject moet u er rekening mee houden dat het formaliseren
van die afspraken pas aan het einde van het jaar mogelijk zal zijn.
Zorgkantoren informeren zorgaanbieders zo spoedig mogelijk over de wijze
waarop afspraken voor 2015 tot stand komen.
Nee.
2
Vraag 3
Paragraaf 1.1.1 ‘Hervorming Langdurige Zorg (HLZ)’: In het beleid op pagina 7 en ook
pagina staat dat de begeleiding wordt overgeheveld naar de WMO en dat Gemeente
verantwoordelijk is voor deze prestaties. Ook staat op pagina 7 staat dat persoonlijke
verzorging en medische en verpleegkundige zorg wordt overgeheveld naar de ZVW en
dat de zorgverzekeraars deze zorg inkopen. Er wordt in dit deel van de tekst niet
aangegeven dat dit alleen van toepassing is bij cliënten die in oorsprong een
extramurale indicatie hebben ontvangen.
Mogelijk kan hier een verwijzing worden gedaan naar hoofdstuk 2.7 of aangegeven
worden dat het om extramurale indicaties gaat?
Antwoord
De tekst in het inkoopbeleid is aangepast. Aan de beide genoemde passages is de tekst
‘aan cliënten met een extramurale indicatie’ toegevoegd.
Vraag 4
Paragraaf 1.1.1 ‘Hervorming Langdurige Zorg (HLZ)’: Op pagina 7 wordt aangegeven dat
de verblijfsplaatsen voor ZZP’s GGZ C worden overgeheveld naar de Gemeente.
a.
Kan het Zorgkantoor aangeven hoe er wordt gekeken naar de cliënten die in
oorsprong een GGZ C indicatie hebben maar waarvan deze is omgezet naar VV?
b.
Blijven deze cliënten met een omgezette ZZP in de AWBZ/WLZ of gaan zij
overgeheveld worden naar de WMO?
c.
Wordt het beleid van instellingsvreemde ZZP’s aangepast zodat helder is of
cliënten met een oorspronkelijke GGZ C indicaties wel of niet uit te ruilen zijn
naar VV ZZP’s?
Antwoord
Voor de overheveling geldt dat dit betrekking heeft op alle cliënten met een GGZ-C
indicatie. Dit betekent dat ook cliënten waarvan de toewijzing een ander ZZP betreft
overgeheveld worden naar de gemeente.
Het beleid rondom instellingsvreemde ZZP’s wordt door het zorgkantoor niet aangepast.
Vraag 5
Paragraaf 1.1.2 ‘Extramuralisering’: U geeft aan dat in 2015 gestart wordt met het
‘extramuraliseren’ van 25% van ZZP VG3. Maar in de definities inzake ‘hoge’ en ‘lage’
ZZP-en die nu met betrekking tot de toegang tot de WLZ de ronde doen, wordt ZZP VG3
tot de hoge ZZP-en gerekend.
Hoe verhouden deze uitspraken zich tot elkaar.
Antwoord
Zorgkantoren hebben het verzoek vanuit het ministerie van VWS gekregen om in 2015
nog niet te starten met het extramuraliseren van VG3. Zorgkantoor DWO/NWN geeft
gehoor aan dit verzoek. Het inkoopbeleid is op dit onderdeel dan ook aangepast.
3
Vraag 6
Paragraaf 1.1.2 ‘Extramuralisering’: De extramuralisering van de ZZP-en LG 1 en LG 3
gaat in per 1-1-2016.
Mogen wij hieruit afleiden dat wij burgers die nu over een dergelijke indicatie beschikken
of deze in de periode tot en met 31-12-2015 alsnog verwerven op hun expliciete wens
een verblijfsplek mogen bieden en daarvoor ook met u kunnen contracteren?
Antwoord
Ja, het zorgkantoor zal LG1 en LG3 blijven contracteren. De afbouw zal pas gerealiseerd
moeten worden vanaf 1 januari 2016.
Vraag 7
Paragraaf 1.1.2 ‘Extramuralisering’: Op pagina 8 wordt de extramuralisering van ZZP
VG3 in 2015 genoemd. Hierbij hanteren jullie een percentage van 15 %.
Dit moet volgens ons 10 % zijn. Klopt dat?
Antwoord
Zorgkantoren hebben het verzoek vanuit het ministerie van VWS gekregen om in 2015
nog niet te starten met het extramuraliseren van VG3. Zorgkantoor DWO/NWN geeft
gehoor aan dit verzoek. Het inkoopbeleid is op dit onderdeel dan ook aangepast. De
vraag komt daarmee te vervallen.
Vraag 8
Paragraaf 1.3 ‘Marktanalyse’: Op pagina 10 wordt aangegeven dat de inkoopraming is
gebaseerd op de WLZ en alleen de intramurale zorg en de hogere ZZP’s is meegenomen.
a.
Het Zorgkantoor geeft in begin van inkoopdocument aan dat zij uitgaan van
versmalde AWBZ omdat nog onzeker is of de WLZ doorgang vindt, waarom wordt
de raming niet op basis van versmalde AWBZ aangegeven?
b.
De cliënten met ZZP licht op die hoge of lichte ZZP’s op extramurale wijze
verzilveren behoren ook onder de versmalde AWBZ of in beginsel tot
keuzemoment onder de WLZ . Waarom zijn deze doelgroepen niet opgenomen in
de raming van 2015?
c.
Indien helder is dat de overgangsrechten niet zijn verwerkt in de raming, komt er
dan een nieuwe inkoopraming beschikbaar waarin deze wel zijn opgenomen?
d.
In de raming zijn in de kolom links van de inschatting 2015 ook aantallen
opgenomen, kan het Zorgkantoor aangeven wat deze cijfers aangeven?
Antwoord
a.-c. Het zorgkantoor heeft er voor gekozen in de inkoopraming uit te gaan van de
uiteindelijke ZZP’s die achterblijven in de AWBZ/WLZ.
Het aantal cliënten met een laag ZZP zal de komende jaren verder verminderen,
omdat daar geen nieuwe instroom plaatsvindt. Gelet op deze afbouw vindt het
zorgkantoor het geen meerwaarde hebben hier een raming voor te publiceren.
d.
