Algemene begrippenlijst Algemene begrippenlijst (Versie mei 2014) Accreditatie Formele uitspraak van een gezaghebbende instantie, dat een instelling of persoon, volgens Europese normen op het gebied van onafhankelijkheid, deskundigheid en betrouwbaarheid, competent is om bepaalde taken uit te voeren (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Achterbanraadpleging Een middel om informatie te verkrijgen uit de achterban. Het staat in relatie tot de (beleids-) doelstellingen van de organisatie. Met achterban kan eigen leden, leden van lidorganisaties of ook burgers bedoeld worden (PCL/NPCF (2002)). Adaptatie Aanpassing van het gedrag aan de lichamelijke stoornis (Zorgstandaard COPD). Allel Genen komen in verschillende verschijningsvormen voor. Zo'n verschijningsvorm wordt een allel genoemd (Centre for Society and Genomics, Nijmegen). Anamnese Voorgeschiedenis; het totaal aan gegevens dat een patiënt zich in een vraaggesprek met de arts over zijn klachten en algemene toestand kan herinneren; de anamnese omvat antwoorden op vragen over de hoofdklacht, de toestand van de diverse orgaansystemen en de psychische en de sociale omstandigheden (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Aspecifieke klachten Klachten die niet veroorzaakt worden door een aanwijsbare pathologische oorzaak (Picavet (2005), PZO, RIVM). Assessment Onderzoek (na diagnosestelling) naar de integrale gezondheidstoestand en de mate van aanpassing aan de aandoening (Zorgstandaard COPD). Basale psychosociale zorg: zie psychosociale hulp Zorg waarbij het accent wordt gelegd op de wisselwerking tussen het gedrag van de mens en reactie op diens omgeving (glossarium kwaliteit van zorg, regieraad). Belemmerende factoren Factoren in iemands omgeving die door hun af- of aanwezigheid het menselijk functioneren belemmeren en de problemen daarmee verhogen. Het gaat bijvoorbeeld om zaken als een ontoegankelijke fysieke omgeving, de afwezigheid van de nodige technische hulpmiddelen, de 1 van 19 Algemene begrippenlijst negatieve attitudes van mensen tegenover functioneringsproblemen, naast diensten, stelsels en beleidsmaatregelen die ofwel niet bestaan ofwel specifiek erop gericht zijn de betrokkenheid van alle mensen met een functioneringsprobleem bij de verschillende levensgebieden te belemmeren (ICF). Bemoeizorg Ambulante zorg voor mensen in psychische of sociale nood die hulp nodig hebben maar dat zelf niet willen, kunnen of durven vragen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Best practice Behandeling en begeleiding op grond van ervaring van behandelaars (ook wel experience-based in tegenstelling tot evidenced-based) (Gelijke kansen voor zeldzame aandoeningen, VSOP, 2009). Beperkingen De moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten. Een beperking kan een lichte of ernstige afwijking in kwalitatieve of kwantitatieve zin betreffen bij het uitvoeren van een activiteit, en wel zodanig groot dat deze afwijking niet te verwachten is bij mensen zonder het functioneringsprobleem (ICF). Bevolkingsonderzoek (BOB) De landelijke screening voor borstkanker met behulp van mammografie (Bevolkingsonderzoek op Borstkanker, BOB). Biobank In een registratie worden gegevens over personen (vaak patiënten) opgeslagen. Als er daarnaast lichaamsmateriaal wordt opgeslagen is er sprake van een biobank (www.biobanken.org). Case-finding Het zoeken door de hulpverlener of arts naar risicofactoren of beginnende afwijkingen bij mensen die om andere redenen een hulpverlener of arts bezoeken, met als doel vroegtijdig te kunnen behandelen of erger te voorkomen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Casemanager Is verantwoordelijk voor bemoeizorg, vervult de rol van zorgmakelaar en is het aanspreekpunt met betrekking tot vragen en onduidelijkheden rond cliëntrechten. Een casemanager kan een medische of niet medische achtergrond hebben. Indien er in het zorgtraject meerdere centrale zorgverleners (per fase) worden aangesteld, dan wordt er voor de gehele ketenzorg één casemanager aangesteld, zodat o.a. continuïteit van informatieoverdracht wordt gewaarborgd. De casemanager neemt dan de taak van datamanagement van de centrale zorgverlener(s) over. Dit vraagt een nauwe samenwerking tussen de centrale zorgverlener(s) en de casemanager. De taak van casemanager kan door (één van) de centrale zorgverlener(s) worden vervuld (VSOP; www.zorgstandaarden.net). 2 van 19 Algemene begrippenlijst Centrale zorgverlener (CZV) Is de eerstverantwoordelijke voor de zorg in het team en het (vast) centraal aanspreekpunt voor de zorgvrager en –verlener. CZV is verantwoordelijk voor: coördinatie zorgtraject voor zorgvrager, naasten en zorgverleners; afstemming van de afspraken op de behoeften van de zorgvrager; afstemming en de naleving van de afspraken over de behandeling(en); het Individueel zorgplan: opstellen, uitvoeren, monitoren, evalueren en bijstellen; datamanagement; het bevorderen van zelfmanagement 1door: o te zorgen voor informatie over de manier waarop het zelfmanagement kan worden vormgegeven; o te ondersteunen bij opzoeken van informatie over de aandoening; o te leren om weloverwogen keuzen te maken; o hoe zelf bij te dragen aan het signaleren van emotionele belasting; o te verwijzen naar bestaande zelfhulpmethoden daarvoor; o te wijzen op de mogelijkheden van steun van lotgenoten; o zelf te bepalen hoe het zelfmanagement wordt ingevuld; o te leren kiezen tussen zorgverleners