Advies contracteerruimte 2014

Advies
Contracteerruimte 2014
Advies over de toereikendheid van de
contracteerruimte 2014
mei 2014
Advies Contracteerruimte 2014
Inhoud
Vooraf
5
Managementsamenvatting
7
1.
9
Inleiding
2. Landelijk beeld contracteerruimte 2013 en 2014
2.1
Landelijk beeld algemeen
2.2
Landelijk beeld contracteerruimte 2013
2.3
Landelijk beeld contracteerruimte 2014
11
11
12
13
3. Opbouw contracteerruimte AWBZ 2014 inclusief geoormerkte
middelen
15
3.1
Opbouw contracteerruimte 2014
15
3.2
Cijfermatige weergave contracteerruimte 2014
16
3.3
Geoormerkte middelen 2014
17
3.4
Individueel aangepaste rolstoelen en overige hulpmiddelen
18
4. Aandachtspunten 2014
4.1
ZZP-Meerzorg
4.2
Zorginfrastructuur
4.3
Vervoer
19
19
20
20
5. Geoormerkte middelen
5.1
Algemeen
5.2
Ketenzorg dementie
5.3
ADL
5.4
ZZP-ers
5.5
Innovatie
5.6
Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO)
5.7
Individueel aangepaste rolstoelen en overige hulpmiddelen
23
23
23
24
25
25
27
27
6. Zorginkoop van de zorgkantoren
6.1
Zorginkoop
6.2
Ontwikkelingen van omzet en volume
6.2.1
Omzetontwikkeling
6.2.2
Ontwikkeling van de ingekochte zorg
6.3
Ontwikkelingen in de productmix
6.3.1
Extramurale productmix
6.3.2
Intramurale productmix
6.4
Ontwikkelingen in prijs
6.4.1
Extramurale zorginkoop
6.4.2
Intramurale zorginkoop
6.5
Vergelijking tussen concessiehouders
6.5.1
Criteria voor financiële doelmatigheid
6.5.2
Verschillen tussen zorgkantoren
29
29
29
29
30
31
31
32
32
33
33
34
35
35
7. Ontwikkeling aanspraken op zorg in 2012 en 2013
7.1
Indicaties
7.1.1
Uitgangspunten analyse
7.2
Extramurale zorgomvang
7.2.1
Totaalbeeld
7.3
Intramurale zorg
7.3.1
Totaalbeeld
7.3.2
Ontwikkeling per ZZP-groep
7.4
Aanspraken per concessiehouder in 2013
39
39
39
40
40
42
42
43
46
3
Advies Contracteerruimte 2014
8. Conclusies & advies
8.1
Conclusie
8.2
Advies
8.2.1
Aanvullende maatregelen
8.3
Tot slot
49
49
50
50
50
Bijlage 1 - Herverdelingsmiddelen
53
Bijlage 2 – Lijst met afkortingen
55
Bijlage 3 – Uitgangspunten zorginkoop
57
Bijlage 4 – Indicatieontwikkeling (methoden)
59
Bijlage 5 – Indicatieontwikkeling intramuraal LVG, LG, ZG
(auditief en visueel)
61
4
Advies Contracteerruimte 2014
Vooraf
Voor u ligt het Advies Contracteerruimte 2014. Met het systeem van
contracteerruimte(n) beoogt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) doelmatige zorginkoop te stimuleren en de
kostenontwikkeling in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
te beheersen. De contracteerruimte biedt jaarlijks een kader waarbinnen
zorgkantoren productieafspraken moeten maken met zorgaanbieders.
Zorgkantoren hebben de verantwoordelijkheid voor een doelmatige
zorginkoop in de AWBZ. Daarnaast zijn de zorgkantoren verantwoordelijk
voor een optimale afstemming tussen de zorgvraag en de beschikbare
regionale contracteerruimte. Zij verdelen hiertoe de beschikbare
middelen over de zorgaanbieders in hun regio of hevelen middelen over
naar andere regio’s.
Op uw verzoek1 geven wij hierbij informatie over de totale omvang van
de contracteerruimte AWBZ en de ontwikkelingen daarbinnen. Wij
adviseren u over de inzet van de contracteerruimte en de verdeling van
de herverdelingsmiddelen 2014. Daarnaast geven wij een beeld van de
besteding van de geoormerkte middelen en van de individueel
aangepaste hulpmiddelen.
Wij zien uw reactie op dit advies graag tegemoet, zodat wij zo spoedig
mogelijk de eventuele aanpassingen in de (regionale)
contracteerruimte(n) kunnen verwerken.
de Nederlandse Zorgautoriteit,
dr. M.E. Homan
lid Raad van Bestuur/plv. voorzitter
1
Zie de brief over de voorlopige contracteerruimte 2014 van 12 juni 2013
(kenmerk: 105007) en de brief over de aanwijzing contracteerruimte AWBZ 2014
(kenmerk: 171319-113432-MC) van 19 november 2013.
5
Advies Contracteerruimte 2014
6
Advies Contracteerruimte 2014
Managementsamenvatting
In dit advies bespreken wij de contracteerruimte 2013 en 2014 en
besteden wij aandacht aan de belangrijkste ontwikkelingen en de
benutting van de contracteerruimte 2014. Hierbij wordt ook ingegaan op
de geoormerkte middelen. Om iets te zeggen over de benutting van de
contracteerruimte 2014 kijken wij naar de benutting in 2013, de
maatregelingen die voor 2014 zijn genomen en de ontwikkelingen die we
zien bij de zorginkoop en de indicatiestelling.
In 2013 is circa € 180 miljoen van de regionale contracteerruimte niet
vertaald in productieafspraken. In 2013 is in geen van de
zorgkantoorregio’s een daadwerkelijk tekort ontstaan. Het overschot is
voornamelijk toe te wijzen aan twee concessiehouders. Daarnaast is in
2013 sprake van een overschrijding van de geoormerkte
contracteerruimte voor ZZP-meerzorg, de contracteerruimte voor ADL en
de geoormerkte contracteerruimte voor vervoer. Alleen voor vervoer
heeft werkelijk een korting op de geoormerkte contracteerruimte
plaatsgevonden. De andere twee overschrijdingen zijn gecompenseerd
met middelen uit de reguliere contracteerruimten. Op basis van de
eindstand 2013 is de landelijk beschikbare contracteerruimte bij aanvang
van 2014 voldoende.
In 2014 hebben zich verschillende wijzigingen voorgedaan die invloed
hebben op de benutting van de contracteerruimte 2014. ZZP-meerzorg is
met ingang van 2014 integraal onderdeel geworden van de regionale
contracteerruimten. In 2013 zijn deze, toen nog geoormerkte middelen,
overschreden. Een aantal zorgkantoren verwacht dat de gewenste
productieafspraak 2014 voor ZZP-meerzorg hoger zal zijn dan de
middelen die zijn toegevoegd aan de regionale contracteerruimten.
Ook de middelen van zorginfrastructuur zijn dit jaar voor het eerst
toegevoegd aan de regionale contracteerruimten. We hebben van
zorgkantoren verschillende signalen ontvangen dat de verdeling van de
middelen voor zorginfrastructuur over de zorgkantoorregio’s niet juist is.
Zorgkantoren hebben aangegeven dat ze mogelijke tekorten zelf
oplossen met overhevelingen tussen regio’s.
Voor 2014 zijn middelen geoormerkt voor ketenzorg dementie, ADL en
ZZP-ers. Daarnaast zijn landelijk middelen beschikbaar voor innovatie en
NPO. Voor ketenzorg dementie verwachten we dat de contracteerruimte
volledig wordt benut. Voor ADL is de contracteerruimte in 2013
overschreden. Ook in de 1e budgetronde 2014 is sprake van een
overschrijding. Zorgkantoren geven echter aan geen problemen te
verwachten bij de herschikkingsronde. Voor de ZZP-ers is, door het
uitbreiden van de pilot, de contracteerruimte mogelijk in een aantal
regio’s niet toereikend. Landelijk zijn middelen geoormerkt voor
innovatie en NPO. Op basis van voorgaande jaren verwachten we dat
deze middelen niet volledig benut worden.
Bij de zorginkoop zien we in bij de intramurale zorg de aantallen
afnemen, terwijl bij de extramurale zorg de aantallen toenemen. Dit kan
verklaard worden door het ingezette beleid waarbij mensen langer thuis
blijven wonen. Daarnaast zien we een verschuiving van lichtere
intramurale zorg naar zwaardere intramurale zorg. Bij de prijsafspraken
zien we dat hogere kortingen worden afgesproken dan in 2013, waardoor
meer volume kan worden ingekocht. Bij de indicatieontwikkeling zien we
dezelfde bewegingen als bij de ontwikkelingen in de zorginkoop. Ook hier
7
Advies Contracteerruimte 2014
neemt het aantal intramurale indicaties af en het aantal extramurale
indicaties neemt toe. Hierbij zien we ook een verschuiving van lichte
naar zware ZZP’s.
In 2013 waren voldoende middelen beschikbaar en daarnaast zien we
een indicatieontwikkeling die grotendeels in de lijn der verwachting ligt.
Het betreft de verschuiving van intramurale- naar extramurale zorg.
Daarnaast zien we een verschuiving van lichte naar zware ZZP’s. Ook
zien we een scherpere zorginkoop door de zorgkantoren. Op basis
hiervan concluderen we dat de contracteerruimte landelijk voldoende is.
We zien dat door toevoeging van de ZZP-meerzorg aan de reguliere
contracteerruimte meer druk op de contracteerruimte ontstaat. Dit kan
volgens ons landelijk opgevangen worden.
In de benutting van de regionale contracteerruimten zien we verschillen
tussen de zorgkantoorregio’s. Deze verschillen kunnen voortkomen uit de
initiële vaststelling van de contracteerruimten maar ook door verschillen
in het zorginkoopbeleid.
In sommige zorgkantoorregio’s kunnen tekorten ontstaan door de
ontwikkelingen in de zorgvraag en het toevoegen van ZZP-meerzorg en
zorginfrastructuur aan de regionale contracteerruimte. Op dit moment
hebben we onvoldoende zicht op de totale ontwikkelingen in de
zorgvraag. Hierbij gaat het met name om de verschuiving die we zien
naar de duurdere ZZP’s. We weten niet in welke omvang deze
ontwikkeling zich in 2014 doorzet. De (mogelijke) regionale tekorten
kunnen voor een deel worden opgevangen door een scherpere
zorginkoop van de zorgkantoren in de herschikkingsronde 2014 én door
de inzet van de herverdelingsmiddelen.
We adviseren om de herverdelingsmiddelen in te zetten. Voor de
verdeling van de herverdelingsmiddelen gebruiken we de meest recente
indicatiegegevens die beschikbaar zijn.
Om zo goed mogelijk gebruik te maken van de beschikbare
contracteerruimten adviseren wij aanvullende maatregelen die zorgen
voor een flexibilisering van het contracteerruimtesysteem. We adviseren
om overhevelingen tussen de reguliere contracteerruimte en de
geoormerkte contracteerruimte voor zelfstandige zorgverleners en
ketenzorg dementie mogelijk te maken.
Verder adviseren we om de initiële verdeling van de contracteerruimte in
de nabije toekomst te onderzoeken. Voor de zorg die resteert onder de
Wlz is een groot deel van de verdeling van de huidige contracteerruimte
gebaseerd op de ZZP’s, zoals deze gescoord zijn in 2009. We adviseren
om de komende tijd te onderzoeken of de regionale verdeling voor 2016
aangepast moet worden en gebaseerd moet worden op andere, meer
recente/voorspellende parameters.
8
Advies Contracteerruimte 2014
1. Inleiding
In dit advies kijken we naar de verwachte benutting van de
contracteerruimte 2014. Hierbij wordt ingegaan op de reguliere regionale
contracteerruimten en ook specifiek op de geoormerkte
contracteerruimten.
In hoofdstuk 2 kijken we allereerst terug naar de productieafspraken
2013 (1e en 2e budgetronde) en 2014 (1e budgetronde) in relatie tot de
beschikbare contracteerruimte.
In hoofdstuk 3 komt de opbouw van de contracteerruimte 2014 aan de
orde en de wijzigingen ten opzichte van de contracteerruimte 2013.
In hoofdstuk 4 besteden we aandacht aan specifieke aandachtspunten
voor 2014. Dit zijn de toevoeging aan de reguliere contracteerruimten
van ZZP-meerzorg, zorginfrastructuur en vervoer.
In hoofdstuk 5 bespreken we de verschillende geoormerkte
contracteerruimten die de NZa toetst. Dit zijn de contracteerruimten voor
ketenzorg dementie, ADL, ZZP-ers, innovatie en NPO. In dit hoofdstuk
monitoren we ook de individueel aangepaste rolstoelen en overige
hulpmiddelen.
In hoofdstuk 6 worden de ontwikkelingen in de zorginkoop beschreven.
De zorginkoop tussen zorgaanbieders en zorgkantoren bepaalt in
hoeverre de contracteerruimte jaarlijks wordt benut. In hoeverre
zorgkantoren hierbij doelmatig inkopen speelt een rol bij de benutting
van de contracteerruimte.
In hoofdstuk 7 bekijken we in hoeverre de ontwikkelingen van de
aanspraken op zorg aansluiten op de contracteerruimte 2014. Hierbij
baseren we ons op informatie van het CIZ. Aan de hand van de
ontvangen informatie maken we een inschatting van de mate waarin
deze aanspraken binnen de beschikbare gestelde (groei)ruimte passen.
Op basis van de informatie over bovenstaande onderwerpen adviseren
we ten slotte over de toereikendheid van de contracteerruimte 2014 en
over de inzet van de herverdelingsmiddelen in 2014 (hoofdstuk 8)
In bijlage 2 worden de in dit advies gebruikte afkortingen nader
verklaard.
Advies Contracteerruimte 2014
10
Advies Contracteerruimte 2014
2. Landelijk beeld contracteerruimte
2013 en 2014
2.1 Landelijk beeld algemeen
Dit hoofdstuk geeft een beeld van de benutting van de
contracteerruimte. Op grond van de 1e en 2e budgetronde bepalen we
per jaar voor iedere zorgaanbieder wat de maximaal door de NZa
gehonoreerde productieafspraak is.