De aantallen in de kolom links van de inschatting 2015 zijn ten onrechte
weergegeven. Een aangepast overzicht is gepubliceerd.
4
C. Speerpunten Zorginkoopbeleid 2015
Vraag 1
Paragraaf 2.2 ‘Kwaliteit’: Blijkens het zorginkoopdocument vinden zorgkantoren het van
groot belang dat de cliënt betrokken is bij de wijze waarop de zorg wordt geleverd. Uw
zorgkantoor gaat graag in gesprek met onze cliëntenraad om te bezien op welke manier
de zorgverlening en inspraak beter kan. U heeft hiervoor een enquête ontwikkeld.
Vragen:
a.
Kunt u ons inzage in deze enquête verschaffen?
b.
Kan het Zorgkantoor aangegeven in welke periode zij deze enquête gaan
versturen?
Antwoord
a.-b. Het is mogelijk als zorgaanbieder inzicht te verkrijgen in de vragen van de
enquête. Op dit moment is echter nog niet duidelijk wanneer de enquêtes
verstuurd worden. De enquêtes worden op dit moment getest op toepasbaarheid.
De verwachting is dat deze najaar 2014 worden uitgezet. Zodra het zorgkantoor
deze beschikbaar krijgen zal dit kenbaar maken.
Vraag 2
Paragraaf 2.2 ‘Kwaliteit’:
Kan worden aangegeven hoe de kwaliteit wordt gemeten als er geen locatie is in het
betreffende gebied?
Antwoord
Indien een zorgaanbieder uitsluitend extramurale zorg levert, hanteert het zorgkantoor
de uitkomst van de meting van Zorg Thuis. Kwaliteitsmetingen spelen echter geen rol in
de bepaling van de hoogte van het tarief. Voor extramurale zorg, in het kader van
overbruggingszorg, geldt het tariefpercentage 2014.
Vraag 3
Paragraaf 2.2 ‘Kwaliteit’: Het kwaliteitscriterium is 75% groen en geen rood scoren op de
CQ. Vooral bij het 75% groen scoren hebben wij de volgende opmerkingen:
Per definitie kan maar een klein percentage van de zorgaanbieders aan deze eis
voldoen, omdat de eis is gerelateerd aan het landelijk gemiddelde
Categorisering groen – oranje – rood is niet juist: landelijk gemiddelde is
‘gemiddeld’ en dus groen, niet oranje
Opschaling ten opzichte van de eisen van voorgaande jaren: voorgaande jaren
was de eis om gemiddeld te scoren, nu om excellent te scoren.
Dit betekent dat het zorgkantoor spreekt over een norm, maar in werkelijkheid is het
meten van excellentie. En dan met een behoorlijk percentage. Voor de overgrote
meerderheid van de organisaties onbereikbaar.
We verzoeken het zorgkantoor de norm te vervangen door ‘tenminste 75% van de OE’s
oranje scoren’ of een voor meer organisaties haalbaar percentage ‘groen te scoren OE’s’
vast te stellen.
5
Antwoord
De norm is als volgt aangepast: 65% van de vestigingen in de regio’s DWO en NWN
moet behoren tot de 25% beste scorende OE’s landelijk en de score mag nergens rood
(onder het branche-gemiddelde) zijn. Deze norm blijkt haalbaar.
D. Uitgangspunten en procedure
Vraag 1
Paragraaf 1.2 ‘Bestuursverklaring’: Er wordt van ons gevraagd op voorhand te tekenen
voor bijlagen die nog niet bekend zijn en mogelijke wijzigingen in de toekomst. Zoals u
zult begrijpen is dit ondoenlijk, het is voor de zorgkantoren ook de reden dat er
voorbehouden worden opgenomen in de inkoopstukken 2015.
Wij stellen een voorbehoud voor in de formulering waardoor de mogelijkheid bestaat bij
gegronde bezwaren niet akkoord te gaan met de nog op te leveren bijlagen en door te
voeren wijzigingen.
Antwoord
De instemming die gevraagd wordt met wijzigingen en/of nieuwe bijlagen, is het gevolg
van besluitvorming door derden (de NZa en het ministerie VWS) die voor zowel
zorgkantoor als zorgaanbieder een dwingend gegeven zal zijn. Om die reden is het
zorgkantoor van mening vooraf die instemming al te kunnen vragen.
Vraag 2
Paragraaf 1.2 ‘Bestuursverklaring’: Bij de eisen in de bestuursverklaring staat dat de
aanbieder onder andere moet voldoen aan het Bouwbesluit 2012. We gaan ervan uit dat
dit alleen geldt voor die gebouwen die onder dit bouwbesluit zijn gebouwd. Gebouwen
die gebouwd zijn voordat het bouwbesluit 2012 van kracht was zijn onder het toen
geldende bouwbesluit gebouwd.
Klopt onze veronderstelling?
Antwoord
Het zorgkantoor verwacht dat zorgaanbieders zich houden aan het Bouwbesluit indien ze
zorg willen verlenen op basis van zorg in natura. Het Bouwbesluit benadert gebouwen
vanuit een aantal gebruiksfuncties. Het Bouwbesluit spreekt dan over ‘wonen voor zorg’.
Het gaat dan volgens de toelichting op het Bouwbesluit om “een woonfunctie waarbij aan
de bewoners professionele zorg wordt verleend met een vanuit het zorgaanbod
georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg in een daarvoor bestemde en uitgeruste
woonfunctie”. Dat wil zeggen zorgclusterwoningen of groepszorgwoningen waarin
professionele zorg wordt verleend, in de regel op grond van de AWBZ of de WMO.
E. Beleidsonderwerpen
Vraag 1
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’:
Gelden cliënten met een oorspronkelijke GGZ-C indicatie die is omgekat naar een ZZP
VV-indicatie als een ZZP VV-cliënt en blijven zij dus bekostigd uit de AWBZ/WLZ in
2015?
6
Antwoord
Nee. Alle cliënten met een ZZP GGZ-C indicatie worden overgeheveld naar de Wmo. Dit
geldt dus ook voor cliënten die zijn omgekat.
Vraag 2
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’:
Hoe ziet u dat in het kader van de ontwikkeling van de zorgprofielen?
