Met Andere Woorden Najaar 2014 - Nederlands Bijbelgenootschap

Inhoud
Van de redactie
3
Uitgangspunten voor het vertalen van de Bijbel
Hoe kan de Bijbel vertaald worden in gewone taal?
Tineke Bol-Drieenhuizen en Matthijs de Jong
4
Gewone woorden in een bijzonder boek
Het lexicon van de Bijbel in Gewone Taal
Marja Verburg en Clazien Verheul
26
‘Want in de heilige boeken staat …’
Uitgangspunten voor de vertaling van citaten in
de Bijbel in Gewone Taal
Rieuwerd Buitenwerf en Mirjam van der Vorm-Croughs
42
‘Rechtvaardiging’ in gewone taal
De weergave van dikaiosunê en dikaioun in de
Bijbel in Gewone Taal
Matthijs de Jong
53
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
1
Van de redactie
In Met Andere Woorden is de laatste jaren ruim aandacht besteed aan de Bijbel
in Gewone Taal (BGT). Vanaf 2008 is er in het tijdschrift een reeks artikelen
verschenen over de uitgangspunten van dit vertaalproject, de kwesties waarmee de vertalers in de praktijk geconfronteerd werden en de keuzes die in
concrete gevallen gemaakt zijn. Intussen is het vertaalwerk voltooid. In oktober zal de BGT verschijnen, en daarom is dit septembernummer geheel gewijd
aan deze nieuwe vertaling.
Allereerst schetsen Tineke Bol-Drieenhuizen en Matthijs de Jong het speelveld
waarop alle vertalingen een plek innemen. Ze bespreken de positie die de BGT
in dit veld welbewust kiest en de strategische beslissingen die het gevolg zijn.
In het artikel van Marja Verburg en Clazien Verheul komt de woordenschat
van de BGT aan de orde. Er zijn in de BGT veel minder woorden gebruikt
dan in andere vertalingen, want de keuze voor duidelijkheid en begrijpelijkheid heeft allereerst op dit terrein consequenties gehad. De auteurs bespreken
welke mogelijkheden de vertalers tot hun beschikking hadden om aan de initiële norm te voldoen.
In elke bijbelvertaling is de behandeling van citaten een punt van aandacht.
Rieuwerd Buitenwerf en Mirjam van der Vorm-Croughs beschrijven hoe een
sterk contextuele vertaling als de BGT citaten zo vertaalt dat ze begrijpelijk
zijn in de nieuwe context en toch nog herkenbaar zijn als citaat uit een andere
tekst.
Matthijs de Jong gaat in op de vertaling van enkele beladen theologische termen in de brief aan de Romeinen. De BGT maakt hier andere keuzes dan de
gangbare bijbelvertalingen. De Jong laat zien dat een duidelijke vertaling van
traditionele termen pas tot stand kan komen na diepgaande studie van tekst
en context.
Ten slotte wordt er een vooruitblik gegeven op de activiteiten rond het verschijnen van de BGT: de introductiecampagne, de feestelijke presentatie, de
diverse uitgaven en de mogelijkheden om geïnformeerd te worden over de
achtergronden van de vertaling door middel van een boek, een website, en
presentaties door de vertalers.
Alle auteurs in dit nummer hebben als vertaler meegewerkt aan de BGT.
2
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
3
Uitgangspunten voor het vertalen van
de Bijbel
Hoe kan de Bijbel vertaald worden in gewone taal?
Tineke Bol-Drieenhuizen en Matthijs de Jong
Een vertaler streeft altijd naar een getrouwe weergave van de brontekst. Dat is, zou je kunnen zeggen, het wezen van vertalen. Dat geldt
ook voor vertalers van de Bijbel. Het doel van een vertaling van de Bijbel
is, in algemene termen, steeds hetzelfde: het ontsluiten van de tekst
voor een publiek dat de bijbelse talen niet kent en de brontekst zelf niet
kan lezen.
Het valt in onze geschiedenis van het bijbelvertalen natuurlijk direct op
dat er van steeds min of meer dezelfde brontekst sterk uiteenlopende
vertalingen zijn gemaakt. Hoe is dat te rijmen met wat we hierboven
het wezen van vertalen noemden: dat elke vertaler streeft naar een
getrouwe weergave van de brontekst? Welke mogelijkheden en welke
grenzen zijn er voor het vertalen van de Bijbel? Hoe past er binnen die
mogelijkheden en grenzen een vertaling van de Bijbel in gewone taal?
En hoe ziet zo’n vertaling er in de praktijk van het vertalen uit?
Deze vragen komen aan de orde in dit artikel. Eerst behandelen we de
vraag wat vertalen in wezen inhoudt, daarna wordt het speelveld van
het vertalen verkend. Vervolgens gaan we in op de uitgangspunten die
aan de basis van een vertaling liggen, en we illustreren die kort aan de
hand van enkele vertalingen. Daarna richt de focus zich op de strategische keuzes voor de Bijbel in Gewone Taal. En ten slotte kijken we hoe
die strategische keuzes terugkomen in concrete vertaalregels voor de
Bijbel in Gewone Taal.
Het wezen van vertalen
p Psalm 20 in de Bijbel in Gewone Taal.
Foto: NBG/Sandra Haverman
4
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Wat is vertalen? Laten we, om een wijdverbreide misvatting tegen te gaan,
eerst zeggen wat het niet is. Vertalen is niet het overzetten van woorden van
de ene taal naar de andere.1 Vertalen is een handeling waarbij twee besluitvormingsprocessen een rol spelen: lezing en interpretatie van de brontekst
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
5
enerzijds en formulering en vorming van de doeltekst anderzijds.2 Het eerste
is het vaststellen van de betekenis van de tekst, het tweede is het uitdrukken
van de betekenis in de vorm van een nieuwe tekst.
Zonder interpretatie, of tekstbegrip, kan er überhaupt niet vertaald worden.3
Een tekst is een verzameling tekens. Een competente lezer ziet daarin een opeenvolging van woorden die een bepaalde of mogelijke betekenis hebben, en
die hij in hun tekstverband op een bepaalde manier opvat. Wat betreft de
bijbelse bronteksten zal alleen een deskundige lezer op grond van analyse en
studie in staat zijn om de betekenis vast te stellen die met een zekere waarschijnlijkheid in de buurt komt van de ‘historische betekenis’, dat is, wat de
tekst betekende volgens de schrijver en zijn publiek. Het begint dus met tekstbegrip: jezelf een beeld te vormen van de betekenis van een tekst door die te
lezen en te interpreteren.
Dan volgt de formulering in de eigen taal. Bij het vertalen vanuit de bijbelse
talen naar het Nederlands zijn directe equivalenten maar beperkt voorhanden.
Natuurlijk, namen, bepaalde zelfstandige naamwoorden en werkwoorden kun
je soms één op één vertalen. Maar heel vaak lukt dat niet of leidt het tot een
verandering van betekenis, en moet er iets anders gebeuren. In zulke gevallen
‘verschuift’ de vertaling iets ten opzichte van de brontekst. Daarbij streeft een
vertaler altijd naar minimale verschuiving met maximaal effect/rendement, en
zorgt hij ervoor dat de nieuwe formulering correspondeert met de brontekst.
In het geval van de Bijbel is het niet eens zo makkelijk om te definiëren wat
de brontekst is. De boeken van de Bijbel bestonden ooit als losse geschriften.
Pas later groeiden ze uit tot verzamelingen, nog later tot een canon. In de
eeuwen daarna werden er systemen van tekstindeling ontworpen – hoofdstuknummers en versnummers – die deel van de tekst zijn gaan uitmaken.
En de verzameling van 66 canonieke bijbelboeken is feitelijk een product van
het protestantisme. ‘De tekst’ is dus aan verandering onderhevig door de tijd
heen. Bovendien is de Bijbel voor de meeste lezers niet in de eerste plaats een
historische tekst uit het verleden, maar een levende tekst, een tekst van henzelf. De tekst vormt onderdeel van een doorgaande traditie die er steeds een
nieuwe invulling aan geeft. De functie die de tekst vervult verandert daarmee
door de eeuwen heen.
Vertalingen van de Bijbel geven gestalte aan het veranderingsproces dat de
tekst voortdurend ondergaat. De vertalingen zijn in feite nieuwe verschijningsvormen van de tekst. Al die verschijningsvormen hebben hun eigenheid,
hun eigen karakter. Ze hebben een eigen vorm, een eigen stijl, een eigen dictie.
Dat gold voor de Statenvertaling (SV) en dat geldt evenzeer voor de recente
Nederlandse bijbelvertalingen.
6
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Waarom deze uitweiding over het veranderingsproces van de tekst en over
vertalingen als nieuwe verschijningsvormen van de tekst? Omdat dit ons iets
leert over de aard van vertalingen. Het leert ons dat een vertaling nooit kan
samenvallen met de tekst. Dat is zelfs een absurditeit. Iedere vertaling is per
definitie een eigen ontwerp dat vorm geeft aan een eigen doelstelling, en dat
gebaseerd is op een eigen – in het beste geval een adequaat – begrip van de
brontekst.
Wat is goed vertalen? Door de eeuwen heen zijn er uiteenlopende antwoorden op die vraag gegeven en ook vandaag de dag lopen de visies uiteen. Wel
kun je zeggen dat er drie breed geaccepteerde normen zijn die bij het vertalen
gerespecteerd dienen te worden. Je kunt ze aanduiden met drie trefwoorden:
betrouwbaarheid, begrip en beleving.
De eerste norm vereist dat een vertaling betrouwbaar moet zijn. Deze norm
richt zich op de correspondentie tussen de brontekst en de doeltekst. De tweede norm richt zich op het begrip van de brontekst dat de vertaler zich vormt
en dat hij middels zijn vertaling aan de lezer aanbiedt. Deze norm vereist dat
de ‘cognitieve inhoud’ van de tekst in de vertaling tot zijn recht komt. De
derde norm richt zich op het ‘muzische’ aspect: de vertaling moet als tekst
genoten en beleefd kunnen worden. Door vorm- en stijlbeheersing moet de
vertaling een tekst zijn die leesbaar en genietbaar is, een tekst die iets oproept
bij de lezer, een zogenaamde emotionele respons.
De drie normen van betrouwbaarheid, begrip en beleving vragen respect voor
de letter, de geest en de ziel van een tekst. Elke goede vertaling honoreert alle
drie de normen. Maar benadrukt moet worden dat het om zeer algemene normen gaat, die heel verschillend kunnen worden ingevuld. In de praktijk zien
we sterk uiteenlopende manieren van vertalen. Er is geen algemeen geldende
maatstaf.
Het speelveld
Vertalen speelt zich af in de ruimte tussen twee systemen met ieder hun eigen
regels en eisen. Aan de ene kant staat het systeem van de brontaal en broncultuur en aan de andere kant staat het systeem van de doeltaal en doelcultuur.
Voor het vertalen van de Bijbel naar het Nederlands betekent dit dat er aan de
ene kant een brontekst is, die is gesteld in het bijbels Hebreeuws, Aramees en
Grieks. Talen die in die vorm niet meer gesproken worden, maar die net als
andere talen hun eigen taalsystemen, conventies en uitingsvormen hebben.
De teksten die in deze talen overgeleverd zijn, zijn geen geïsoleerde taaluitingen. Ze hebben hun eigen genrekenmerken en ze zijn ingebed in een socioculMe t Andere Wo orden [ 33] 3
7
turele context. Dat wil zeggen dat de teksten doortrokken zijn van de tijd en
cultuur waarin ze zijn ontstaan. Gebruiken en gedachtegoed uit die tijd vormen de bouwstenen van de tekst. Die context verschilt in veel opzichten van
die van onze moderne tijd en cultuur. Die moderne tijd en cultuur vormen
samen met de hedendaagse Nederlandse taal de kant van het doelsysteem.
In een vertaling worden beide systemen met elkaar verenigd. Dat gebeurt in
de praktijk op verschillende manieren.
Vaak wordt het speelveld beschreven aan de hand van twee uiterste polen: de
retrospectieve pool en de prospectieve pool. Richt een vertaler zich op de retrospectieve pool, dan probeert hij zo veel mogelijk brontekstelementen zichtbaar te houden en een adequate reconstructie te maken van de brontekstkenmerken. Daarmee plaatst hij de tekst op afstand van de moderne lezer, als een
‘vreemde eend’ in de moderne culturele bijt. Een vertaler kan hiervoor kiezen
wanneer ‘oorspronkelijkheid’ de boventoon voert bij de vertaling en wanneer
de trouw aan de brontekst wordt ingevuld als ‘zo min mogelijk verschuivingen ten opzichte van de brontekst’. Richt de vertaler zich op de prospectieve
pool, dan probeert hij zo veel mogelijk een waardevolle en leesbare doeltekst
te maken. Hiermee brengt hij de tekst dichter bij de moderne lezers. Deze
aanpak wordt gekozen als de vertaling in de doelcultuur een functie krijgt als
zelfstandige tekst.
Deze twee polen vertegenwoordigen twee uitersten, die in hun meest extreme
vorm niet voorkomen. De werkelijkheid van het vertalen vertoont een zeer
gevarieerde combinatie van die twee uitersten.
Als we de drie globale normen uit de vorige paragraaf erbij halen – betrouwbaarheid, begrip en beleving – blijkt waarom vertalingen in de praktijk zo
verschillen. Zoals rechters conflicterende grondrechten tegen elkaar afwegen,
wegen vertalers deze normen tegen elkaar af. Wat geven zij voorrang in hun
overdracht aan de lezer? De letter, de geest of de ziel? Bovendien kan elk van
de drie normen heel verschillend worden ingevuld. Wat de één een betrouwbare weergave vindt, vindt de ander juist te letterlijk (en daarmee een vervorming van wat de tekst zegt). Wat de één te vrij vindt, treft volgens de ander
de kern. En verder: of de vertaling die vanuit het tekstbegrip van de vertaler
gevormd is ook leidt tot tekstbegrip bij de lezer, hangt sterk af van de lezer zelf.
Tot slot: of een tekst ‘genietbaar’ is voor de lezer, en ‘iets oproept’, hangt af van
smaak en voorkeur.
