individualisering als groepsproces

IN DE FOCUS Pieter Fannes - Bart Vranckx
Worden
zoals
wij
individualisering
als groepsproces
I
ndividualisering geldt als één van de kernwaarden
van onze Westerse samenleving. Zelfontplooiing
vinden we allemaal belangrijk, maar is die
geïndividualiseerde samenleving echt zo individueel?
In zijn doctoraat ‘Worden zoals wij. Onderwijs en de
opkomst van de geïndividualiseerde samenleving’
laat Bram Mellink zien hoe individualisering eigenlijk
functioneert als groepsvorming.
‘Worden zoals wij’ is een titel die opvalt, die aanspreekt. Hoe ben je op dit
onderwerp gekomen?
De titel is pas helemaal op het einde
gekomen. Ik ben vertrokken vanuit
een onvrede met de heersende historische analyse dat Nederland van een
sterk eenvormige, verzuilde samenleving zou zijn overgegaan naar een
superdiverse multiculturele maatschappij. Aanvankelijk zat ik heel de
tijd te schipperen tussen termen als
secularisering, ontzuiling en individualisering, maar dan zag ik in dat al
die dingen in feite heel nauw samenhangen. Ik heb uiteindelijk voor individualisering gekozen, omdat de evolutie die ik wou bespreken toch vooral
draait om de conceptie van het individu. Ik heb dit boek geschreven om
te laten zien hoe de Nederlandse samenleving - maar dit gaat ook op voor
andere West-Europese landen - de
neiging heeft om zichzelf als geïndividualiseerd te beschouwen, en zich
daar ook expliciet op beroept, terwijl
achter die individualisering een proces van groepsvorming schuilgaat. In
Nederland - of België - kan je worden
14
BASIS 22 NOVEMBER 2014
wie je bent, zo luidt het credo. Maar,
er worden wel erg specifieke eisen
gesteld aan burgers om deel te mogen uitmaken van die samenleving.
We gebruiken onze eigen dominante
groepsnormen om te bepalen wie een
vrij individu is en wie niet. Dit wordt
gebruikt om specifieke groepen buiten de samenleving te plaatsen.
Individualisering is dus een proces
van groepsvorming en sommige
groepen horen daar niet bij, tenzij ze
worden zoals wij.
In feite zijn er dus grenzen aan de
geïndividualiseerde samenleving.
Ja, zeker. Die grenzen zijn doorheen
de tijd wel verschoven. Aanvankelijk
waren die niet zo vast omlijnd. In
Nederland bestond bij het begin van
de geïndividualiseerde samenleving
het idee dat Nederland een land was
geworden van hokjes, waarbij liberalen, socialisten, protestanten en katholieken zich in hun eigen groepjes
hadden vastgezet, de zogenaamde
verzuiling. Dit werd hoe langer hoe
meer gezien als een bedreiging voor
de maatschappelijk vrede, omdat die
groepen constant met elkaar overhoop lagen. Daarnaast was er het idee
dat het politiek en religieus leven van
mensen aan betekenis zou winnen
wanneer ze meer persoonlijk zouden
leven. Er moest afgerekend worden
met die oude groepscultuur, maar in
plaats van een samenleving die echt
ruimte biedt aan iedereen, is er een
samenleving van zelfbenoemde individualisering in de plaats gekomen.
Echt strak zijn die grenzen niet te noemen, maar het is wel duidelijk dat de
kans om als vrij en zelfstandig individu
aanzien te worden veel groter is voor
iemand met een West-Europese etniciteit die geseculariseerd is. Kortom,
in de praktijk loopt die grens vooral
langs de scheidingslijn gelovig-ongelovig en autochtoon-allochtoon.
Niet tussen sociale klassen?
Ook, maar op een subtiele manier. Ik
heb daar in mijn boek niet zoveel
aandacht aan besteed, maar het lijkt
me wel duidelijk dat het idee van individuele vrijheid en verantwoordelijkheid een type burger veronderstelt die ook vaker hoger opgeleid is.
De ‘lagere’ sociale klassen hechten
zich over het algemeen ook meer aan
waarden en zaken die minder geïndividualiseerd lijken te zijn, zoals familiewaarden.