Antwoord
Aangezien de zorgprofielen nog niet zijn ontwikkeld en de afspraken nog niet zijn
vastgesteld, blijft de ZZP-mix gehandhaafd.
Vraag 3
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’: DSW constateert een toename in zorgzwaarte in de intramurale
zorg. Dit leidt tot hogere intramurale kosten. DSW geeft aan dat zorgkantoren voor deze
zorgzwaartestijging niet worden gecompenseerd. Daarom wordt per zorgaanbieder een
ZZP-mix afgesproken (pagina 22). De ZZP-mix wordt alleen dan overwogen als de
zorgaanbieder gemotiveerd kan aantonen dat de continuïteit van zorg in gevaar komt.
Alle gradaties daar tussen in als minder zorg kunnen leveren dan gewenst, worden
daarbij niet genoemd.
a.
Bent u bereid ook andere criteria te laten gelden in de strekking dat minder zorg
dan wenselijk kan worden geleverd, om de product-mix te overwegen?
b.
Waar wordt het beleid van DSW geduid in de overeenkomst tussen zorgaanbieder
en zorgkantoor?
Antwoord
a.-b. Het zorgkantoor constateert een toename in zorgzwaarte in de intramurale zorg,
wat leidt tot hogere intramurale kosten. De zorgkantoren worden echter voor
deze zorgzwaartestijging onvoldoende gecompenseerd. Het zorgkantoor
verwacht, gezien de contracteerruimte, niet in staat te zijn om deze hogere
kosten te financieren en hanteert de methodiek van ZZP-mix om zoveel mogelijk
zorg aan zoveel mogelijk cliënten te kunnen financieren. Het zorgkantoor gaat er
vanuit dat zorgaanbieders met het totaalbudget in staat zijn om cliënten, conform
overeenkomst, passende zorg te bieden. Dit beleid wordt geduid in de
zorgaanbiedergebonden afspraken behorend bij de overeenkomst.
Vraag 4
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’: Bij de bijstelling van de ZZP-mix zal de financiële positie van de
zorgaanbieder worden meegewogen (pagina 23).
Kunt u dat toelichten?
Antwoord
Indien een zorgaanbieder een verzoek indient tot bijstelling van de ZZP-mix zal het
zorgkantoor de mate waarin een zorginstelling financieel gezien gezond is, meenemen in
de beoordeling.
7
Vraag 5
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’: We gaan bij de passage over de ZZP mix uit van een
gelijkmatige verdeling van de zorgtoewijzingen door het zorgkantoor op de
gecontracteerde productmix bij de aanbieders.
Klopt dat?
Antwoord
Bij de zorgtoewijzingen gaat het zorgkantoor uit van de keuze van de cliënt.
Vraag 6
Paragraaf 2.2 ‘ZZP-mix’:
Betekent de passage over het meewegen van de financiële gezondheid van de
organisatie dat financieel gezonde organisatie eerder gekort worden op ZZP mix dan
organisaties die financieel ongezond zijn? En is hiermee een prikkel ingebouwd om
vooral nieuwe cliënten op te nemen lager dan de afgesproken ZZP mix?
Antwoord
Er is geen sprake van een korting op de ZZP-mix. Indien een zorgaanbieder een verzoek
indient tot bijstelling van de ZZP-mix zal het zorgkantoor de mate waarin een
zorginstelling financieel gezien gezond is, meenemen in de beoordeling.
De berekende ZZP-mix wordt als maximum gehanteerd. Als gedurende het jaar blijkt dat
sprake is van een daling van zorgzwaarte wordt de berekende ZZP-mix niet toegepast.
Vraag 7
Paragraaf 2.4 ‘Volledig Pakket Thuis’: Zorgkantoor geeft aan dat er uitsluitend een VPT
afspraak gemaakt kan worden voor de hogere ZZP’s. Hiermee sluit u de huidige groep
VG1 en VG2 geïndiceerde uit van het VPT. In het kader van extramuraliseringsdoelstelling is het juist voor deze doelgroep interessant om over te stappen naar VPT.
Vraag: Bent u bereidt om ook de lagere ZZP’s, die gebruik willen maken van het
overgangsrecht om in de WLZ te blijven, in staat te stellen voor een VPT te kiezen?
Antwoord
De toekomstige doelgroep van de AWBZ/WLZ betreft cliënten met een hoge zorgvraag,
om die reden is het VPT beperkt voor deze doelgroep. Cliënten met een laag ZZP kunnen
het overgangsrecht verzilveren via extramurale zorg, zoals dat nu ook gebeurt.
Vraag 8
Paragraaf 2.4 ‘Volledig Pakket Thuis’: Op pagina 24 VPT wordt aangegeven dat er geen
VPT wordt ingekocht tenzij er een daling van de intramurale capaciteit wordt
bewerkstelligd.
Bedoelt het Zorgkantoor hiermee al de uitname van intramurale capaciteit vanwege de
extramuralisatie of bedoelt het Zorgkantoor verdere afbouw bovenop de extramuralisatie
van de lagere ZZP’s?
Antwoord
Het betreft inderdaad een verdere afbouw bovenop het extramuraliseren van de lage
ZZP’s.
8
Vraag 9
Paragraaf 2.4 ‘Volledig Pakket Thuis’:
Indien de zorgaanbieder in 2015 niet start met VPT, kan er dan in 2016 alsnog een
afspraak voor VPT gemaakt worden?
Antwoord
Ja.
Vraag 10
Paragraaf 2.4 ‘Volledig Pakket Thuis’:
Kunt u ons de samenhang uitleggen tussen de artikelen 8 en 15 Bza in relatie tot VPT?
Antwoord
AWBZ-behandeling (artikel 8 Bza) is onderdeel van VPT. Als de verzekerde is aangewezen op AWBZ-behandeling komt alleen dát deel van de medische zorg ten laste van
de AWBZ.
Bij een VPT bestaat geen aanspraak op individueel aangepaste hulpmiddelen en
rolstoelen. Aanspraak op individueel aangepaste hulpmiddelen en rolstoelen bestaat
namelijk alleen als de verzekerde behandeling krijgt geleverd in dezelfde instelling waar
hij verblijft (artikel 15 Bza). En dat is bij VPT niet het geval.