Het speelveld van de vertaler is dus enorm groot. Tussen brontekst en doeltekst gaapt nu eenmaal een wijde kloof. Er zijn uiterste posities denkbaar en
er zijn algemene normen die echter verschillend ingevuld en verschillend tegenover elkaar afgewogen kunnen worden.
8
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Uitgangspunten
Het bovenstaande illustreert dat een vertaling nooit de spiegel van de brontekst kan zijn, maar altijd een bepaalde, eigen-aardige afspiegeling van de
brontekst is. Elke vertaling heeft haar uitgangspunten die leiden tot een bepaalde vertaalaanpak. De visie dat ‘de brontekst bepaalt hoe een vertaling
eruitziet’ is alleen op een heel algemeen niveau juist. Beter kun je zeggen:
de uitgangspunten van een vertaling bepalen op welke manier de vertaling
een afspiegeling vormt van het origineel. De uitgangpunten van een vertaling
hangen samen met het doel van de vertaling. Het gaat dan om de functie die
een vertaling moet gaan vervullen in de doelcultuur. Dit wordt in de vertaaltheorie aangeduid met de term skopos (‘doel’, ‘oogmerk’).4
De functie die een vertaling kan vervullen is natuurlijk mede afhankelijk van
de eisen en verwachtingen die er binnen de doelcultuur ten aanzien van de
vertaling leven. En die eisen kunnen verschillen per groep of individu, en veranderen in de loop van de tijd.
Om wat voor uitgangspunten gaat het? In de eerste plaats welke positie de
vertaling inneemt op de lijn tussen de twee polen van retrospectief en prospectief. Die keuze is bepalend voor de manier waarop tegenstellingen tussen
bronsysteem en doelsysteem – die er nu eenmaal zijn – zullen worden behandeld in de vertaling. De uitgangspunten bepalen dus wat voor type vertaling
het zal worden, hoe de drie globale normen ingevuld zullen worden, en hoe ze
tegen elkaar afgewogen zullen worden.
De uitgangspunten van een vertaling zijn samen te vatten met de term ‘initiële
norm’, een term uit de vertaaltheorie. De initiële norm bepaalt hoe de vertaler
te werk zal gaan. De initiële norm geeft een globale definitie van de aard van
de vertaling. Uit deze initiële norm vloeien operationele normen voort. Dat
zijn de vertaalkeuzes op detailniveau, die te herleiden zijn tot de initiële norm.
Elke vertaler maakt bij zijn vertaalwerk gebruik van vertaaltransformaties of
verschuivingen. Dat zijn technieken om de verschillen tussen de brontekst
en de beoogde doeltekst te overbruggen. Sommige verschuivingen hebben
een (linguïstische) noodzaak, vanwege lexicale, grammaticale of culturele
verschillen tussen het bronsysteem en het doelsysteem. Maar of de verschuiving noodzakelijk is of niet, is niet het belangrijkste criterium. De beslissende
factor is de motivatie van een verschuiving. Verschuivingen die gemotiveerd
kunnen worden op grond van de uitgangspunten van de betreffende vertaling
zijn verantwoord. De motivatie, en dus de legitimiteit van de verschuiving,
hangt nauw samen met de initiële norm. Je zou kunnen zeggen dat de initiële
norm het mandaat van de vertaler definieert.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
9
Verschillen tussen vertalingen
Het karakter van een vertaling hangt voor een groot deel af van de invulling
van de drie globale normen, betrouwbaarheid, begrip en beleving. De meeste
(bijbel)vertalingen respecteren, op hun eigen wijze, alle drie de normen in
sterke mate. Pas bij conflicterende belangen komt aan het licht welke norm
prevaleert.
De SV vult betrouwbaarheid in als behoud van formele brontekstkenmerken
(woordvormen, taaleigen en grammaticale constructies worden in het Nederlands nagebootst). Bij conflicterende belangen wint veelal ‘de letter’. Het conserveren, het behoud van de letter, staat meestal voorop. De ‘geest’, het begrip
van de tekst, wordt gediend in de kanttekeningen. Daar lees je vaak wat een
uitdrukking of vorm van taaleigen in feite betekent.
Ook het karakter van de Naardense Bijbel (NB) is goed inzichtelijk te maken
aan de hand van de drie algemene normen. Deze vertaling stelt de derde norm,
de beleving, voorop. Vóór alles kiest deze vertaling voor een eigen vorm van
stichische weergave (de stichische weergave van het OT kan zich nog baseren
op een bestaand systeem, een stichische weergave van het NT berust nergens
op) en stijl (veel tegenwoordige tijd).5 Daarbij wordt de ‘letter’, de betrouwbaarheid – opvallend anders ingevuld dan in de SV6 – nooit uit het oog verloren. De ‘geest’, het begrip van de tekst, komt er echter bekaaid vanaf, en lijkt
zelfs met een zekere geringschatting bejegend te worden.7 Wat het betekent is
iets wat de lezer zelf maar uit moet zoeken. De NB is wat dat betreft een uitzondering: een vertaling die de globale normen niet alle drie ten volle respecteert.
Moderne vertalingen zoals de Groot Nieuws Bijbel (GNB), De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en de Bijbel in Gewone Taal (BGT) respecteren allemaal de
drie genoemde normen. Bij deze vertalingen staat de norm van het tekstbegrip
voorop. Primair werken deze vertalingen vanuit tekstbegrip. Dat uitgangspunt sluit overigens ook het beste aan bij wat binnen onze cultuur gangbaar
is: lezen is doorgaans begrijpend lezen.
De moderne vertalingen vatten het vertalen op als een communicatieve handeling. Ze willen aan de lezer de betekenis overdragen die in de brontekst
besloten ligt. De vertaler moet dus begrijpen wat de tekst betekent om deze
succesvol te kunnen vertalen. Vervolgens wordt gezocht naar formuleringen
in het Nederlands die ‘de letter’ van de brontekst zo veel mogelijk recht doen
– ook hier wordt betrouwbaarheid op een bepaalde manier ingevuld: met behulp van een moderne kijk op taal, die oog heeft voor het eigene van talen – en
die bijdragen aan een welgevormde tekst.
De drie genoemde vertalingen, GNB, NBV en BGT, liggen dus in dezelfde lijn.
Toch vertonen deze drie vertalingen onderling grote verschillen. Dat hangt
10
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
samen met het feit dat de skopos van elk van deze vertalingen een andere is. Er
spelen vragen als: voor wie is de vertaling bedoeld, wat verwacht men van de
lezer, welke registers van het Nederlands mogen worden benut? 8
Over de typering van de GNB en de NBV is meer te lezen in het juninummer
van Met Andere Woorden van dit jaar.9 Hier zullen we nader ingaan op de BGT.
Strategische keuzes in de BGT
De BGT is een vertaling van de Bijbel zoals die in de bronteksten wordt aangeboden. De afzonderlijke vertaalkeuzes zijn dus telkens terug te voeren op de
brontekst. Maar het doel dat met de vertaling wordt nagestreefd, is bepalend
voor de manier waarop de brontekstelementen hun plaats in de vertaling gekregen hebben.
Welke functie moet de BGT vervullen en welke initiële norm vloeit daaruit
voort? De BGT moet functioneren als de vertaling die voor zo veel mogelijk
lezers direct leesbaar en begrijpelijk is.
Om dat doel te kunnen verwezenlijken is een initiële norm gekozen die gericht is op de doeltekst. De doeltekst moet als zelfstandige tekst kunnen functioneren en de ontvangers moeten die tekst meteen kunnen begrijpen en gebruiken. Op de lijn tussen de retrospectieve en de prospectieve pool schuift de
BGT sterk in de richting van de prospectieve pool. De begrijpelijkheid van de
vertaling is van doorslaggevend belang bij het maken van vertaalkeuzes. De
initiële norm voor de BGT is: ‘begrijpelijkheid’. Deze norm wordt gerespecteerd bij alle te nemen vertaalbeslissingen.
Hoe is deze norm van begrijpelijkheid in praktijk gebracht? Allereerst door
deze norm te richten op het taalgebruik en op de samenhang van de tekst.
Tekstelementen die om andere redenen moeilijk zijn – denk aan lastige namen
of aan zaken die lezers misschien moeilijk verteerbaar vinden – moeten in de
vertaling behouden blijven.
De norm van begrijpelijkheid richt zich dus op taalgebruik en tekstuele samenhang. Kort gezegd: deze vertaling maakt gebruik van gewone taal en
zorgt voor een duidelijke tekst. Deze norm is verder uitgewerkt met gebruikmaking van wetenschappelijke inzichten en praktische hulpmiddelen met betrekking tot woordgebruik, zinsbouw en zinslengte, tekstopbouw en omvang
van teksteenheden.
De initiële norm van de BGT legt het zwaartepunt op het tekstbegrip – en
wel zó ingevuld dat de vertaling niet alleen vanuit tekstbegrip tot stand is
gebracht, maar dat iedere lezer ook in staat moet zijn om de tekst te begrijpen.
Dat betekent niet dat de andere twee globale normen, betrouwbaarheid en
beleving, minder gerespecteerd worden. Integendeel, de vertalers hebben er
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
11
alles aan gedaan om de twee andere normen ten volle te honoreren binnen de
gestelde kaders. Vanwege de initiële norm worden in de BGT veel meer en ook
meer vergaande vertaaltransformaties toegepast dan in andere vertalingen.
Die transformaties zijn nodig om aan de eis van begrijpelijkheid te voldoen.
Maar de uiteindelijke formulering is altijd resultaat van het streven om binnen
de gegeven mogelijkheden een maximale correspondentie met de brontekst te
bewaren. Ook vergaande vertaaltransformaties, gemotiveerd vanuit de doelstelling van de vertaling, kunnen verantwoord worden vanuit de brontekst.
Ook voor de norm van beleving geldt dat de vertalers die hebben gerespecteerd binnen de gestelde kaders. Hun taalmiddelen waren gelimiteerd, maar
de keerzijde is dat juist in gewone taal dingen vaak heel sterk en raak verwoord
kunnen worden. Bovendien is het voor veel mensen vertrouwde taal, de taal
die ze zelf ook gebruiken als ze iets vertellen. Dat maakt dat deze vertaling een
sterke emotionele respons bij veel lezers teweegbrengt.
Dit alles bij elkaar bepaalt het karakter van de BGT. Het is, net als andere
bijbelvertalingen, een tekst met een eigen karakter: een eigen stijl, een eigen
dictie en een eigen kracht.
Uitvloeisel van strategische keuzes in concrete vertaalregels
Uit de initiële norm vloeien de operationele normen voort. De operationele
normen zijn richtlijnen voor het maken van vertaalkeuzes, zowel voor het
grote geheel als op detailniveau. Voor de BGT geldt dat al die afzonderlijke keuzes gemaakt worden met het oog op begrijpelijkheid. De hele set van
richtlijnen die gelden voor de BGT bestaat uit algemene afspraken over het
gebruik van transformaties, het toepassen van transculturatie en het vertalen
van metaforen, maar ook uit meer concrete afspraken zoals het weergeven
van maten en gewichten of het gebruik van aanspreekvormen. Ook heel specifieke afspraken over de schrijfwijze van getallen of interpunctie horen bij de
richtlijnen voor de BGT.
Hieronder wordt een aantal van die richtlijnen genoemd en toegelicht. Steeds
weer zal blijken dat de initiële norm bepalend is voor de manier waarop er met
detailkeuzes omgegaan wordt. De onderwerpen die aan bod komen, zijn van
belang voor elke bijbelvertaling. Maar niet in elke bijbelvertaling worden ze
op dezelfde manier behandeld. Als er een andere initiële norm gekozen wordt,
kunnen de beslissingen op detailniveau er anders uitzien.
Poëzie of proza
Dat is bijvoorbeeld duidelijk te zien als het gaat over het onderscheid tussen
proza en poëzie. In de brontekst komen verschillende teksten met poëtische
12
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
kenmerken voor. Niet alleen in de psalmen, maar bijvoorbeeld ook in de profeten en in het Nieuwe Testament. Of een bepaalde tekst poëzie genoemd kan
worden, wordt bepaald door de mate waarin poëtische aspecten een tekst domineren.
In de NBV zijn teksten met een sterk poëtisch karakter altijd stichisch gezet en
met Nederlandse poëtische middelen vertaald. In de NBV zijn veel meer teksten als poëzie te herkennen dan in oudere vertalingen als de NBG-vertaling
1951. Het was het uitgangspunt van de NBV om de literaire kenmerken van
de brontekst zo veel mogelijk recht te doen. Daaruit volgt dat er in de NBV
grote waarde gehecht is aan genrekenmerken. Voor de BGT geldt een ander
uitgangspunt: begrijpelijkheid. Ook de BGT wil recht doen aan de literaire
kenmerken van de brontekst, maar die eis is altijd ondergeschikt aan de eis
van begrijpelijkheid.
In poëzie komen relatief veel beelden en ongebruikelijke woorden voor. Ook
ambiguïteit treedt in poëzie vaker op dan in proza: woorden kunnen op meer
dan één manier gelezen of geïnterpreteerd worden. Dat stelt de schrijver in
staat in gecondenseerde vorm ‘veelzeggend’ te zijn. Maar voor de begrijpelijkheid is dit een complicerende factor. Daarnaast is poëzie in de regel bondiger
dan proza, wat vaak een sterke tekst oplevert, maar wel kan betekenen dat de
lezer minder informatie krijgt om de tekst te kunnen begrijpen. Ook een gemarkeerde syntaxis, in de vorm van bijvoorbeeld inversie en onvolledige zinnen, is in poëzie niet ongewoon, en verbanden zijn vaak moeilijker te leggen
dan in proza. Voor een vertaling waarin begrijpelijkheid het leidende principe
is, is proza dus aantrekkelijker dan poëzie, omdat de mogelijkheden om een
duidelijke tekst te bieden, groter zijn. Voor de BGT is er dan ook voor gekozen
om in principe zo veel mogelijk teksten weer te geven in proza.
