Nederland presteert zo slecht door resteert zo

Nederland presteert zo
Die hoge babysterfte
is wel degelijk een
probleem. Maak dus
een eind aan die
thuisbevallingscultus
en geef gynaecologen
een grotere rol,
schrijft Heleen Crul.
‘G
ynaecologen en verloskundigen moeten in één
team gaan samenwerken
om babysterfte te voorkomen.” Dat is
de visie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
in een onlangs verschenen rapport.
Al in 2004 maakte een onderzoek in
25 EU-landen en Noorwegen onomstotelijk duidelijk dat ons land het
slechtste scoorde op het gebied van
perinatale babysterfte, dat wil zeggen sterfte vanaf de 22ste zwangerschapsweek en de sterfte van de baby
vanaf de bevalling tot vier weken
daarna. Een op de honderd baby’s
sterft in die periode. Dit verschijnsel
werd door de beroepsgroepen aanvankelijk verklaard door het hoge
aantal allochtone vrouwen in onze
grote steden en de gestegen leeftijd
waarop Nederlandse vrouwen hun
eerste kind krijgen. Die gestegen
leeftijd doet zich echter in allerlei
westerse landen voor, evenals de grote toename van allochtone vrouwen
in grote steden. Toch scoren deze landen ook nu nog aanzienlijk beter op
het gebied van perinatale sterfte dan
ons land.
De verklaring voor de situatie in
Nederland werd ook geduid als ‘registratieverschil’, omdat niet alle Europese landen babysterfte zo nauwgezet zouden registreren als dat hier
gebeurt. Maar Zweden, Noorwegen
en Denemarken hebben aanzienlijk
minder babysterfte, beschikken over
uitstekende registratiesystemen en
registreren, net als Nederland, volgens de WHO-definitie. De verloskundige zorg is daar in het algemeen
ook veel beter. De oorzaak moet dan
ook worden gezocht in de Nederlandse bevallingscultuur, was in
2008 de conclusie van J.M.W.M. Merkus, gynaecoloog en hoogleraar verloskunde in Utrecht. In die bevallingscultuur, stelde hij in een artikel
het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde vast, is het gebruikelijk te veel
te vertrouwen op de natuur en te afwachtend te zijn. Daardoor sterven
er in de laatste weken van de zwangerschap, tijdens of kort na de bevalling te veel baby’s.
I
n ons land is, sinds huisartsen
geen zwangerschapscontroles
en bevallingen meer doen, de
verloskundige de aangewezen persoon geworden voor begeleiding van
zwangerschap en bevalling. De
thuisbevalling kent hier – in tegenstelling tot andere Europese landen –
een lange traditie, maar kreeg de afgelopen vijftien jaar steeds meer het
slecht door die knusse thuisbevalling
karakter van een soort geloofsartikel:
het meest natuurlijk, knus en intiem.
Waarom zou je zwangerschap en bevalling laten ‘medicaliseren’ door gynaecologen? Toch kunnen bij die
thuisbevalling wel een aantal kritische kanttekeningen worden gemaakt. Het lang gekoesterde denkbeeld dat je risico’s kunt inschatten
en dat zwangeren met een ogenschijnlijk laag risico bij de verloskundige kunnen blijven, blijkt in de
praktijk een misvatting. Van de 84
procent van de vrouwen die voor het
eerst zwanger zijn en aanvankelijk
begeleid worden door een verloskundige, komt uiteindelijk 80 procent
voor of tijdens de bevalling alsnog bij
de gynaecoloog terecht vanwege onvoorziene complicaties die risico’s
opleveren voor moeder en/ of kind.
Nog geen 25 procent van alle zwangere vrouwen bevalt uiteindelijk
thuis. Behalve dat er bij de transfer
van huis naar ziekenhuis veel kostbare tijd verloren gaat, is het voor de
vrouw die op het punt staat te bevallen en haar partner een zeer trauma-
tisch ervaring om met vliegende
vaart per ambulance naar een ziekenhuis te moeten worden gebracht.
Dat zwangerschap en bevalling in
ons land omringd worden door onvoldoende controle, diagnostiek en
behandeling is vooral te wijten aan
organisatorische, financiële en culturele verschillen tussen de eerste- en
de tweedelijnsverloskundige zorg
die een buitengewoon hardnekkig
leven leiden. De relatie tussen verloskundigen en gynaecologen wordt in
het algemeen gekenmerkt door onderlinge concurrentie en een zeker
wantrouwen, gevoed door een verschillende visie, status, financiering
en bevoegdheden van beide beroepsgroepen.
Verloskundigen hebben beperkte
bevoegdheden en zijn, zeker als ze
zelfstandig werken vanuit een eigen
praktijk, een voorstander van thuisbevallingen. Gynaecologen hebben
aanzienlijk meer bevoegdheden en
zijn een voorstander van een poliklinische bevalling. Deze wordt overigens bij een normaal verloop in toe-
nemende mate begeleid door een in
het ziekenhuis werkende speciaal
opgeleide ‘eerste lijn verloskundige’
met – zo nodig – een gynaecoloog en
kinderarts binnen handbereik. Een
trend die doorzet in ziekenhuizen
met zogeheten ‘kraamhotels’.
‘B
egeleiding door gynaecologen van zwangerschap
en bevalling leidt tot medicalisering’, is de voorspelbare reactie
van de Koninklijke Nederlandse Organisatie
van
Verloskundigen.
(KNOV) op het rapport van de vereniging van gynaecologen. ‘Medicalisering’ betekent in de praktijk dat de
gynaecoloog bepaalde risico’s hoger
inschat, de begeleiding van zwangerschap en bevalling overneemt, en de
verloskundige haar cliënt en een deel
van haar inkomsten kwijt is. Dat is
één van de tegenstrijdige financiële
prikkels die samenwerking binnen
verloskundige zorg belemmert. Te
meer omdat zelfstandig werkende
verloskundigen geïnvesteerd hebben in praktijkpanden, apparatuur
en andere voorzieningen.
Nederlandse gynaecologen bepleiten echter een ander verloskundig systeem waarbij verloskundigen,
gynaecologen, kortom alle betrokken zorgverleners, ieder met hun eigen expertise in teamvorm hecht samenwerken, in een ziekenhuisachtige setting. Tegelijkertijd zullen ook
de verloskundeafdelingen van ziekenhuizen binnen de regio’s moeten
gaan samenwerken. Verloskundige
zorg moet 7 dagen per week 24 uur
per dag beschikbaar zijn en afgestemd op de individuele behoeften
van moeder en kind. De aanzienlijke
betere resultaten van het verloskundig systeem in andere Europese landen onderbouwen de noodzaak van
deze drastische verandering in de begeleiding van zwangerschap, bevalling en de baby in ons land.
Zwangerschap mag dan volgens
verloskundigen geen ziekte zijn,
maar het kan wel een ziekte worden.
Soms zelfs een levensbedreigende.
Heleen Crul is publicist.
Acht op de tien komen
voor of tijdens de
bevalling alsnog bij een
gynaecoloog terecht