Outillagemiddelen zijn wél onderdeel van VPT. De instelling die VPT levert, zal ook de
outillagemiddelen thuis moeten leveren. Outillagemiddelen zijn voorzieningen die voor
meer mensen, eventueel navolgbaar, te gebruiken zijn. Bijvoorbeeld een draaischijf,
tillift, postoel, personenalarmering en dergelijke.
Zie ook de website van het Zorginstituut Nederland.
Vraag 11
Paragraaf 2.4 ‘Volledig Pakket Thuis’: In deze paragraaf wordt aangegeven dat er
uitsluitend VPT afspraak gemaakt kan worden voor de hogere ZZP’s.
Vraag: Hoe verhoudt zich dat met de lage ZZP’s van cliënten die thans reeds VPT
ontvangen?
Antwoord
Deze afspraken worden gecontinueerd, waarbij er – in verband met het extramuraliseren, wel een afbouwtraject afgesproken wordt.
Vraag 12
Paragraaf 2.6 ‘Dagbesteding en vervoer’:
a.
Wat is de reden dat voor cliënten boven de 50 jaar de prestatie Dagactiviteit
basis moet worden geregistreerd?
b.
Hoe verhoud zich dit beleid met het landelijk beleid dat cliënten een volwaardig
lid van de maatschappij zouden moeten zijn?
c.
Hoe verhoud zich dit beleid met het landelijk inkoopkader van ZN dat een daling
van de administratieve lasten voorstaat? Andere zorgkantoren hanteren namelijk
geen leeftijdscriterium.
9
Antwoord
a.
Het betreft hier bestendig beleid.
b.
Zorgkantoor DWO/NWN voert dit beleid al meerdere jaren. Er zijn in die periode
geen signalen gekomen dat het beleid zou verhinderen dat cliënten een
volwaardig lid van de maatschappij zouden kunnen zijn.
c.
Zoals eerder gesteld betreft het hier bestendig beleid. Dit houdt ook in dat de
reeds gecontracteerde partijen de bovenstaande werkwijze gewend zijn. Van een
toename van de administratieve lasten is dus geen sprake.
Vraag 13
Paragraaf 2.6 ‘Dagbesteding en vervoer’: Op pagina 25 geeft het Zorgkantoor aan dat zij
als uitgangspunt voor extramurale zorg hanteren dat het herschikkingsvolume wordt
aangehouden voor de Inkoop 2015.
a.
In 2015 wordt ook voor cliënten met zwaardere ZZP’s een toename van de
zorgvraag verwacht, door extramuralisatie, vergrijzing en toename aantal
cliënten met dementie verwachten wij hierin een groei. Ook nemen de
wachttijden voor opname intramurale zorg toe. Hoe gaat het Zorgkantoor om met
deze ontwikkeling als er geen groei wordt ingekocht?.
b.
Hoe staat dit beleid in relatie tot toenemende wachtlijsten/wachttijden voor
intramurale zorg?
c.
Is het Zorgkantoor bereid om groeiruimte, vrijgekomen budget vanwege
extramuralisatie ZZP 1, 2 en 3 e.d. in te zetten om toch groei in te kopen voor
2015?
d.
Kan het Zorgkantoor aangeven hoe zij haar verzekerden gaat informeren?
Antwoord
a.-d. Hetgeen het zorgkantoor beschreven heeft, betreft de wijze waarop de
startafspraak vastgesteld wordt. Gedurende het jaar zal de realisatie gemonitord
worden en kan (dit is mede afhankelijk van de financiële ruimte) de afspraak op
basis daarvan aangepast worden. Het zorgkantoor gaat op basis van de AW319
het volume bepalen voor de afspraak 2015.
Vraag 14
Paragraaf 2.6 ‘Dagbesteding en vervoer’:
a.
Kan een toelichting worden gegeven op de passage met betrekking tot
dagbesteding en vervoer zoals beschreven onder punt 2.6? Wij kunnen deze
passage gezien de aankomende overheveling niet plaatsen. Wordt hier wellicht
dagbehandeling bedoeld?
b.
De toelichting omtrent de inkoop van extramurale zorg is zeer summier. Kan hier
nadere informatie over worden gegeven?
c.
Kunt u aangeven waarom het maximum tarief op 95% is gesteld?
Antwoord
a.
De dagbesteding aan cliënten met een intramurale indicatie blijft onder de AWBZ
vallen. Om die reden is de passage opgenomen in het inkoopbeleid.
b.
De afspraak extramurale zorg wordt qua tarief gecontinueerd vanuit het huidige
jaar. Dit is ook zo opgenomen in het inkoopbeleid.
c.
Het maximumtarief is vastgesteld op 95%. Dit is gelijk aan dit jaar.
10
Vraag 15
Paragraaf 2.6 ‘Dagbesteding en vervoer’: “Eventuele extra kosten voor thuiszitters
dienen gefinancierd te worden uit het ZZP-budget exclusief dagbesteding.”
Kunt u definiëren wat u verstaat onder 1. extra kosten en 2. thuiszitters?
Antwoord
1.-2. Een cliënt die intramuraal verblijft, maar geen vorm van dagbesteding ontvangt,
noemt het zorgkantoor een thuiszitter. De verblijfzorgaanbieder kan in die situatie
kosten hebben waar geen sprake van is als de cliënt wel naar de dagbesteding
gaat (extra kosten). Cliënten kunnen immers niet zonder zorg/ondersteuning, die
zij anders op de dagbestedingslocatie zouden hebben ontvangen. Deze extra
kosten dienen binnen het ZZP-tarief te worden opgevangen.
Vraag 16
Paragraaf 2.7 ‘Extramurale zorg’: Het overgangsrecht van de WLZ voorziet erin dat voor
verblijf geïndiceerde cliënten tot ultimo 2015 ervoor kunnen kiezen alsnog hun ZZP (ook
de ZZP’s 1 tot en met 3) kunnen verzilveren in de vorm van een intramuraal
arrangement. Het gaat hier landelijk tienduizenden cliënten1. Tegelijk honoreert het
zorgkantoor geen intramurale uitbreidingsverzoeken.
Vragen:
a.
Heeft het zorgkantoor de (toekomstige) wettelijke verplichtingen jegens zijn
verzekerden op grond van het overgangsrecht van de WLZ verwerkt in het
contracteerbeleid? Zo ja, waar staat dit? Zo nee, waarom niet?
b.