Maar teksten die voluit poëzie zijn, waarin de poëtische en niet de communicatieve functie vooropstaat, worden ook in de BGT als poëzie vertaald. Op die
manier respecteert de BGT de normen van betrouwbaarheid en begrip, maar
ook die van beleving. Teksten met een duidelijke poëtische functie worden
in de brontekst meestal expliciet aangeduid als lied of gedicht, bijvoorbeeld
Psalmen, het Hooglied, maar ook Exodus 15:1-18, of Openbaring 5:9-10. Ook
teksten die door de lezer algemeen als gedicht of gebed erkend worden, zoals
Jona 2:3-10, 1 Samuel 2:1-10, Lucas 2:29-32 of Matteüs 6:9-13, zijn in de BGT
poëtisch. De lezer zal bij deze teksten waarschijnlijk verwachten dat er poëzie
gepresenteerd wordt. Voorwaarde is steeds dat de poëzie ook voldoet aan de
eis van begrijpelijkheid. Dat betekent concreet dat de poëtische middelen geen
afbreuk mogen doen aan de duidelijkheid. Daarom mogen woorden in de
context niet ambigu zijn en worden bijvoorbeeld enjambementen die de lezer
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
13
op het verkeerde been kunnen zetten, vermeden. Bovendien worden er vaker
dan in veel poëzie gebruikelijk is, verbindingswoorden gebruikt. Herhaling is
een belangrijke en bruikbare techniek voor poëzie in de BGT. Evenals beeldend taalgebruik, dat echter op zichzelf ook weer gebonden is aan bepaalde
eisen van duidelijkheid.10
Op deze manier wordt met beleid poëzie toegepast in de BGT. In de praktijk
blijkt dat poëzie ook in gewone taal heel krachtig kan zijn.
Psalm 8:4-5
BGT
4
Ik kijk naar de hemel
die u hebt gemaakt.
Ik kijk naar de maan en de sterren
die u daar een plaats hebt gegeven.
5
En ik denk:
Een mens is niet belangrijk,
en toch denkt u aan hem.
Een mens is maar klein,
en toch vergeet u hem niet.
De NBV heeft, zoals gezegd, veel meer teksten stichisch gezet dan de BGT.
Veel voorbeelden zijn te vinden in profetische boeken. In deze boeken hebben
teksten naast hun poëtische karakter ook een duidelijk aspect van informatieoverdracht. Dat laatste is in dit geval voor de BGT het belangrijkste aspect.
De profeten hebben een boodschap willen communiceren en die moet in deze
vertaling duidelijk te begrijpen zijn. In dat kader is er in de BGT dus bijna
altijd voor proza gekozen om dit soort teksten weer te geven.
Een bijzonder geval in de BGT is het boek Job. In dit boek overheerst, anders
dan in de profetische teksten, het poëtische aspect en niet het informatieve.
Daarom is ook in de BGT het poëtische karakter van de tekst gehandhaafd,
ook al zal Job voor de lezer niet in de eerste plaats bekend zijn als een lied of
gebed.
Job 38:8-11
Geografische namen en persoonsnamen
Geografische namen en persoonsnamen kunnen een tekst moeilijker maken
vanwege hun onbekendheid of vreemde spelling. Toch zijn ze in een bijbelvertaling onvermijdelijk. Maar met het oog op begrijpelijkheid kan de frequentie
van dergelijke lastige namen wel teruggebracht worden. Nadat een naam één
keer is genoemd, kan die in sommige gevallen later in de tekst worden vervangen door een soortaanduiding of de functie van een persoon. ‘Caesarea
Filippi’ kan bijvoorbeeld een tweede of volgende keer aangeduid worden met
‘de stad’, en ‘Nebukadnessar’ met ‘de koning’.
Als namen impliciet worden gemaakt, moet natuurlijk wel duidelijk blijven
welke plaatsen, landen of personen bedoeld zijn. Binnen een beperkte literaire
eenheid is dat meestal geen probleem, maar door een heel bijbelboek heen
wordt dat moeilijker. Dat betekent dat de namen van betreffende plaatsen,
landen en personen toch regelmatig moeten worden vermeld.
In onderstaand voorbeeld worden de namen in eerste instantie allemaal genoemd. Ze worden wel zo duidelijk mogelijk weergegeven (‘uit Kanaän’ in
plaats van ‘Kanaäniet’). Een paar verzen verderop worden Sua en Adullam als
bekend verondersteld en worden de namen verder niet genoemd.
Genesis 38:1-2
14
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
BGT
8
Wie heeft de zee tegengehouden,
zodat het water niet over het land stroomde?
9
Ik was het die dat deed!
Ik stuurde wolken naar de zee,
en die bedekten het donkere water.
10
Ik bepaalde tot waar de zee mocht komen,
ik maakte de grens tussen water en land.
11
Ik zei tegen de zee:
‘Tot de kust mag je komen, niet verder.
Daar moeten je machtige golven stoppen.’
NBV
1
In diezelfde tijd verliet Juda
zijn broers en sloot hij zich
aan bij een zekere Chira, een
man die in Adullam woonde.
2
Daar viel zijn oog op de
dochter van de Kanaäniet
Sua.
BGT
In die tijd ging Juda weg bij
zijn broers. Hij ging in Adullam wonen, bij een vriend die
Chira heette. 2 In Adullam
ontmoette Juda een meisje
uit Kanaän. Zij was een
dochter van Sua.
1
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
15
Genesis 38:12
NBV
Geruime tijd later stierf Juda’s
vrouw, de dochter van Sua.
Toen de rouwtijd voorbij was
begaf Juda zich naar Timna,
samen met zijn vriend Chira
uit Adullam.
BGT
Na een tijd stierf de vrouw van
Juda. Toen de rouwtijd voorbij
was, ging Juda met zijn vriend
Chira naar de stad Timna.
Soms kan een geografische naam makkelijk aanleiding geven tot misverstand
omdat de betreffende naam ook een persoonsnaam is of daarop lijkt. In dat
geval wordt de geografische naam in de BGT geëxpliciteerd.
Het woord ‘zegenen’ wordt in het Nederlands vooral gebruikt voor de woorden waarmee je God om geluk vraagt en voor de daarbij horende handeling.
Maar het woord uit de brontekst dat traditioneel met ‘zegenen’ vertaald wordt,
kan in sommige gevallen heel goed worden weergegeven met ‘geluk wensen’ of
‘groeten’. Waar het begrip geassocieerd kan worden met het concrete gebaar,
wordt ook in de BGT de traditionele term gebruikt.
Ruth 3:10
Genesis 12:2
BGT
Genesis 35:18
Maar Jakob noemde hem Benjamin.
2 Samuel 2:15
De sterkste mannen van Isboset stapten naar voren. Zij
hoorden allemaal bij de stam Benjamin. Ook de sterkste
mannen van David stonden klaar.
Jeremia 37:12
In die tijd wilde Jeremia naar het gebied Benjamin gaan.
Zonder deze expliciteringen zou het lijken alsof in 2 Samuel 2:15 en Jeremia
37:12 ook de persoon Benjamin bedoeld is. Expliciteren gebeurt met beleid.
Een overmaat aan explicitering van geografische namen kan heel storend zijn
en de duidelijkheid juist in de weg staan. En wanneer namen voorafgegaan
worden door woorden als ‘komen uit’ of ‘wonen in’ wordt explicitering overbodig geacht.
Traditionele termen
Er is een aantal woorden of uitdrukkingen die traditioneel in bijbelvertalingen worden gebruikt, maar die in het dagelijks leven óf niet gebruikt worden
óf wel gebruikt worden, maar dan een andere betekenis hebben. Vanwege de
onbekendheid of het betekenisverschil kunnen deze zogenaamde ‘traditionele
termen’ onduidelijk zijn of verkeerd begrepen worden. Voor de begrijpelijkheid van de tekst moet er dus voorzichtig omgegaan worden met deze termen.
Per geval moet goed bekeken worden wat de beste oplossing is. Soms is er een
duidelijke alternatieve term beschikbaar in plaats van de traditionele formulering. Soms is het mogelijk om een omschrijving te geven van een traditionele
term als dat geen erg omslachtige tekst oplevert. Soms wordt toch de traditionele term gekozen die in de woordenlijst achter in de BGT uitgelegd wordt.
16
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Genesis 27:26-27
NBV
‘Moge de HEER je zegenen,
mijn dochter,’ zei hij.
Ik zal je tot een groot volk
maken, ik zal je zegenen,
ik zal je aanzien geven, een
bron van zegen zul je zijn.
Toen zei Isaak tegen Jakob: ‘Kom eens dichterbij,
mijn zoon, en kus me.’
27
Hij kwam dicht bij hem
staan en kuste hem. Toen
Isaak zijn kleren rook, sprak
hij deze zegen over hem uit:
‘De geur van mijn zoon
is de geur van het veld,
het veld dat de HEER heeft
gezegend.
26
BGT
‘De Heer zal je gelukkig maken,’ zei Boaz.
Ik zal je zo veel nakomelingen geven dat ze een groot
volk worden. Ik zal je rijk
en gelukkig en beroemd maken. Jij zult ook anderen gelukkig maken.
26
Toen zei hij: ‘Kom wat
dichterbij, jongen, en geef
me een kus.’
27
Jakob kwam dichterbij en gaf Isaak een kus.
Isaak rook de kleren die Jakob droeg. Daarna zegende
hij hem en zei: ‘Mijn zoon,
je ruikt net als de akkers die
de Heer gezegend heeft.
Opbouw van zinnen
Vaak wordt gezegd dat lange zinnen moeilijk zijn. De problemen van moeilijke zinnen zitten echter niet zozeer in hun lengte, maar in de bijverschijnselen
van een lange zin. In lange zinnen komen vaak moeilijker constructies voor,
en een korte zin is door zijn omvang en structuur vaak overzichtelijker. Maar
belangrijker dan de lengte van een zin is zijn structuur.
Bij het zoeken naar een heldere zinsstructuur speelt allereerst de logische ordening van informatie een rol. Informatie die bij elkaar hoort is in de BGT
dus bij elkaar gezet en er is rekening gehouden met een logisch tijdsverloop.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
17
NBV
1 Koningen 3:19 Maar haar kind is ’s nachts
doodgegaan, want zij was
erop gaan liggen.
Genesis 6:5-6
Marcus 12:12
De HEER zag dat alle
mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht.
6
Hij kreeg er spijt van dat
hij mensen had gemaakt en
voelde zich diep gekwetst.
Daarop wilden ze hem gevangennemen, want ze wisten dat hij hen op het oog
had bij het vertellen van
deze gelijkenis, maar ze waren bang voor de reactie van
de menigte. Dus lieten ze
hem staan en gingen weg.
5
BGT
Maar ’s nachts is zij in haar
slaap boven op haar kind
gaan liggen. Daardoor is
haar kind gestorven.
5
De Heer zag dat alle mensen op aarde slecht waren.
Ze bedachten alleen maar
slechte dingen. 6 Dat deed
de Heer pijn. Hij kreeg er
spijt van dat hij de mensen
gemaakt had.
De priesters, de wetsleraren
en de leiders van het volk
snapten dat het voorbeeld
van de boeren over hen
ging. Ze waren bang dat
de mensen nu boos op hen
zouden worden. Daarom
lieten ze Jezus daar staan en
liepen ze weg. Ze maakten
een plan om hem gevangen
te nemen.
Afwijkingen van het ‘gewone’ patroon van woordvolgorde in de zin zijn in de
BGT voorzichtig toegepast. Zinnen met inversie zijn in eerste instantie minder
doorzichtig dan zinnen met een normale woordvolgorde van onderwerp-persoonsvorm-bepalingen. Maar variatie in zinsbouw en zinslengte kan een tekst
aantrekkelijker maken. Een opeenvolging van korte zinnen die op dezelfde
manier opgebouwd zijn, heeft een negatief effect: de tekst wordt staccato en
de verbanden worden onduidelijk, de toon van de tekst wordt kinderachtig.
Inversie kan ook nodig zijn voor een goede focus in de zin, zodat een bepaald
zinsdeel meer nadruk krijgt of de aansluiting met de vorige zin een beter verband in de tekst geeft.
18
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
BGT (oude versie)
Ik zal goed zijn voor de
mensen die goed zijn voor
jou. Maar ik zal de mensen
straffen die jou slecht behandelen.
Genesis 12:14-16 14 De Egyptenaren zagen
direct dat Sarai een heel
mooie vrouw was. 15 Ook de
soldaten van de farao zagen
dat. Ze vertelden hem hoe
mooi Sarai was. De farao
liet haar meteen naar het
paleis halen om zijn vrouw
te worden. 16 Hij gaf aan
Abram allerlei geschenken
als dank: schapen, geiten,
koeien, ezels en kamelen,
en ook slaven en slavinnen.
Joël 4:16
Maar Israël kan vluchten
naar de Heer. Want zijn volk
is veilig bij hem.
Genesis 12:3
BGT (definitieve tekst)
Ik zal goed zijn voor de
mensen die goed zijn voor
jou. Maar de mensen die jou
slecht behandelen, die zal ik
straffen.
14
De Egyptenaren zagen direct dat Sarai een heel mooie
vrouw was. 15 Ook de soldaten van de farao zagen dat.
Ze vertelden hem hoe mooi
Sarai was. De farao liet haar
meteen naar het paleis halen om zijn vrouw te worden. 16 En aan Abram gaf hij
als dank allerlei geschenken:
schapen, geiten, koeien,
ezels en kamelen, en ook slaven en slavinnen.
Maar het volk van Israël kan
vluchten naar de Heer. Want
bij hem zijn ze veilig.
Inversie kan ook toegepast worden om de tekst levendiger en aantrekkelijker
te maken. De volgende voorbeelden uit de BGT maken dat duidelijk.
Psalm 17:4-5
Psalm 42:2-3
BGT
4
Ik leef niet zoals andere mensen,
maar ik doe altijd wat u wilt.
Ik ben geen dief, ik ben geen moordenaar.
5
Altijd heb ik naar u geluisterd,
nooit heb ik getwijfeld.
2
God, ik verlang naar u,
zoals een hert verlangt naar helder water.
3
Met heel mijn hart verlang ik naar u,
u bent de God die leven geeft.
Wanneer zal ik weer bij u zijn?