en zorgaanbod. De centrale zorgverlener is in principe de hoofdbehandelaar (per fase) met een medische achtergrond. De taak CZV kan gedelegeerd (en vastgelegd in het IZP) worden aan een andere biggeregistreerde zorgverlener uit het multidisciplinaire team. In dit geval zal de CZV onder toezicht van/in nauwe samenwerking met de hoofdbehandelaar de taak ‘het opstellen, uitvoeren, monitoren, evalueren en bijstellen van het individueel zorgplan’ vervullen. De CZV kan eventueel ook de taak van casemanager vervullen. Indien in het zorgtraject meerdere centrale zorgverleners (per fase) worden aangesteld, dan wordt er voor de gehele ketenzorg één casemanager aangesteld, zodat continuïteit van informatieoverdracht wordt gewaarborgd. De casemanager neemt dan de taak van datamanagement van de centrale zorgverlener(s) over. Dit vraagt een nauwe samenwerking tussen de centrale zorgverlener(s) en de datamanager. In deze situatie zou één van de centrale zorgverleners ook de taak van casemanager kunnen vervullen (VSOP; www.zorgstandaarden.net). Chromosoom Een chromosoom is een DNA-molecuul. Chromosomen bevatten alle erfelijke informatie van een individu. Alle lichaamscellen van een individu bevatten dezelfde chromosomen. De erfelijke informatie is opgeslagen in de vorm van DNA-strengen. De stukken DNA die informatie bevatten, noemen we genen. Genen bevinden zich, als je naar individuen binnen dezelfde soort kijkt, altijd op dezelfde plaats in een chromosoom (www.allesoverDNA.nl). Chronic Care model Dit model propageert geïntegreerde zorg. Centraal staat het contact tussen professional en patiënt. 1 De opsomming die wordt gegeven in het punt ‘bevorderen van zelfmanagement’ is afkomstig van de BVN. 3 van 19 Algemene begrippenlijst Het model gaat er van uit dat de verbetering in de kwaliteit van zorg uiteindelijk zal leiden tot meer kwaliteit van leven en kostenbesparing op de lange termijn (‘’Het Chronic Care Model in Nederland” Raad voor de Volksgezondheid en Zorg bij het advies Bekwaam is bevoegd. Den Haag, 2011), (http://www.improvingchroniccare.org). Cirrose Chronische aandoening van de lever waarbij levercellen vernietigd worden en gedeeltelijk worden vervangen door bindweefsel (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Er is sprake van levercirrose als het leverweefsel zo erg is beschadigd dat het niet meer kan herstellen. Het leverweefsel kan beschadigd raken door een infectie, een vergiftiging of een ziekte. (mdl.nl). Cliënt Een persoon die gebruikmaakt van een vorm van hulpverlening (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Cognitie/ Cognitief Het vermogen om te kennen of te weten; het opnemen en verwerken van kennis; waarnemen, denken, taal, bewustzijn, geheugen, aandacht, concentratie en praktische vaardigheden (www.thesauruszorgenwelzijn.nl) . Comorbiditeit Een additionele (chronische) aandoening bij mensen die al een ziekte hebben (RIVM). Consentverklaring: zie informed consent Coördinatieplatform Zorgstandaarden Een onafhankelijk adviesorgaan over zorgstandaarden, voor de overheid en voor ieder die zich persoonlijk of beroepshalve bezig houdt met verbetering van de zorg voor mensen met chronische ziekten. Het platform bevordert afstemming tussen groepen die zorgstandaarden ontwikkelen en organiseert discussie over gemeenschappelijke thema’s. Daarnaast is het Coördinatieplatform de denktank voor de modelmatige ontwikkeling van zorgstandaarden, zorgmodules en het individueel zorgplan (www.zorgstandaarden.nl). 4 van 19 Algemene begrippenlijst CT(-scan) Computertomografie (meestal afgekort tot CAT of CT-scan) is een tomografische onderzoeksmethode van het menselijk lichaam. Resultaat van computertomografisch onderzoek, waarbij een computergestuurd röntgenapparaat in dwarse richting plakjes fotografeert van het te onderzoeken gebied in het lichaam; een computer zet deze plakjes om in doorsnedefoto's. Bij spiral scans schuift de patiënt langzaam door het ronddraaiende scanveld (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Databank Een verzameling van bijvoorbeeld lichaamsmateriaal (biobank) of andere soort systematisch of methodisch geordende gegevens of werken (Justitie, M.v., Databankenwet. 1999, Staatsblad). Diagnostiek / diagnosestelling Methode en technieken om een ziekte of probleem te kunnen vaststellen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Dieetpreparaat Een categorie speciaal bewerkte of samengestelde producten voor bijzondere voeding die door patiënten als dieetvoeding onder medisch toezicht gebruikt kan worden (Zorgstandaard COPD). Distress Het van streek zijn, ook wel geconceptualiseerd als een combinatie van angst, depressie en toegenomen lichaamsbewustzijn (Waddell & Turk, 1992). DNA De drager van erfelijke informatie van alle levende organismen. DNA is opgebouwd uit een repeterende reeks van vier verschillende basen. De volgorde van die basen vormt de code waarmee de informatie is opgeslagen (www.allesoverDNA.nl). DNA-onderzoek onderzoekstechniek waarmee op basis van DNA-materiaal de identiteit van een individu (mens, dier of plant), de mate van verwantschap tussen individuen kan worden vastgesteld of afwijkingen in het DNA kunnen worden opgespoord (www.thesauruszorgenwelzijn.nl. Elektronisch patiëntendossier (EPD) Het landelijk EPD maakt het uitwisselen van medische gegevens tussen zorgverleners in Nederland mogelijk. Het EPD is niet een echt dossier, maar wordt samengesteld uit de informatie die zorgverleners beschikbaar hebben in hun zorginformatiesysteem (www.nictiz.nl). Epigenetica Studie van overdraagbare veranderingen in gen-functie die niet verklaard kunnen worden door veranderingen in het DNA zelf (Oratie van Prof. dr. S.M. van der Maarel, 25 mei 2007, LUMC). 