De eindstand van de contracteerruimte in 2013 (gegevens na de 2e
budgetronde 2013) is de basis voor ons advies over de contracteerruimte
voor 2014. Aan de hand van de eindstand in 2013 bepalen we of de
contracteerruimte aan het begin van 2014 voldoende is. Daarnaast
kijken we naar de wijzigingen van de contracteerruimte in 2014 en de
groei van de zorgvraag (nieuwe cliënten en zorgverzwaring) om te
bepalen of de herverdelingsmiddelen voor het jaar 2014 noodzakelijk
zijn.
Tabel 2.1 laat de onbestede middelen in de 1e en 2e budgetronde van
2011 tot en met 2013 en de 1e budgetronde van 2014 zien. Ook geeft
deze tabel de onder- en overproductie weer voor de jaren 2011 en 2012.
De nacalculatie over 2013 en 2014 en de 2e budgetronde 2014 hebben
nog niet plaatsgevonden. Deze cijfers ontbreken daarom in de tabel. Als
de realisatie bij de nacalculatie uiteindelijk lager is dan de maximale
productievergoeding, is sprake van onderproductie. Als de realisatie bij
de nacalculatie hoger is dan de maximaal gehonoreerde
productieafspraak, is sprake van overproductie. Overproductie wordt niet
vergoed.
Tabel 2.1 Onbestede middelen en onder- en overproductie
(x € 1 miljoen)
Jaar
Hoogte
contracteerruimte
Onbestede
middelen
1e budgetronde
2011
19.279
1.026
2012
21.729
Onbestede
middelen
2e budgetronde
Onderproductie
(nacalculatie)
Overproductie
(nacalculatie)
572
1473
34,94
1.893
885
1436
59,67
8
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
n.n.b.
2013
21.550
1.348
178
2014
22.669
1.400
n.n.b.
Bron: NZa
Opvallend is de stijging van de onbenutte middelen in de 2e budgetronde
2013 ten opzichte van die van de voorgaande jaren. Dit is onder andere
te verklaren door het inkoopbeleid van de zorgkantoren en doordat pas
laat in 2013 een bedrag van € 38 miljoen voor GRZ vanuit de Zvw is
teruggevloeid naar de AWBZ.
2
3
4
5
6
7
8
Ontleend aan Advies Contracteerruimte van mei 2013.
Peildatum 27 februari 2013 (conform de datum gegevensaanlevering aan VWS).
Peildatum 27 februari 2013 (conform de datum gegevensaanlevering aan VWS).
Ontleend aan Advies Contracteerruimte van mei 2013.
Peildatum 23 januari 2014 (conform gegevensaanlevering aan VWS van 03-02-2014).
Peildatum 23 januari 2014 (conform gegevensaanlevering aan VWS van 03-02-2014).
Peildatum 11 december 2013 (conform datum toets contracteerruimte 2013).
11
Advies Contracteerruimte 2014
2.2 Landelijk beeld contracteerruimte 2013
In 2013 zijn de productieafspraken, net als in voorgaande jaren, binnen
de contracteerruimte gebleven. Er is een bedrag van ruim € 178 miljoen
van de niet geoormerkte contracteerruimte onbenut gebleven. Dit is een
toename ten opzichte van 2011 en 2012; zelfs meer dan een
verdubbeling ten opzichte van 2012. Zorgkantoren zijn in 2013 ook geen
knelpuntenprocedures gestart en we hebben geen signalen ontvangen
dat wachtlijsten boven de treeknorm zijn gegroeid.
De onbenutte middelen 2013 betreffen 0,83% van de beschikbare
contracteerruimte (€ 21,5 miljard).
In eerste instantie is een bedrag van € 184,5 miljoen onbenut gebleven.
Door het opvangen van een overschrijding meerzorg9 van bijna
€ 5,9 miljoen en een overschrijding ADL10 van bijna € 0,6 miljoen komen
de onbenutte middelen uit op een totaal van € 178 miljoen. Dit is
inclusief een verlaging van de contracteerruimte met € 7,8 miljoen door
het schuiven van GGZ-gelden tussen de Zvw en de AWBZ.
Van de 32 zorgkantoren hebben 24 zorgkantoren meer dan 0,1% van
hun regionale contracteerruimte niet benut. De overige 8 zorgkantoren
hebben hun regionale ruimte (nagenoeg) volledig benut.
Op basis van de eindstand 2013 is de landelijk beschikbare
contracteerruimte bij aanvang van 2014 voldoende voor de zittende
cliënten.
− Tijdens een bijeenkomst met de zorgkantoren is gevraagd waardoor de
onbenutte middelen zijn toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren.
Zorgkantoren geven aan dat dit vooral komt door de volgende factoren:
− Zorgkantoren hebben voorzichtiger ingekocht, omdat de margeregeling
voor het jaar 2013 niet beschikbaar was. Zorgkantoren zochten hierdoor
minder de grens op van de regionale contracteerruimten om een
mogelijke overschrijding te voorkomen;
− De daling op intramurale zorg en de stijging op extramurale zorg lopen
niet gelijk op. Het effect van het ingezette beleid om mensen langer thuis
te laten wonen, is minder zichtbaar in de extramurale zorg;
− Verschillende zorgkantoren zien een daling van de afgegeven indicaties;
− Van de voor ZZP’ers bedoelde middelen zijn veel middelen onbenut
gebleven doordat veel gecontracteerde ZZP’ers uiteindelijk minder zorg
hebben geleverd of geen cliënten konden vinden;
− Er zijn nog laat in het jaar middelen vanuit de GRZ teruggestroomd naar
de AWBZ. Deze middelen konden vaak niet meer worden ingezet bij de
zorginkoop.
Tabel 2.2. laat de onbestede middelen per zorgkantoor over de jaren
2011 tot en met 2013 en de inzet van de margeregeling in 2011 en 2012
zien. Hieruit blijkt dat bij 4 van de 11 concessiehouders jaarlijks
middelen onbenut zijn gebleven en dat bij deze concessiehouders op
totaalniveau niet of bijna geen gebruik is gemaakt van de margeregeling.
9
10
Conform artikel 8 van de Beleidsregel contracteerruimte 2013 (CA-300-596).
Dit is eenmalig en in overleg met VWS gebeurd.
12
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 2.2 Onbestede middelen (in %) en inzet margeregeling per
concessiehouder
Concessiehouder
Percentage onbenut
Margeregeling
2011
2012
2013
2011
2012
Achmea
0,37%
0,00%
0,14%
nee
ja
Agis
0,00%
0,00%
0,30%
ja
ja
CZ
1,00%
1,78%
2,10%
nee
nee
De Friesland
0,00%
0,00%
0,24%
ja
ja
Menzis
0,04%
0,00%
0,34%
ja
ja
Salland
0,92%
0,00%
0,00%
nee
ja
Univé
0,47%
0,09%
0,89%
nee
nee
VGZ
0,19%
0,18%
1,41%
ja11
nee
DSW
0,00%
0,00%
0,00%
ja
ja
Trias
0,66%
0,34%
0,67%
nee
nee
Zorg en Zekerheid
0,10%
-0,06%
1,31%
ja
ja
Landelijk
0,30%
0,40%
0,83%
n.v.t
n.v.t
Bron: NZa
2.3 Landelijk beeld contracteerruimte 2014
De productieafspraken van de 1e budgetronde voor 2014 zijn verwerkt.
Van de beschikbare contracteerruimte 2014 is nog 6% (€ 1,4 miljard)
onbenut gebleven. In 2013 was na de 1e budgetronde eveneens 6%
(€ 1,3 miljard) onbenut. Met de nog onbenutte middelen kunnen de
zorgkantoren gedurende het jaar flexibel inspelen op de
zorgvraagontwikkeling.
Tabel 2.3 geeft een overzicht van de beschikbare middelen en de nog
resterende middelen na de 1e budgetronde 2014. Het gaat hier om de
(geoormerkte) middelen die alleen bij de budgetrondes kunnen worden
aangevraagd.
Tabel 2.3 Beschikbare middelen en resterende middelen 1e
budgetronde 2014 (x € 1 miljoen)12
Soort middelen
Contracteerruimte
Beschikbare middelen13
22.669
Resterende middelen
1.400
Ketenzorg dementie
15,5
2,5
ADL- assistentie
83,2
-2,3
ZZP-ers
20,0
17,4
Bron: NZa
De contracteerruimte 2014 is volgens de zorgkantoren, op basis van de
beschikbare gegevens, vooralsnog voldoende. Wel geven de
zorgkantoren aan dat er nog maar beperkt declaratiegegevens
beschikbaar zijn en dat er onvoldoende zicht is op de ontwikkelingen in
11
De margeregeling is in 2011 ingezet door 1 van de 4 zorgkantoren die ressorteren
onder VGZ.
12
De overige geoormerkte middelen kunnen gedurende het hele jaar, dus niet alleen bij
de budgetronden, worden aangevraagd en zijn daarom niet in deze tabel opgenomen.
13
De cijfers in deze kolom zijn gebaseerd op de Beleidsregel contracteerruimte 2014
(CA-300-600, artikelen 6.1 tot en met 6.6).
13
Advies Contracteerruimte 2014
de zorgvraag. Het is hierdoor te vroeg in het jaar om een goede
prognose te doen.
Tussenconclusie:
In 2013 is € 178 miljoen (0,83%) van de reguliere contracteerruimte niet
vertaald in productieafspraken. Dit is vooral te verklaren door het
inkoopbeleid van de zorgkantoren en doordat pas laat in 2013 middelen
voor geriatrische revalidatiezorg (€ 38 miljoen) vanuit de Zvw zijn
teruggeschoven naar de AWBZ.
De mate van benutting verschilt sterk tussen de zorgkantoorregio’s.
De totale beschikbare contracteerruimte in 2013 was voldoende om aan
de zorgvraag te voldoen.
14
Advies Contracteerruimte 2014
3. Opbouw contracteerruimte AWBZ
2014 inclusief geoormerkte middelen
3.1 Opbouw contracteerruimte 2014
De initiële contracteerruimte is gebaseerd op de productieafspraken,
zoals gemaakt in 2004 en 2009. Voor de extramurale zorg zijn dit de
productieafspraken van het jaar 2004 en voor de intramurale zorg zijn
dit de ZZP’s, zoals deze gescoord zijn in 2009. Daarnaast wordt elk jaar
een bedrag aan groeiruimte, bedoeld voor volumegroei, toegevoegd.
Deze is de afgelopen jaren toegedeeld op basis van de
indicatiegegevens.
De productieafspraken 2013, waarbij gecorrigeerd wordt voor de
indexatie naar 2014, vormen de basis voor de opbouw van de
contracteerruimte 2014. Daarnaast zijn de financiële effecten vanuit de
aanwijzing contracteerruimte AWBZ 2014 in de contracteerruimte
verwerkt.14
De belangrijkste financiële wijzigingen ten opzichte van de
contracteerruimte 2013 zijn de volgende:
− 1. Op grond van de overgangsregeling valt in 2014 30% van de NHC
onder de regionale contracteerruimten van de zorgkantoren. Dit betreft
een bedrag van circa € 840 miljoen. Via een overgangstraject dat duurt
tot 2018, wordt de NHC geleidelijk binnen de contracteerruimte
gebracht.
− 2. Als uitwerking van het Zorgakkoord is de contracteerruimte verlaagd
met een bedrag van € 265 miljoen.
− 3. Er is een bedrag van € 160 miljoen in mindering gebracht op de
contracteerruimte vanwege een korting op alle maximumtarieven van de
ZZP’s en bijbehorende basisprestaties en de extramurale verpleging in
verband met de toestand van de Nederlandse economie.
− 4. Vanwege het extramuraliseren van de zorg voor nieuwe cliënten in de
lage ZZP’s (VV1 tot en met VV3, GGZ1 en GGZ2, VG1 en VG2) is een
bedrag van € 140 miljoen op de contracteerruimte in mindering
gebracht.
− 5. Er is een bedrag van € 180 miljoen (inclusief indexering) aan de
contracteerruimte toegevoegd vanwege het onder de contracteerruimte
brengen van de voorheen geoormerkte middelen voor ZZP-meerzorg.
− 6. De contracteerruimte is met € 114 miljoen (inclusief indexering)
verhoogd vanwege het onder de contracteerruimte brengen van de
zorginfrastructuur.
− 7. Er is € 45 miljoen aan de contracteerruimte toegevoegd vanwege
extra instroom in verband met de noodzakelijke extra inkoop van zorg in
natura door wijzigingen in de toegang tot het persoonsgebonden budget.
14
Voor meer informatie: zie Beleidsregel contracteerruimte 2014 (CA-300-600).
15
Advies Contracteerruimte 2014
− 8. Er is € 25 miljoen structureel toegevoegd aan de contracteerruimte
vanwege de aanpassing van de tarieven vervoer in 2013. In 2013 waren
de extra middelen voor vervoer geoormerkt; in 2014 vallen deze
middelen structureel onder de reguliere contracteerruimte.
− 9. Ten slotte is evenals in voorgaande jaren een bedrag aan de
contracteerruimte toegevoegd voor de groei van de aanspraken op zorg
en de bijhorende productieafspraken. Dit bedrag bestaat uit groeiruimte
(€ 225 miljoen) en, eventueel, de herverdelingsmiddelen (€ 75 miljoen).
In augustus 2013 hebben we de groeiruimte verdeeld over de
zorgkantoorregio’s op basis van intramurale en extramurale
indicatiegegevens van het CIZ. In hoofdstuk 8 van dit advies gaan we
verder in op de inzet van de herverdelingsmiddelen in 2014.
3.2 Cijfermatige weergave contracteerruimte 2014
In de aanwijzing contracteerruimte AWBZ 2014 is vermeld met welke
bedragen de basiscontracteerruimte 2014 (de contracteerruimte
exclusief geoormerkte gelden) wordt verlaagd en verhoogd.