Waarop is de impliciete aanname (gegeven de bevriezing van de intramurale
capaciteit) dat ZZP-cliënten hun rechten niet of nauwelijks intramuraal gaan
verzilveren gebaseerd. Kan DSW ons hierin inzicht verschaffen? Hoe gaat u uw
verzekerden hierover informeren?
Antwoord
a.-b. Binnen de financiële mogelijkheden zal het zorgkantoor tegemoet komen aan de
wensen van de cliënten die gebruik kunnen maken van het overgangsrecht.
Het huidige financiële kader geeft echter geen ruimte om de capaciteit uit te
breiden voor deze doelgroep.
Landelijk (onder andere door het ministerie van VWS) worden de effecten
gemonitord. Het zorgkantoor volgt deze ontwikkelingen en gaat te zijner tijd met
de aanbieders in gesprek.
F. Berekening en vaststellen productieafspraak
Vraag 1
Paragraaf 3.1 ‘Bepaling tarief’: Onderaan pagina 25 staat dat er voor de GGZ het
tariefpercentage van 2014 geldt.
Kan het Zorgkantoor aangeven welke GGZ zorg (GGZ extramuraal, GGZ C of GGZ B)
hiermee wordt bedoeld?
11
Antwoord
Deze tekst is uitsluitend bestemd voor GGZ-aanbieders met een toelating voor
behandeling.
Vraag 2
Paragraaf 3.1 ‘Bepaling tarief’: “Voor de bepaling van het tarief bij reeds eerder
gecontracteerde aanbieders hanteert het zorgkantoor voor de inkoop 2015 de volgende
werkwijze. Het betreft uitsluitend de bepaling van het tarief voor intramurale en VPTafspraken voor de sectoren GZ en V&V. Voor de extramurale zorg en de GGZ geldt het
tariefspercentage 2014.”
Kunt u ons verduidelijken wat het maximale tarief is voor de intramurale en VPTafspraken voor de sector V&V en de extramurale zorg?
Antwoord
Wij verwijzen u naar de aangepaste monitor, welke op de website van het zorgkantoor is
gepubliceerd. De aangepaste monitor is gepubliceerd. 1 augustus 2014 is de ingevulde
monitor ook naar de gecontracteerde (intramurale) zorgaanbieders verzonden.
Vraag 3
Paragraaf 3.2 ‘Bepaling startafspraak intramuraal’: Op pagina 26 wordt aangegeven hoe
het ZK het maximale budget voor 2015 berekend.
a.
Indien een aanbieder in 2013 en 2014 een sterkere afbouw heeft gehad van ZZP
1, 2 en 3 dan de gestelde percentages wordt de korting dan anders toegepast?
b.
Is er rekening gehouden met de geleidelijkheid van de afname van cliënten met
ZZP 1,2 of 3 gedurende het jaar?
c.
Zijn er mogelijkheden om voor 2015 een zwaardere ZZP mix of groter volume
dan de herschikking 2014 af te spreken omdat de zorgvraag in 2015 verder zal
verzwaren door extramuralisatie en vergrijzing?
d.
Is het mogelijk om met lagere productie (q) toch verzwaring op de ZZP mix
vergoed te krijgen, waardoor de stijging van de gemiddelde ZZP prijs wel wordt
toegekend?
e.
In de contracteerruimte wordt door de NZa ook groeiruimte toegekend, waarom
wordt deze niet ingezet voor verzwaring van zorg?
f.
Door afname van de lagere ZZP’s blijft er in de regioruimte ook al overgehevelde
NHC onbenut? Kan deze ruimte worden benut voor verzwaring van de ZZP mix?
g.
Kan het Zorgkantoor aangeven hoe zij haar verzekerden hierover gaat
informeren?
Antwoord
a.
Voor aanbieders die een sterkere afbouw gerealiseerd hebben over 2013 en 2014
zal een aangepaste korting toegepast worden.
b.
De startafspraak wordt vastgesteld overeenkomstig de wijze waarop het
ministerie van VWS de korting in verband met het extramuraliseren berekend
heeft.
c.
In eerste instantie is er geen mogelijkheid een zwaardere ZZP-mix af te spreken.
Deze mix wordt overeenkomstig het inkoopbeleid vastgesteld op basis van de
herschikking 2014.
12
d.
e.
f.
g.
Dit voornemen kan besproken worden tijdens het productieoverleg.
Het zorgkantoor wil de groeiruimte inzetten voor het volume.
Nee, dat kan daar niet voor benut worden.
Dit is het continueren van het beleid 2014. Het zorgkantoor ziet geen reden de
cliënten hierover te informeren.
Vraag 4
Paragraaf 3.2 ‘Bepaling startafspraak intramuraal’: Voor de sector GZ geeft u aan dat
het intramurale budget als volgt wordt berekend; (volume herschikking budget 2014) –
(25% van ZZP VG 1 en 2, VV 1, 2 en 3 en 1,25% van VG 3 in herschikking 2012) *
(Tarief 2015) = Maximale intramurale afspraak. U geeft wel aan dat de feitelijke
realisatie kan afwijken van deze uitgangspunten, bijvoorbeeld doordat de uitstroom
minder snel gaat dan voorzien. Indien daar aanleiding voor is zal het zorgkantoor
daarover in overleg treden met de zorgaanbieder. Eventuele aanpassing van de afspraak
is mede afhankelijk van het beschikbare budget.
De beantwoording van de staatsecretaris op de Kamervragen juni 2014 geeft echter aan;
“Overgangsrecht: De regering heeft ervoor gekozen om cliënten met een indicatie voor
een laag ZZP op basis van het overgangsrecht aanspraak op WLZ -zorg te laten
behouden indien zij wonen in een zorginstelling”.
Tevens is aangegeven dat overgangsrecht ook inhoudt dat de huidige VG3 cliënten
worden geplaatst bij de hoge ZZP’s, dat wil zeggen VG3 cliënten houden hun recht in
WLZ ongeacht of ze zorg thuis zorg ontvangen of in een instelling verblijven.