Ik weet niet of die zaken echt minder
geïndividualiseerd zijn. Ze worden
vooral zo voorgesteld. Familie­waarden
worden ook door de hogere sociale
klasse belangrijk gevonden, maar anders omschreven. Dat kan je heel
goed zien in het debat over de
Middenschool in de jaren 70 in
Nederland. De Middenschool was het
resultaat van een grootschalige onderwijshervorming om de kinderen
van lager opgeleiden meer kansen te
geven in het onderwijs. Het idee was
om breder te kijken naar talenten van
kinderen, zodat het arbeiderskind niet
per definitie lager ingeschat zou worden. Een goed vakman is even belangrijk als een hoogleraar, dat was de
boodschap erachter. Tegelijkertijd wilden de beleidsmensen met die onderwijshervorming ook meer mensen in
het hoger onderwijs krijgen. Aan het
einde van de jaren 70 zie je dat die
laatste doelstelling de enige is die
enigszins verwezenlijkt is, terwijl het
verhaal over het waarderen van verschillende talenten gewoon verdwenen is.
In België heeft er zich een gelijkaardige evolutie voorgedaan met het VLO en
VSO. Bij grote onderwijshervormingen
is er steevast veel retoriek over de
herwaardering en gelijkschakeling,
maar in de praktijk komt daar zelden
veel van in huis. Kan je dan zeggen dat
de geïndividualiseerde samenleving
tot stand komt in de jaren 70?
Het is eigenlijk begonnen in de jaren
50. De insteek - die overigens vooral
uitging van de elite - was dat het individu moest losgeweekt worden uit de
zuil, zodat dit individu tot een diepere
geloofsbeleving kon komen. Dit bracht
in de tweede helft van de jaren 60
chaos teweeg, omdat dit niet alleen
tot geloofsverdieping leidde, maar
ook tot geloofsafval en een gezagscrisis. In de jaren 70 heeft dat zich uitgekristalliseerd en is Nederland zich
gaan zien als een emancipatoire en
geïndividualiseerde samenleving, of
toch minstens als een samenleving
die zo moest worden. We hadden dan
eind jaren 70 het idee dat we hier eigenlijk wel klaar mee waren, waarop
we dat principe ook zijn gaan toepassen op allochtonen. Impliciet gaan we
er dan van uit dat wij, moderne en
geïndividualiseerde burgers, die allochtonen wel even zullen helpen om
ook te worden zoals wij.
Daaruit blijkt dat individualisering
geen bevoogding in de weg staat. In
‘Worden zoals wij’ maak je dit duidelijk
door de emancipatie van homo’s en van
allochtonen met elkaar te vergelijken.
Het is een mooi voorbeeld van hoe
twee groepen heel verschillend behandeld kunnen worden. Bovendien
kwamen die twee toevallig samen in
het onderwijs in het begin van de ja­-
ren 80. In 1983 werd het non-discriminatiebeginsel toegevoegd aan de
grondwet, waardoor er discussie ontstond of het wel kon om op religieuze
gronden homo’s te weigeren in het
onderwijs. Dat viel samen met de eerste grote instroom van allochtonen in
het onderwijs. Er werd toen heel vaak
gesproken over homo-emancipatie en
emancipatie van buitenlanders, maar
die emancipatie werd heel anders ingevuld. Bij homo’s betekende dit vooral
zelf-emancipatie, en was bevoogding
uit den boze, terwijl dat voor buitenlanders vooral betekende dat autochtonen
hen vertelden wat ze moes­­ten doen om
een moderne, Neder­­landse burger te
worden. Dat hield in dat ze bepaalde
Nederlandse waarden moesten omarmen, wat tot op zekere hoogte begrijpelijk is, maar er is ook iets vreemds
aan. Iedereen wordt verondersteld een
vrij individu te worden, maar dan moet
je daar ook nog een aantal waarden en
normen bij nemen. Ze moeten dus
worden zoals wij.
De basisstelling van je boek komt
daar heel duidelijk tot uiting. Je ziet
dat ook bij homo’s, die dan wel zichzelf mogen emanciperen, maar toch
ook vooral ‘normaal’ moeten doen.
In die ‘normaal’ komt die scheefheid
weer tot uiting. Daaruit blijkt ook dat
‘worden wie je bent’ nog altijd vooral
‘worden zoals wij’ betekent. Het is in
die zin verrassend dat het individualiseringsdiscours nog altijd zo dominant is. Onze democratie wordt de
Foto: Christian Tan
Bram Mellink: “Iedereen wordt
verondersteld een vrij individu te
worden. Maar dan moet je daar ook
nog een aantal waarden en normen
bij nemen. Je moet worden zoals wij.”