Tabel 3.1 laat de huidige opbouw van de contracteerruimte 2014 zien.
De basiscontracteerruimte 2014 bedraagt circa € 22,65 miljard. Hierop is
€ 565 miljoen aan beleidsmaatregelen in mindering gebracht en is
€ 364 miljoen aan beleidsmaatregelen én € 225 miljoen groeiruimte
toegevoegd. De totale contracteerruimte 2014 bedraagt daarmee circa
€ 22,67 miljard. Dit is hoger dan in 2013 (€ 21,3 miljard).15
15
Zie Advies Contracteerruimte 2013, bladzijde 18, tabel 1.
16
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 3.1 Opbouw contracteerruimte 2014 (x € 1 miljoen)
Opbouw van de contracteerruimte 2014 16
Effect
Totaal
Basiscontracteerruimte 2014 exclusief geoormerkte
middelen (inclusief overige middelen 2013 17)
22.645
Af: € 265 miljoen conform uitwerking van het Zorgakkoord
-/- 265
Af: € 160 miljoen vanwege een korting op alle
maximumtarieven van de ZZP’s en bijbehorende
basisprestaties en de extramurale verpleging
-/- 160
Af: € 140 miljoen vanwege het extramuraliseren van de
zorg voor nieuwe cliënten in de lage ZZP’s (VV1 tot en met
VV3; GGZ1 en GGZ2; VG1 en VG2)
-/- 140
Totale verlagingen
-/- 565
Bij: € 180 miljoen in verband met het onder de
contracteerruimte brengen van voorheen geoormerkte
middelen ZZP-meerzorg
+/+ 180
Bij: € 114 miljoen in verband met het onder de
contracteerruimte brengen van zorginfrastructuur.
+/+ 114
Bij: € 45 miljoen vanwege extra instroom in verband met
de noodzakelijke extra inkoop van zorg in natura door
wijzigingen in de toegang tot het PGB
+/+ 45
Bij: € 25 miljoen structurele toevoeging in verband met de
aanpassing van tarieven vervoer in 2013
+/+ 25
Totale verhogingen
+/+ 364
Groeiruimte
+/+ 225
Totale contracteerruimte 2014
22.669
Bron: NZa
3.3 Geoormerkte middelen 2014
Naast de basiscontracteerruimte 2014 zijn er geoormerkte middelen
beschikbaar. Deze middelen vloeien voort uit de aanwijzing
contracteerruimte AWBZ 2014.18 Het betreft de volgende geoormerkte
middelen19.
Ketenzorg dementie
Voor het bekostigen van innovatie ten behoeve van Ketenzorg dementie
is landelijk € 15,5 miljoen beschikbaar (regionaal verdeeld).
Contracteerruimte voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
(ADL)
Voor het bekostigen van ADL-zorg zoals bedoeld in de Beleidsregel
tijdelijke regeling ADL-assistentie is landelijk € 83,2 miljoen
(geïndexeerd) beschikbaar.
Zelfstandige zorgverleners zonder personeel (ZZP’er)
Voor het bekostigen van extramurale zorg door zelfstandige
zorgverleners zonder personeel is landelijk € 20 miljoen beschikbaar.
Deze middelen zijn met ingang van 2013 regionaal verdeeld, waarbij in
acht wordt genomen dat iedere zorgkantoorregio minimaal een bedrag
van € 0,5 miljoen tot haar beschikking heeft.
16
Stand van januari 2014.
De overige middelen betreffen: onbenutte middelen na 2e budgetronde 2013,
indexering (onbenutte middelen), (teruggave) incidentele overhevelingen 2013.
18
Deze aanwijzing is van 19 november 2013 (kenmerk 171319-113432-MC).
19
Zie Beleidsregel contracteerruimte 2014 (CA-300-600); artikel 6.1 tot en met 6.6.
17
17
Advies Contracteerruimte 2014
Innovatie
Voor het bekostigen van innovatie ten behoeve van nieuwe
zorgprestaties is een landelijk kader van € 19 miljoen beschikbaar.
Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO)
Voor het bekostigen van innovatie in het kader van het Nationaal
Programma Ouderenzorg is op landelijk niveau € 5 miljoen beschikbaar.
3.4 Individueel aangepaste rolstoelen en overige
hulpmiddelen
Individueel aangepaste rolstoelen en overige hulpmiddelen worden
vanuit de regeling AWBZ bekostigd. Deze middelen vallen niet onder de
tarifering en prestatiebeschrijving van de NZa en zijn niet in de
contracteerruimte opgenomen. In 2014 houden wij, net in 2013, de
kostenontwikkeling van deze hulpmiddelen bij. Een analyse met
betrekking tot deze individueel aangepaste hulpmiddelen volgt in
hoofdstuk 5.7.
Tussenconclusie:
De basiscontracteerruimte 2014 bedraagt circa € 22,65 miljard. Deze
basisruimte is in 2014 met € 565 miljoen aan beleidsmaatregelen
verlaagd en met € 364 miljoen aan beleidsmaatregelen verhoogd. Verder
is een groeiruimte van € 225 miljoen toegevoegd. De totale beschikbare
contracteerruimte 2014 bedraagt hierdoor circa € 22,67 miljard. Als
aanvullende groeiruimte zijn nog de herverdelingsmiddelen
(€ 75 miljoen) beschikbaar.
18
Advies Contracteerruimte 2014
4. Aandachtspunten 2014
4.1 ZZP-Meerzorg
Voor zorgaanbieders bestaat de mogelijkheid om een toeslag te krijgen
voor cliënten van wie de zorgvraag zodanig is dat de bekostiging op
basis van het geïndiceerde ZZP ontoereikend is. In dit kader hebben we
drie ZZP-meerzorg deelprestaties (woonzorg, dagbesteding en
behandeling) ontwikkeld. Deze kunnen door zorgaanbieders, in de vorm
van ZZP-meerzorg kortdurend of ZZP-meerzorg langdurend, per cliënt
bovenop het ZZP worden aangevraagd en gedeclareerd.
Als we het hebben over de contracteerruimte van ZZP-meerzorg betreft
het de zorg die aanvullend op een ZZP wordt geleverd. De deelprestaties
voor meerzorg kunnen afgesproken worden als de cliënt is aangewezen
op VG-5, VG-7, VG-8, LG-5, LG-7, ZG-3 auditief, ZG-5 visueel, LVG-4,
LVG-5 of SGLVG. Om inzicht te krijgen in de totale bekostiging van de
cliënten die gebruik maken van ZZP-meerzorg moet ook rekening
gehouden worden met de basis ZZP. Wij kunnen geen uitspraak doen
over de totale bekostiging van deze cliënten omdat we o.a. geen actuele
gegevens hebben van het aantal cliënten dat gebruik maakt van de
meerzorg prestaties.
In tabel 4.1 is voor de jaren 2012 tot en met 2014 een overzicht
opgenomen van de beschikbare, bestede en onbenutte middelen van de
(geoormerkte) contracteerruimte ZZP-meerzorg. Hierbij is een
uitsplitsing gemaakt naar de 1e en 2e budgetronde. Voor het jaar 2014
zijn de middelen voor ZZP-meerzorg ondergebracht onder de reguliere
contracteerruimten. De gedachte hierachter is dat meer prikkels ontstaan
voor zorgkantoren om doelmatiger met deze middelen om te gaan.
Tabel 4.1 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen van de
(geoormerkte) contracteerruimte ZZP-meerzorg (x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
Beslag
1e budgetronde
Beslag
2e budgetronde
Onbenutte
middelen
2012
172,8
110,7
176,3
-3,5
2013
174,1
169,7
180,0
-5,9
2014
179,5
150,4
n.n.b.
n.v.t
Bron: NZa
Zoals uit tabel 4.1 blijkt is voor de jaren 2012 en 2013 sprake van een
overschrijding van de geoormerkte contracteerruimte ZZP-meerzorg. In
de 1e budgetronde 2014 is een bedrag van € 150,4 miljoen benut van
het aan de reguliere contracteerruimten toegevoegde, voorheen
geoormerkte, kader ZZP-meerzorg van € 179,5 miljoen. Dit sluit aan bij
de inkoopsystematiek van de zorgkantoren waarbij in de 1e budgetronde
nog niet voor het volledige bedrag wordt ingekocht.
Voor ZZP-meerzorg verwacht een aantal zorgkantoren dat de
productieafspraak voor 2014 hoger zal zijn dan de toevoeging aan de
reguliere contracteerruimten. Op basis van de overschrijding van de
ZZP-meerzorg in 2012 en 2013 verwachten we dat de toevoeging voor
2014 van de ZZP-meerzorg aan de regionale contracteerruimten te laag
is om de gewenste productieafspraken voor ZZP-meerzorg te kunnen
maken. Dit zorgt voor een grotere druk op de rest van de reguliere
19
Advies Contracteerruimte 2014
contracteerruimten. De middelen zijn vanaf 2014 een integraal onderdeel
van de contracteerruimte. Een mogelijke ‘overschrijding’ wordt dus in
eerste instantie opgevangen binnen de regionale contracteerruimte.
4.2 Zorginfrastructuur
Op basis van de Beleidsregel zorginfrastructuur kan een vergoeding
worden aangevraagd voor de kosten van infrastructurele voorzieningen
die van belang zijn voor het leveren van zorg bij mensen thuis. Deze
investeringen kunnen een bijdrage leveren aan het langer thuis wonen
van cliënten.
Vanaf 2014 zijn deze middelen opgenomen in de reguliere
contracteerruimte. In 2013 vielen deze kosten nog buiten de
contracteerruimte en was er nog geen prikkel tot een doelmatige inzet
van deze middelen. In onderstaande tabel 4.2 is een overzicht van de
bekostiging van zorginfrastructuur in de afgelopen jaren opgenomen. De
gegevens van de jaren 2011 en 2012 zijn gebaseerd op de cijfers van de
nacalculatie en de jaren 2013 en 2014 zijn op basis van de
productieafspraken.20 De nacalculatie van deze jaren is namelijk nog niet
afgehandeld.
Tabel 4.2 Bestede middelen zorginfrastructuur (x € 1 miljoen)
2011
Zorginfrastructuur
103,6
2012
114,3
2013
2014
110,9
115,4
Bron: NZa
De contracteerruimte 2014 is met € 114,3 miljoen verhoogd vanwege
het toevoegen van de middelen voor zorginfrastructuur. De middelen zijn
over de zorgkantoorregio’s verdeeld op basis van de productieafspraken
2013, zodat aan eerder gedane toezeggingen tegemoet kan worden
gekomen.
De productieafspraken voor 2014 die zijn gemaakt in de 1e budgetronde,
komen uit op € 115,4 miljoen. Hiermee zijn de afspraken voor
zorginfrastructuur € 1,1 miljoen hoger dan de middelen die aan de
reguliere contracteerruimten zijn toegevoegd. Daarnaast hebben
zorgkantoren aangegeven dat de verdeling van de beschikbare middelen,
op basis van de productieafspraken 2013, onvoldoende aansluit bij de
eerder gemaakte regionale afspraken. De zorgkantoren hebben
afgesproken om dit onderling op te lossen. De zorgkantoren verwachten
hier verder geen bijzondere ontwikkelingen en geen landelijk tekort.
4.3 Vervoer
In 2013 is vanwege een taakstelling op vervoer de contracteerruimte
met € 91 miljoen verlaagd. Vanwege deze taakstelling zijn de
betreffende beleidsregelwaarden voor vervoer naar beneden aangepast
(tariefmaatregel). Met deze tariefmaatregel is beoogd het vervoer van en
naar de dagbesteding zo doelmatig mogelijk te organiseren. Voor twee
specifieke doelgroepen is een overgangsmaatregel getroffen:
20
Alleen de cijfers van de 1e budgetronde zijn meegenomen. In de 2e budgetronde
2013 zijn deze gegevens niet opgevraagd. De nacalculatiegegevens zijn de gegevens
van 6 december 2013.
20
Advies Contracteerruimte 2014
− Kinderen die aanspraak hebben op vervoer naar gespecialiseerde
kinderdagcentra of behandelcentra voor verstandelijk gehandicapten
(kinderen met een AWBZ-indicatie);
− Rolstoelgebonden gehandicapte cliënten.
Voor bovengenoemde twee doelgroepen zijn in 2013 extra geoormerkte
middelen (€ 25 miljoen) voor vervoer beschikbaar gesteld.
In 2014 is structureel € 25 miljoen aan de reguliere contracteerruimten
toegevoegd in verband met de aanpassing van de tarieven voor deze
twee doelgroepen. Op deze manier wordt bewerkstelligd dat een hogere
prijs kan worden afgesproken. In de 1e budgetronde 2014 is, van het
voorheen geoormerkte kader vervoer, bijna € 20 miljoen benut.
In 2013 was de toevoeging van € 25 miljoen onvoldoende om de
knelpunten op vervoer op te lossen. Het bedrag aan productieafspraken
in de 1e budgetronde 2014 is echter duidelijk lager dan in 2013. Op basis
van de 1e budgetronde 2014 verwachten we dat de structurele verhoging
van de regionale contracteerruimten voldoende is om vervoer voor de
specifieke doelgroepen te bekostigen.
Tussenconclusie:
De NZa verwacht dat de in 2014 aan de reguliere contracteerruimten
toegevoegde middelen voor ZZP-meerzorg (€ 179,5 miljoen) op basis
van 2013 niet voldoende zullen zijn.
Zorgkantoren hebben dit in de consultatiebijeenkomst bevestigd. Dit kan
tot extra druk op de reguliere contracteerruimten leiden.
De afspraken voor zorginfrastructuur zijn € 1,1 miljoen hoger dan de
middelen die aan de reguliere contracteerruimten zijn toegevoegd.
Zorgkantoren geven echter aan geen problemen te verwachten.
In 2014 is voor vervoer € 25 miljoen structureel toegevoegd aan de
regionale contracteerruimten. Het bedrag aan productieafspraken in de
1e budgetronde 2014 is echter duidelijk lager dan in 2013. Op basis van
de 1e budgetronde 2014 verwachten we dat de structurele verhoging van
de contracteerruimten voldoende is om de tarieven voor vervoer te
bekostigen.