Tevens geeft u aan dat de verwachting is dat cliënten in de gehandicaptenzorg 10 jaar in
zorg zijn en derhalve het doorstroompercentage is vastgesteld op 10% maar kort u het
volume met 25% ten opzichte van herschikking 2012. De korting op het volume 2014
was 10% wat inhoud dat u nu – ca.15% berekend wat in tegenstelling is tot verwachte
afbouw 10%.
Vragen:
a.
Bent u bereid om de korting VG1 en VG2 volledig terug te draaien in verband met
het recht op behoud WLZ-zorg en bestaande VG1 en VG2 volledig op basis van de
herschikking 2014 af te spreken in 2015? En bent u bereid om alle bestaande VG3
cliënten volledig op basis van de herschikking 2014 af te spreken in 2015?
b.
Indien u niet bereid bent de korting volledig terug te draaien bent u dan bereid de
korting VG1 en VG2 op 20% ten opzichte van de herschikking 2014 te zetten?
Antwoord
a.
In de startafspraak met de zorgaanbieder wordt het extramuraliseren verwerkt
overeenkomstig de berekening van het ministerie van VWS. Het zorgkantoor zal
het beleid dan ook niet aanpassen.
Voor 2015 wordt er geen korting toegepast op ZZP VG3. Het inkoopbeleid is op
dit onderdeel aangepast.
b.
Het zorgkantoor hanteert het jaar dat ook door het ministerie van VWS
gehanteerd is om de korting in de regionale contracteerruimte te verwerken.
13
Vraag 5
Paragraaf 3.2 ‘Bepaling startafspraak intramuraal’: DSW licht toe hoe de bepaling van de
startafspraak voor intramuraal, extramuraal, dagbesteding en vervoer plaatsvindt
(pagina 26/27).
Op welke wijze vindt de vaststelling van de startafspraak van het Volledig Pakket Thuis
plaats?
Antwoord
De startafspraak VPT vindt plaats overeenkomstig de wijze waarop de intramurale
afspraak wordt vastgesteld.
Vraag 6
Paragraaf 3.2 ‘Bepaling startafspraak intramuraal’:
a.
In de formule op deze bladzijde wordt een percentage van 25% gehanteerd. Dit
moet volgens ons 10% zijn.
Klopt dat?
b.
En in de formule wordt gerekend met een afbouw van de VG3. Dit is volgens ons
niet aan de orde in 2015.
Kunt u dat bevestigen?
Antwoord
a.
Voor de gehandicaptensector is het extramuraliseren van ZZP VG1 en VG2
gestart vanaf 2013. Het jaar 2015 is derhalve het derde jaar van extramuraliseren. Over 2013 en 2014 is er jaarlijks 10% afgebouwd en eind 2015
moet er weer 10% zijn afgebouwd. Dit leidt tot een afbouwpercentage (ten
opzichte van 2012) van 25%.
b.
Dat is correct. Het inkoopbeleid is hierop aangepast.
Vraag 7
Wij zijn van mening dat de startafspraak onvoldoende rekening houdt met
daadwerkelijke uitstroom van de lage ZZP’s. Het zorgkantoor bepaalt de startafspraak
basis van de herschikking 2014 en de normatieve uitstroom ZZP 1-3 op basis van
situatie 2012. Aangezien de uitstroom sneller is gegaan, worden we ons inziens
dubbel gekort.
Bent u bereid om dit beleid bij te stellen?
de
op
de
nu
Antwoord
Indien er een sterke afbouw heeft plaatsgevonden (ook financieel) dan zal het
zorgkantoor daar in de vaststelling van de afspraak voor 2015 rekening mee houden.
Vraag 10
Klopt het dat de codes H817, H818, H821 en H822 in 2015 door het Zorgkantoor worden
ingekocht in het kader van de AWBZ/WLZ ?
Antwoord
De codes worden ingekocht mits de cliënt beschikt over ZZP-indicatie.
14
G. Nieuwe aanbieders
Vraag 1
Op bladzijde 30 onder punt 1. ‘Organisatie-inrichting’ (ondernemersplan) wordt gevraagd
te beschrijven: levering van de zorg door voldoende gekwalificeerd personeel.
Wat dient hierin beschreven te worden, en dienen er bewijsstukken zoals diploma’s en
certificaten bijgevoegd te worden?
Antwoord
Wat wordt verstaan onder gekwalificeerd personeel wordt beschreven in de
Productspecificaties die zijn opgenomen in het inkoopkader van ZN. Deze kunnen
additioneel worden opgevraagd door het zorgkantoor.
H. Overige informatie en voorwaarden
Vraag 1
Paragraaf 5.5 ´Onderaanneming’: Het komt voor dat cliënten met een indicatie ZZP
inclusief dagbesteding een deel van hun dagbesteding bij een andere aanbieder willen
afnemen. Dit geldt ook voor cliënten met een extramurale indicatie voor dagbesteding.
Vragen:
a.
Is het gestelde onder deze paragraaf ook van toepassing bij dagbesteding in de
hierboven aangegeven gevallen?
b.
Hoe is deze verplichting te rijmen met de keuzevrijheid van de cliënt?
c.
Hoe is deze verplichting te rijmen met de administratieve lastenverlichting?
Antwoord
a.-c. De cliënten met een extramurale indicatie voor dagbesteding vallen per 2015 niet
meer onder de AWBZ. De passage over onderaanneming in het inkoopbeleid zal
op dit punt worden aangepast. Uw vragen vervallen hiermee.
Vraag 2
Paragraaf 5.5 ´Onderaanneming’: U geeft aan dat op het formulier Onderaannemingen
(onderdeel van de Bestuursverklaring) aanbieder op moet geven wie de onderaannemer
is, welk deel geleverd gaat worden, welke kosten daarmee gemoeid zijn en op welke
manier de kwaliteit en continuïteit gewaarborgd zijn. Het formulier Onderaannemingen
(onderdeel van de Bestuursverklaring bijlage 2 – ZN versie) kent echter een andere
indeling en voorziet niet in beantwoording van uw laatste twee vragen.
Tevens vraagt u aan te geven voor welke partij de aanbieder zelf optreedt als
onderaannemer en welk volume geleverd gaat worden. Ook deze opgave correspondeert
niet met bijlage 2 bij de versie Bestuursverklaring juni 2014 die op uw site staat.