5 van 19 Algemene begrippenlijst Erfelijke aandoening Ziekte of aandoening (of een aanleg/predispositie/hoog risico om de aandoening te ontwikkelen) die van generatie op generatie kan worden doorgegeven door een afwijking in de genen. Erfelijke aandoeningen moeten niet worden verward met aangeboren of congenitale aandoeningen; dat zijn ziekten of afwijkingen die al merkbaar zijn bij de geboorte maar die niet erfelijk hoeven te zijn (www.vsop.nl). Exacerbatie Plotselinge verergering van klachten (Zorgstandaard COPD). Expertisecentrum Groep experts met zeer specifieke kennis over kleine groepen ziekten, werken met multidisciplinaire teams en multidisciplinaire zorgstandaarden. Hebben regiefunctie en coördineren de zorg voor de betreffende aandoening, bewaken de kwaliteit van de zorg, leveren advies collega’s. Er moet aan de volgende criteria worden voldaan: onderzoek, onderwijs (kennis delen), zorg (kwaliteit verbeteren door inzet kennis) en multidisciplinariteit (Stuurgroep Weesgeneesmiddelen). Externe factoren Alle aspecten van de externe of extrinsieke wereld die de achtergrond van iemands leven vormen en als zodanig iemands functioneren beïnvloeden. Externe factoren omvatten de, al dan niet door mensen gemaakte, fysieke wereld en zijn verschijnselen, andere mensen in verschillende relaties en rollen, attitudes en waarden, sociale systemen en dienstverlening, beleid, regels en wetten (ICF). Samen met persoonlijke factoren vormen externe factoren de complete achtergrond in iemands leven (VSOP). Familieanamnese: zie familieonderzoek Familiebrief Een brief die gericht is aan familieleden van een persoon waarbij een erfelijke aanleg is aangetoond. Hiermee kunnen familieleden worden geïnformeerd over de erfelijke aanleg Familieonderzoek onderzoek naar de kansen op een bepaalde erfelijke aandoening binnen een familie door stamboomonderzoek en chromosomenonderzoek (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Familiestamboom Stamboom van de familie om te zien of bepaalde aandoeningen in de familie voorkomen (www.nvkg.nl. Functiegerichte/functionele omschrijving Met de invoering van de Zorgverzekeringswet is ervoor gekozen om de te verzekeren prestaties – de prestaties die zorgverzekeraars in hun modelpolissen moeten vertalen naar verzekerde prestaties – functioneel te omschrijven. Alleen het ‘wat’ (de inhoud en omvang van de zorg) en het ‘wanneer’ (de 6 van 19 Algemene begrippenlijst indicatiegebieden) zijn in de regelgeving opgenomen. ‘Wie’ de zorg verleent en ‘waar’ de zorg wordt verleend is ter bepaling van de zorgverzekeraars. De regelgever heeft dit voor sommige zorgvormen (de meer in algemene termen beschreven zorgvormen) vormgegeven door te verwijzen naar bepaalde typen zorgverleners in combinatie met de term ‘plegen te bieden’. Door te verwijzen naar bepaalde typen zorgverleners (‘zorg zoals die en die zorgverleners die plegen te bieden’) worden de inhoud en omvang van de zorg geconcretiseerd. Anderzijds wordt door de gekozen formulering niet dwingend voorgeschreven door welk type zorgverlener de zorg verleend moet worden wil sprake zijn van een te verzekeren prestatie (CVZ-rapport: Betekenis en beoordeling criterium 'plegen te bieden’, november 2008). Geïndiceerde preventie De zorg die erop gericht is het ontstaan van ziekte te voorkomen bij een individu met een verhoogd risico op die ziekte. Geïndiceerde preventie is in de klassieke terminologie: secundaire preventie die gericht is op het individu (CVZ-rapport: van preventie verzekerd, juli 2007). Gen Een bepaalde DNA sequentie die codeert voor een specifiek eiwit. Elk gen heeft een vaste plaats (locus) op een chromosoom. In een gen worden de coderende gedeelten (exonen) afgewisseld door niet coderende gedeelten (intronen). Genen kunnen afgelezen worden in boodschapper-RNA (mRNA) en in de ribosomen vertaald worden naar de corresponderende eiwitten (www.allesoverDNA.nl). Generieke en ziektespecifieke zorg(thema’s) Het model voor zorgstandaarden gaat uit van een modulaire opbouw van een zorgstandaard, met zowel ziektespecifieke als generieke componenten. De ziektespecifieke component is gericht op de preventie en zorg bij een bepaalde (specifieke) chronische ziekte. De andere component is generiek en kan van toepassing zijn op meerdere chronische ziekten, waarbij ziektespecifieke aanvullingen voor bepaalde aandoeningen kunnen gelden (www.zorgstandaarden.nl; Zorgstandaarden in model, 2007). Een zorgthema is een beknopte versie van een zorgmodule, specifiek gericht op zeldzame aandoeningen. Beiden generieke teksten zijn op dezelfde manier opgebouwd (VSOP, 2011). Genetica Studie van de erfelijkheid als een complex van biologische, chemische en fysische processen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Genetisch Consulent Een professional (HBO-niveau), die informatie en begeleiding geeft aan personen die betrokken zijn bij de erfelijke aspecten van een ziekte. De genetisch consulent voert zelfstandig, onder supervisie van een klinisch geneticus, erfelijkheidsonderzoek uit (www.erfocentrum.nl). Genetische test / gendiagnostiek Hiermee kan een verandering of een defect in een specifiek gen