21
Advies Contracteerruimte 2014
22
Advies Contracteerruimte 2014
5. Geoormerkte middelen
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk geven wij inzicht in de geoormerkte middelen.
Daarnaast wordt aandacht besteed aan de verwachte benutting van de
geoormerkte middelen in 2014. De voorheen geoormerkte middelen voor
ZZP-meerzorg zijn met ingang van 2014 onder de reguliere
contracteerruimte gebracht. Deze worden in dit hoofdstuk daarom niet
meer besproken.
De geoormerkte middelen voor ketenzorg dementie, ADL, en ZZP-ers
worden tegelijk met de reguliere productieafspraken aangevraagd. Deze
geoormerkte middelen zijn verdeeld over de zorgkantoorregio’s . De
geoormerkte middelen voor innovatie en NPO kunnen onafhankelijk van
de reguliere productieafspraken worden aangevraagd. Deze aanvragen
worden gedurende het gehele jaar bij de NZa ingediend. Hiervoor is
landelijk een bedrag beschikbaar gesteld.
Daarnaast schenken we in dit hoofdstuk aandacht aan de
kostenontwikkeling van de individueel aangepaste rolstoelen en
hulpmiddelen.
5.2 Ketenzorg dementie
Vanaf 2009 hebben zorgkantoren en zorgaanbieders de mogelijkheid om
gezamenlijk productieafspraken te maken voor ketenzorg dementie.
Deze afspraken worden tegelijk met de reguliere productieafspraken
ingediend.
In 2013 is het beschikbare bedrag met € 5 miljoen verhoogd naar
€ 15,5 miljoen door overheveling van middelen vanuit het NPO. De
landelijk beschikbaar gestelde middelen voor ketenzorg dementie zijn
over de zorgkantoorregio’s verdeeld. Deze verdeling gebeurt op basis
van de per zorgkantoorregio vastgestelde productieafspraken van het
jaar t-1.
Van 2011 tot en met 2013 zijn in de 1e budgetronde productieafspraken
gemaakt voor gemiddeld 83% van het beschikbaar gestelde bedrag voor
ketenzorg dementie. Dit percentage is in de 2e budgetronde gemiddeld
95%.
In 2014 is in de 1e budgetronde 84% van de geoormerkte ruimte voor
ketenzorg dementie benut. Op basis van de benutting in voorgaande
jaren verwachten wij dat deze ruimte in de 2e budgetronde van 2014
(bijna) volledig wordt benut.
23
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 5.1 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen ketenzorg
dementie (x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
Beslag
1 e budgetronde
Beslag
2 e budgetronde
Onbenutte
middelen
2011
10,5
9,3
10,1
0,4
2012
10,5
8,7
10,4
0,1
2013
15,5
12,4
14,7
0,8
15,5
13,0
n.n.b.
2,5
2014
21
Bron: NZa
5.3 ADL
De geoormerkte ruimte voor ADL is bedoeld om de zorg in en om de
ADL-woning vanuit de AWBZ te bekostigen. Het gaat hierbij om zorg,
waarbij 24 uur per dag direct oproepbare persoonlijke assistentie
beschikbaar is. In het totaal is in 2014 voor deze zorg € 83,2 miljoen
beschikbaar.
Vanaf 2013 is er sprake van een overschrijding van de geoormerkte
ruimte voor ADL. In 2013 bedraagt de overschrijding € 0,6 miljoen. Bij
de 1e budgetronde 2014 zien we een overschrijding van € 2,3 miljoen.
Deze overschrijding wordt in 2013 en 2014 voor een deel veroorzaakt
door een stijging van de (afgesproken) prijzen. Het is opmerkelijk dat de
(afgesproken) prijzen bij ADL meer zijn gestegen dan bij de andere
zorgvormen.
In 2013 heeft de overschrijding bij de 2e budgetronde niet tot een
korting van de budgetten geleid. Deze overschrijding is, in overleg met
VWS, incidenteel gecompenseerd vanuit de onderbenutting van de
reguliere contracteerruimte. Bij de 1e budgetronde van 2014 zijn de 3
aangewezen ADL-zorgaanbieders wel op hun budget gekort (naar rato
van het aandeel van de productieafspraken).
Op basis van de overschrijding van de geoormerkte ruimte voor ADL in
2013 en (bij de 1e budgetronde van) 2014 verwachten wij ook bij de
tweede budgetronde 2014 een overschrijding.
Zorgkantoren geven aan op het gebied van ADL geen problemen te
verwachten. Aangezien de (afgesproken) prijzen meer zijn gestegen dan
bij de andere zorgvormen vinden we dat hier nog ruimte is in de
zorginkoop.
Tabel 5.2 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen ADL
(x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
Beslag
1 e budgetronde
2012
79,3
77,8
2013
81,8
201422
83,2
Beslag
2 e budgetronde
Onbenutte
middelen
78,5
0,8
79,7
82,4
-0,6
85,5
n.n.b.
-2,3
Bron: NZa
21
Voor 2014 is het beslagen en de onbenutte middelen gebaseerd op de 1e
budgetronde 2014.
22
Voor 2014 zijn het beslag en de onbenutte middelen gebaseerd op de 1e budgetronde
2014.
24
Advies Contracteerruimte 2014
5.4 ZZP-ers
Vanaf 2012 is voor het contracteren van ZZP-ers een bedrag van
€ 20 miljoen beschikbaar. In 2012 betrof dit een landelijk kader. Vanaf
2013 wordt dit bedrag verdeeld over de zorgkantoorregio’s. Deze
verdeling gebeurt op basis van de per zorgkantoorregio vastgestelde
productieafspraken extramurale zorg in jaar t-1.
Bij de 1e budgetronde van 2014 zijn in totaal 650 productieafspraken
gemaakt voor een totaalbedrag van € 2,6 miljoen. Nadere analyse van
deze productieafspraken maakt duidelijk dat ongeveer 90% van de ZZPers een budget heeft afgesproken van maximaal € 148.23 Naar
verwachting zullen bij de herschikkingsronde 2014, net als bij de 2e
herschikkingsronde van 2013, reëlere productieafspraken gemaakt
worden. Omdat het aantal productieafspraken (en het aantal unieke ZZPers) in 2014 groter is dan in 2013 zal de benutting van de geoormerkte
contracteerruimte voor ZZP-ers in 2014 toenemen. Daarnaast is de pilot
voor ZZP-ers onlangs uitgebreid voor mensen, van wie de VAR onlangs
door de belastingdienst is ingetrokken of waarvoor in 2014 geen VAR is
afgegeven.24 Mogelijk dat hierdoor de contracteerruimte in sommige
regio’s niet toereikend is.
De zorgkantoren plaatsen hierbij de kanttekening dat het aantal ZZP-ers
dat daadwerkelijk productie levert, elk jaar tegenvalt.
Tabel 5.3 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen ZZP-ers (x
€ 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
2012
20,0
1,8
1,8
1,8
18,2
2013
25
0,3
2,4
8,6
10,6
20,0
2,6
n.n.b.
n.v.t.
17,4
2014
26
19,2
Beslag
1e budgetronde
Beslag
2e budgetronde
Beslag
3e budgetronde
Onbenutte
middelen
Bron: NZa
5.5 Innovatie
Vanaf 2008 bestaat de mogelijkheid om te experimenteren met
innovatieve zorgprestaties. Daarnaast vinden ook experimenten plaats in
het kader van de Beleidsregel experiment regelarme instellingen. De
financiering van laatstgenoemde experimenten valt binnen de reguliere
contracteerruimte en wordt in dit hoofdstuk verder niet besproken.
23
Er wordt een afspraak gemaakt voor PV, VP en BG. De prijsafspraken zijn € 41,40
€ 62,40 en € 44,40.
24
Openstellen landelijke pilot zzp-ers, 9 mei 2014, VWS
368961-120638-LZ
25
Het totale beschikbare bedrag 2013 van € 20 miljoen is verminderd met het bedrag
van de overhevelingen naar de reguliere contracteerruimte van € 0,8 miljoen. Dit
bedrag betreft de overhevelingen (binnen de zorgkantoorregio’s) bij de herschikking
2013 van 1 november 2013.
26
Voor 2014 zijn het beslag en de onbenutte middelen gebaseerd op de 1e budgetronde
2014.
25
Advies Contracteerruimte 2014
Vanaf 2011 daalt het aantal innovatieaanvragen ieder jaar. Hierbij speelt
momenteel ook de onzekerheid over de bekostiging van innovatie in de
toekomst een rol. Daarbij speelt ook dat het percentage van de
ingediende aanvragen dat wordt gehonoreerd, daalt. Aanvragen worden
vaak afgewezen omdat de innovatie geen AWBZ-zorg betreft, maar zorg
op het vlak van Wmo, onderwijs of jeugdzorg of omdat hier al een
reguliere AWBZ-zorgprestatie voor bestaat.
Voor de bekostiging van innovatie ten behoeve van nieuwe
zorgprestaties is landelijk € 19 miljoen beschikbaar. Hiervan is
€ 12,5 miljoen bestemd voor het experimenteren met innovatieve
zorgprestaties. Het resterende deel van € 6,5 miljoen is bedoeld voor het
tijdelijk in stand laten van innovatieve prestaties die de maximale
experimenteerduur van drie jaar hebben bereikt.
De innovatieaanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend. Wij
kunnen daarom op dit moment geen reële inschatting geven van het
beslag op de geoormerkte contracteerruimte voor innovatie ten behoeve
van nieuwe zorgprestaties voor het jaar 2014. Op basis van de benutting
in eerdere jaren verwachten wij echter dat deze ruimte in 2014 niet
volledig wordt benut.
Voor de middelen voor instandlating is wel een reële(re) inschatting te
geven, omdat bekend is hoe groot het beslag op de geoormerkte
contracteerruimte voor innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties
in het jaar 2013 was (dit is het maximale bedrag dat in 2014 kan worden
aangevraagd voor instandlating). Het is de verwachting dat er binnen de
contracteerruimte voor tijdelijke instandlating middelen overblijven.
Tabel 5.4 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen innovatie
t.b.v. nieuwe zorgprestaties (x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
Beslag
Onbenutte
middelen
2011
12,5
7,3
5,2
2012
12,5
2,8
9,7
2013
12,5
2,5
10,0
201427
12,5
1,6
10,9
Bron: NZa
Tabel 5.5 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen tijdelijke
instandlating (x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
2011
6,5
0,9
5,6
2012
6,5
0,8
5,7
2013
6,5
0,6
5,9
6,5
0,3
6,2
2014
28
Beslag
Onbenutte
middelen
Bron: NZa
27
Voor 2014 zijn de innovatieaanvragen tot en met 24 maart 2014 in tabel 5.4
opgenomen.
28
Voor 2014 zijn de aanvragen voor tijdelijke instandlating tot en met 24 maart 2014
in tabel 5.5 opgenomen.
26
Advies Contracteerruimte 2014
De Beleidsregel innovatie beperkt zich tot de Wmg en is niet domein
overstijgend (Wmo, onderwijs en jeugdzorg). Met de hervormingen van
de langdurige zorg wordt de reikwijdte beperkter. Wij adviseren u om na
te gaan of er andere mogelijkheden zijn om innovatie verder te
stimuleren.
5.6 Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO)
Het NPO is een programma van ZonMw, in samenwerking met de NFU en
de CSO. Het NPO is gericht op verbetering van de kwaliteit van de zorg
voor ouderen (met complexe hulpvragen).
Tot en met 2012 was voor het NPO een landelijk geoormerkt bedrag van
€ 10 miljoen beschikbaar. In deze periode is de benutting hiervan gering
geweest. Daarom is de geoormerkte ruimte voor NPO in 2013 met
€ 5 miljoen verlaagd. Deze € 5 miljoen is, overgeheveld naar de
geoormerkte ruimte voor ketenzorg dementie.
In 2013 zijn productieafspraken gemaakt voor ongeveer 53% van het
beschikbaar gestelde bedrag voor NPO. Omdat aanvragen van
experimenten in het kader van NPO gedurende het gehele jaar kunnen
worden ingediend, kunnen wij nog geen reële inschatting maken van de
totale benutting van deze geoormerkte ruimte in 2014. Op basis van de
benutting in eerdere jaren verwachten wij dat deze ruimte in 2014 niet
volledig zal worden benut.
Tabel 5.6 Beschikbare, bestede en onbenutte middelen NPO
(x € 1 miljoen)
Jaar
Beschikbaar
bedrag
Beslag
Onbenutte
middelen
2011
10,0
2,5
7,5
2012
10,0
1,5
8,5
2013
5,0
2,5
2,5
5,0
2,4
2,6
2014
29
Bron: NZa
5.7 Individueel aangepaste rolstoelen en overige
hulpmiddelen
In 2014 is voor de aanschaf van individueel aangepaste rolstoelen en
hulpmiddelen landelijk een bedrag van € 136 miljoen beschikbaar. Dit
bedrag is inclusief de hulpmiddelen voor cliënten die aanspraak hebben
op de geriatrische revalidatie zorg. Op uw verzoek monitoren wij de
kostenontwikkeling van de individueel aangepaste hulpmiddelen, waarbij
wij u zullen rapporteren op het moment dat er een overschrijding van de
geoormerkte ruimte van € 136 miljoen dreigt plaats te vinden.
Maandelijks ontvangen wij gegevens over de benutting in het jaar 2014.
Op basis van de cijfers over de maanden januari tot en met
februari/maart 2014 zal het beschikbare budgettaire kader voldoende
zijn. Wanneer we de gegevens extrapoleren verwachten wij dat in 2014
in totaal circa € 134,5 miljoen zal worden benut. In 2013 zien we een
beperkte overschrijding. Omdat voor 2014 slechts voor een beperkt
29
Voor 2014 zijn de NPO-aanvragen tot en met 24 maart 2014 in tabel 5.6 opgenomen.
27
Advies Contracteerruimte 2014
aantal maanden cijfers beschikbaar zijn, is voor 2014 een risico op
overschrijding aanwezig.