Vraag: Komt er nog een aangepaste bijlage 2 formulier Onderaannemingen of past u de
tekst bij 5.5 aan op het zorginkoopkader van ZN?
Antwoord
De tekst bij paragraaf 5.5 in het zorginkoopbeleid 2015 is aangepast, zodat deze
overeenkomt met bijlage 2 van de Bestuursverklaring.
15
Vraag 3
Paragraaf 5.6 ´Overige voorwaarden’: U geeft aan dat de offerte voor 15 augustus 2014
15.00 uur moet zijn ingediend. Andere zorgkantoren hanteren als deadline 15 augustus
om 17.00 uur
Vragen:
a.
Waarom wijkt u af van de deadline die de andere zorgkantoren hanteren?
b.
Hoe verhoudt deze afwijking zich met het standpunt dat de zorgkantoren
uniformiteit van het inkoopproces nastreven?
Antwoord
De deadline voor het indienen van de offerte is aangepast van 15.00 uur naar 17.00 uur.
Vraag 4
Paragraaf 5.6 ‘Overige voorwaarden’: Op bladzijde 34 de laatste alinea staat: ‘Een
zorgaanbieder kan van deelname aan de inkoopprocedure worden uitgesloten, indien het
zorgkantoor zwaarwegende redenen heeft aan te nemen dat de aanbieder zijn
verplichtingen niet zal nakomen, zoals redelijkerwijs van hem gevraagd mag worden. Dit
geldt ongeacht op de door het zorgkantoor gebruikte redenen al dan niet voldoende zijn
om als een toerekenbare tekortkoming bij de uitvoering van de overeenkomst, zou deze
tot stand zijn gekomen, te worden aangemerkt.’
Betekend dit dat het zorgkantoor een aanbieder mag weigeren, ongeacht de reden?
Antwoord
Ja.
Vraag 5
Paragraaf 5.6 ‘Overige voorwaarden’:
Is het zorgkantoor bereid de indieningtermijn op te schuiven zodat aanbieders een
redelijke termijn hebben voor inschrijving? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het zorgkantoor was bereid de indieningstermijn op te schuiven. In verband met de
wens tot uniformering vanuit de zorgaanbieders heeft het zorgkantoor ervoor gekozen
de termijnen aan te houden zoals de andere zorgkantoren deze ook hanteren.
Vraag 6
Paragraaf 5.6 ‘Overige voorwaarden’: “De opdrachtgever controleert de offertes op
vormvereisten en volledigheid.”
Kunt u aangeven welke documenten onderdeel uitmaken van de offerte VV intramuraal,
VPT en extramuraal?
Antwoord
De in te dienen documenten verschillen al naar gelang het type zorgaanbieder.
16
Bestaande zorgaanbieders
Geheel nieuwe zorgaanbieder
Zorgaanbieder nieuw in de regio
Nieuwe zorgaanbieder intramuraal
 Bestuursverklaring
 Bestuursverklaring inclusief
onderbouwing;
 Ondernemingsplan
 Bestuursverklaring (aangeven met welk
ander zorgkantoor een overeenkomst
2014 is gesloten);
 Ondernemingsplan
 Bestuursverklaring;
 Ondernemingsplan;
 Toelating WTZI voor verblijf
Volledigheidshalve verwijst het zorgkantoor u naar hoofdstuk 4 van deel II van het
inkoopbeleid.
I. Toelichting Monitor 2015
Vraag 1
Het gewicht (de score) op de verschillende vragen van de monitor is niet duidelijk.
Hierdoor kan de aanbieder zelf bepalen/inschatten wat het tarief ongeveer gaat worden.
In voorgaande jaren heeft u een excellversie van de monitor op uw website geplaatst.
Vraag: Kunt U ook voor 2015 een excellversie van de monitor op uw website plaatsen?
Antwoord
Op de website is een Excelversie van de monitor geplaatst waarin de weging zichtbaar is.
Vraag 2
Monitor onderdeel organisatie thema medewerkers, ziekteverzuim: Indien een instelling
lager of gelijk gescoord dan het branchegemiddelde voldoet de instelling aan de norm. U
hanteert daarbij het jaarverslag 2013
Vraag: Indien het verzuim in 2013 hoger is dan de norm maar in 2014 is er aantoonbaar
een dalende tendens zichtbaar waardoor het ziekteverzuim van de instelling in de loop
van 2014 wel gelijk of lager is dan het branchegemiddelde voldoet de instelling dan ook
aan de norm? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het zorgkantoor hanteert gegevens uit het jaarverslag 2013. Zorgaanbieders hebben de
mogelijkheid te reageren op de door het zorgkantoor ingevulde monitor. Op basis van
gesprek komt het zorgkantoor vervolgens tot definitieve inkoop.
Vraag 3
Is een medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) uitgevoerd door een externe
organisatie ook een eis voor de nieuwe (nog niet gecontracteerde) aanbieders? Is het
voor (nog) niet gecontracteerde instellingen voldoende om een interne uitgevoerde
medewerkerstevredenheidsonderzoek te hebben, en na gunning de MTO extern uit te
laten voeren?
17
Antwoord
U stelt uw vraag omdat deze terugkomt in de Monitor waarmee het tarief wordt bepaald.
Echter, voor nieuwe aanbieders geldt een vast tarief, te weten 85% van het NZA
maximum tarief. De Monitor is derhalve niet van toepassing bij nieuwe aanbieders en uw
vraag daarmee irrelevant.
Vraag 4
In de monitor houdt het Zorgkantoor de normering die door Mediquest is opgesteld aan.
De informatie die tot nu toe beschikbaar is (zoals de publiekversie op de toelichting)
roept veel vragen op. Het is ook niet helder of de huidige norm als absolute basisnorm
gehanteerd kan worden, het Zorgkantoor houdt dit wel aan voor de monitor.
a.
Is het Zorgkantoor bereid om indien uit overleg tussen ZN, Actiz, en
kwaliteitsintituut blijkt dat de normering wordt aangepast ook haar beleid aan te
passen? Zo nee waarom niet? En zo ja wanneer wel?
b.