vastgesteld worden. Hiermee is het 7 van 19 Algemene begrippenlijst voor sommige erfelijke afwijkingen, die door een mutatie in één gen veroorzaakt worden, mogelijk een abnormaal ziekteverwekkend allel op te sporen. Dat gebeurt aan de hand van genetische merkers: DNA-sequenties die binnen een populatie variëren (www.allesoverdna.nl). Genexpressie Het proces waarbij informatie in een gen ‘tot expressie komt’ doordat het gen afgelezen wordt en RNA en eiwitten worden gemaakt (www.allesoverdna.nl). Genmutatie Zie mutatie. Genoom De complete verzameling erfelijk materiaal van een cel of een virus (www.allesoverdna.nl). Geïndiceerde preventie De zorg die erop gericht is het ontstaan van ziekte te voorkomen bij een individu met een verhoogd risico op die ziekte. Geïndiceerde preventie is in de klassieke terminologie: secundaire preventie die gericht is op het individu (CVZ rapport: van preventie verzekerd, juli 2007). Gezondheidsproblemen Worden in de regel geclassificeerd met de ICD; het is een overkoepelende term voor aandoening, ziekte, letsel of trauma; het kan ook andere omstandigheden betreffen zoals zwangerschap, veroudering, stress, erfelijke afwijkingen, of genetische aanleg (International Classification of Diseases 10). Hielprikscreening Een landelijke screening die standaard wordt aangeboden aan alle pasgeboren baby’s. De hielprik maakt duidelijk of een kind een of meer zeldzame erfelijke ziektes heeft. Het is belangrijk dat deze ziektes snel na de geboorte worden ontdekt (www.rivm.nl). Hoofdbehandelaar Heeft de regie van de behandeling tijdens het gehele traject, de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid (Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg, Rapport KNMG 2010) en is verantwoordelijk voor casefinding. Per context zal bepaald moeten worden welke zorgverlener de hoofdbehandelaar is (VSOP, www.zorgstandaarden.net). Hoofdcontractant De zorgaanbieder die de prestatie(s) contracteert, levert en het overeengekomen tarief voor deze prestatie declareert (NZA). Hormoonsuppletie Toedienen van hormonen, ook hormoonsubstitutie: iets stellen in de plaats van iets anders (WNT). 8 van 19 Algemene begrippenlijst Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) Is een onderdeel van het ministerie van VWS en houdt toezicht op de kwaliteit, veiligheid, continuïteit en toegankelijkheid van de zorg. Het IGZ stimuleert zorgaanbieders om verantwoorde, kwalitatief goede zorg te verlenen en grijpt in als de zorg onder de maat is (Document KIZ (NPCF), Basisset Kwaliteitscriteria: het patiëntenperspectief op de zorg voor chronisch zieken). Incidentie Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte, of het aantal personen dat een bepaalde ziekte voor de eerste maal ontwikkelt, gedurende een specifieke periode (www.thesauruszorgenwelzijn.nl ). Indexpatiënt Een patiënt met een klinische diagnose X, waarbij door complexe DNA-diagnostiek is vastgesteld dat hij drager is van een mutatie in het DNA. Vanuit een bruikbare indexpatiënt wordt het familieonderzoek gestart (RIVM). Indicator Een fenomeen dat een aanwijzing geeft voor een algemene toestand. Het is riskant om op basis van een indicator uitspraken te doen, maar een indicator kan wel aanleiding zijn om nader onderzoek te doen. Meer specifiek geldt dat een indicator een meetbaar element van de zorgverlening is met een signalerende functie aangaande de kwaliteit van de betreffende zorg(aanbieder) inzake voorzieningen (structuurindicator), zorgproces (procesindicator) of resultaat van de zorg (uitkomstindicator) (Document KIZ (NPCF), Basisset Kwaliteitscriteria: het patiëntenperspectief op de zorg voor chronisch zieken). Individueel zorgplan Is gebaseerd op een inventarisatie van de zorgbehoeften van de individuele patiënt en de individuele invulling van de professionele richtlijnen, en geeft een weerslag van de afspraken die tussen patiënt en centrale zorgverlener zijn gemaakt over het zorgtraject dat wordt ingeslagen (Kader voor Individueel Zorgplan, CPZ, www.raamwerkindividueelzorgplan.nl). Informed consent Voor medische behandeling of deelname aan (medisch-)wetenschappelijk onderzoek moet een patiënt zijn of haar toestemming geven. De patiënt behoort dan wel adequaat geïnformeerd te zijn over bijvoorbeeld risico’s en belasting van een behandeling. Deze op informatie gebaseerde toestemming wordt informed consent genoemd (www.ceg.nl). Integrale zorg Het geheel van activiteiten die tot doel hebben alle processen in een instelling (in het geval van ketenzorg van meerdere instellingen) die van invloed zijn op de kwaliteit van de zorg, zodanig te sturen en te borgen dat de zorg de kwaliteit heeft die men met elkaar nastreeft (Zorgcanon, Regieraad, 2009). 