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
19
In de BGT zijn zinnen met een lange aanloop vermeden, zodat snel duidelijk
wordt waar het in de zin om gaat. Dat houdt de tekst leesbaar en overzichtelijk.
2 Samuel 5:17
NBV
Toen de Filistijnen hoorden dat David tot koning
van Israël was gezalfd,
rukten ze met al hun troepen uit omdat ze hem wilden overmeesteren.
BGT
De Filistijnen hoorden dat
David de nieuwe koning
van Israël was. Daarom
stuurden ze al hun soldaten om David gevangen te
nemen.
Ook ingewikkelde negatieve formuleringen zijn in de BGT vermeden. Ontkenningen dicht bij elkaar maken een zin moeilijk te volgen. Ook een combinatie van een ontkenning met woorden die al een ontkennend betekeniselement bevatten zijn lastig. In de BGT is geprobeerd dergelijke zinnen positief
te formuleren.
NBV
Genesis 22:12
Je hebt mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.
2 Tessalonicenzen 3:9 Niet dat we geen aanspraak konden maken op
uw ondersteuning.
Hebreeën 2:8
Doordat hij alles aan hem
onderworpen heeft, rest
er niets dat niet onder zijn
gezag is gesteld.
Jakobus 2:25
Werd niet ook Rachab,
de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed,
toen ze de verkenners ontving en langs een andere
weg liet vertrekken?
BGT
Want je was bereid je enige
zoon aan mij te geven.
Natuurlijk had ik er wel
recht op dat jullie voor mij
zouden zorgen.
God laat Jezus heersen over
alles en iedereen.
Ook de hoer Rachab deed
wat God wilde. Zij liet de
spionnen binnen in haar
huis, en liet hen later langs
een andere weg weer vertrekken. Door wat zij deed,
zag God haar als een goed
mens.
Hierboven is al gezegd dat een tekst waarin korte, enkelvoudige zinnen overheersen geen prettige tekst is. De formulering wordt staccato en de zinnen
lijken geïsoleerd van elkaar te staan. De lezer moet zelf van zin naar zin sprin20
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
gen, omdat de schrijver de zinnen niet met elkaar verbonden heeft. Verbindingswoordjes zoals ‘dan’, ‘bijvoorbeeld’ en ‘daarna’ kunnen nog enige houvast bieden, maar de zinsstructuur helpt de lezer niet bij het juiste begrip van
de tekst. In een samengestelde zin daarentegen worden de verschillende gebeurtenissen door de zinsbouw zelf in een verband geplaatst. De BGT werkt
daarom wel met samengestelde zinnen. Om lange, moeilijk te doorgronden
zinnen te vermijden is gestreefd naar zinnen met maximaal één bijzin. Soms
kan het wegwerken van een bijzin de zin gekunsteld of onduidelijk maken,
bijvoorbeeld omdat de focus verschuift of omdat de verhaallijn onderbroken
wordt. In die gevallen heeft in de BGT een tweedegraadsbijzin de voorkeur
boven een omslachtige omschrijving. Enkele voorbeelden:
BGT
Handelingen 22:29 De generaal schrok, toen hij begreep dat hij een Romein had laten vastbinden.
Handelingen 23:20 Ze zullen net doen alsof ze beter willen uitzoeken wat
hij verkeerd gedaan heeft.
Verwijzingen en verbanden
In een duidelijke tekst moet de lezer steeds zonder moeite kunnen volgen
over wie of wat het gaat. Daarom worden in de BGT onduidelijke of ambigue verwijzingen vermeden. Een onduidelijke verwijzing is bijvoorbeeld een
vooruitverwijzing naar nog niet genoemde personen of objecten. In de BGT
moet eerst de persoon of zaak duidelijk geïntroduceerd zijn voordat er naar
verwezen kan worden.
Een verwijzing is ambigu als die op meerdere personen of zaken kan slaan.
Het is dan duidelijker om de genoemde persoon of zaak nog een keer te herhalen in plaats van een verwijswoord te gebruiken. Ook als de afstand tussen de
verwijzing en de referent heel groot is of als er een nieuwe teksteenheid begint,
is herhaling van de referent duidelijker.
1 Korintiërs 1:30
BGT
God heeft ervoor gezorgd
dat wij bij Jezus Christus horen. Dankzij Jezus
Christus zijn wij nu ook
wijs geworden.
Opmerkingen
Niet: ‘dankzij hem’, dan
zou niet duidelijk zijn of
dat op God of op Jezus
Christus zou slaan.
Niet alleen duidelijke verwijzingen zijn belangrijk voor een heldere tekst. Het
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
21
verband tussen de zinnen onderling moet ook duidelijk zijn. Als de verbanden
met behulp van voegwoorden en bijwoorden expliciet gemaakt zijn, helpt dat
de lezer om de samenhang van de tekst te doorzien. Het kost hem minder
moeite om de tekst te lezen en te begrijpen. In de BGT zijn alleen de bekendere
voegwoorden en bijwoorden gebruikt: niet ‘hoewel’, ‘echter’ of ‘tevens’, maar
‘toch’, ‘maar’, ‘ook’ of ‘bovendien’.
NBV
1 Kronieken 9:26 Omdat de vier leiders van
de poortwachters – alle
vier Levieten – ambtshalve
steeds ter plaatse waren,
werden zij tevens belast met
het toezicht op de voorraadkamers en de schatkamers
van de tempel van God.
9
De Heer, onze God, is vol
Daniël 9:9-10
erbarmen en vergeving,
hoewel wij tegen hem in
opstand zijn gekomen 10 en
niet hebben geluisterd naar
de HEER, onze God.
Johannes 15:2
… snoeit hij bij, opdat hij
meer vruchten draagt.
 Handelingen 9 en 10 in de Bijbel in Gewone Taal.
BGT
De vier belangrijkste bewakers van de tempelpoorten
waren Levieten. Zij hadden altijd dienst. Daarom
moesten ze ook letten op de
voorraden en de schatten in
de tempel.
Toch wilt u ons helpen,
Heer, onze God. U wilt ons
vergeven. Ook al hebben wij
ons tegen u verzet 10 en ook
al hebben we niet naar u geluisterd.
… maakt hij kort. Want dan
komen er in het volgende
jaar nog meer druiven aan.
9
Lay-out
Het meest in het oog lopende verschil tussen de BGT en andere vertalingen is
de indeling van de tekst. De tekst is ingedeeld in korte perikopen die elk een
kopje hebben gekregen. Deze kopjes zijn in de BGT een hulpmiddel om de
tekst beter te begrijpen. Een kopje geeft aan waar de perikoop over gaat, en is
dus informatief van aard en heeft betrekking op de kern van de passage. Een
kopje kan ook duidelijkheid verschaffen over de participanten in de passage die
volgt, maar het begrip van een tekst mag niet afhankelijk zijn van de koppen.
Naast deze kopjes komen er in de BGT ook koppen voor boven een verzameling perikopen die samen een grotere teksteenheid vormen. Met behulp van
deze hoofdkoppen kan in de BGT de lijn van het verhaal beter gevolgd worden. Alle hoofdkoppen en tussenkoppen samen geven een korte samenvatting
Foto: NBG/Sandra Haverman
22
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
23
van de tekst. Zie het onderstaande voorbeeld:
H.-J. Vermeer, ‘Skopos and commission in translational action’ in: Lawrence Venuti (ed.), The
Translation Studies Reader, Londen/New York 2000, 221-232.
1 Samuel 11
BGT
Saul redt de stad Jabes
• Koning Nachas omsingelt Jabes
• De inwoners van Jabes zoeken hulp
• Saul redt de inwoners van Jabes
• Saul wordt koning
In andere vertalingen hebben tussenkoppen vaak een andere functie. In de
NBV zijn de perikopen in het algemeen lang. De kopjes maken de grotere literaire structuur duidelijk. Ze zijn terughoudend geformuleerd en geven geen
inhoudelijke informatie over de tekst die volgt. De lezer wordt in de NBV
uitgenodigd om grotere tekstgedeelten achter elkaar te lezen. In de BGT heeft
de initiële norm van duidelijkheid geleid tot een andere keuze. De perikopen
zijn korte, overzichtelijke eenheden. De indeling in korte perikopen en de formulering van de kopjes geeft de lezer houvast bij het lezen.
Ten slotte
In het bovenstaande hebben we de mogelijkheden en grenzen van het bijbelvertalen verkend. We hebben gezien dat er op het grote speelveld van vertalen
ruimte is voor een vertaling van de Bijbel in gewone taal. Leidend voor de praktijk van elke vorm van vertalen is de initiële norm. Voor de BGT is dat ‘begrijpelijkheid’, een eis waaraan in deze vertaling elke vertaalkeuze moet voldoen.
5
Th.A.J.M. Janssen, ‘De Bijbel in de tegenwoordige tijd’ in: Met Andere Woorden 27/1 (maart
2008), 32-43.
6
L.J. de Vries, ‘De stem in de stam. Stamconcordantie in bijbelvertalingen’ in: Met Andere Woorden 31/1 (maart 2012), 12-23.
7
Impliciet blijkt dat uit alle onduidelijkheid, meerduidigheid en ambivalentie die de teksten doortrekt, en uit de (vermijdbare) inconsistenties en ongerijmdheden die het gevolg zijn van vertaalkeuzes. Expliciet blijkt het uit de eerste zin van de ‘bijsluiter’ bij de Naardense Bijbel: ‘De bijbel is
een boek dat nergens over gaat en dient ook als zodanig gelezen te worden.’
8
L.J. de Vries, ‘Functies en filters van De Nieuwe Bijbelvertaling’ in: R. Buitenwerf e.a. (red.), Ambacht en Wetenschap, Heerenveen 2006, 27-40.
9
J. van Dorp, ‘Groot Nieuws voor U (1972) en de Groot Nieuws Bijbel (1983, 1996)’ in: Met Andere
Woorden 33/2 (juni 2014), 27-39; K. Spronk, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling’ in: Met Andere Woorden
33/2 (juni 2014), 40-53.
10 In Met Andere Woorden is diverse keren geschreven over de manier waarop in de BGT beeldspraak en beeldend taalgebruik is gebruikt. Onder meer door: H. Sysling, ‘Bevende wachters of
trillende handen. Prediker 12:1-8 in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere Woorden 28/2 (juni
2009), 3-10; P.J. Booij, ‘Drie psalmen: denken, schuld belijden en danken in gewone taal’ in: Met
Andere Woorden 31/3 (september 2012), 50-61.
Geraadpleegde literatuur
Raymond van den Broeck, De vertaling als evidentie en paradox, Antwerpen 1999.
Jacqueline Hulst, De doeltekst centraal. Naar een functioneel model voor vertaalkritiek, Amsterdam 1995.
Christiane Nord, ‘Funktionsgerechtigkeit und Loyalität bei der Übersetzung biblischer Texte’ in:
Noten
Eberhard Werner (Hrsg.), Bibelübersetzung als Wissenschaft. Aktuelle Fragestellungen und Perspek-
1
Zie bijvoorbeeld Andrew Chesterman, Memes of Translation. The Spread of Ideas in Translation Theory,
tiven, Stuttgart 2012.
Amsterdam/Philadelphia 1997. Chesterman verwerpt het wijdverbreide idee van vertalen als om- of
E.F. van Klinken-Rijneveld, ‘Perikoopopschriften’ in: Met Andere Woorden 26/4 (december 2007),
overzetten: er bestaat niet iets objectiefs en absoluuts dat in de brontekst bewaard ligt en dat simpel-
19-27.
weg omgezet kan worden in een andere taal. Voor vergelijkbare bezwaren tegen vertalen als ‘omzet-
Gerdineke van Silfhout, Jacqueline Evers-Vermeul & José Sanders, ‘Dank God altijd, wat er ook ge-
ten’, zie Willy Vandeweghe, Duoteksten. Inleiding tot vertaling en vertaalstudie, Gent 2005, 18-19.
beurt. Want dat wil God van jullie. Streven naar begrijpelijke taal: Gevolgen voor causaliteit in bijbel-
Zie hiervoor bijv. Jiří Lev ý, ‘Vertalen als besluitvormingsproces’ (vertaling Baukje Felderhof) in:
vertalingen’ in: Met Andere Woorden 30/3 (september 2011), 12-19.
Ton Naaijkens e.a., Denken over vertalen. Tekstboek vertaalwetenschap, Nijmegen 2004, 135-147.
Jentine Land, Zwakke lezers, sterke teksten? Effecten van tekst- en lezerskenmerken op het tekstbegrip
Soms wordt interpretatie opgevat als ‘een eigen mening over de tekst’. Dat wordt hier uiteraard
en de tekstwaardering van vmbo-leerlingen, Delft 2009.
niet bedoeld. Met interpretatie doelen we op tekstbegrip. Helemaal synoniem zijn beide termen
W. Haeseryn e.a., Algemene Nederlandse Spraakkunst, Groningen 1997.
2
3
niet. Tekstbegrip kan zich ook onbewust voltrekken, met interpretatie bedoelen we een bewust
4
(gezocht) begrip van de tekst.
Drs. A.M. Bol-Drieenhuizen is als wetenschappelijk medewerker vertaalwetenschap werk-
K. Reiss & H.-J. Vermeer, Grundlegung einer Allgemeinnen Translationstheorie, Tübingen 1984;
zaam bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
Dr. M.J. de Jong is als nieuwtestamenticus werkzaam bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
24
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
25
Gewone woorden in een bijzonder boek
Het lexicon van de Bijbel in Gewone Taal
Marja Verburg en Clazien Verheul
In eerdere artikelen in Met Andere Woorden over de ‘gewone taal’ van
de Bijbel in Gewone Taal is veel aandacht besteed aan tekstsamenhang.
De woordenschat van de vertaling kwam meer zijdelings ter sprake. In
dit artikel willen we juist op dat laatste aspect nader ingaan: het in de
Bijbel in Gewone Taal gebruikte lexicon.
Eerst wordt besproken welke rol de woordenschat speelt bij de begrijpelijkheid van teksten. Daarna komen de omvang en de samenstelling van
het lexicon van de Bijbel in Gewone Taal aan de orde. Ten slotte wordt
uiteengezet op welke manieren de vertalers ongewone woorden hebben weten te vermijden.
