uitgebreide informatie Feiten en Cijfers overgewicht kinderen en jeugd

Feiten en cijfers (ernstig) overgewicht
Wanneer is sprake van (ernstig) overgewicht?
Het signaleren van overgewicht vindt in Nederland lokaal plaats binnen de
Jeugdgezondheidszorg (JGZ); kinderen worden van 0-19 jaar op vaste momenten gewogen
en gemeten. Met deze gegevens kan de BMI (Body Mass Index) worden bepaald, na enkele
extra bewerkingen in verband met de leeftijd. De JGZ hanteert bij het beoordelen van het
gewicht een signaleringsprotocol, dat normatief aangeeft vanaf welke BMI sprake is van
overgewicht. Dit protocol staat beschreven in de ‘JGZ-richtlijn overgewicht’, te vinden via de
website van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheidsbeleid 2). Aanvragers van de
Sportimpuls Kinderen sportief op gewicht kunnen via contact met de GGD/JGZ up to date
gegevens verkrijgen over aantallen kinderen met overgewicht in specifieke wijk(en), buurten
of kernen. Actuele landelijke overgewichtcijfers zijn te vinden op de website van CBS 3)
Welke kinderen lopen een hoger risico op het ontstaan van overgewicht?
Enkele algemene bevindingen vanuit landelijk onderzoek naar overgewicht 4):
• Kinderen uit gezinnen die het sociaal-economisch zwaar hebben, en waarvan de
ouders laag opgeleid zijn, ontwikkelen vaker en eerder overgewicht dan kinderen uit
andere gezinnen.
• Kinderen en jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst hebben vaker (ernstig)
overgewicht dan hun Nederlandse leeftijdsgenoten.
• Van kinderen uit gezinnen met een Surinaamse achtergrond lopen Hindoestanen een
hoger risico overgewicht te ontwikkelen.
• Bij Antilliaanse jeugd is ook meer dan gemiddeld sprake van overgewicht.
• In de regio’s Rivierenland, Zuid Holland Zuid, Flevoland en Twente ligt het
percentage inwoners met overgewicht hoger dan in de rest van Nederland.
Te verwachten valt dat overgewicht vaker voorkomt bij bovenstaande doelgroepen. Deze
algemene bevindingen moeten uiteraard altijd lokaal gestaafd worden. Wel kan gesteld
worden dat de meeste gezondheidswinst te behalen is binnen zgn. ‘aandachtswijken’: wijken
in gemeenten in bovenstaande regio’s, waar het merendeel van de huishoudens bestaat uit
gezinnen die het sociaal-economisch zwaar hebben en/of gezinnen van allochtone afkomst.
Uiteraard zijn aantoonbare uitzonderingen op deze generaliserende bevindingen welkom
binnen de Sportimpuls Kinderen sportief op gewicht.
Wat zijn belangrijke aandachtspunten bij werken met deze doelgroep?
Bij het ontwikkelen van een lokale aanpak gelden de volgende aandachtspunten:
• Voorkom onnodige medicalisering: waar mogelijk is het wenselijk dat kinderen in het
reguliere sport- en beweegaanbod aan de slag gaan met bewegen. De JGZ ziet alle
kinderen op de reguliere contactmomenten. Zij hebben immers een primaire
signaleringstaak.
• Voorkom stigmatiseren: het publiekelijk aanwijzen of - erger nog - veroordelen van
‘dikke kinderen’ werkt averechts op de bereidheid aan de slag te gaan. Een negatief
zelfbeeld, veelal medeoorzaak van overeten, wordt anders alleen maar verder
versterkt.
•
Positieve benadering: Voor alle betrokken begeleiders binnen de lokale keten dient
een positieve, motiverende, oplossingsgerichte grondhouding de norm te zijn.
Onderstaande informatie over de relatie tussen overgewicht en sociale status is afkomstig uit
een paragraaf Overgewicht uit de RIVM Publicatie Gezond Opgroeien 5)
Gevolgen overgewicht op de korte en lange termijn
Dikke kinderen hebben vaak te maken met stigmatisering. Dit kan leiden tot een lagere
zelfwaardering en psychosociale problemen. Kinderen met (ernstig) overgewicht hebben
meer kans op gezondheidsproblemen.
Op jonge leeftijd hebben kinderen met overgewicht of obesitas een grotere kans op glucoseintolerantie, verhoogde bloeddruk en hypercholesterolemie. Op latere leeftijd kan dit tot
diabetes of harten vaatziekten leiden (Visscher et al., 2013a). Naar schatting is 20-30% van
alle gevallen van kanker of hart- en vaatziekten te voorkomen door een combinatie van
gezonde voeding, voldoende lichamelijke activiteit en een gezond lichaamsgewicht (Van
Kranen et al., 2013). Wanneer iemand al vanaf jonge leeftijd overgewicht heeft, zijn de
gezondheidsgevolgen op latere leeftijd extra groot (Visscher et al.,2013a).