Tabel 5.7 Bestede middelen individueel aangepaste hulpmiddelen
(x € 1 miljoen)
Jaar
(Verwacht) bedrag aan hulpmiddelen
2011
115,0
2012
124,1
2013
131,9
2014
30
134,5
Bron: NZa
In de informatie-uitvraag is ook aandacht besteed aan de individueel
aangepaste hulpmiddelen behorende bij de indicaties voor de
geriatrische revalidatiezorg. Op basis van de cijfers over de maanden
januari tot en met februari/maart 2014 verwachten wij dat in 2014
landelijk € 15 miljoen aan individuele hulpmiddelen voor cliënten met
een indicatie voor geriatrische revalidatiezorg wordt besteed. In de
ontvangen cijfers is een fluctuatie in de maanden en tussen de
concessiehouders te zien, waardoor bovengenoemde bedragen in de loop
van 2014 nog kunnen veranderen.
Tussenconclusie:
Op basis van cijfers uit voorgaande jaren en de actuele
(productie)afspraken verwachten we dat de geoormerkte middelen voor
innovatie en NPO voldoende zullen zijn.
De geoormerkte middelen voor ketenzorg dementie worden
waarschijnlijk volledig benut. Voor ADL worden de geoormerkte middelen
naar alle waarschijnlijkheid overschreden evenals de geoormerkte
middelen voor de ZZP-ers.
Op basis van de cijfers over de maanden januari tot en met
februari/maart 2014 zal het bedrag van € 136 miljoen voldoende zijn om
de aanvragen voor individueel aangepaste hulpmiddelen bij de
zorgkantoren in 2014 op te kunnen vangen.
30
Voor 2014 is de extrapolatie van de cijfers gebaseerd op gegevens over januari t/m
februari/maart 2014 waarbij bij 2 concessiehouders de cijfers over januari niet volledig
lijken te zijn. Bij de extrapolatie is daarom bij deze 2 concessiehouders uitgegaan van
het gemiddelde bedrag per maand in 2013.
28
Advies Contracteerruimte 2014
6. Zorginkoop van de zorgkantoren
6.1 Zorginkoop
De zorginkoop tussen zorgaanbieders en zorgkantoren bepaalt in
hoeverre de contracteerruimte jaarlijks wordt benut. De ontwikkelingen
die plaatsvinden bij de zorginkoop bepalen mede of de regionale
contracteerruimten voldoende zijn.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed én aan de ontwikkeling van de
omzet (het ingekochte volume, de verhouding tussen prestaties, de
beleidsregelwaarden) én de prijskortingen die zorgkantoren realiseren als
resultaat van het inkoopproces.
Dit hoofdstuk start met de ontwikkelingen van de omzet en volume van
de intramurale- en extramurale zorg. Daarna gaan we in op de
ontwikkelingen in de productmix. Vervolgens worden de ontwikkelingen
in de beleidsregelwaarden en de kortingen tegen elkaar afgezet. Het
hoofdstuk sluit af met een vergelijking tussen concessiehouders.
6.2 Ontwikkelingen van omzet en volume
Deze paragraaf start met de totale omzetontwikkeling. Onder de omzet
wordt verstaan de aantallen maal de afgesproken prijs, zoals deze zijn
afgesproken in de budgetronden. Vervolgens wordt ingegaan op het
ingekochte volume. Door het ingekochte volume te relateren aan de
omzetontwikkeling kunnen we ook een uitspraak doen in hoeverre een
verschuiving heeft plaatsgevonden tussen goedkopere naar duurdere
producten.
De ontwikkeling van de omzet en ingekochte volume van de extramurale
zorgprestaties wordt voor 2012 en 2013 in beeld gebracht aan de hand
van de functies PV, VP, BG, BH, BGG en BHG. De ontwikkelingen van de
omzet en het volume van de intramurale zorgprestaties wordt voor 2012
en 2013 in beeld gebracht aan de hand van de drie sectoren, te weten
VV, GHZ en GGZ. Voor de ontwikkeling in omzet en volume zijn een
aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn opgenomen in bijlage 3.
Doordat we gegevens hebben geschoond voor het experiment regelarme
instellingen is inzicht in de ontwikkeling van de volledige omzet en
aantallen niet mogelijk. De gegevens in dit hoofdstuk gaan over de
geschoonde informatie.
6.2.1 Omzetontwikkeling
De totale omzet is in 2013 ten opzichte van 2012 gestegen. De omzet
voor de intramurale zorg is echter licht gedaald. Doordat de omzet voor
de extramurale zorg meer is gestegen dan deze daling is de totale omzet
gestegen.
Tabel 6.1 geeft de absolute omzetontwikkeling in euro’s weer voor de
jaren 2012 en 2013. Opvallend hierbij is dat voor de VV een
omzetstijging heeft plaatsgevonden en voor de GHZ en GGZ een daling.
Dit kan mede worden verklaard door het vervallen van de
intensiveringsmiddelen in 2013 voor deze twee sectoren.
29
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 6.1 Omzetontwikkeling (absoluut) per intramurale sector
en extramurale functies 2012-2013 (x € 1 miljoen)31
Sector/Functies
Omzet 2012 (€)
Omzet 2013 (€)
Verschil (€)
VV
7.683
7.828
145
GHZ
5.113
4.991
-122
GGZ
1.551
1.502
-49
Totaal intramuraal
14.347
14.321
-26
PV
1.996
2.062
66
VP
427
441
14
BG
958
1.003
45
BH
263
269
6
BGG/BHG
806
856
50
Totaal extramuraal
4.450
4.631
181
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
6.2.2 Ontwikkeling van de ingekochte zorg
In deze paragraaf kijken we naar de ontwikkeling van de aantallen. In
2013 is minder intramurale zorg ingekocht dan in 2012. Dit is
weergegeven in tabel 6.2. Als we kijken naar het aantal dagen dan zien
we dat 776.000 dagen minder zijn ingekocht. Dit zijn op jaarbasis ruim
2.100 bedden (776.000/365). De daling zien we in alle drie de sectoren
waarbij de grootste daling in de GGZ te zien is. De daling van het aantal
ingekochte dagen kan enerzijds verklaard worden door het beleid van de
regering om mensen langer thuis te laten wonen, anderzijds door de
maatschappelijke tendens dat mensen langer thuis willen wonen. In
2013 hebben minder mensen aanspraak op langdurige zorg dan in 2012.
Dit is terug te zien in de zorginkoop van de verschillende zorgkantoren.
Tabel 6.2 Ontwikkeling aantal ZZP’s per intramurale
sector (x 1000)
Prestaties
Aantal 2012
Aantal 2013
Groei
(absoluut)
Groei
(%)
V&V
52.682
52.164
-517
-0,9
GHZ
28.624
28.593
-31
-0,1
GGZ
10.166
9.938
-228
-2,3
Totaal
91.472
90.695
-776
-0,9
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
Als we kijken naar de VV dan zien we dat bijna 1% minder aan dagen is
ingekocht. De omzet binnen de VV is echter toegenomen. Dit duidt op
dat een verschuiving van goedkopere (lage) naar duurdere (hoge) ZZP’s
plaatsvindt.
Voor de extramurale zorg zien we een stijging van de aantallen. Die
stijging is bij alle prestaties te zien. Tabel 6.3 laat zien dat het aantal
geleverde prestaties PV in absolute zin het meest is gestegen. In
relatieve zin laat de functie BH met 6,7% de sterkste stijging zien.
De stijging van het aantal extramuraal ingekochte prestaties kan
verklaard worden door het ingezette beleid van de regering, waardoor
mensen langer thuis wonen. De mensen die geen aanspraak meer maken
op intramurale zorg hebben deze zorg waarschijnlijk extramuraal
31
De omzet is geschoond voor het experiment regelarme instellingen (zie bijlage 3).
30
Advies Contracteerruimte 2014
afgenomen. We zien dus een verschuiving van zorg die in 2012
intramuraal werd ingekocht naar zorg die in 2013 extramuraal is
ingekocht.
Tabel 6.3 Ontwikkeling aantal uren/dagdelen per extramurale
functie (x 1000)
Functie
Aantal 2012
Aantal 2013
Groei
(absoluut)
Groei (%)
PV
40.082
41.879
1.797
4,4
VP
5.966
6.158
192
3,2
BG
16.594
17.257
663
4,0
BH
2.301
2.456
155
6,7
BGG/BHG
15.281
15.673
392
2,6
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
6.3 Ontwikkelingen in de productmix
6.3.1 Extramurale productmix
Het zorgkantoor heeft meer beleidsvrijheid in het maken van
productieafspraken voor onderdelen waar geen directe onafhankelijke
indicatie aan ten grondslag ligt. Voor de extramurale zorg zijn dit de
modulen voor de beschikbaarheidsfunctie en de modulen voor specifieke
cliëntkenmerken. De beschikbaarheidsfunctie heeft als doel dat naast
planbare zorg ook oproepbare zorg binnen een redelijke tijd geleverd kan
worden. De module voor cliëntkenmerk kan afgesproken worden voor
specifieke cliëntgroepen.
Het onderscheidt naar de beschikbaarheidsfuncties (= extra) en
cliëntkenmerk (= speciaal) wordt gemaakt voor de functies VP, PV en
BG. In figuur 6.4 wordt de financiële ontwikkeling van het aandeel van
de modules ten opzichte van de basisprestaties VP , PV, en BG
weergegeven.
Figuur 6.4 Aandelen modules ten opzichte van de basisprestaties
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
Uit figuur 6.4 is af te leiden dat het aandeel extra en speciaal in de
periode 2012 - 2014 is afgenomen. Zorgkantoren kopen op dit gebied
dus steeds doelmatiger de zorg in. Hierbij moet wel de kanttekening
gemaakt worden dat voor 2014 nog niet alle zorg is ingekocht. Bij de
herschikkingsronde 2014 kan dit nog wijzigen.
31
Advies Contracteerruimte 2014
6.3.2 Intramurale productmix
In de intramurale zorg kunnen toeslagen en basisprestaties afgesproken
worden. Aan deze toeslagen en basisprestaties ligt vaak geen
onafhankelijke indicatie van het CIZ ten grondslag. Wel is de aanspraak
op de intramurale toeslagen opgenomen in de Regeling zorgaanspraken
AWBZ. Bij de toeslagen gaat het om extra zorg voor bepaalde
cliëntgroepen. De basisprestaties bestaan uit een aantal prestaties voor
bijvoorbeeld de bekostiging van crisiszorg.
De verhouding tussen de bedragen die omgaan in de toeslagen en de
basisprestaties ten opzichte van de ZZP’s is beperkt. Het gaat hier om
ongeveer om 2% van de totale intramurale kosten. De rol van de inkoop
op productmix is in de intramurale zorg dus veel kleiner dan in de
extramurale zorg.
Voor de toeslagen zien we hetzelfde beeld als bij de extramurale
productmix. Het financiële aandeel neemt hiervan af. Voor de
basisprestaties fluctueert het beeld. We zien een stijging in 2013 t.o.v.
2012 en een daling in 2014 t.o.v. 2013.
Figuur 6.5 Aandelen basisprestaties en toeslagen
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
6.4 Ontwikkelingen in prijs
Deze paragraaf geeft inzicht in de ontwikkeling van de prijzen die
zorgkantoren en zorgaanbieders met elkaar overeenkomen en hoe deze
zich verhouden tot de beleidsregelwaarden. We spreken over de korting
als het (procentuele) verschil tussen beleidsregelwaarde en afgesproken
prijs.
In deze paragraaf wordt ook het jaar 2014 meegenomen. In de eerdere
paragrafen over de ontwikkelingen van omzet en de ingekochte aantallen
is 2014 beperkt meegenomen. Een deel van de contracteerruimte 2014
is nog niet ingezet. Bij de vergelijking van het ingekochte volume van
2014 met eerdere jaren geeft dit een vertekend beeld. We kunnen al wel
iets zeggen over de prijsafspraken. Die van 2014 kunnen in de 2e
budgetronde nog wel aangepast worden.
32
Advies Contracteerruimte 2014
6.4.1 Extramurale zorginkoop
Tabel 6.6 laat zien dat de concessiehouders, in 2014 ten opzichte van
2013, gemiddeld genomen op alle functies hogere kortingen op de
beleidsregelwaarde hebben gerealiseerd. Een duidelijke beweging is
vooral te zien bij de extramurale prestaties BG en PV.
Tabel 6.6 Korting op de beleidsregelwaarden per extramurale
functie (2013 en 2014)32
PV
Korting
concessiehouders
VP
BG
BH
2013
2014
2013
2014
2013
2014
2013
2014
BRW korting (%) –
minimaal
1,7
4,4
2,0
3,0
2,7
6,8
1,9
2,4
BRW korting (%) –
maximaal
5,8
10,5
5,4
6,9
8,5
17,1
14,6
12,1
BRW korting33 (%)
- gemiddeld
3,9
7,2
3,8
4,4
5,3
9,9
7,3
8,2
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
Ieder jaar veranderen de beleidsregelwaarden. Naast beleidsmaatregelen
is dit onder meer afhankelijk van de hoogte van de voorlopige indexatie
en de prijscompensatie voor het verschil tussen de voorlopige- en
definitieve indexatie uit het jaar t-1 (inhaal).
De toenemende gerealiseerde korting doet vermoeden dat de prijzen in
de extramurale zorg per jaar in absolute zin afnemen. Toch moet hier
rekening worden gehouden met de invloed van stijgende
beleidsregelwaarden. Ondanks dat hogere kortingen zijn afgesproken zijn
de afgesproken prijzen34 binnen de extramurale zorg gestegen. Dit heeft
met name te maken met de prijscompensatie uit 2013.
6.4.2 Intramurale zorginkoop
Tabel 6.7 laat zien dat de gemiddelde korting op de afgesproken prijzen
voor alle intramurale prestatiegroepen in 2014 is gestegen ten opzichte
van 2013. De stijging van de gemiddelde korting35 van alle sectoren is
minder sterk (+ 0,6%) dan voor de extramurale functies (+ 3,4%). Dit is
eveneens zichtbaar aan de krappere spreiding (verschil minimaal en
maximaal) van de kortingspercentages.