Begrijpelijke taal
 Vakoverleg neerlandici, Haarlem 2008; v.l.n.r. M.E. Verburg, A. Stolk, B. Thijs,
C. Verheul en A.M. Bol-Drieenhuizen.
Foto: NBG/Sandra Haverman
26
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Wat maakt een tekst begrijpelijk, en in hoeverre is woordkeuze daarbij van
belang? In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden er in de Verenigde Staten zogenoemde leesbaarheidsformules ontwikkeld, waarin woordlengte en
zinslengte de begrijpelijkheid van teksten zouden voorspellen: hoe langer de
woorden en zinnen, des te moeilijker de tekst. Ook in Nederland zijn daarna dergelijke formules toegepast, onder andere de bekende Flesch-Doumaformule. De laatste decennia is daarop uitgebreide kritiek gekomen, ook in
het Nederlandse taalgebied. De voornaamste kritiek was dat het meten van
woord- en zinslengte vooral de oppervlaktekenmerken van een tekst raakt.
Belangrijke, maar minder makkelijk te meten kenmerken als tekststructuur
en tekstsamenhang worden genegeerd.
Ook op recente, vanuit de praktijk ontwikkelde Nederlandse instrumenten
voor het automatisch voorspellen van begrijpelijkheid, zoals Texamen en
Klinkende Taal, is fundamentele kritiek geuit. Op basis van taaltechnologisch
onderzoek wordt nu in het kader van het NWO-programma Begrijpelijke Taal
gewerkt aan een betrouwbaarder instrument, de ‘LeesbaarheidIndex’ (LIN).
Hierin speelt naast andere factoren woordmoeilijkheid ook een rol, maar die
is nu niet beperkt tot de lengte van woorden.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
27
Woordmoeilijkheid
Uit tientallen publicaties blijkt dat woordenschat een centrale factor is voor
tekstbegrip. Woordmoeilijkheid is een van de topics in de ‘Kennisbank begrijpelijke taal’, in 2010 opgezet door de Vrije Universiteit en de Universiteit
Utrecht in het kader van het NWO-onderzoek naar begrijpelijkheid van teksten. In deze Kennisbank zijn honderden publicaties op dit gebied ondergebracht. De meeste publicaties met betrekking tot woordenschat leiden tot het
advies: gebruik eenvoudige woorden.
Bij het vertaalproject van de Bijbel in Gewone Taal (BGT) was begrijpelijkheid
en duidelijkheid het uitgangspunt op elk terrein, dus ook op het terrein van de
woordkeuze. Dat betekent dat moeilijke woorden zo veel mogelijk vermeden
moesten worden.
Maar wat zijn ‘moeilijke’ woorden?
Het kan bij woordmoeilijkheid gaan om de vorm van het woord, een moeilijk
woordbeeld: sommige woorden zijn voor een grote groep mensen moeilijk
omdat ze lang zijn (‘beschermengel’, ‘verontschuldigen’), een opeenvolging
van klinkers of medeklinkers (‘reëel’, ‘herfststorm’) of een on-Nederlandse
lettercombinatie bevatten (‘chaotisch’, ‘individueel’), of als onduidelijk is op
welke lettergreep het accent valt (‘oneven’, ‘gering’). Dergelijke woorden vragen meer leestijd, en beïnvloeden zo het leesproces negatief. In deze gevallen
ligt de moeilijkheid dus vooral op leestechnisch niveau.
In de woordkeuze voor de BGT is zo veel mogelijk rekening gehouden met
het woordbeeld. Maar een vreemd woordbeeld speelt met name een rol bij de
vele namen in de Bijbel, en die zijn moeilijk te vermijden. In 1 Kronieken 4:31
in de BGT staat bijvoorbeeld: ‘Verder staan in de familielijsten de namen van
de volgende leiders: Eljoënai, Jaäkoba, Jesochaja, Asaja, Adiël, Jesimiël, Benaja en Ziza.’ Wie een betrouwbare weergave van de brontekst wil geven, kan
in veel gevallen niet om deze moeilijke namen heen. Wel zijn waar mogelijk
moeilijke namen vervangen door een nominale verwijzing. Zo wordt koning
Nebukadnessar, nadat hij al een keer voluit met functie en naam is aangeduid,
vervolgens (in hetzelfde tekstgedeelte) ‘de koning’ genoemd.
Ook woordstructuur kan woordmoeilijkheid beïnvloeden: samenstellingen
(‘deuropening’, ‘woestijnbewoner’) zijn over het algemeen moeilijker dan
enkelvoudige woorden, onder andere omdat de relatie tussen de delen van
zo’n woord niet altijd doorzichtig is: wat is de relatie tussen ‘brand’ en ‘offer’
in ‘brandoffer’? En afleidingen zijn meestal moeilijker dan het grondwoord
(‘hulpeloos’ is moeilijker dan ‘hulp’, en ‘hulpeloosheid’ is weer moeilijker dan
‘hulpeloos’).
28
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Maar belangrijker voor het begrip van een tekst is de bekendheid van woordconcepten. Voor een goed lexicaal tekstbegrip – dus afgezien van zinscomplexiteit of tekstcoherentie – zou een lezer 95% van de woorden in een tekst
moeten kennen. De kans dat die dekking van 95% bereikt wordt, is groter
naarmate gebruikgemaakt wordt van algemeen bekende woorden.
Andere aspecten die de moeilijkheid van woorden bepalen, zijn abstractie en
ambiguïteit. Abstractere woorden (‘gelegenheid’, ‘houding’) zijn over het algemeen moeilijker dan concrete woorden (‘brood’, ‘tent’), en ambigue woorden kunnen problemen geven als de context niet duidelijk in de richting van
een betekenis stuurt (‘streek’, ‘zin’). Ten slotte kunnen idioom en andere vormen van figuurlijk taalgebruik een probleem zijn bij het begrijpen van een
tekst, met name voor lezers voor wie het Nederlands de tweede taal is (‘op
wacht staan’, ‘ergens achter komen’).
Voor al deze aspecten van woordmoeilijkheid is in de BGT aandacht geweest.
Beperkte woordenschat
Gedurende het vertaalproject is gewerkt met een woordenlijst waarin alle in
de vertaling gebruikte woorden vastgelegd werden, met het doel om alleen
gewone, bekende woorden te gebruiken.
Reden hiervoor was de doelstelling van het project om zo veel mogelijk lezers
te bereiken en de drempel tot het lezen van de Bijbel zo laag mogelijk te maken.
Bijkomende reden was dat er gewerkt is met twaalf verschillende vertalers, en dat
een vastgelegde woordenlijst de consistentie in woordgebruik zou bevorderen.
Uiteindelijk zijn er in de BGT in totaal nog geen vierduizend woorden gebruikt. Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) heeft een telling
uitgevoerd van het aantal verschillende woorden in de BGT. Daarvoor werd
de tekst eerst volledig ontleed, en werden vervolgens de woordvormen teruggebracht tot grondvormen. Het INL telde bijna 3800 woorden. Zo’n telling bevat altijd enige ruis; voor een exacte telling zou ieder woord handmatig in de
context bekeken moeten worden. Dat aantal van nog geen vierduizend woorden was geen uitgangspunt of streefgetal, maar het resultaat van een proces.
De BGT-woordenlijst
Uitgangspunt voor het lexicon van de BGT was woordfrequentie: hoe frequenter een woord in de algemene taal gebruikt wordt, hoe bekender het is.
Woordfrequentie is een goede voorspeller van tekstbegripsprestaties.1 Frequentiegegevens zijn beschikbaar in lijsten die gebaseerd zijn op grote corpora van zowel geschreven als gesproken teksten, zoals het Corpus Gesproken
Nederlands, en het zogenoemde 5-miljoen corpus.2
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
29
Als basis voor de BGT-woordenlijst is gebruikgemaakt van het Basiswoordenboek Nederlands van De Kleijn en Nieuwborg. Dit woordenboek biedt ruim
tweeduizend hoogfrequente woorden aan als basiswoordenschat van het Nederlands, in alle woordsoorten. Ook het Basiswoordenboek Nederlands is gebaseerd op verschillende frequentietellingen, onder andere van Uit den Boogaard uit 1975. De lijst wordt onder meer gebruikt bij de examens voor het
certificaat Nederlands als Vreemde Taal (die sinds 1985 onder de Nederlandse
Taalunie vallen). De lijst is ook gebruikt bij de totstandkoming van het Van
Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal: de 15.000 trefwoorden in
dat woordenboek zijn ruwweg omschreven met de tweeduizend woorden uit
het Basiswoordenboek Nederlands.
Omdat het Basiswoordenboek Nederlands de hedendaagse cultuur beschrijft,
is het voor een bijbelvertaling maar ten dele bruikbaar: een flink aantal woorden uit de lijst is voor de bijbelse teksten niet aan de orde (‘benzine’, ‘bril’,
‘parkeren’). Zaken of termen die in de tijd van de Bijbel nog niet bestonden,
zijn dus niet opgenomen in de BGT-woordenlijst.
Maar aan de andere kant ontbreken er woorden die wel nodig zijn voor een
bijbelvertaling. Gedeeltelijk zijn dat zeer frequente woorden, zoals ‘begraven’,
‘duif’, ‘eigenwijs’, ‘heup’, ‘sieraad’, voor een ander deel gaat het om woorden
die te maken hebben met de tijd en de cultuur van de Bijbel (‘profeet’, ‘tempel’, ‘woestijn’).
Dat toevoegen van woorden aan de lijst gebeurde tijdens het vertaalproces:
benodigde woorden werden aangedragen en beoordeeld. Voor de beoordeling
daarvan is gebruikgemaakt van frequentielijsten. Ook woog mee of het woord
in het Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal stond. En soms
is de frequentie waarmee een woord of woordcombinatie op de zoekmachine
Google voorkwam, meegewogen, nooit als norm (er zit veel ruis in de gegevens van internet), maar als indicatie. Ten slotte zijn alle gegevens gehanteerd
met gezond verstand en intuïtie. De neerlandici in het vertaalproject, experts
op het gebied van begrijpelijke taal, bewaakten de BGT-woordenlijst en bekeken voorgestelde aanvullingen in de context van de betreffende bijbelpassage.
Soms werd een woord alleen in een bepaalde context toegestaan.
Aantal woorden
Gaandeweg groeide de woordenlijst tot een kleine vierduizend woorden. Dat
lijkt bijzonder weinig, want de Nederlandse taal bevat veel en veel meer woorden. De taal is voortdurend in beweging, er komen dagelijks woorden bij en
er worden ‘eendagsvliegen’ gecreëerd, zoals de zogenaamde gelegenheidssamenstellingen (‘zeilmeisje’). De Grote Van Dale bevat 268.000 trefwoorden
30
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
en nog eens tienduizenden samenstellingen die alleen opgesomd worden bij
het grondwoord. In het Woordenboek der Nederlandse Taal worden 400.000
woorden besproken.
Ook is niet makkelijk vast te stellen hoeveel woorden de ‘gemiddelde’ Nederlander kent. Volgens onderzoek naar de woordenschat in het onderwijs
hebben autochtone leerlingen bij het verlaten van de basisschool gemiddeld
een receptieve woordenschat van zo’n 15.000 woorden (productief is dat veel
minder), en beheersen allochtone tweetalige leerlingen dan tegen de tienduizend woorden.
Had de woordenschat van de BGT dan niet veel omvangrijker kunnen zijn,
en in de richting van tienduizend woorden kunnen gaan? Zoals eerder opgemerkt: we hebben niet gestreefd naar dit lage aantal woorden. Het doel was
niet het gebruik van zo weinig mogelijk woorden, maar het gebruik van gewone, bekende woorden. Niet de omvang van de woordenschat stond centraal,
maar de aard van de woordenschat.
In dit verband is het interessant om in te gaan op de aard van frequentielijsten
en de woordenschat die iemand beheerst: een relatief kleine groep woorden
in een taal komt heel frequent voor, en een heel grote groep komt maar heel
weinig voor. De tweehonderd meest frequente woorden in corpora zijn vooral
functiewoorden (‘de’, ‘ik’, ‘van’, ‘niet’) en woorden die breed inzetbaar zijn
(‘kunnen’, ‘doen’, ‘hebben’). De volgende tweeduizend tot vijfduizend woorden komen in allerlei algemene en brede contexten voor. De duizenden woorden daarna zijn specifiekere woorden die veel minder frequent zijn, en meer
vakgericht. Met een woordenschat van tussen de tweeduizend en de vijfduizend woorden is de kans dus groot dat er een algemeen bekend vocabulaire is
gedekt. Onlangs is door T. Schoonheim en C. Tiberius een lijst met de vijfduizend frequentste woorden van het Nederlands gepubliceerd, verdeeld in vijf
categorieën: de kernwoordenschat, de frequentste woorden in fictie, in een
krantencorpus, in gesproken taal en op internet. De kernwoordenschat en de
frequentste woorden in alle vier de corpora bevatten samen zo’n drieduizend
woorden, wat in de buurt komt van het aantal van de BGT-woordenlijst.
Ter vergelijking: in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), waarin de hele breedte
van het Nederlands gebruikt is, zijn ruim 11.000 verschillende woorden (namen uitgezonderd) gebruikt.
Overigens, het ‘moeilijk’ of ‘makkelijk’ zijn van een woord wordt mede bepaald door de context: ondersteunt de omgeving van het woord de bedoelde
betekenis? Met die context is dan ook rekening gehouden bij het beoordelen
van de woorden en het aanleggen van de woordenlijst.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
31
Hierna volgen voorbeelden van keuzes die gemaakt zijn om de woordenschat
in de BGT zo eenvoudig mogelijk te houden.
Het gebruik van eenvoudige, frequente woorden
Vaak is er in de BGT gekozen voor een eenvoudiger woord dan in traditionele
vertalingen: een synoniem of bijna-synoniem (met een nuanceverschil ten
opzichte van de traditionele weergave).
NBV
Handelingen 9:10 In Damascus woonde een
leerling die Ananias heette.
In een visioen zei de Heer
tegen hem: ‘Ananias!’
BGT
In Damascus woonde
een gelovige die Ananias
heette. In een droom zei de
Heer tegen hem: ‘Ananias!’