9 van 19 Algemene begrippenlijst Integrale gezondheidstoestand De gezondheidstoestand bestaande uit de fysiologische stoornis, de ervaren klachten, beperkingen en kwaliteit van leven (COPD zorgstandaard). Interventie Geheel van activiteiten waarmee hulpverleners voor en met cliënten(groepen) problemen voorkomen of oplossen om zo een bijdrage te leveren aan het bevorderen en in stand houden van gezondheid en welzijn (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Invasieve behandeling Behandeling waarbij een ingreep wordt gedaan in het lichaam (Zorgstandaard COPD). IVF Ook wel reageerbuisbevruchting genoemd. Tijdens IVF worden eicellen buiten het lichaam bevrucht met zaadcellen. De embryo’s die op deze manier ontstaan worden daarna teruggeplaatst in de baarmoeder van de vrouw. Het embryo kan hier dan uitgroeien tot een nieuw individu (www.allesoverdna.nl). Ketenzorg Een samenhangend geheel van doelgerichte en planmatige activiteiten en/of maatregelen gericht op een specifieke patiëntencategorie, in de tijd gefaseerd’ (RVZ, 1998). Onderling op onderdelen afgestemd geheel van processen en activiteiten, elkaar opvolgend in de tijd, met omschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden van de betrokken disciplines bij een bepaalde aandoening (bijvoorbeeld COPD of CVA), met als doel optimale zorg te leveren aan de patiënt. Deze definitie is voor de meer chronische, progressief verlopende ziektebeelden met afnemende voorspelbaarheid en planbaarheid, zoals diabetes of dementie, lastig te hanteren. Kenmerkend voor ketenzorg is dat het een samenwerkingsverband van partijen betreft die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren, omdat ze samenhangende handelingen uitvoeren, gericht op een gemeenschappelijk doel dat de afzonderlijke actoren niet op eigen kracht kunnen bereiken (Rosendal, 2009, Raad voor de Volksgezondheid & Zorg). Verwante term: netwerkzorg, disease management. Keuzevrijheid Mogelijkheid om zelf te kiezen voor een zorgaanbieder of zorginstelling. Wanneer het gaat om zorg die via uw zorgverzekering wordt betaald, is uw keuzevrijheid afhankelijk van de zorgverzekering die u heeft afgesloten. Wanneer het gaat om zorg die betaald wordt door de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) kan het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) aangeven welke zorgaanbieder de voorkeur van de zorgvrager heeft (NPCF). Kiembaanmutatie De keten van cellen waarlangs erfelijke informatie aan een volgende generatie kan worden doorgegeven: de bevruchte eicel, de nieuw gevormde geslachtscellen en alle cellen daartussen. Mutaties in de kiembaan kunnen, in tegenstelling tot somatische mutaties, worden doorgegeven aan een volgende generatie (Cancer Genomics Centre, Genenpaspoort van kanker: betere kansen voor de patiënt, 2009). 10 van 19 Algemene begrippenlijst Klinisch geneticus Arts die klinische genetica uitoefent en zich bezighoudt met erfelijkheidsonderzoek en -voorlichting. Het vak past daarbij kennis over erfelijke en aangeboren aandoeningen toe in de zorg voor individuele patiënten en families (www.vkgn.org). Kwaliteitscriteria vanuit patiëntenperspectief Wensen en eisen van patiënten en hun eventuele naasten t.a.v. de zorg (zorgverlener en zorgorganisatie) (Basisset Kwaliteitscriteria ,het patiëntenperspectief op de zorg voor chronisch zieken, NPCF, 2010). (Kwaliteits-)indicatoren Meetbare aspecten, uitgedrukt in een getal, percentage of ratio, die iets zeggen over de kwaliteit ergens van, zoals de kwaliteit van zorg of van het milieu; meestal wordt een norm gesteld waaraan voldaan moet worden (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Kwaliteitsstandaard “Richtlijnen, modules, normen, zorgstandaarden dan wel organisatiebeschrijvingen die betrekking hebben op het gehele zorgproces of een deel van een specifiek zorgproces en die vastleggen wat noodzakelijk is om vanuit het perspectief van de cliënt goede zorg te verlenen‘’ (Wet cliëntenrechten zorg (Stb. 2013, 578). Lastmeter Signaleringsinstrument (vragenlijst) voor het signaleren van psychosociale behoefte bij kankerpatiënten. Deze bestaat uit de thermometer, probleemlijst en de vraag ‘zou u met een deskundige willen praten over uw problemen?' (Richtlijn detecteren psychosociale zorg, 2010-0—7, versie 1.0: www.oncoline.nl). MEE Deze organisatie ondersteunt mensen met een beperking. Zij kunnen bij MEE terecht met vragen over opvoeding en ontwikkeling, leren en werken, samenleven en wonen en regelgeving en geldzaken. MEE werkt samen met organisaties die mensen met een beperking van dienst willen zijn. (www.mee.nl). Medicatiebeoordeling Een beoordeling van de farmacotherapie door patiënt, (verpleeg) huisarts en apotheker op basis van een gestructureerde, kritische evaluatie van de medische-, farmaceutische- en gebruiksinformatie (COPD zorgstandaard). Medicatiebewaking Controle van voorgeschreven medicatie op veiligheids- en doelmatigheidsaspecten, zoals dosering, interacties, comorbiditeit, intolerantie, dubbelmedicatie en afwijkend gebruik (COPD zorgstandaard). 11 van 19 Algemene begrippenlijst Magnetic Resonance Imaging (MRI) Een methode om de magnetische eigenschappen van weefsels vast te leggen met een magneetveld en radiogolven; de kleinste structuren van het lichaam worden hierdoor zichtbaar gemaakt (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Model voor zorgstandaarden bij chronische zieken Het model maakt het mogelijk dat een zorgstandaard zowel ziektespecifieke als generieke elementen bevat. Reeds bestaande zorgstandaarden zullen aan het model aangepast worden. Nieuw te ontwikkelen zorgstandaarden kunnen direct volgens het model voor zorgstandaarden worden uitgewerkt (www.zorgstandaarden.nl ). Monogeen Veroorzaakt door (een) mutatie(s) in een of beide allelen van een gen (www.allesoverDNA.nl). Morbiditeit Epidemiologisch: frequentie van ziekte in een totale populatie; de noemer bestaat uit zieken plus niet-zieken; wordt in spreektaal soms ook gebruikt als karakteristiek van een ziekte (hoge of lage morbiditeit) (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Mortualiteit Sterftecijfer, op basis waarvan de levensverwachting van een bevolking