32
Het percentage voor 2014 is gebaseerd op de 1e budgetronde 2014. Laatstgenoemde
percentages kunnen nog wijzigen in de 2e budgetronde 2014.
33
De gemiddelde kortingspercentages zijn gewogen voor het volume van de
concessiehouders.
34
In 2014 zijn de afgesproken prijzen gestegen met 0,3%, in 2013 was dit iets hoger,
namelijk 0,6%. In 2014 zijn de beleidsregelwaarden gemiddeld gestegen met 3,8%, in
2013 was dit lager, namelijk 1,4%.
35
De gemiddelden zijn gewogen voor de omvang van de sectoren of functies.
33
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 6.7 Korting op de beleidsregelwaarden per intramurale
doelgroep (2013 en 2014)
VV
GHZ
GGZ
Concessiehouder
2013
2014
2013
2014
2013
2014
BRW korting (%) –
minimaal
1,0
1,4
1,0
1,3
1,5
1,2
BRW korting (%) –
maximaal
2,9
3,2
2,9
5,0
3,0
3,6
Gemiddelde
korting (%)
2,3
2,7
2,4
3,2
2,4
2,7
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
Net als bij extramuraal zijn zowel de beleidsregelwaarden als de
afgesproken prijzen gestegen.36 De hogere kortingen in 2014 vertalen
zich net als voor de extramurale zorg dus niet in een lagere prijs per
gedeclareerde ZZP.
De contracteerruimte wordt op vrijwel dezelfde wijze als de
beleidsregelwaarden geïndexeerd. Dit betekent dat zorgkantoren de
stijging van de beleidsregelwaarden niet hoeven te compenseren met
een hogere korting om binnen de contracteerruimte te blijven.37 Door
hogere kortingen af te spreken kan meer volume worden ingekocht
binnen een gelijke contracteerruimte.
6.5 Vergelijking tussen concessiehouders
Deze paragraaf heeft tot doel om concessiehouders op basis van hun
zorginkoop te vergelijken. Uit hoofdstuk 2 komt naar voren dat de
zorgkantoren verschillen in benutting van de regionale
contracteerruimten. De ene concessiehouder heeft jaarlijks middelen
over, terwijl andere concessiehouders de contracteerruimte volledig
benutten.
Dit kan veroorzaakt worden door de initiële vaststelling van de
contracteerruimte. Andere verklaringen zijn te vinden in verschillen
tussen het zorginkoopbeleid van concessiehouders en het verschil in
zorgzwaarte van de cliënten in de regio. Om de financiële doelmatigheid
van concessiehouders te duiden, zijn een aantal criteria van belang. De
verhouding in de productmix, de inkoop in de bandbreedte en de prijs
worden hieronder beschreven. Belangrijk hierbij is wel dat zorgkantoren
aan hun zorgplicht moeten blijven voldoen en voldoende zorg moeten
inkopen zodat zorgaanbieders cliënten van kwalitatief goede zorg kunnen
blijven voorzien.
36
Gemiddeld zijn de beleidsregelwaarden van ZZP’s met 2,9% gestegen ten opzichte
van 2013, voor de afgesproken prijzen is de stijging 2,3%. In 2013 zijn de intramurale
beleidsregelwaarden en afgesproken prijzen respectievelijk met 1,6% en 0,7%
gestegen ten opzichte van 2012.
37
Bij gelijkblijvend productievolume.
34
Advies Contracteerruimte 2014
6.5.1 Criteria voor financiële doelmatigheid
Voor inzicht in de financiële doelmatigheid van concessiehouders zijn
onder andere de volgende criteria van belang:
− de verhouding in de productmix;
− de inkoop in de bandbreedte;
− de prijs.
De verhouding in de productmix
De extramurale indicaties worden afgegeven in functies (PV, VP, BG en
BH). Bij de zorginkoop kunnen ook extra modules, waarvoor niet
geïndiceerd wordt, afgesproken worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om
de beschikbaarheidsmodule. De verhouding tussen de basisprestaties en
de extra modules bepalen voor een deel de ruimte voor volume dat een
zorgkantoor beschikbaar heeft bij de zorginkoop.
De inkoop in de bandbreedte
De extramurale functies worden geïndiceerd met een bandbreedte. Deze
bandbreedte is bijvoorbeeld voor PV klasse 1 van 0-1,9 uur en klasse 2
van 2-3,9 uur. Voor de benutting van de beschikbare contracteerruimte
maakt het veel uit of de zorg ingekocht wordt aan de onderkant van de
bandbreedte of aan de bovenkant van de bandbreedte.
De prijs
De beleidsregelwaarden, zoals opgenomen in onze beleidsregels, zijn een
maximum. Dit betekent dat zorgkantoren alle prijzen af kunnen spreken,
zolang deze maar op of onder het maximum liggen. Een lagere
afgesproken prijs wijst op een doelmatigere zorginkoop. Hierbij is het
natuurlijk wel belangrijk dat de ingekochte prijs een hoogte heeft
waarmee nog kwalitatief goede zorg geleverd kan worden.
Momenteel bestaan er geen beoordelingscriteria voor financiële
doelmatigheid. Informatie over de afgesproken en geleverde
bandbreedten zijn vooralsnog niet beschikbaar bij de NZa. Wel is
informatie beschikbaar over de afgesproken productmix en de
afgesproken prijzen.
6.5.2 Verschillen tussen zorgkantoren
Om een uitspraak te kunnen doen over de verhouding in productmix en
de inkoop in de bandbreedte moet een vergelijking met de afgegeven
indicaties gemaakt worden. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan
op de indicatieontwikkelingen. Hieruit komt naar voren dat het
experiment regelarme instellingen deze cijfers vertekent. Onder andere
hierdoor is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de
doelmatige inkoop van zorgkantoren ten aanzien van de productmix en
bandbreedte. De werkelijke spreiding tussen de zorgkantoren is wel
beschikbaar, maar niet in verhouding tot de cliëntpopulatie in de regio.
De ingekochte productmix laat grote verschillen zien tussen
concessiehouders. In tabel 6.8 is de spreiding van de inkoop in de
productmix tussen concessiehouders weergegeven. Hieruit is
bijvoorbeeld af te lezen dat in 2013 het gemiddelde aandeel van de
basisprestaties 79% is, terwijl een concessiehouder een aandeel heeft
van 43%. Een relatief zware cliëntpopulatie in een regio, doordat mensen
bijvoorbeeld lang thuis kunnen wonen door de beschikbare mantelzorg,
komt tot uiting in een zwaardere productmix. De verschillen kunnen ook
veroorzaakt worden door de verschillen in de zorginkoop.
35
Advies Contracteerruimte 2014
Tabel 6.8 Spreiding van de inkoop in productmix tussen
concessiehouders
Productmix
Jaar
2012
2013
2014
Prestaties
(PV, VP en BG)
minimaal in %
Gemiddelde in
%
maximaal in %
Basis
70
81
72
Extra
7
15
11
Speciaal
7
20
17
Basis
43
87
79
Extra
1
40
7
Speciaal
7
19
14
Basis
58
88
81
Extra
1
25
5
Speciaal
7
17
14
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
Naast de productmix hebben we gekeken naar de prijsafspraken die
zorgkantoren gemaakt hebben ten opzichte van de beleidsregelwaarden.
Hierbij zijn zowel de intramurale als de extramurale prestaties
meegenomen. Bij de extramurale prestaties zijn alleen de prestaties
meegenomen die vallen onder de functies PV, VP, BG en BH. Bij de
intramurale prestaties is uitgegaan van de prijsafspraken van de ZZP’s.
Dit betekent dat alle toeslagen en de basisprestaties niet zijn
meegenomen.
Tabel 6.9 laat voor 2014 de gemiddelde prijskortingen38 per
concessiehouder zien. Het gemiddelde intra- en extramuraal samen is
gewogen met het volume (aantallen).39
Tabel 6.9 Kortingen per concessiehouder (2014)
Naam
Intramuraal
(%)
Extramuraal
(%)
Gewogen
gemiddelde
(%)
Achmea
3,5
5,1
4,3
Agis
3,5
5,2
4,3
CZ
3,0
8,4
5,3
De Friesland
3,1
6,6
4,3
Menzis
2,9
8,3
5,2
Salland
3,2
9,5
5,3
Univé
2,1
8,2
4,8
VGZ
2,2
9,6
5,2
DSW
1,6
10,2
4,4
Trias
2,1
10,4
6,2
Zorg en Zekerheid
1,4
8,8
3,8
Gemiddelde (gewogen)
2,9
7,5
4,8
Bron: NZa, Peildatum 23 januari 2014
38
Hierin zijn niet de prijsafspraken voor de prestaties dagbesteding en vervoer en VPT
meegenomen.
39
Intramuraal is dit het aantal dagen, extramuraal het aantal uren en dagdelen.
36
Advies Contracteerruimte 2014
Uit tabel 6.9 blijkt dat de kortingen op de zorgprestaties tussen
concessiehouders verschillen. Deze cijfers moeten met enige
voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omdat geen relatie is gelegd met
de afgegeven indicaties, de inkoop in de bandbreedte en de inkoop van
de productmix. Voor 2015 willen we nader onderzoeken of we
doelmatigheid kunnen betrekken in het advies over de contracteerruimte
2015.
Tussenconclusie:
Het ingekochte volume (aantallen) is voor de intramurale zorg licht
afgenomen, terwijl de aantallen voor de extramurale zorg toenemen. Bij
de intramurale zorg zien we daarbij wel een verschuiving van
goedkopere (lagere) naar duurdere (hogere) ZZP’s.
De daling van de ingekochte aantallen van de intramurale zorg en de
stijging van de aantallen van de extramurale zorg kan enerzijds
verklaard worden door het ingezette beleid van de regering, waarbij
mensen langer thuis blijven wonen, anderzijds door de maatschappelijke
tendens dat mensen langer thuis willen wonen.
Bij de 1e budgetronde 2014 zijn hogere kortingen op de maximale
beleidsregelwaarden afgesproken ten opzichte van 2013. Dit effect is
zowel te zien bij de extramurale tarieven als bij de intramurale tarieven.
Door de hogere kortingen in vergelijking met voorgaande jaren kan meer
volume ingekocht worden, waardoor minder snel druk op de
contracteerruimte ontstaat.
37
Advies Contracteerruimte 2014
38
Advies Contracteerruimte 2014
7. Ontwikkeling aanspraken op zorg in
2012 en 2013
7.1 Indicaties
In dit hoofdstuk bespreken we de ontwikkeling van de aanspraken op
AWBZ-zorg in de jaren 2012 en 2013. De gegevens over de
zorgaanspraken ontvangen wij van het CIZ. Deze CIZ-gegevens geven
een beeld van de ontwikkeling van de zorgaanspraak in voorgaande
jaren. Door deze ontwikkeling te relateren aan de ontwikkeling van de
productieafspraken krijgen we een indruk of de productieafspraken zich
op dezelfde wijze ontwikkelen als de indicaties. De indicatieontwikkeling
in de afgelopen twee jaren ondersteunt de inschatting van de verwachte
benutting van de contracteerruimte 2014. Daarnaast is de
indicatieontwikkeling in 2013 gebruikt voor de berekening van de
groeiruimte. Deze informatie wordt ook gebruikt voor het toedelen van
de herverdelingsmiddelen.
Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt kort ingegaan op
de uitgangspunten die voor de onderstaande analyses zijn gehanteerd.
Vervolgens worden de ontwikkeling van de extramurale indicaties en de
ontwikkeling van de intramurale indicaties bekeken en toegelicht.
Aansluitend wordt de indicatieontwikkeling per concessiehouder
gepresenteerd.
7.1.1 Uitgangspunten analyse
De indicatiecijfers van het CIZ geven een beeld van de aanspraak op
AWBZ-zorg op een specifiek peilmoment. De indicatie vormt de toegang
tot de meeste AWBZ-zorg. Het CIZ beoordeelt of een cliënt recht heeft
op AWBZ-zorg en stelt het indicatiebesluit vast. In het indicatiebesluit
wordt voor zorg zonder verblijf vastgelegd op welk soort zorg (in
functies) en op welke hoeveelheid zorguren (in klassen) een cliënt
aanspraak kan maken. Voor zorg met verblijf wordt een samenhangend
pakket vastgesteld in de vorm van een ZZP.
De aanspraak op zorg hoeft niet altijd gelijk te zijn aan de werkelijk
geleverde zorg. Het indicatiebesluit is in de praktijk namelijk niet altijd
gelijk aan de zorg die een cliënt daadwerkelijk ontvangt. Daarnaast
worden niet alle afgegeven indicaties (direct) in zorg omgezet. Ook geldt
dat een cliënt in één indicatiebesluit aanspraak kan hebben op meerdere
zorgfuncties. Deze worden los van elkaar meegeteld waardoor het totaal
aantal cliënten in werkelijkheid lager ligt. De aantallen in dit hoofdstuk
zijn dus niet gelijk aan het aantal cliënten.
Voor de analyse van de ontwikkeling van de aanspraken op zorg maken
we uitsluitend gebruik van indicaties ZIN. De extramurale functie BHI en
KDV blijven buiten beschouwing. De peilmomenten die we hebben
gebruikt zijn: 1 januari 2012, 1 januari 2013 en 1 januari 2014.
Daarnaast hebben we de zorgaanspraken omgezet naar een financiële
waarde door de aanspraken te vermenigvuldigen met de bijbehorende
beleidsregelwaarden. In bijlage 4 bespreken we de uitgangspunten die
voor de analyses bij dit hoofdstuk zijn gehanteerd.
39
Advies Contracteerruimte 2014
7.2 Extramurale zorgomvang
7.2.1 Totaalbeeld
Over het geheel genomen is de totale extramurale zorgaanspraak
AWBZ40 in 2013 met 4,9% gestegen ten opzichte van een stijging van
5,6% in 2012. De stijgingen kunnen worden verklaard doordat cliënten
langer thuis blijven wonen. De totale extramurale (wekelijkse)
zorgaanspraak op 1 januari 2014 is afgerond ruim 3,9 miljoen uren. De
verdeling van het totaal aantal uren naar extramurale functies is
weergegeven in figuur 7.1. Hierbij is de zorgomvang voor BGG en BHG
vertaald van dagdelen naar uren.