In plaats van ‘visioen’ is gekozen voor het veel frequentere ‘droom’.
In het verhaal van Noach, Genesis 6:14 en volgende verzen, wordt in traditionele vertalingen het woord ‘ark’ gebruikt. Behalve in ‘woonark’ is ‘ark’ in
hedendaags Nederlands geen frequent woord. In de BGT is hier het woord
‘boot’ gebruikt.
Een laatste voorbeeld:
Exodus 1:11
NBV
BGT
… die de Israëlieten tot De Israëlieten werden gezware arbeid dwongen.
dwongen om heel hard te
werken.
Het zelfstandig naamwoord ‘arbeid’ is in de BGT getransformeerd naar een
werkwoord: ‘werken’. Deze werkwijze komt veelvuldig voor in de BGT. Bovendien: waar in de NBV gestreefd is naar variatie, worden in de BGT voor de
duidelijkheid liever woorden herhaald dan dat er gezocht is naar synoniemen.
Dat leidt direct al tot een beperktere woordenschat.
In de NBV wordt onder andere gesproken over Gods ‘toorn’ (‘laaiende toorn’,
‘de gesel van mijn toorn’, ‘brandende toorn’, ‘toorn die ontbrandt’), ‘razernij’,
‘woede’, ‘kwaadheid’, ‘boosheid’ enzovoort. In de BGT is God ‘woedend’,
‘(erg) kwaad’ of ‘(heel) boos’.
Niet voor alle woorden zijn synoniemen beschikbaar. Dat geldt bijvoorbeeld
voor veel planten, dieren, militaire rangen of speciale feesten. De vertalers
maakten dan gebruik van de volgende mogelijkheid:
32
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
In plaats van een minder frequente term wordt een eenvoudiger hyperoniem
gebruikt (algemene, generieke term).
NBV
1 Kronieken 11:14 Hij was met David in PasDammim toen de Filistijnen hun troepen daar voor
de strijd hadden samengetrokken bij een akker met
gerst.
BGT
Elazar was bij David in PasDammim, toen de Filistijnen zich daar op een akker
met graan verzameld hadden om te vechten.
Overigens wordt het woord ‘gerst’ wel een paar keer in de BGT gebruikt, zoals
in Jeremia 41:8: ‘We zullen jullie tarwe, gerst, olijfolie en honing geven.’ Naast
‘tarwe’ moet hier een specifieke graansoort genoemd worden.
In de Bijbel komen allerlei muziekinstrumenten voor. Bijvoorbeeld in Daniël 3:5.
Daniël 3:5
NBV
Zodra u de muziek hoort
van hoorn, panfluit, lier, luit,
citer, dubbelfluit en andere
instrumenten, valt u op uw
knieën neer en buigt u in
aanbidding voor het gouden
beeld dat koning Nebukadnessar heeft opgericht.
BGT
Als iemand muziek hoort
van fluiten, harpen en andere instrumenten, dan
moet hij knielen en buigen
voor het gouden beeld!
In de BGT komen naast ‘fluiten’ en ‘harpen’ ook ‘trommels’ en ‘trompetten’
voor, en wordt er verder gesproken over ‘andere instrumenten’. Een uitzondering is gemaakt voor de ‘koperen bekkens’ (NBV: ‘cimbalen’) die in 1 Kronieken 15:16 en 16:5 en Ezra 3:10 heel specifiek gebruikt worden en daar niet
door een generieke term vervangen kunnen worden.
Nog een laatste voorbeeld. In Jesaja 53:7 gebruikt de NBV ‘ooi’ (vrouwelijk
schaap): ‘Als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet
open.’ Dat het een vrouwelijk schaap is, doet hier niet echt ter zake. Omdat
‘ooi’ een weinig frequent woord is, vertaalt de BGT: ‘Hij was zo stil als een
schaap dat geslacht gaat worden.’
Een moeilijke term kan ook omschreven worden met behulp van eenvoudiger
woorden.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
33
Een mogelijkheid die de vertalers ter beschikking stond, was om een omschrijving te geven in plaats van het moeilijke woord. Daarbij gaat het vaak
om min of meer juridische termen of ingewikkelde concepten.
NBV
BGT
1 Koningen 24:14 Heel Jeruzalem werd in De inwoners van Jeruzalem
ballingschap weggevoerd.
werden als gevangenen naar
Babylonië gebracht.
Het woord ‘ballingschap’ is in de BGT niet gebruikt. Het is een infrequent
woord, blijkens de frequentiegegevens. Merk op dat hier gespecificeerd is met
‘naar Babylonië’: dat biedt de lezer extra informatie.
In Genesis 25:31 wordt in de NBV en in veel andere vertalingen het bijbelse
begrip ‘eerstgeboorterecht’ gebruikt. In de BGT is het omschreven als ‘het
belangrijkste deel van de erfenis’.
Een ander voorbeeld is het ‘losserschap’ van Boaz in het bijbelboek Ruth. In
de NBV staat in Ruth 2:20: ‘Hij is een naaste verwant van ons en kan daarom
zijn rechten als losser laten gelden.’ De BGT vertaalt hier met een omschrijving: ‘Hij is familie van ons. Volgens de wet moet hij voor ons zorgen, nu onze
mannen gestorven zijn.’
Het gebruik van minder frequente woorden onder voorwaarden
 Het systeem van de woordenlijst waarmee de vertalers werkten.
De kleuren in de eerste kolom geven aan of een woord in de Bijbel in Gewone
Taal wel (groen), liever niet (oranje) of niet (rood) gebruikt wordt. De tweede kolom geeft aan of een woord in het Basiswoordenboek Nederlands van De Kleijn en
Nieuwborg voorkomt.
Het vermijden van moeilijke woorden in de BGT was een doel, maar geen wet.
Soms was het minder bekende woord toch de enige juiste keuze. Vandaar de
regel: een woord dat in algemene taal minder bekend is, wordt gebruikt als het
niet vermeden kan worden, als er geen geschikt alternatief is.
Genesis 3:15
NBV
Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen
jouw nageslacht en het hare.
BGT
Jij en de vrouw zullen vijanden van elkaar zijn, en
jullie nakomelingen ook.
Foto: NBG/Sandra Haverman
Het in de NBV gebruikte ‘nageslacht’ heeft voor de BGT als nadeel dat het een
collectivum is. Voor de BGT is een pluralis makkelijker dan een enkelvoudswoord voor iets meervoudigs. ‘Nakomelingen’ is een laagfrequent woord. Het
alternatief is steeds voluit schrijven: ‘kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, enzovoort.’ Omdat het woord in de Bijbel zo vaak voorkomt, zou
dat de leesbaarheid niet ten goede komen.
34
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
35
In Openbaring 9:10 staat in de NBV: ‘Verder hadden ze een staart met een
angel, net als schorpioenen. Met die staart konden ze de mensen pijnigen,
vijf maanden lang.’ In de BGT is het (minder frequente) ‘schorpioen’ blijven
staan, omdat het steken met de staart essentieel is: ‘De sprinkhanen hadden
net zulke staarten als schorpioenen. Daarmee konden ze mensen steken en
pijn doen, vijf maanden lang.’
Het komt ook voor dat een moeilijk of minder gebruikelijk woord alleen in
een bepaalde context gebruikt wordt. Buiten die context wordt het eenvoudiger woord gebruikt.
Ester 5:1
Soms is er een tussenvorm mogelijk: een minder frequent woord wordt gebruikt, maar in de context min of meer uitgelegd.
Genesis 37:23
NBV
Deuteronomium 19:15 Eén enkel getuigenis dat
iemand een overtreding heeft begaan of een
misdrijf of wat dan ook,
is niet geldig. Een aanklacht krijgt pas rechtsgeldigheid op grond van
de verklaring van ten
minste twee getuigen.
BGT
Stel dat iemand een misdaad gepleegd heeft, en
één persoon heeft dat gezien. Er is dus maar één
getuige. In dat geval mag
de dader niet veroordeeld worden. Er moeten
minstens twee getuigen
zijn. Pas dan kun je naar
de rechter gaan.
In de BGT wordt hier eerst uitgelegd wat een getuige is (een persoon die het
gezien heeft), en daarna wordt het woord gebruikt, ook in de passage erna.
Iets vergelijkbaars is gebeurd in Genesis 8:6, waar in de BGT staat: ‘Hij liet
een vogel los, een raaf.’ Het minder bekende woord ‘raaf’ was wel nodig, maar
levert zo geen moeilijkheden op.
Soms wordt een moeilijker woord gebruikt als er in de brontekst verschillende
woorden staan, waardoor er behoefte is aan een variant. Als die wat moeilijker
is, blijkt de betekenis min of meer uitgelegd door de varianten. Een voorbeeld
is het minder frequente ‘bespotten’ in Jeremia 24:9: ‘En overal waar ik die Judeeërs heen jaag, zullen ze uitgelachen, bespot en beledigd worden. Hun naam
zal alleen nog als scheldwoord gebruikt worden.’
Zo is in Hosea 10:11 het woord ‘ploegen’ gebruikt, omdat daarna het (nog
minder gebruikelijke) woord ‘eggen’ is omschreven: ‘Een jonge, sterke koe die
op het land werkt, en die geleerd heeft om de boer te helpen. Een koe die goed
kan ploegen en de grond mooi vlak maakt.’ De context maakt hier de betekenis van ‘ploegen’ voldoende duidelijk.
36
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
NBV
Toen de derde dag aangebroken was, hulde Ester
zich in een koninklijk gewaad.
… trokken ze hem zijn
bovenkleed uit, dat mooie
veelkleurige gewaad, en
gooiden hem in de put.
BGT
Op de derde dag trok Ester
haar koninklijke mantel
aan.
Ze trokken zijn mooie gekleurde jas uit en ze gooiden hem in een put.
Het woord ‘mantel’ wordt in de BGT gebruikt voor het bovenkleed/gewaad
van een profeet, koning(in), Jezus of God. In alle andere gevallen wordt ‘jas’
(zoals in Genesis de jas van Jozef) gebruikt.
Op dezelfde manier wordt het woord ‘rechtvaardig’ (minder frequent) alleen
gebruikt in een juridische context. Zo luidt Psalm 99:4 in de BGT: ‘Hij zorgt
voor rechtvaardige wetten, / en voor eerlijke rechtspraak in Israël.’ Anders
staat er meestal ‘goed en eerlijk.’ Spreuken 14:34 luidt dan ook: ‘Een volk dat
goed en eerlijk leeft, krijgt respect,/ maar een slecht volk wordt niet geëerd.’
In de BGT is het (enigszins beladen) woord ‘eerbied’ alleen gebruikt als het
om eerbied voor God gaat. In alle andere gevallen wordt het woord ‘respect’
gebruikt.
Het omgaan met bijbelse termen
Een aantal traditionele bijbelse termen is vereenvoudigd en vernieuwd.
Matteüs 3:2
NBV
Kom tot inkeer, want het
koninkrijk van de hemel is
nabij!
BGT
Dit is het moment om je
leven te veranderen. Want
Gods nieuwe wereld is
dichtbij.
Traditionele bijbelse termen hebben het voordeel dat ze vertrouwd zijn. Maar er
zijn ook nadelen: ze zijn vaak moeilijk voor nieuwe bijbellezers, en voor trouwe
bijbellezers kunnen ze afgesleten zijn en weinig zeggingskracht meer hebben.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
37
In bovenstaand voorbeeld zou het woord ‘koninkrijk’ door lezers geografisch
opgevat kunnen worden.3 Bij de vertaling ‘Gods nieuwe wereld’ is dat risico
veel minder groot. Ook voor mensen die de oude term kennen, kan deze formulering weer als nieuw klinken.
In Numeri 35 wordt gesproken over ‘vrijplaatsen’ waarheen iemand kan
vluchten die een ander gedood heeft. ‘Vrijplaats’ is een niet-doorzichtige samenstelling, die allerlei misverstanden kan oproepen. Er is gekozen voor een
eenduidiger en toegankelijker term: ‘vluchtstad’.
Nog een voorbeeld. Het Griekse adelphoi werd van oudsher (Statenvertaling,
NBG-vertaling 1951) vertaald met ‘broeders’. In de NBV is dat geworden
‘broeders en zusters’ (tenzij expliciet mannen worden aangesproken). Voor de
BGT had gekozen kunnen worden voor het gewone ‘broers en zussen’, maar
dat is ongewoon voor een relatie zonder bloedverwantschap. Daarom is vertaald met: ‘(beste) vrienden’.
Andere voorbeelden van traditionele termen die in de BGT een nieuwe formulering hebben gekregen: ‘de ark (van het verbond)’ is in de BGT: ‘de heilige
kist’; ‘loven’ is in de BGT: ‘prijzen’, ‘danken’ of ‘zingen’ (afhankelijk van de
context). Ook het woord ‘evangelie’ is niet gebruikt. In plaats daarvan staat
in de BGT: ‘het goede nieuws’. En ‘het dodenrijk’ is in BGT-taal: ‘het land van
de dood’.
Een aantal bijbelse termen is wel gebruikt en wordt uitgelegd in een aparte
lijst.
Genesis 4:3
BGT
Op een keer nam Kaïn wat
graan, en dat gaf hij als offer
aan de Heer.
BGT-woordenlijst
Een offer is een geschenk aan
God dat op een altaar verbrand wordt. Er kunnen dieren geofferd worden, maar
ook graan, of iets anders van
de oogst. Sommige offers
moeten helemaal verbrand
worden, van andere offers
mag gegeten worden.
Sommige woorden of begrippen zijn zo verbonden met de bijbelse taal en
cultuur, dat het niet gewenst is om ze te vermijden of te omschrijven. Die
woorden zijn gebruikt, maar vallen buiten de ‘gewone taal’. Daarom zijn ze
opgenomen in een aparte woordenlijst in de BGT, met een korte toelichting.
38
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Het gaat om ruim zestig woorden als ‘dopen’, ‘hogepriester’, ‘profeet’, ‘Satan’
en ‘tempel’. Het religieus beladen woord ‘zonde’ is vaak vermeden, maar in
enkele gevallen toch gebruikt.
Het vermijden van idioom
In de BGT is zeer terughoudend omgegaan met idiomatische uitdrukkingen.