wordt berekend (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Multidisciplinaire zorg / samenwerking Zorg waarbij samengewerkt wordt tussen meer dan twee verschillende beroepsbeoefenaren, bijvoorbeeld artsen, apothekers, verpleegkundigen, verzorgenden, fysiotherapeuten, ieder vanuit hun eigen expertise met als doel optimale zorg voor de patiënt (COPD zorgstandaard). Multimorbiditeit Het tegelijk optreden van meerdere aandoeningen (www.rivm.nl/vtv/bject_class/kom_chroziek.html) Mutatie Een verandering in de nucleotidenvolgorde van het DNA van een organisme. Mutaties komen ook voor in het DNA of RNA van virussen. Als een mutatie ontstaat in een geslachtscel, dan kan die mutatie worden doorgegeven aan de volgende generatie (www.allesoverdna.nl). Naasten Mensen uit de omgeving van de patiënt (familieleden, partner etc). Vaak zijn belangrijke naasten in meer of mindere mate betrokken bij de (organisatie van de) zorg aan de patiënt (Document KIZ (NPCF), Basisset Kwaliteitscriteria: het patiëntenperspectief op de zorg voor chronisch zieken). Non-symptomatische personen Personen die wel drager zijn van een genmutatie maar de ziektesymptomen waarop het verhoogde 12 van 19 Algemene begrippenlijst risico bestaat (nog) niet hebben ontwikkeld (BVN). Norm Erkende afspraak, specificatie of criterium over een product, een dienst of een methode (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Oestrogenen Groep van vrouwelijke geslachtshormonen die in de eierstokken, de bijnierschors en bij zwangerschap in de placenta geproduceerd worden en die de ontwikkeling van de vrouwelijke geslachtskenmerken veroorzaken en onder meer een rol spelen bij de menstruatiecyclus (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Oncogen Een gen dat bij verhoogde activiteit of genexpressie betrokken is bij het stimuleren van de celdeling. Oncogenen kunnen een rol spelen bij kanker (www.allesoverdna.nl). Oncogenetica Oncogenetica is het deelgebied van de medische genetica dat betrekking heeft op erfelijke vormen van kanker (VSOP). Palliatieve zorg Richt zich op het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten met een levensbedreigende aandoening (www.kiesbeter.nl). Participatie Iemands deelname aan of betrokkenheid bij een levenssituatie. De term verwijst naar het sociale perspectief van het functioneren (ICF). Participatieproblemen Problemen die iemand heeft met de deelname aan het maatschappelijk leven. De aanwezigheid van een participatieprobleem wordt bepaald door iemands participatieprobleem te vergelijken met datgene wat je van iemand zonder stoornis of beperking verwacht in de desbetreffende cultuur of samenleving (ICF). Persoonlijke factoren Betreffen het individu zoals leeftijd, geslacht, sociale status, levenservaring, enz. (ICF). PET-scan De PET-scan (Positron Emissie Tomografie) is een nucleair geneeskundig onderzoek waarbij veranderingen in de stofwisseling van cellen in beeld worden gebracht met behulp van een kleine hoeveelheid radioactieve stof en een speciale scanner (NKI-AVL) PGD Zie preïmplantatie genetische diagnostiek. 13 van 19 Algemene begrippenlijst PND Zie prenatale diagnostiek . Polikliniek Erfelijke/familiaire Tumoren (PET) of FAM/PFT polikliniek Op deze polikliniek kunnen mensen met een (mogelijk) erfelijke vorm van kanker in de familie terecht voor advies, onderzoek en eventueel behandeling. Dit wordt ook wel een Polikliniek Erfelijke Tumoren (PET) genoemd. Op een PFT is een multidisciplinair team werkzaam, bestaande uit bijvoorbeeld klinisch genetici, oncologen, genetische consulenten en maatschappelijk werkenden. Dit team informeert individuele personen en families over hun erfelijk bepaalde kans op het krijgen van kanker en de mogelijkheden om preventieve maatregelen te nemen In Nederland zijn er negen van deze poliklinieken (www.brca.nl). Preconceptiezorg Het geheel aan maatregelen ter bevordering van de gezondheid van de aanstaande moeder en haar kind, die – willen ze effectief zijn – bij voorkeur vóór de conceptie worden genomen (Gezondheidsraad, Preconceptiezorg: voor een goed begin, 2007, Gezondheidsraad: Den Haag). Preconceptioneel DNA-onderzoek DNA-onderzoek bij man en vrouw om de kans op een erfelijke ziekte bij een toekomstig kind in te schatten (www.allesoverdna.nl). Preïmplantatie genetische diagnostiek (PGD) Dit is een methode waarmee de geboorte van kinderen met een ernstige genetische aandoening voorkomen kan worden. PGD wordt uitgevoerd bij paren die een sterk verhoogd risico hebben op een kind met een genetische aandoening, bijvoorbeeld een chromosoomafwijking, taaislijmziekte, hemofilie, de ziekte van Huntington of een ernstige spierziekte (www.pgdnederland.nl). Prenatale diagnostiek (PND) Indien onderzoek wenselijk is naar een bepaalde erfelijke of aangeboren aandoening bij de foetus, kan extra onderzoek worden verricht door middel van een vlokkentest, vruchtwateronderzoek of met een uitgebreide echo. Deze onderzoeken worden in het ziekenhuis uitgevoerd (www.nhg.nl). Prestatie De levering van zorg door een zorgaanbieder (natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatige zorg verleent (WMG). Prevalentie Totaal aantal mensen met een ziekte, handicap of aandoening dat op een gegeven tijdstip in de bevolking aanwezig is; frequentie waarmee een bepaalde eigenschap in een bepaalde groep aanwezig is (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Preventief Alle activiteiten gericht op het voorkomen of het beperken van negatieve gevolgen of gebeurtenissen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). 