Omvang
Ongeveer 13% van de 2-18-jarigen heeft overgewicht
Van de Nederlandse jeugd van 2-22 jaar heeft 13% van de jongens en 15% van de meisjes
overgewicht; bij 2% is sprake van ernstig overgewicht. Dit blijkt uit de Nationale Groeistudie
(metingen van lengte en gewicht tijdens contactmoment JGZ) (Schönbeck & Van Buuren,
2010). Zelfgerapporteerde gegevens laten eenzelfde beeld zien. Bij 2-9-jarigen was de
prevalentie van overgewicht 13% in 2012; bij 9-18-jarigen was dit 12%. Bij 3% van de 2-18jarigen is sprake van ernstig overgewicht en dat komt het meest voor bij kinderen van 2-9
jaar (zie Figuur 6.3) (CBS Webmagazine, 2013). Er is geen verschil tussen jongens en
meisjes. Volgens een ander onderzoek op basis van zelfrapportage had ongeveer 10% van
de jongeren van 11-17 jaar overgewicht. Voor jongens is het risico voor overgewicht groter
dan voor meisjes, voorzover het middelbare scholieren betreft (Van Dorsselaer et al., 2010).
Meer meisjes dan jongens bij huisarts in verband met ernstig overgewicht
In 2011 diagnosticeerde de huisarts bij 2,2 per 1.000 kinderen en jongeren van 0-19 jaar
ernstig overgewicht (zie Figuur 6.4). Meer meisjes dan jongens hebben overgewicht: 2,7 per
1.000 meisjes en 1,7 per 1.000 jongens. Ernstig overgewicht komt meer voor bij 10-19jarigen (3,4 per 1.000) dan bij jongere kinderen (NIVEL/IQhealthcare/LINH, 2011).
Allochtone kinderen en jongeren hebben vaker overgewicht
Meer allochtone dan autochtone leerlingen hebben overgewicht: in groep acht van de
basisschool is de omvang van overgewicht 18% versus 9%; op de middelbare school is de
omvang 15% versus 9% (Van Dorsselaer et al., 2010). Ook uit metingen van lengte en
gewicht blijkt dat Marokkaanse en Turkse jongeren vaker (ernstig) overgewicht hebben dan
hun Nederlandse leeftijdsgenoten. In 2010 had 33% van de Turkse en 25% van de
Marokkaanse jongens overgewicht tegenover 13% van de Nederlandse jongens; voor
meisjes waren deze cijfers 32% en 29% tegenover 15% (Schönbeck & Van Buuren, 2010).
Overgewicht minder onder hoog opgeleiden
Hogergeschoolden zijn minder vaak te dik dan lagergeschoolden (Van Dorsselaer et al.,
2010).
Overgewicht komt minder vaak voor op het vwo dan onder scholieren van lagere
onderwijsniveaus. De grootste verschillen zijn zichtbaar tussen het laagste en het hoogste
onderwijsniveau: 16% van de vmbo-b-leerlingen heeft overgewicht en 5% van de vwo’ers.
Kinderen uit armere gezinnen lijden vaker aan overgewicht
Kinderen uit armere gezinnen hebben vaker overgewicht dan kinderen uit de meest
welvarende groep: 15% tegenover 8% in het voortgezet onderwijs en 21% tegenover 8% in
groep acht van de basisschool (Van Dorsselaer et al., 2010).
Naarmate het inkomen lager is, neemt het aandeel kinderen (2-24 jaar) met overgewicht toe.
Ernstig overgewicht komt onder jongeren in de laagste inkomensgroep drie keer zo
vaak voor als onder leeftijdsgenoten in de hoogste inkomensgroep (CBS Webmagazine,
2013). Er is geen verschil in overgewicht tussen middelbare scholieren uit volledige en
onvolledige gezinnen (Van Dorsselaer et al., 2010).
Omvang overgewicht laatste jaren gestabiliseerd
Uit metingen door professionals van lengte en gewicht van 2-20-jarigen blijkt dat het aantal
Nederlandse kinderen en jongeren met overgewicht en obesitas tussen 1997 en 2010 is
gestegen. Dat geldt voor zowel jongens (van 9% naar 13%) als meisjes (van 12% naar
15%). Ook bij kinderen en jongeren van Marokkaanse en Turkse afkomst is (ernstig)
overgewicht toegenomen (Schönbeck & Van Buuren, 2010).
Volgens zelfgerapporteerde gegevens van lengte en gewicht is het aantal jongeren met
overgewicht tussen 2001 en 2009 echter ongeveer gelijk gebleven (Van Dorsselaer et al.,
2010). Ook volgens zelfgerapporteerde cijfers over 2010-2012 is het percentage kinderen en
jongeren van 2-24 jaar met overgewicht of obesitas niet veel veranderd (CBS Webmagazine,
2013).
Bronnen:
• Noot 1: monitor sept 2011, Permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS), Centraal
Bureau voor de Statistiek (CBS)
• Noot 2: mei 2012, JGZ-richtlijn overgewicht, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid
(NCJ)
• Noot 3: CBS overgewichtcijfers (tabel) http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/gezondheid-welzijn/cijfers/incidenteel/maatwerk/2013-3874-mw.htm
• Noot 4: afgeleid uit het Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM) en de vijfde
Landelijke Groeistudie van TNO
• Noot 5: RIVM publicatie Gezond opgroeien.
http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:239109&type=org&disposition=inline&n
s_nc=1
Dit zijn tevens betrouwbare bronnen voor actuele landelijke cijfers en ontwikkelingen op het
gebied van overgewicht.
Sport en Bewegen in de Buurt, Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen, maart 2014