Idioom is met name moeilijk voor mensen voor wie het Nederlands de tweede
taal is. Maar ook voor autochtone Nederlanders vergt figuurlijk taalgebruik
een extra inspanning: er moet een keuze gemaakt worden tussen de letterlijke
en figuurlijke betekenis. Denk bijvoorbeeld aan uitdrukkingen als ‘ergens
achter komen’, ‘vrucht dragen’ en ‘uit naam van’. Er is altijd een vertaalslag
van de lezer nodig.
NBV
2 Koningen 11:5-6 5 Laat de eerste groep de
wacht betrekken bij het koninklijk paleis, 6 de tweede
in de Surpoort en de derde
in de poort achter het verblijf van de koninklijke
garde, zodat u het paleis
van alle kanten in de gaten
kunt houden.
BGT
5
De eerste groep moet
het paleis bewaken. 6 De
tweede groep moet de
Sur-poort bewaken. En de
derde groep moet de poort
achter de kazerne bewaken. Zo kunnen jullie precies zien wat er bij het paleis gebeurt.
Sommige uitdrukkingen zijn zo frequent en/of zo moeilijk te vervangen dat
ze wel in de BGT gebruikt zijn. Voorbeelden: ‘iemand in de steek laten’, ‘een
hekel hebben aan iemand’, ‘de moed verliezen’, ‘er is iets aan de hand’, ‘het
eens zijn met iemand’, ‘je mond houden’. In 2 Koningen 7:17 en 20 is de uitdrukking ‘onder de voet lopen’ blijven staan, omdat alle alternatieven slechter
en omslachtiger waren.
Woorden met een letterlijke én een figuurlijke betekenis zijn in de BGT vermeden, of alleen in de letterlijke betekenis gebruikt.
Johannes 18:26
BGT
Toen sprak een slaaf van de hogepriester Petrus aan.
‘Aanspreken’ in de betekenis ‘dat spreekt me niet aan’ is in de BGT niet gebruikt. Dat geldt ook voor de figuurlijke betekenissen van ‘aanpakken’, ‘dichtMe t Andere Wo orden [ 33] 3
39
klappen’, ‘treffen’ enzovoort. Er is van uitgegaan dat de letterlijke betekenis
van een woord het meest voorligt. Een figuurlijke betekenis is ook een vorm
van idioom.
Enkele dilemma’s, risico’s en oplossingen
Een risico bij het gebruik van eenvoudige termen is dat de tekst kinderachtig
wordt. Sommige woorden hebben dat sterker in zich dan andere. Daarom zijn
de vertalers terughoudend geweest in het gebruik van deze woorden. Voorbeelden van woorden die een tekst kinderachtig kunnen maken zijn ‘deftig’,
‘gemeen’, ‘stoer’. Zo stond bijvoorbeeld in een eerdere versie van 1 Timoteüs
2:9: ‘Ik wil niet dat ze de aandacht trekken met deftige kleren, goud, parels of
mooi gevlochten haren.’ In de uiteindelijke versie is ‘deftige kleren’ ‘dure kleren’ geworden. Een ander voorbeeld: in 1 Samuel 1:6 stond in eerste instantie:
‘Peninna had er plezier in om Hanna te pesten.’ Omdat ‘pesten’ toch meer in
de kindersfeer ligt, is dat gewijzigd in: ‘Peninna had er plezier in om Hanna
te vernederen.’
Noten
1
Zie bijvoorbeeld R.L. Kraf & H.L.W. Pander Maat, ‘Leesbaarheidsonderzoek: oude problemen,
nieuwe kansen’ in: Tijdschrift voor Taalbeheersing 31/2 (juli 2009), 102.
2
Het Corpus Gesproken Nederlands is een databank van hedendaags Nederlands dat door volwassenen in Nederland en Vlaanderen gesproken wordt. De data zijn in opdracht van de Nederlandse en Vlaamse regering en het NWO verzameld tussen 1998 en 2004. Het 5 Miljoen
Woorden Corpus bestaat uit een verzameling teksten van o.a. boeken, tijdschriften, kranten en
tv-nieuwsuitzendingen die dateren uit de periode 1970-1994.
3
Zie voor dit en andere voorbeelden ook M.J. de Jong, ‘Het echte geluk is voor mensen die weten
dat ze God nodig hebben. Want voor hen is Gods nieuwe wereld’ in: Met Andere Woorden 30/1
(maart 2011), 2-13.
4
Zie hiervoor A.M. Bol-Drieenhuizen, ‘Eufemismen in de Bijbel in Gewone Taal’ in: Met Andere
Woorden 33/1 (maart 2014), 22-34.
Geraadpleegde literatuur
P. de Kleijn & E. Nieuwborg, Basiswoordenboek Nederlands, Groningen 1996 (zevende druk 2001).
H.I. Hacquebord, ‘De leesvaardigheid van vmbo-leerlingen’ in: D.H. Schram (ed.), Lezen in het vmbo;
Een risico bij het omschrijven van laagfrequente woorden is dat de tekst omslachtig wordt. En dat er veel ‘kleine woordjes’ gebruikt worden: functiewoorden, modale woorden en dergelijke, die toch ook enige leesvaardigheid vereisen. Dat kon een reden zijn om een woord toch toe te staan. Voorbeelden van
zulke woorden: ‘godenbeeld’ (‘beeld van een god’), ‘afschaffen’ (‘zorgen dat
het ophoudt’), ‘ravijn’ (‘steile rand van een berg’), ‘fundament’ (‘onderlaag/
basis waarop … gebouwd is’).
onderzoek – interventie - praktijk, Amsterdam 2007, 55-76.
C. Jansen & N. Boersma, ‘Meten is weten? Over de waarde van de leesbaarheidsvoorspellingen van
drie geautomatiseerde Nederlandse meetinstrumenten’ in: Tijdschrift voor Taalbeheersing 35/1 (mei
2013), 47-62.
Kennisbank Begrijpelijke Taal: website www.kennisbank-begrijpelijketaal.nl.
R.L. Kraf, L.R. Lentz & H.L.W. Pander Maat, ‘Drie Nederlandse instrumenten voor het automatisch
voorspellen van begrijpelijkheid - Een klein consumentenonderzoek’ in: Tijdschrift voor Taalbeheersing 33/3 (december 2011), 249-265.
Een bijzondere uitdaging voor de vertalers was de keuze voor termen die met
menselijke behoeften te maken hebben: ‘poep(en)’, ‘zijn behoefte doen’, ‘billen’, ‘vrijen’, ‘naar bed gaan/slapen met’, ‘seks hebben met’.4
T. Schoonheim & C. Tiberius, A frequency dictionary of Dutch. Core vocabulary for learners, Londen/
New York 2014.
Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal, Utrecht/Antwerpen 2003.
M. Verhallen & S. Verhallen, Woorden leren, woorden onderwijzen, Hoevelaken 1994.
En last but not least: een risico bij vereenvoudiging is het verlies van nuances. In de BGT kan zeker sprake zijn van nuanceverlies. Een voorbeeld is
het al genoemde ‘visioen’ in de NBV en andere vertalingen, waarvoor in de
BGT ‘droom’ gebruikt is. ‘Droom’ betekent in het Nederlands ‘voorstelling
die men krijgt gedurende de slaap’. Een ‘visioen’ kan plaatsvinden tijdens de
slaap, maar ook in extase of in trance. Maar tegenover dit verlies van nuances
staat de grote winst van een tekst die toegankelijk is voor meer mensen, en
waarbij mensen sneller kunnen komen tot de kern van de tekst of het verhaal.
Dat is de kracht van een Bijbel in gewone taal.
40
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Drs. M.E. Verburg en drs. C. Verheul zijn beiden als neerlandicus verbonden aan het Nederlands Bijbelgenootschap.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
41
‘Want in de heilige boeken staat …’
Uitgangspunten voor de vertaling van citaten in de Bijbel
in Gewone Taal
Rieuwerd Buitenwerf en Mirjam van der Vorm-Croughs
 Meeleesgroep Bijbel in Gewone Taal in Haarlem-Schalkwijk o.l.v. Marian VennikJoossen, pastoraal werkster.
Foto: NBG/Sandra Haverman
Voor de auteurs van het Nieuwe Testament was de Bijbel – dat gedeelte
dat wij nu kennen als het Oude Testament – een belangrijk en gezaghebbend boek, waar ze graag uit citeerden. In totaal komen er in het
Nieuwe Testament meer dan 1200 citaten voor die aan het Oude Testament zijn ontleend.1 Die citaten stemmen in de meeste gevallen niet
letterlijk overeen met de tekst zoals die ons uit het Oude Testament bekend is. De auteurs van het Nieuwe Testament maakten in de meeste
gevallen namelijk gebruik van Griekse vertalingen, en niet van de Hebreeuwse brontekst van het Oude Testament. En die vertalingen weken
op veel punten (soms subtiel, maar soms ook vrij rigoureus) af van de
Hebreeuwse versie.
Bij de totstandkoming van de Bijbel in Gewone Taal was het vertalen
van oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament een uitdaging.
Enerzijds was het doel om een citaat zo herkenbaar mogelijk te maken,
en om de teksten uit het Oude en Nieuwe Testament daarom goed op
elkaar af te stemmen – althans, voor zover de beide, vaak dus verschillende, bronteksten dat toelieten. Anderzijds was het essentieel dat de
functie van het citaat in zijn eigen nieuwtestamentische context begrijpelijk en duidelijk was. Twee belangen die niet altijd makkelijk met elkaar te verenigen waren.
Bronnen van citaten
Moderne vertalingen van het Oude Testament zijn over het algemeen gebaseerd op de Hebreeuwse masoretische tekst. Dat geldt ook voor de Bijbel in
Gewone Taal (BGT). Maar de nieuwtestamentische schrijvers gebruikten (in
de meeste gevallen) Griekse versies van het Oude Testament. De Hebreeuwse
Bijbel werd in de Grieks-Romeinse periode waarschijnlijk niet zo veel meer
gelezen. Veel Joden (met name in de diaspora) hadden in deze periode namelijk weinig tot geen kennis meer van het Hebreeuws.2 Zij maakten gebruik
42
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
43
van vertalingen van de Bijbel. Oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament zijn daarom maar zelden terug te voeren op de Hebreeuwse Bijbel. Veel
vaker gaan ze terug op Griekse versies van de Hebreeuwse Bijbel.
De belangrijkste ons nog bekende Griekse versie van het Oude Testament is
de Septuaginta, waarvan de oudste delen waarschijnlijk uit de derde eeuw
voor Christus stammen. Maar helaas is het niet zo dat de Septuaginta volstaat als citatenbron voor het Nieuwe Testament. Er wordt momenteel veel
studie gedaan naar de Septuaginta, en daaruit is duidelijk geworden dat er
verschillende versies van die vertaling hebben bestaan. Er zijn correctierondes
geweest waarbij bijvoorbeeld vrije vertalingen letterlijker zijn gemaakt. We
moeten dus rekening houden met verschillende versies van de Septuaginta,
die vaak slechts ten dele of in het geheel niet zijn overgeleverd. Ook zijn er andere Griekse vertalingen gemaakt van de Hebreeuwse bijbelboeken. Dit probleem heeft natuurlijk vooral betrekking op het vaststellen van de bron van de
citaten en de afstemming ervan, niet zozeer op de vertaling zelf: het precieze
te vertalen citaat staat immers gewoon in de nieuwtestamentische boeken.
Er zijn grofweg vier typen citaten te vinden in het Nieuwe Testament:
1citaten waaraan een Hebreeuwse tekst ten grondslag ligt (zoals gezegd zijn
dit er zeer weinig);
2citaten waaraan een Griekse tekst ten grondslag ligt (waarbij dus met verschillende Griekse vertalingen rekening gehouden moet worden);
3citaten uit een Griekse bron die door de auteurs aangepast zijn;
4teksten die de auteur uit het hoofd citeert: als citaten afwijken van hun
oudtestamentische bron in zowel de Hebreeuwse als ook de Griekse (Septuaginta) versie, zouden deze verschillen ontstaan kunnen zijn doordat de
auteur het citaat uit zijn hoofd citeerde, en niet uit een bestaande vertaling.
Bij dit alles moeten we ook nog betrekken dat schrijvers van nieuwtestamentische boeken vaak verzamelaars waren – met andere woorden: verhalen werden uit de traditie overgenomen, inclusief citaten, waarbij allerlei verbasteringen konden ontstaan. In het Nieuwe Testament treedt dit verschijnsel in elk
geval op bij de evangeliën, die van elkaar afhankelijk zijn.
Deze informatie maakt duidelijk hoe ingewikkeld het is om in een vertaling
te bepalen in hoeverre een tekst die door een schrijver als citaat wordt beschouwd, of die wij herkennen als citaat, zou moeten worden afgestemd op de
corresponderende plaats in de vertaling van het Oude Testament, en op welke
wijze dat dient te gebeuren.3
44
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
De functie van citaten in het Nieuwe Testament
Als we de functie van citaten in het Nieuwe Testament willen vaststellen,
moeten we allereerst bedenken dat de vroegchristelijke perceptie van het
Oude Testament compleet verschilde van de onze. Net als veel contemporaine
joden lazen de eerste (joodse) christenen de boeken van het Oude Testament
vooral als een verzameling goddelijke orakelspreuken die op de juiste manier
uitgelegd (of: toegepast) moesten worden. Slechts in een enkel geval speelt de
narratieve context een rol, en zelfs dan wordt het oudtestamentische verhaal
vaak opgevat als een voorafspiegeling van iets uit het heden van de auteur,
of als een duidelijke waarschuwing. Een voorbeeld hiervan is de allegorische
uitleg van de Sara- en Hagargeschiedenis in Galaten 4.