Figuur 7.1 Verdeling extramurale zorgaanspraak per functie
(totaal aantal uren)
Bron: CIZ, bewerking NZa
Uit figuur 7.1 blijkt dat BGG het grootste aandeel in uren heeft binnen de
totale extramurale zorgaanspraak. Wel zien we voor deze functie dat dit
aandeel op 1 januari 2014 is afgenomen ten opzichte van 1 januari 2012.
Het aandeel van de functies VP, PV en BHG neemt in dezelfde periode
juist iets toe.
In figuur 7.2 wordt de relatieve groei van de extramurale indicaties (in
uren) in 2012 en 2013 per functie weergegeven. In 2013 stijgen de
geïndiceerde uren voor alle functies minder sterk dan in 2012. Een
uitzondering daarop is de functie VP, deze functie laat een groei zien van
52,7% tegenover een daling van 2,8% in 2012.
De trend in 2013 kan in grote mate verklaard worden door ERAI. In
tegenstelling tot het voorgaande hoofdstuk worden de afgegeven
indicaties die samenhangen met ERAI wel meegenomen omdat we hier
niet voor kunnen schonen. We weten niet hoeveel indicaties voor VP
gekoppeld zijn aan ERAI.
40
De (totale) extramurale zorgaanspraak is gelijk aan het aantal extramurale indicaties
per functie gecombineerd met de gemiddelde omvang per extramurale functie.
40
Advies Contracteerruimte 2014
Voor ERAI wordt vooral de functie VP geïndiceerd. De stijging van VP
heeft een matigend effect op de groei van de totale zorgaanspraken op
de functies BG en PV. Verder valt op dat de groei van de functie BHG in
2013 lager is ten opzichte van 2012. De indicatie voor BHG is in 2011
geïntroduceerd. Dit ging in 2012 gepaard met een sterke afname van het
aantal indicaties BHI en deze lijn zet zich voort in 2013.
Figuur 7.2 Extramurale indicatieontwikkeling per functie (totaal
aantal uren)
Bron: CIZ, bewerking NZa
De financiële waarde van de extramurale zorgaanspraak is in 2014 met
8,6% gestegen tegenover 6,8% in 2012 (hele jaar). Hieruit blijkt dat de
financiële zorgaanspraak sterker stijgt dan de aanspraak in uren. Dit
duidt op een verschuiving naar duurdere functies. Voor een deel heeft
ook dit te maken met het feit dat voor ERAI met name de functie VP
wordt geïndiceerd. Omdat VP relatief duur is, beïnvloedt de sterke
stijging van deze functie de financiële zorgaanspraak. ERAI heeft
daarmee een aanzienlijke impact op het beeld dat de indicaties geven
over de extramurale indicatieontwikkeling op functieniveau.
De verdeling per functie van de (financiële) extramurale zorgaanspraak
is te zien in figuur 7.3. De financiële verhoudingen tussen de functies
wijkt af van de verhoudingen weergeven in figuur 7.1.
De functie PV heeft zowel op 1 januari 2014 als op 1 januari 2012 het
grootste aandeel in de totale financiële extramurale zorgaanspraak. Wel
is in figuur 7.3 te zien dat het financiële aandeel van PV licht is gedaald
terwijl het aandeel van VP zoals verwacht is gestegen.
41
Advies Contracteerruimte 2014
Figuur 7.3 Verdeling extramurale zorgaanspraak per functie
(totaal financieel)
Bron: CIZ, bewerking NZa
7.3 Intramurale zorg
7.3.1 Totaalbeeld
Op 1 januari 2014 zijn er 316.000 uitstaande intramurale indicaties. Dit
is een daling van 2,6% ten opzichte van 1 januari 2013. In 2012 is de
totale intramurale aanspraak nog met 3,9% gestegen. In figuur 7.4 staat
de verdeling van de intramurale zorgaanspraak per sector: V&V, GHZ en
GGZ. De verhouding tussen de sectoren is in 2013 niet gewijzigd ten
opzichte van 2012.
Figuur 7.4 – Verdeling intramurale zorgaanspraak per sector
(aantallen)
Bron: CIZ, bewerking NZa
In figuur 7.5 is de relatieve groei van de intramurale indicaties
(aantallen) in 2012 en 2013 per sector weergegeven. In 2012 zien we
dat de zorgaanspraak in alle sectoren stijgt. In 2013 zien we enkel een
lichte stijging van 0,5% van de zorgaanspraak in de GGZ. Daarentegen
daalt de zorgaanspraak in de GHZ en de VV respectievelijk met 0,5% en
4,6%.
42
Advies Contracteerruimte 2014
Figuur 7.5 – Ontwikkeling intramurale zorgaanspraak per
sector41 (aantallen)
Bron: CIZ, bewerking NZa
De verdeling van de intramurale financiële zorgaanspraak per sector is
vergelijkbaar met de verdeling in figuur 7.4. Ondanks het feit dat het
aantal uitstaande indicaties in 2013 over het algemeen is gedaald, is de
totale financiële waarde van de intramurale zorgaanspraak gestegen. De
financiële waarde van de GGZ en GHZ indicaties stijgen in 2013 met
respectievelijk 2,6% en 1,6%. In de VV daalt de financiële aanspraak
minder sterk (-0,7%) dan de aantallen. Deze waarnemingen duiden erop
dat er in de onderliggende indicaties een verschuiving te zien moet zijn
naar duurdere ZZP’s. In de volgende paragraaf gaan we in op de
ontwikkeling per ZZP-groep.
7.3.2 Ontwikkeling per ZZP-groep
Zoals in de vorige paragraaf is beschreven is de zorgaanspraak op basis
van het aantal uitstaande intramurale indicaties licht gedaald, terwijl de
financiële waarde van de uitstaande indicaties is gestegen. In deze
paragraaf wordt middels een aantal figuren de relatieve ontwikkeling per
ZZP weergegeven. Hierbij moet bedacht worden dat de omvang van de
betreffende ZZP’s niet wordt getoond. Bij een laag volume is een kleine
absolute stijging/daling een relatief grote procentuele stijging/daling.
Figuur 7.6 geeft de relatieve ontwikkeling weer per ZZP in de VV. Aan de
linkerzijde van het figuur is te zien dat de ZZP’s VV 1 en 2 al in 2012 zijn
gaan dalen en dat deze trend zich doorzet in 2013. De ZZP’s VV 3 laten
in 2012 nog een stijging zien terwijl deze in 2013 dalen. Met uitzondering
van ZZP VV 9b en VV 10, stijgt het aantal indicaties van de hogere ZZP’s
in de jaren 2012 en 2013.
41
Voor ZZP VV 9a is een kortere periode als referentie genomen, juli 2012 t/m januari
2013. Op 1 januari 2012 waren nog niet alle ZZP VV 9 uitgesplitst naar VV 9a en 9b. De
langere periode geeft daarom geen juist beeld. Het laatste geldt ook voor
hiernavolgende analyses.
43
Advies Contracteerruimte 2014
De daling van VV 9b en de stijging van VV 6 kan verklaard worden door
de overheveling van de GRZ (VV 9a). Bekend is dat verschuivingen
tussen VV 9b en VV 6 plaats hebben gevonden. Opmerkelijk is wel dat
VV 7 en VV 8 in 2012 en 2013 sterk zijn gestegen.
Figuur 7.6 – Ontwikkeling zorgaanspraak V&V per ZZP42
Bron: CIZ, bewerking NZa
De trend in de VV is ook zichtbaar in de GGZ (figuur 7.7). De lage ZZP’s
(GGZ-B 1, 2 en 3; GGZ-C 1 en 2) zijn vooral sterk gedaald. De daling in
het lage segment valt ook in de GGZ (vooral bij de GGZ-C ZZP’s) samen
met een stijging van de hogere (en duurdere) ZZP’s met uitzondering
van GGZ 6B.
42
Voor ZZP VV 9a is een kortere periode als referentie genomen, juli 2012 t/m januari
2013. Op 1 januari 2012 waren nog niet alle ZZP VV 9 uitgesplitst naar VV 9a en 9b. De
langere periode geeft daarom geen juist beeld. Het laatste geldt ook voor
hiernavolgende analyses.
44
Advies Contracteerruimte 2014
Figuur 7.7 – Ontwikkeling zorgaanspraak GGZ per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
Tot slot is dezelfde trend ook zichtbaar in de GHZ. In figuur 7.8 is de
grootste groep in de GHZ, de VG , weergegeven. In bijlage 5 staan ook
de figuren voor de overige GHZ cliëntgroepen vermeld. In deze overige
groepen is een vergelijkbare trend zichtbaar als voor VG. In bijlage 5 is
een sterke stijging te zien van VG 8. Dit komt doordat ZZP VG 5 en VG 8
per 1 januari 2011 zijn gesplitst, in de indicatiestelling werkt dit later
door. In figuur 7.8 zijn, ter bevordering van de leesbaarheid, VG 5 en VG
8 als één productgroep weergegeven.
Figuur 7.8 – Ontwikkeling zorgaanspraak GHZ-VG per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
Bij alle sectoren zien we een groei van de hogere ZZP pakketten. Wij
adviseren om dit nader te onderzoeken.
45
Advies Contracteerruimte 2014
7.4 Aanspraken per concessiehouder in 2013
De indicatieontwikkeling in 2013 wordt zoals eerder vermeld, gebruikt
voor de berekening van de groeiruimte en om een verwachting uit te
spreken over de ontwikkeling van AWBZ-zorg in 2014. Als onderbouwing
hiervoor is het van belang inzicht te hebben in de relatie tussen de
indicatieontwikkeling en de ontwikkeling van de productieafspraken.
Landelijk zien we voor zowel de extramurale- als de intramurale zorg,
over 2012 en 2013, een sterke relatie tussen de ontwikkeling van de
indicatiecijfers en de ontwikkeling van de productieafspraken. Hierbij is
in de productieafspraken gecorrigeerd voor het effect van het ERAI (zie
hoofdstuk 6).
Voor de berekening van de verdeling van de groeiruimte is gekeken naar
de (financiële) indicatieontwikkeling op concessiehouderniveau in 2013.
In figuur 7.9 is de ontwikkeling te zien van de extra- en intramurale
zorg. Het betreft de procentuele groei per concessiehouder in de periode
van januari 2013 tot januari 2014. Opvallend is de relatief lage
extramurale groei bij de zorgkantoren van DSW en Trias. De extramurale
groei in de regio’s van Agis is het hoogste.
De groei van intramurale zorg is het grootst bij zorgkantoor De Friesland.
Bij de zorgkantoren van Agis, Salland en Univé daalt de intramurale
zorgaanspraak.
Figuur 7.9 – Extra- en intramurale indicatieontwikkeling per
concessiehouder
Bron: CIZ, bewerking NZa
In figuur 7.10 is de groei per concessiehouder weergegeven ten opzichte
van de landelijke groei. Achmea, Agis, CZ en Menzis hebben samen het
grootste aandeel van de landelijke groei. Met behulp van de meest
recente cijfers over de indicatieontwikkeling berekenen we opnieuw de
verdeling van de totale groeiruimte inclusief de herverdelingsmiddelen
(€ 300 miljoen). Hierbij is het uitgangspunt gehanteerd dat een
zorgkantoorregio niet minder middelen mag krijgen dan dat eerder is
toegekend, bij de verdeling van de groeiruimte (€ 225 miljoen). In
bijlage 1 is de verdeling opgenomen van de reeds verdeelde groeiruimte
en de toegekende herverdelingsmiddelen per regio.
46
Advies Contracteerruimte 2014
Figuur 7.10 – Extra- en intramurale groei per concessiehouder
ten opzichte van de landelijke groei
Bron: CIZ, bewerking NZa
Tussenconclusie:
De totale extramurale zorgaanspraak is in 2013 iets sterker gegroeid dan
in 2012. De intramurale zorgaanspraak is in 2013 licht gedaald terwijl
deze in 2012 nog een stijging laat zien.
Wanneer de indicaties worden omgezet naar een financiële waarde, blijkt
dat de totale financiële zorgaanspraak AWBZ in 2013 meer is gegroeid
dan in 2012. Dit wordt veroorzaakt doordat we een verschuiving zien van
lichtere naar zwaardere ZZP’s. We adviseren om dit nader te
onderzoeken.
Verder is te zien dat het aandeel extramurale financiële zorgaanspraak
op 1 januari 2014 binnen de totale financiële zorgaanspraak is
toegenomen ten opzichte van 1 januari 2013.
Deze ontwikkelingen passen bij de algemene trend dat cliënten steeds
langer thuis blijven wonen en voor extramurale zorg kiezen. Nieuwe
cliënten worden niet meer voor de lage ZZP’s geïndiceerd. De
ontwikkeling van de indicatiestelling ligt dus grotendeels in de lijn der
verwachtingen. Op basis hiervan verwachten we voor 2014 ook geen
afwijkende indicatieontwikkeling.
Het aandeel in de indicatieontwikkeling per concessiehouder in 2013
volgt in belangrijke mate de omvang van de contracteerruimte per
concessiehouder.
47
Advies Contracteerruimte 2014
48
Advies Contracteerruimte 2014
8. Conclusies & advies
8.1 Conclusie
Onze conclusie is dat de landelijke contracteerruimte voldoende is. Deze
conclusie trekken we op basis van het overblijven van de middelen in
2013, de ontwikkelingen in de zorginkoop en indicatiestelling.
In 2013 is circa € 180 miljoen van de regionale contracteerruimte niet
vertaald in productieafspraken. Op basis van de eindstand 2013 is de
landelijk beschikbare contracteerruimte bij aanvang van 2014 voldoende
voor de bestaande cliënten.