Als zorgaanbieder hebben wij op advies van onze brancheorganisatie de
kwaliteitsmetingen alleen gedeeld met de partijen waaraan wij dit wettelijk
verplicht. De motivatie is omdat het onvoldoende duidelijk was/is met welke
organisaties/doelstellingen deze informatie wordt gedeeld. Dit is ook aan het
Zorgkantoor kenbaar gemaakt. In de overeenkomst art 12 lid 3 wordt gesteld dat
zorgaanbieder de gegevens openbaar maakt. Kan het Zorgkantoor exact
aangeven welke partijen zij exact bedoelen waaraan het openbaar gemaakt moet
worden?
c.
Beoordeelt het Zorgkantoor dat een zorgaanbieder strijdig is met het niet volledig
openbaren van de kwaliteitsgegevens aan alle partijen?
d.
Indien Zorgkantoor vindt dat er sprake is van een strijdigheid dan willen we
aangeven dat ten tijde van de keuze om gegevens wel/ niet vrij te geven deze
bepaling uit de Overeenkomst nog niet op deze wijze bekend was. Hoe wordt
hiermee omgegaan?
Antwoord
a. Indien na overleg blijkt dat de normering moet worden aangepast, dan zal het
zorgkantoor dit verwerken in het beleid.
b-d. Conform de Overeenkomst AWBZ 2014 dient de zorgaanbieder zowel de uitkomsten
van het cliënttevredenheidsonderzoek als de zelfevaluatie beschikbaar te stellen
aan de wettelijk verplichte partijen, de cliëntenraad en het zorgkantoor. Indien een
zorgaanbieder niet heeft geaccordeerd voor doorlevering van de gegevens aan de
cliëntenraad en het zorgkantoor wordt niet aan de contractuele afspraken voldaan. Het
zorgkantoor kan de vragen 1 a en b uit de kwaliteistmonitor dan ook niet beantwoorden.
Volledigheidshalve verwijst het zorgkantoor u naar Deel III van de Overeenkomst AWBZ
2014, artikel 12 lid 2 en 3.
Vraag 5
Het zorgkantoor hanteert de normering, zoals opgesteld door Mediquest in het
inkoopbeleid. De methodologische verantwoording van de normering is op dit moment
nog niet beschikbaar, vandaar ons voorbehoud ten aanzien van de normering op
kwaliteit. De informatie die tot nu toe beschikbaar is (toelichting op de normering van
MediQuest - publieksversie) roept veel vragen op over de validiteit, betrouwbaarheid van
de gestelde norm. Het is ook niet helder of de huidige norm als een (absolute)
18
basisnorm te hanteren is, die elke organisatie bij goede kwaliteit zou moeten kunnen
halen of alleen als (relatieve) streefnorm, door slechts een deel van de zorgorganisaties
te behalen.
Is het zorgkantoor bereid haar beleid op dit vlak aan passen wanneer ZN na het overleg
met ActiZ en het Kwaliteitsinstituut de normering aanpast? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
wanneer?
Antwoord
Indien na overleg blijkt dat de normering moet worden aangepast, dan zal het
zorgkantoor dit verwerken in het beleid.
Vraag 6
De door Mediquest ontwikkelde meetmethodiek met betrekking tot de kwaliteit bestaat
uit twee onderdelen, namelijk:
1.
Een waardering voor de zorginhoudelijke kwaliteit op basis van de resultaten op
de zorginhoudelijke indicatoren
2.
Een waardering voor de cliëntervaringen op basis van resultaten op de CQ-index.
Vragen:
1.
Worden beide onderdelen meegenomen in uw weging?
2.
Kunt u per criterium van de monitor de weging bekend maken?
Antwoord
1.
Alleen het onderdeel cliëntervaringen wordt meegenomen in de weging.
2.
De weging volgt uit de monitor.
Vraag 7
Er wordt gesproken over de ‘regio van de aanbieder’ met betrekking tot het scoren van
de organisatorische eenheden.
Wordt hier de volledige regio van de zorgaanbieder bedoeld? Dus ook organisatorische
eenheden die zich in de regio van andere zorgkantoren bevinden?
Antwoord
Het zorgkantoor focust zich bij de beoordeling van kwaliteit op scores van vestigingen in
de regio’s DWO en NWN.
J. Overeenkomst AWBZ 2015
Vraag 1
Overeenkomst Deel II Artikel 10 lid 3: De zorgaanbieder neemt hierbij de brochure van
het Zorginstituut Nederland ‘Daar hebt u recht op in een AWBZ-instelling’ in acht.
De nieuwe folder heeft een andere titel ‘Uw zorg in een AWBZ instelling’, wij nemen aan
dat hier sprake is van een foutieve verwijzing.
Antwoord
De aanname is correct. De tekst in de overeenkomst in Deel II artikel 10 lid 3 is
aangepast.
Vraag 2
19
Overeenkomst Deel III Artikel 2 lid 4: De zorgplannen moeten minimaal 2 maal per jaar
geëvalueerd worden met de verzekerde. Op dit moment is dit nog 1 keer per jaar.
Vragen:
a.
Hoe verhoudt zich deze aanscherping met een verlichting van de administratieve
latenverlichting?
b.
Wat is de reden voor deze aanscherping?
c.
Bent u zich ervan bewust dat dit ook voor de cliënt een hogere belasting kan
betekenen?
Antwoord
Deel III artikel 2 lid 4 is aangepast. De zorgplannen moeten minimaal één maal per jaar
geëvalueerd worden met de verzekerde.
Vraag 3
De ‘WMG-overeenkomst’ welke wordt genoemd op bladzijde 21 van inkoopdocument
onder punt 1.3 is niet te vinden op de aangegeven website. Of wordt daarmee de
‘Overeenkomst AWBZ 2015’ bedoeld?
Antwoord
De ‘Overeenkomst AWBZ 2015’ op de website is de ‘WMG-overeenkomst’ zoals benoemd
in paragraaf 1.3 van het inkoopdocument.
Vraag 4
Pagina 17, Artikel ‘Niet nakoming’: Dit is een bijzonder eenzijdig artikel.
We verzoeken tot een herformulering waarin de plichten van het zorgkantoor ook
benoemd worden en de mogelijkheden van de aanbieders om bij het in gebreke blijven
van het Zorgkantoor in het verweer te komen.
Antwoord
Het betreft een landelijk vastgestelde overeenkomst. Deze tekst kan daarom niet worden
aangepast.
20