22 NOVEMBER 2014 BASIS
15
IN DE FOCUS Pieter Fannes - Bart Vranckx
De academicus
moet de samenleving
een spiegel voorhouden.
Door vanop afstand te
kijken, ontdek ik lagen in
een debat die niet duidelijk
zijn voor wie er midden
in zit.
laatste 10 jaar
steeds meer cultureel ingekleed, waarbij je de
‘juiste’ waarden moet omarmen. Zo
wordt een nieuwe vorm van politieke
correctheid gecreëerd. Hierbij wordt
een beeld opgetrokken van de jaren
90 als een permissieve tijd, maar eigenlijk was dat vooral een heel erg
bevoogdende periode.
cultuur. Later komt er dan intercultureel onderwijs. Er zijn vanuit het
beleid dus zeker initiatieven geweest, al waren die niet altijd even
succesvol. Anderzijds waren de aanpassingsproblemen soms zo groot
dat geen enkel beleid hiertegen opgewassen zou zijn. Er bestaat geen
toverformule. Mocht die er zijn, dan
zou iedereen die wel toepassen.
Dat vind je ook in België terug. Zowel
in België als Nederland is er een dominant discours van terugkeren naar
waarden en normen, en zich afzetten
tegen de ‘multiculturele’ jaren 90.
Een verschilpunt is wel dat het onderwijs in Nederland al veel vroeger een
actief beleid voor migranten is gaan
voeren, terwijl dit in België pas heel
laat op de agenda is gekomen.
In Nederland is het biculturalisme in
het onderwijs begonnen in 1978. Het
idee erachter was dat kinderen onderwijs konden krijgen zowel in hun
eigen cultuur als in de Nederlandse
Is er dan een alternatief voor die
‘worden zoals wij’? Je geeft zelf aan
dat groepsvorming een onvermijdelijk proces is.
Er is geen alternatief, in die zin dat
de geïndividualiseerde samenleving
niet bestaat. Enerzijds is dat geruststellend, omdat dit ook betekent dat
we ons geen zorgen hoeven te maken dat onze samenleving uit elkaar
zal vallen. Maar tegelijk is er het risico dat mensen uit de groep vallen.
Het zou al een grote vooruitgang zijn
als we zouden beseffen dat de geïndividualiseerde samenleving grotendeels een mythe is, die ondersteund
wordt door een nieuwe vorm van
politieke correctheid. De paternalistische betrokkenheid die daaruit
blijkt, wordt in feite al sinds de jaren
80 toegepast, zonder succes. We
zouden een beter onderscheid moeten maken tussen dingen die we onwenselijk vinden, en dingen die echt
niet kunnen. De grenzen van wat niet
mag, zouden we moeten zoeken in
dingen die de maatschappelijke orde
bedreigen. Nu vullen we onze notie
van democratie heel cultureel in,
waardoor er een hoop mensen buitengesloten worden. We zouden dat
debat opnieuw zuiver moeten krijgen, en wat meer afstand nemen.
Je mengt je hiermee nadrukkelijk in
het maatschappelijk debat. ‘Worden
zoals wij’ is een erg geëngageerd
boek geworden. Is dat voor jou ook de
taak van een academicus?
Of dat nu echt de taak van een academicus is, weet ik niet, maar het is wel
hoe ik er invulling aan heb willen geven. Ik wilde van in het begin iets
doen over onderwijs en de multiculturele samenleving, en ik besefte al
snel dat alles wat je daarover zegt,
politiek uitgelegd wordt. Ik wilde dan
ook voorkomen dat het anders uitgelegd zou worden dan ik het bedoeld
had. In die zin vallen voor mij politieke en academische analyse samen.
Maar het is ook een adequate schets
van hoe deze dingen verlopen zijn en
waar volgens mij de problemen liggen. Ik vind dat de academicus de
samenleving een spiegel moet voorhouden. Net doordat je wat theoretischer naar de dingen kan kijken, van
op een zekere afstand, kan je lagen in
een debat ontdekken die niet duidelijk zijn voor hen die er midden in
zitten. Het gaat ook niet alleen om
theoretische vragen. Ik wil inzichtelijk maken hoe we hier terecht gekomen zijn, en daar kritische vragen bij
stellen. Dat lijkt me een essentiële
taak van een academicus. n
Worden zoals wij. Onderwijs en de opkomst van de geïndividualiseerde
samenleving sinds 1945, Bram MELLINK, Wereldbibliotheek, 301 p., 34,95
euro.
16
BASIS 22 NOVEMBER 2014