14 van 19 Algemene begrippenlijst Protocollen vastgestelde voorschriften en regels die aangeven welke handelingen en procedures in welke volgorde en onder welke omstandigheden verricht worden (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Psychosociale begeleiding/zorg Zorg waarbij het accent wordt gelegd op de wisselwerking tussen het gedrag en de mens in reactie op diens omgeving. Bijvoorbeeld de zorg bij de verwerking van een ingrijpende gebeurtenis als een ongeval of diagnose (regieraad). Regie vanuit perspectief zorgverlener De regie houdt over het algemeen in dat de centrale zorgverlener ervoor zorg draagt dat de verrichtingen van allen die in een of meer van de genoemde fasen beroepshalve bij de behandeling van de cliënt betrokken zijn – en dus ook zijn eigen verrichtingen -, op elkaar (en op de behoeften van de cliënt) zijn afgestemd en zijn gecoördineerd, in zoverre als een en ander vereist is voor een vakkundige en zorgvuldige behandeling van de cliënt, en tijdens het gehele behandelingstraject voor hen allen het centrale aanspreekpunt is; (2) voor de cliënt en diens naaste betrekkingen ten aanzien van informatie over (het verloop van) de behandeling het centrale aanspreekpunt vormt (onder voorbehoud rapport KNMG 2009). Registers Een georganiseerd systeem voor de opslag, analyse en verspreiding van informatie over individuen. (Patiëntenregister: een georganiseerd systeem voor de opslag, analyse en verspreiding van informatie over individuen met een bepaalde aandoening (Aymé, S., A. Kole, and C. Rodwell, RDTF Report on Patient registries in the field of rare diseases: Overview of the issues surrounding the establishment, governance and financing of academic registries. 2011, EU). Richtlijn Document met systematisch ontwikkelde aanbevelingen om zorgverleners en patiënten te helpen bij beslissingen over passende zorg in specifieke situaties (Lohr and Field, 1992). Screening Vroegtijdige opsporing van risicofactoren voor ziekten om ziekten te voorkomen of vroegtijdige opsporing van ziekten om tijdig te kunnen behandelen en verergering van de ziekte zo veel mogelijk tegen te gaan (www.thesaursuzorgenwelzijn.nl). Selectieve preventie Richt zich (ongevraagd) op (hoog)risicogroepen. Heeft tot doel de gezondheid van specifieke risicogroepen te bevorderen door het uitvoeren van specifieke, lokale, regionale of landelijke preventieprogramma’s. Het opsporen en toe leiden naar de zorg is onderdeel van zo’n programma (Zorgstandaarden in Model, Coördinatieplatform Zorgstandaarden, februari 2010). Sneldiagnostiek Traject waarbij kleine onderzoeken en korte tests zoveel mogelijk op elkaar aansluiten om snel een 15 van 19 Algemene begrippenlijst diagnose te stellen en een behandeling te starten, bijvoorbeeld voor patiënten met een serieuze verdenking op kanker, of patiënten met hartklachten, maar ook binnen de ggz en ter voorkoming van ziekteverzuim (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Standaard voor zorgstandaarden Het model voor zorgstandaarden bij chronische ziekten dat is ontwikkeld door het coördinatieplatform zorgstandaarden (ingesteld door ZonMw) in opdracht van het ministerie van VWS (Coördinatieplatform Zorgstandaarden, 2009, www.zorgstandaarden.nl). Stoornissen Afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen (ICF). Therapietrouw De mate waarin de patiënt zijn behandeling uitvoert in overeenstemming met de afspraken die hij heeft gemaakt met zijn behandelaar. Bij de medicamenteuze behandeling wordt soms gesproken over medicatietrouw. Bij gedrag wordt veelal ook gesproken over adaptatie (COPD zorgstandaard). Tumor Kanker is een verzamelnaam voor kwaadaardige groeiprocessen in het lichaam, waarbij sprake is van woekering van cellen. Het gevolg is een opeenhoping van 'foute cellen' ergens in het lichaam: een tumor (www.gezondheidsnet.nl). Verweesde aandoening Een verweesde aandoening heeft een hogere prevalentie dan een zeldzame aandoening (volgens de officiële (Europese) definitie), maar vergelijkbare problematiek, waardoor patiënten gelijksoortige problemen ervaren als patiënten met een zeldzame aandoening (VSOP, 2012). Weesgeneesmiddelen Geneesmiddelen die bestemd zijn voor de diagnose, preventie of behandeling van zeldzame aandoeningen. De internationale term is ‘orphan drugs’ ook wel eens afgekort als OD (Stuurgroep Weesgeneesmiddelen, www.weesgeneesmiddelen.nl). Wenszorg De door patiënten gewenste zorg (VSOP). Zeldzame aandoening In Europa wordt een ziekte zeldzaam genoemd wanneer niet meer dan 5 op de 10.000 (= 1:2000) inwoners in de Europese Unie deze aandoening hebben (Verordening inzake Weesgeneesmiddelen 141/2000). Zelfmanagement Het omgaan met symptomen, behandeling, lichamelijke en sociale consequenties van de chronische aandoening en de bijbehorende aanpassing in leefstijl. Zelfmanagement is effectief wanneer mensen zelf hun gezondheidstoestand monitoren en de cognitieve, gedragsmatige en emotionele reacties 16 van 19 Algemene begrippenlijst vertonen die bijdragen aan een bevredigende kwaliteit van leven” (Landelijk actieprogramma Zelfmanagement (NPCF-CBO), www.zelfmanagement.com). Hieronder valt ook het mede bepalen hoe de beschikbare zorg voor zijn aandoening wordt ingezet. De patiënt wordt in staat gesteld mede verantwoordelijkheid te nemen voor zijn behandeling, inclusief