In 2014 hebben zich verschillende wijzigingen voorgedaan die invloed
hebben op de benutting van de contracteerruimte 2014. ZZP-meerzorg is
met ingang van 2014 integraal onderdeel geworden van de regionale
contracteerruimten. Deze toevoeging leidt tot druk op de regionale
contracteerruimten. In 2013 zijn deze, toen nog geoormerkte middelen,
overschreden. Een aantal zorgkantoren verwacht dat de gewenste
productieafspraak 2014 voor ZZP-meerzorg hoger zal zijn dan de
middelen die zijn toegevoegd aan de regionale contracteerruimten.
Als we kijken naar de zorginkoop dan zien we dat in 2014 ten opzichte
van 2013 lagere prijzen worden afgesproken. Door hogere kortingen af
te spreken kan meer volume worden ingekocht binnen een gelijke
contracteerruimte.
In de indicatiegegevens zien we net als bij de zorginkoop een daling van
het aantal intramuraal afgegeven indicaties en een stijging van het
aantal extramurale indicaties. Het is de verwachting dat deze effecten
zich doorzetten en versterken vanwege de effecten van het langer thuis
wonen. Deze ontwikkeling is niet anders dan verwacht en kan volgens
ons opgevangen worden binnen de contracteerruimte en de bijhorende
groeiruimte. Wel is aandacht noodzakelijk voor de toename van het
aantal hoge ZZP’s.
Landelijk gezien verwachten we geen overschrijding van de
contracteerruimte. Wel zien we grote verschillen in de benutting van de
regionale contracteerruimten. Mede door de toevoeging van de ZZPmeerzorg aan de contracteerruimte en de verschuiving van lage naar
hoge ZZP’s kan een aantal regio’s krap komen te zitten. We adviseren
dan ook om de herverdelingsmiddelen in te zetten op basis van de
indicatiegroei in de regio’s.
Voor 2014 zijn middelen geoormerkt voor ketenzorg dementie, ADL en
ZZP-ers. Daarnaast zijn landelijk middelen beschikbaar voor innovatie en
NPO. Voor ketenzorg dementie verwachten we dat de contracteerruimte
volledig wordt benut. We verwachten een overschrijding van de
beschikbaar gestelde middelen voor ADL. Zorgkantoren geven echter aan
geen problemen te zien bij het contracteren van ADL-zorg. De
contracteerruimte voor ZZP-ers wordt mogelijk in een aantal regio’s
overschreden door het verruimen van de pilot. Voor innovatie en NPO
verwachten we dat de contracteerruimten niet volledig benut worden.
49
Advies Contracteerruimte 2014
8.2 Advies
We adviseren om de herverdelingsmiddelen in te zetten. Dit omdat we
regionale verschillen zien in de benutting van de contracteerruimten.
In sommige zorgkantoorregio’s kunnen (mogelijk) tekorten ontstaan
door de ontwikkelingen in de zorgvraag en het toevoegen van ZZPmeerzorg en zorginfrastructuur aan de regionale contracteerruimten. Op
dit moment hebben we onvoldoende zicht op de totale ontwikkelingen in
de zorgvraag. Hierbij gaat het met name om de verschuiving die we zien
naar de duurdere ZZP’s. We weten niet in welke omvang deze
ontwikkeling zich in 2014 doorzet. De (mogelijke) regionale tekorten
kunnen voor een deel worden opgevangen door een scherpere
zorginkoop van de zorgkantoren in de herschikkingsronde 2014 én door
de inzet van de herverdelingsmiddelen.
Voor de verdeling van de herverdelingsmiddelen kijken we naar de
zorgvraag en gebruiken we de meest recente cijfers van de
indicatieontwikkeling om de groeiruimte (inclusief
herverdelingsmiddelen) beter te verdelen en geld te geven aan regio’s
met de grootste groei. Zorgkantoren die bij de initiële verdeling van de
groeiruimte voor 2014 te weinig groeiruimte hebben ontvangen, worden
hiervoor gecompenseerd door een extra toevoeging van de
herverdelingsmiddelen. Hiermee worden regionale tekorten zoveel
mogelijk voorkomen. In bijlage 1 is hier een overzicht van gegeven.
8.2.1 Aanvullende maatregelen
De beschikbare herverdelingsmiddelen voor daadwerkelijke groei zijn
beperkt en het is onzeker of deze voor alle zorgkantoorregio’s voldoende
zijn om een regionaal tekort te voorkomen. Ook in de zorginkoop worden
stappen van zorgkantoren en zorgaanbieders verwacht. Om dit te
ondersteunen adviseren wij nog aanvullende maatregelen ter
flexibilisering van het ‘contracteerruimtesysteem’.
Wij adviseren om zorgkantoren, bij de budgetronde, toe te staan over te
hevelen tussen de reguliere contracteerruimte en de regionale
geoormerkte contracteerruimte voor ZZP-ers en ketenzorg dementie.
Dit overhevelen kan plaatsvinden in beide richtingen. Om regionaal geen
middelen onbenut te laten, wordt hiermee een mogelijkheid geboden
middelen over te hevelen tussen contracteerruimten. Door dit
overhevelen toe te staan ontstaat een grotere flexibiliteit voor de
zorgkantoren. De zorgkantoren hebben in de consultatiebijeenkomst
specifiek verzocht om deze mogelijkheid.
8.3 Tot slot
We verwachten dat ook in 2015 de regionale verschillen in de benutting
van de contracteerruimte nog zullen bestaan. Deze verschillen bestaan
niet alleen vanwege verschillen in de ontwikkeling van de zorgvraag per
regio. Hiervoor worden zorgkantoren namelijk jaarlijks gecompenseerd.
Een deel van de verschillen wordt veroorzaakt door de regionale
zorginkoop en voor een deel door de initiële vaststelling van de
contracteerruimte.
Voor de zorg die resteert onder de Wlz is een groot deel van de verdeling
gebaseerd op de ZZP’s zoals deze gescoord zijn in 2009. We adviseren
om deze initiële verdeling te onderzoeken. Gekeken kan worden of de
regionale verdeling voor 2016 aangepast moet worden en verdeeld op
50
Advies Contracteerruimte 2014
andere, meer recente en voorspellende parameters. Hierbij kunnen
mogelijk grote verschillen in de regionale benutting worden gecorrigeerd.
Daarnaast gaan wij onderzoeken in hoeverre financiële doelmatigheid
betrokken kan worden bij de herverdelingsmiddelen in 2015.
De verwachting is dat het jaar 2014 met inzet van bovenstaande
oplossingen de beschikbare contracteerruimten voldoende zijn. Uiteraard
zullen we dit blijven monitoren en bij een melding van een knelpunt u
direct hiervan op de hoogte stellen.
51
Advies Contracteerruimte 2014
52
Advies Contracteerruimte 2014
Bijlage 1 - Herverdelingsmiddelen
Regionale verdeling groeiruimte 2014
Naam
Groningen
Reeds verdeelde
groeiruimte (€)
Herverdelingsmiddelen (€)
Groeiruimte
Totaal (€)
7.493.380
6.213.814
13.707.194
10.810.720
3.369.951
14.180.672
Drenthe
6.892.626
2.887.303
9.779.929
Zwolle
9.847.143
3.153.378
13.000.522
Twente
9.896.598
981.287
10.877.884
Apeldoorn Zutphen e.o.
6.300.245
-
6.300.245
Midden IJssel
2.622.418
-
2.622.418
Arnhem
11.209.033
8.655.852
19.864.885
Nijmegen
10.400.373
4.107.445
14.507.818
Utrecht
13.523.418
10.244.953
23.768.371
Flevoland
3.243.222
2.580.925
5.824.147
t Gooi
4.652.946
-
4.652.946
Noord-Holland Noord
6.934.089
-
6.934.089
Kennemerland
5.868.908
2.618.993
8.487.902
Zaanstreek/Waterland
3.696.511
-
3.696.511
Amsterdam
6.748.082
4.030.005
10.778.088
Amstelland en de Meerlanden
2.783.886
2.413.644
5.197.530
Zuid Holland Noord
5.133.023
2.069.230
7.202.253
12.517.957
4.177.719
16.695.676
Delft Westland Oostland
4.583.700
-
4.583.700
Midden-Holland
3.139.426
751.567
3.890.993
Rotterdam
9.606.274
2.832.056
12.438.330
Nieuwe Waterweg Noord
4.705.077
-
4.705.077
Zuid-Hollandse Eilanden
5.482.177
355.131
5.837.308
Waardenland
5.424.063
-
5.424.063
Zeeland
6.240.234
1.287.393
7.527.627
West-Brabant
9.861.103
5.186.479
15.047.582
Midden-Brabant
7.273.568
416.812
7.690.380
Noordoost-Brabant
7.568.766
-
7.568.766
Zuidoost-Brabant
7.530.501
6.666.062
14.196.563
849.953
-
849.953
12.160.582
-
12.160.582
225.000.000
75.000.000
300.000.000
Friesland
Haaglanden
Noord-Limburg
Zuid-Limburg
Totaal
53
Advies Contracteerruimte 2014
54
Advies Contracteerruimte 2014
Bijlage 2 – Lijst met afkortingen
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
−
ADL
AUD
AWBZ
BG
BGG
BGI
BH
BHG
BHI
CIZ
CSO
ERAI
GGZ
GHZ
GRZ
KDV
LG
LVG
NFU
NHC
NPO
NZa
PGB
PV
SGLVG
VAR
VG
VIS
VP
VV
VWS
Wlz
Wmo
ZG
ZIN
Zvw
ZZP
ZZP-er
Z&Z
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen
Auditief
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Begeleiding
Begeleiding in groepsverband
Begeleiding individueel
Behandeling
Behandeling in groepsverband
Behandeling individueel
Centrum Indicatiestelling Zorg
Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties
Experiment Regelarme Instellingen
Geestelijke Gezondheidszorg
Gehandicaptenzorg
Geriatrische revalidatiezorg
Kortdurend verblijf
Lichamelijk Gehandicapten
Licht Verstandelijk Gehandicapten
Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
Normatieve huisvestingscomponent
Nationaal Programma Ouderenzorg
Nederlandse Zorgautoriteit
Persoonsgebonden budget
Persoonlijke verzorging
Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapten
Verklaring Arbeidsrelatie
Verstandelijk Gehandicapten
Visueel
Verpleging
Verpleging en Verzorging
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet langdurige zorg
Wet maatschappelijke ondersteuning
Zintuiglijk Gehandicapten
Zorg in natura
Zorgverzekeringswet
Zorgzwaartepakket
Zelfstandige Zorgverlener Zonder Personeel
Zorg en Zekerheid
55
Advies Contracteerruimte 2014
56
Advies Contracteerruimte 2014
Bijlage 3 – Uitgangspunten zorginkoop
Bij het presenteren van de cijfers in hoofdstuk 6 (‘zorginkoop van de
zorgkantoren’) zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd:
− De productiecijfers voor 2012 zijn exclusief geriatrische revalidatiezorg.
Voor het jaar 2012 is de intramurale omzet voor € 635 miljoen
geschoond (ZZP VV-9a), voor de extramurale omzet was dit € 16 miljoen
(functie H801)
− De functies BGG en BHG zijn samengenomen omdat in 2012 de
prestaties voor de functie BGG ook opengesteld zijn voor cliënten met
een indicatie voor BHG. In 2013 zijn nieuwe prestaties gekomen waar
een indicatie behandeling groep voor nodig is. Om de jaren 2012 en
2013 met elkaar te kunnen vergelijken is BGG en BHG gepresenteerd als
één functiegroep, namelijk BGG/BHG.
− De ontwikkelingen in omzet en volume zijn geschoond voor AWBZzorgaanbieders die deelnemen aan ERAI. Voor zowel 2012 als 2013 zijn
de productieafspraken van deze zorgaanbieders niet meegenomen omdat
in 2013 (een deel van) van de omzet in 2012 is opgegaan in een
separate ERAI lumpsum. In totaal is binnen de intramurale sectoren
€ 340 miljoen in 2012 en voor € 348 miljoen in 2013 geschoond. Voor de
extramurale functies was dit € 452 miljoen in 2012 en € 126 miljoen in
2013.
57
Advies Contracteerruimte 2014
58
Advies Contracteerruimte 2014
Bijlage 4 – Indicatieontwikkeling
(methoden)
− Per extramurale functie is gekeken naar de hierbij behorende gemiddelde
wekelijkse omvang in klassen (bandbreedtes in uren) of dagdelen van de
geïndiceerde zorg, met uitzondering van BHI.
− Het CIZ indiceert voor de functie BHI geen uren, deze functie is daarom
niet meegenomen in de analyse.
− Ook KDV is buiten beschouwing gelaten. Het aantal indicaties KDV stijgt
sinds 1 januari 2012. Het aandeel KDV indicaties op het totaal van de
totale zorgaanspraak blijft constant.
− Om de financiële ontwikkeling en de regionale groei in beeld te brengen
zijn de zorgaanspraken omgezet naar een financiële waarde. De
extramurale uren en de intramurale aantallen zijn vermenigvuldigd met
de gemiddelde beleidsregelwaarden43 per functie44/ZZP.
43
De beleidsregelwaarden zijn met het volume gewogen gemiddeld om het onderscheid
weg te nemen tussen ZZP’s met of zonder behandeling of dagbesteding, dit is ook
gedaan voor de extramurale functies (onderscheid tussen extra en speciaal).
44
In de praktijk stellen ERAI instellingen een prestatie samen, het tarief is over het
algemeen een lager dan de beleidsregelwaarde VP. Het kan zijn dat het omzetten van
de uren VP in een financiële waarde is overschat omdat een deel van de indicaties VP
bestaat uit ERAI cliënten.
59
Advies Contracteerruimte 2014
60
Advies Contracteerruimte 2014
Bijlage 5 – Indicatieontwikkeling
intramuraal LVG, LG, ZG
(auditief en visueel)
Ontwikkeling LVG per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
Ontwikkeling LG per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
61
Advies Contracteerruimte 2014
Ontwikkeling ZG visueel per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
Ontwikkeling ZG auditief per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
62
Advies Contracteerruimte 2014
Ontwikkeling VG (VG 5 en VG 8 uitgesplitst) per ZZP
Bron: CIZ, bewerking NZa
63