het toepassen van een gezonde leefstijl. Door patiënten te faciliteren in zelfmanagement kan de zorg beter aansluiten bij het dagelijks leven van de patiënt, wat de kwaliteit van leven doet toenemen. De patiënt kan, indien mogelijk en gewenst, de regie over zijn leven inclusief ziekte (terug) in eigen hand nemen. Dit vergroot de onafhankelijkheid van de patiënt ten opzichte van de zorgverlener, het zelfbewustzijn en de therapietrouw (Regieraad, Zorgcanon, 2009). Zelfmanagementondersteuning Interventies die een patiënt, diens omgeving of zorgverlener inzet om de mate van zelfmanagement te vergroten (voorlopige definitie Landelijk Actieprogramma Zelfmanagement, CBO 2010). Ziektespecifieke zorg Zorg die specifiek is voor de aandoening of het risico daarop (VSOP). Zorgaanbieder Beroepsbeoefenaren en instellingen (onder voorbehoud rapport KNMG 2009). Zorgcontinuüm Het proces dat een persoon met een chronische ziekte doorloopt omvat verschillende fases. De zorgvraag en inhoud van de zorg verschillen per fase. Hoewel in de praktijk niet altijd geheel van elkaar te onderscheiden, gaat de zorgstandaard uit va vier fasen. Het zorgcontinuüm bestaat achtereenvolgens uit preventie, diagnostiek, individueel zorgplan en behandeling en begeleiding (NDF zorgstandaard). Zorgcoördinator Zie Centrale zorgverlener en Casemanager Zorggerelateerde preventie Zorg die gericht is op het voorkómen van: • complicaties; • het verergeren van de ziekte; • beperkingen (bijvoorbeeld in de mobiliteit en in zintuiglijke functies) (CVZ rapport: van preventie verzekerd, juli 2007). Zorggroep Organisaties met rechtspersoonlijkheid waarin zorgaanbieders verenigd zijn voor het coördineren en leveren van chronische zorg aan een nader omschreven patiëntenpopulatie (in een bepaalde geografische regio) waarbij gebruik gemaakt wordt van een keten-DBC-contract; de zorggroep levert de gecontracteerde zorg zelf of sluit hiervoor overeenkomsten met individuele zorgaanbieders of 17 van 19 Algemene begrippenlijst instellingen hiervoor overeenkomsten met individuele zorgaanbieders of –instellingen (www.thesauruszorgenwelzijn.nl) Zorgmakelaar De voornaamste functie van een onafhankelijke zorgmakelaar is om de cliënt te helpen de weg vinden in de zorg en vraag en aanbod op de zorgmarkt bij elkaar brengen (http://www.zorgmakelaardijnoord.nl en http://www.het-zorgmakelaarskantoor.nl). Zorgmodule Het model voor zorgstandaarden gaat uit van een modulaire opbouw van een zorgstandaard, met zowel ziektespecifieke als generieke componenten. De ziektespecifieke component is gericht op de preventie en zorg bij een bepaalde (specifieke) chronische ziekte. De andere component is generiek en kan van toepassing zijn op meerdere chronische ziekten, waarbij ziektespecifieke aanvullingen voor bepaalde aandoeningen kunnen gelden (www.zorgstandaarden.nl; Zorgstandaarden in model, 2007). Zorgpaden Een complexe interventie om de gemeenschappelijke besluitvorming en organisatie van zorgprocessen te verwezenlijken voor een specifieke groep patiënten gedurende een gedefinieerd tijdskader (cbo.nl). Zorgplan Zie individueel zorgplan. Zorgproces ontvangst en verwerking van informatie- en zorgvragen, vaststellen van de benodigde zorg, zorgbemiddeling, zorgtoewijzing, uitvoering zorgplan en evaluatie en afsluiting van de geboden zorg (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). Zorgprogramma Een set afspraken over de zorgverlening aan een omschreven doelgroep: een gemeenschappelijk kader waaraan organisaties, professionals en cliënten zich kunnen houden (De Boer 2001). De term is in de GGZ ontstaan en wordt in steeds meer sectoren van de gezondheidszorg gebruikt. Zorgprogramma’s worden regionaal, vaak per stoornis, door een regionale projectgroep van betrokken partijen ontwikkeld. Voorbeelden van zorgprogramma-onderwerpen zijn: depressie, psychotische stoornissen, ADHD (Zorgcanon, Regieraad, 2009). Zorgstandaard Een zorgstandaard geeft vanuit het patiëntenperspectief een op actuele en zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwde inzichten gebaseerde functionele beschrijving van de multidisciplinair georganiseerde individuele preventie en zorg, ook inhoudende de ondersteuning bij zelfmanagement, voor een bepaalde chronische ziekte gedurende het complete zorgcontinuüm, 18 van 19 Algemene begrippenlijst alsmede een beschrijving van de organisatie van de betreffende preventie en zorg en de relevante prestatie-indicatoren (Rapport Coördinatieplatform Zorgstandaarden, februari 2010). Zorgtraject Zie zorgprogramma. Zorgtriade Model voor de gezondheidszorg waar drie partijen een gelijkwaardige functie hebben: patiënten, zorgverleners en zorgverzekeraars (VSOP). Zorgverlener Individuele beroepsbeoefenaren als geregeld in of op grond van de artikelen 3 en 4 wet BI (onder voorbehoud rapport KNMG 2009). Zorgverzekering Een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering, die voldoet aan hetgeen daarover bij of krachtens deze wet is geregeld, en waarvan de verzekerde prestaties het bij of krachtens deze wet geregelde niet te boven gaan (Zvw, artikel 1, lid d). Zorgverzekeringswet (ZVW) Wet van 16 juni 2005, houdende regeling van een sociale verzekering voor geneeskundige zorg ten behoeve van de gehele bevolking (overheid.nl, wet- en regelgeving, juni 2012). Zorgvraag Door de cliënt zelf of door zijn omgeving geuite zorgbehoefte (www.thesauruszorgenwelzijn.nl). 19 van 19
© Copyright 2024 ExpyDoc