De heilige boeken werden dus vaak bestudeerd vanwege de toepasbaarheid
ervan in het heden van de auteur. Vandaar dat het in de rede ligt om citaten
met die achtergrond in principe zo te vertalen dat de nieuwtestamentische
context (dus de toepassing van het citaat in de tekst) bepalend is. Soms borduurt een auteur bijvoorbeeld voort op één element uit een citaat, een element
dat wij vaak niet de hoofdzaak van de ‘gevende’ tekst vinden. Een voorbeeld
is de hieronder beschreven toepassing van Jesaja 7:14 in Matteüs 1:22-23. Dat
element uit de bron moet dan duidelijk in de vertaling van het citaat te zien
zijn, ook al is het niet in de vertaling van de oudtestamentische passage te
vinden. De oudtestamentische teksten werden door de auteurs immers als het
ware gelezen vanuit de toepassing.
Er zijn ook citaten waarin de passages uit het Oude Testament vanwege hun
wetskarakter worden geciteerd (bijvoorbeeld het liefdesgebod of de regels rond
echtscheiding). Ook dan is de christelijke context waarin het citaat gebruikt
wordt leidend, maar vaak is het verschil met de oudtestamentische context in
zulke gevallen minder groot dan in de hierboven genoemde gevallen.
Uitgangspunten voor de vertaling van citaten in de BGT
De vertalers van de BGT hebben gestreefd naar wederzijdse afstemming tussen het Oude en Nieuwe Testament. Die afstemming is behulpzaam voor de
lezers (die bovenstaande achtergrondinformatie niet kennen), en een weloverwogen afstemming maakt de vertaling kwalitatief sterker. Soms betekende dit
dat de vertaling van de nieuwtestamentische passage werd aangepast aan het
Oude Testament, soms dat de vertaling van de oudtestamentische tekst werd
aangepast aan het Nieuwe Testament, binnen de grenzen die hieronder worden beschreven:
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
45
•Afstemming is slechts ten dele mogelijk – de Griekse tekst van het citaat in
het Nieuwe Testament is immers nooit identiek aan de Hebreeuwse tekst
van de corresponderende passage in het Oude Testament, en ook de functie verschilt meestal.
•De BGT is een contextuele vertaling. Dat houdt in dat de functie van een
passage voor een groot deel de weergave in het Nederlands bepaalt. De
nieuwtestamentische context is niet doorslaggevend voor de vertaling van
een tekst in het Oude Testament, en de oudtestamentische context is niet
bepalend voor de vertaling van een citaat in het Nieuwe Testament.
Er volgt nu een aantal voorbeelden. Steeds wordt besproken in hoeverre de
functie van het citaat in het Nieuwe Testament in de beide contexten afstemming in de weg kan staan.
Voorbeeld 1: Matteüs 1:22-23 – ‘maagd’ of ‘jonge vrouw’
Vaak hebben citaten in het Nieuwe Testament de functie van een voorspelling die in vervulling gaat (‘wat je hier leest was al voorzegd’). Soms gaan
deze citaten vergezeld van een vervullingsformule. Een bekend voorbeeld is
het citaat van Jesaja 7:14 in Matteüs 1:22-23, waarmee Matteüs laat zien dat
al voorspeld was dat Maria zonder tussenkomst van een man zwanger zou
worden. Van deze twee passages, en van de volgende besproken voorbeelden,
staan hieronder de volgende vertalingen: voor de oudtestamentische tekst een
letterlijke vertaling vanuit het Hebreeuws (OT), een letterlijke vertaling van
de Septuaginta (LXX), en de BGT; voor de nieuwtestamentische tekst een letterlijke vertaling vanuit het Grieks (NT), en de BGT. Het gedeelte van de tekst
dat centraal staat in de bespreking, is schuingedrukt.
Jesaja 7:14
Matteüs 1:22-23
22
OT/NT Daarom zal de Heer zelf aan jul- Dit alles is gebeurd, opdat verlie een teken geven: Zie, de jonge vuld zou worden wat de Heer
vrouw (‘alma) zal zwanger wor- door de profeet gesproken heeft,
den en een zoon baren; en zij zal toen hij zei:
hem de naam Immanuël geven.
23
Zie, de maagd (parthenos) zal
zwanger worden en een zoon baren, en ze zullen hem de naam
Emmanuel geven.
Dat betekent: God met ons.
46
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
LXX
BGT
Jesaja 7:14
Daarom zal de Heer zelf aan
jullie een teken geven: Zie, de
maagd zal zwanger worden en
een zoon baren; en jij zult hem
de naam Emmanuel geven.
De Heer zelf zal u een teken geven. Een jonge vrouw zal zwanger worden en ze zal een zoon
krijgen. Ze zal haar kind Immanuel noemen.
Matteüs 1:22-23
Dat moest allemaal zo gebeuren, want in het boek van de profeet Jesaja staan deze woorden
van God: 23 «Een jonge vrouw die
nog maagd is, zal zwanger worden. Ze zal een zoon krijgen, en
hij zal Immanuel genoemd worden.» De naam Immanuel betekent: God is bij ons.
22
Het citaat in Matteüs verschilt van de tekst in Jesaja in de slotregel: het enkelvoudige vrouwelijke onderwerp in Jesaja (‘ze zal noemen’) is in de Griekse
versie een meervoudig onderwerp met onpersoonlijke betekenis (‘ze zullen
noemen’). Dat verschil wordt zichtbaar in alle bijbelvertalingen. In de BGT
is ervoor gekozen om in Matteüs een passieve constructie (‘hij zal genoemd
worden’) te gebruiken ter verwoording van het onpersoonlijke meervoud.
Een belangrijker verschil tussen de twee passages in de BGT wordt bepaald
door de contexten van Jesaja 7:14 en Matteüs 1:22-23, en hangt samen met
de behandeling van ‘alma in het Hebreeuws en parthenos in het Grieks. In
beide gevallen kan het gaan om een ‘jonge vrouw’ of een ‘maagd’. Dat laatste aspect speelt in de context van Jesaja geen enkele rol, in Matteüs 1 juist
wel. In de BGT van Matteüs 1 is aan de ene kant rekening gehouden met de
context, maar is aan de andere kant ook gezocht naar afstemming op Jesaja
7:14. Dit is gedaan door middel van een ‘dubbelvertaling’: in ‘een jonge vrouw
die nog maagd is’ reflecteert ‘een jonge vrouw’ de tekst uit Jesaja, terwijl ‘die
nog maagd is’ de specifieke functie weergeeft van parthenos in de context van
Matteüs 1:22-23. Hierbij speelt mee dat het woord ‘maagd’ in de BGT niet
geïsoleerd gebruikt wordt, maar alleen in de combinatie ‘nog maagd zijn’ en
‘geen maagd meer zijn’.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
47
Voorbeeld 2: Handelingen 1:20 – ‘verwoest’ of ‘verlaten’
Psalm 69:26
Handelingen 1:20
OT/NT Laat hun kamp verwoest/verla- Want er is geschreven in het
ten (nesjama) worden, laat er in boek van de Psalmen:
hun tent geen inwoner zijn.
Laat zijn verblijfplaats een woestenij/verlaten plek (erêmos) worden, en laat er geen bewoner in
haar zijn.
LXX
Laat hun verblijfplaats verwoest/
verlaten worden, en laat er in
hun tenten geen bewoner zijn.
BGT
Verwoest hun huizen, laat er nie- Petrus zei verder: ‘Het moest
mand meer wonen!
wel zo aflopen met Judas. Dat
staat al in de heilige boeken. In
het boek Psalmen zegt David:
«Laat zijn huis leeg zijn, laat er
niemand meer wonen.»
In de Hebreeuwse tekst van Psalm 69:26 wordt in de eerste zin het woord nesjama, gebruikt, afkomstig van het werkwoord sjamam. Dat werkwoord kan
zowel ‘verwoest zijn’ als ook ‘verlaten zijn’ betekenen. In de BGT-vertaling van
deze psalm is gekozen voor een vertaling met ‘verwoesten’ omdat dit beter in
de context past. De Septuaginta vertaalt in deze zin met een werkwoord dat
eveneens zowel ‘verlaten zijn’ als ‘verwoest zijn’ kan betekenen (erêmoömai).
Het citaat van Psalm 69:26 in Handelingen 1:20 is een aangepaste versie van
de Septuaginta-tekst. Waarschijnlijk heeft de auteur het citaat aangepast om
beter te laten zien waarom het in de context van de dood van Judas genoemd
moet worden. Hij heeft een enkelvoud gebruikt in plaats van een meervoud
om het vers op alleen Judas te kunnen toepassen. Het woord dat zowel op
verwoesting als op verlatenheid kan duiden, heeft hij waarschijnlijk geïnterpreteerd in de betekenis van verlatenheid: het verlaten of leeg zijn van het
huis is een toepasselijk beeld voor de dood van Judas. Om diezelfde reden is
in de BGT-vertaling van deze zin gekozen voor een vertaling met ‘zijn huis is
leeg’ (in plaats van ‘zijn huis is verwoest’). Het citaat in het Nieuwe Testament
wijkt in de BGT dus af van het Oude Testament ter wille van de functie en de
betekenis van de woorden in beide contexten.
In de BGT van zowel Handelingen 1:20 als Psalm 69:26 is vertaald met ‘laat
er niemand meer wonen’. In een eerdere versie van de BGT luidde deze zin in
de psalm: ‘jaag ze allemaal weg!’, maar in een latere versie is de formulering
aangepast aan Handelingen 1.
Voorbeeld 3: Galaten 3:16 – ‘nakomeling(en)’
Paulus maakt in zijn betoog in Galaten 3 een zijsprong naar aanleiding van
een enkelvoudig woord, sperma, dat in Genesis 12:7 staat. In de Hebreeuwse
tekst van Genesis 12:7 zien we hier het woordje zèraʿ. Dat betekent in de eerste
plaats ‘zaad’, en in de tweede plaats (zoals in Genesis 12:7) in overdrachtelijke
zin ‘nageslacht’. In die laatste betekenis is het een collectivum: een enkelvoud
met de betekenis van een meervoud. Het corresponderende Griekse woord
sperma kan eveneens zowel ‘zaad’ als ‘nageslacht’ betekenen. Daarnaast komt
het in het Grieks ook af en toe voor met een enkelvoudige betekenis, betrekking hebbend op een individu, dus in de zin van een ‘nakomeling’.4 Op die
laatste mogelijkheid borduurt Paulus voort in Galaten 3:16.
In de BGT is het vanwege het contextueel vertalen onmogelijk deze teksten
op elkaar af te stemmen; het resultaat is dat Galaten 3:16 iets beweert dat
juist niet klopt met het OT – overigens net als in de Groot Nieuws Bijbel en De
Nieuwe Bijbelvertaling (NBV).
Genesis 12:7
OT/NT En de HEER verscheen aan
Abram, en hij zei: ‘Aan jouw
zaad/nageslacht (zèraʿ) zal ik dit
land geven.’
LXX
Galaten 3:16
Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad/
nakomeling (sperma). Hij zegt
niet: ‘en aan zijn zaden/nakomelingen’, in het meervoud, maar
in het enkelvoud: en aan jouw
zaad/nakomeling, dat wil zeggen: aan Christus.
En de Heer verscheen aan
Abram en zei tegen hem: ‘Aan
jouw zaad/nageslacht (sperma)
zal ik dit land geven.’
Bij de tweede zin van het citaat in Handelingen was afstemming wel mogelijk.
48
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
49
BGT
Genesis 12:7
Daar zag Abram de Heer. De
Heer zei: ‘Ik zal dit land aan
jouw nakomelingen geven.’
Galaten 3:16
Ook Gods belofte aan Abraham
en zijn nakomeling is voor altijd geldig. Er staat in de heilige
boeken trouwens ‘nakomeling’
en niet ‘nakomelingen’. Het gaat
namelijk maar om één nakomeling, en dat is Christus.
Voorbeeld 4: Hebreeën 1:5 – de kwestie ‘zoon/Zoon’
Er zijn ten minste drie citaten uit het Oude Testament die door de nieuwtestamentische auteurs gelezen worden als uitspraken van God over zijn Zoon, namelijk Hosea 11:1 (geciteerd in Matteüs 2:15), Psalm 2:7 (geciteerd in Handelingen 13:33 en Hebreeën 1:5 en 5:5) en 2 Samuel 7:14 (geciteerd in Hebreeën
1:5). In Hosea 11:1 is duidelijk dat ‘Gods zoon’ het volk Israël is: ‘Toen Israël
nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen’
(NBV). In Psalm 2:6-7 is ‘Gods zoon’ een aanduiding voor de koning: ‘Ikzelf
heb mijn koning gezalfd op de Sion, mijn heilige berg (...) Jij bent mijn zoon,
ik heb je vandaag verwekt’ (NBV).
In het BGT-project is afgesproken om ‘Zoon van God’ met hoofdletters te
schrijven als het een titel voor Jezus is (oftewel, een aanduiding van de messias). In de oudtestamentische context van Hosea 11:1 en Psalm 2:7 is er dus
geen reden om ‘zoon’ met een hoofdletter te schrijven. Maar als het gaat om
de citaten van deze teksten in het Nieuwe Testament, is dat een ander verhaal.
In Matteüs 2:15 wordt Hosea geciteerd om te laten zien dat Jezus, Gods Zoon,
uit Egypte zou komen. Het wordt duidelijk gemaakt dat het God is die spreekt
(via de profeet). God heeft gezegd: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’, en
dat is nu in vervulling gegaan. De oudtestamentische context speelt hier geen
enkele rol – de spreuk is gebruikt als een losstaand orakel dat nu in vervulling
gaat. Vanuit de functionele benadering in de BGT is het daarom terecht om in
het orakel ‘Zoon’ te schrijven in plaats van ‘zoon’, aangezien het niet om een
zoon van God gaat, maar om de messias, Jezus, de Zoon van God.
Eenzelfde redenering geldt voor de citaten uit Psalm 2:7 in Handelingen 13:33
en Hebreeën 1:5 en 5:5. In Handelingen 13:33 wordt gesuggereerd dat God
spreekt, in Hebreeën 1:5 en 5:5 wordt God expliciet als spreker genoemd. In
Hebreeën 5:5 staat zelfs als introductie ‘degene die tegen hem zei’, alsof de
uitspraak uit de psalm direct tot Jezus gericht was. Ook in deze teksten wordt
‘Zoon’ in de BGT daarom met een hoofdletter geschreven, conform de afspraak rond ‘Zoon van God’ als titel. Het gebruik van deze citaten is goed
50
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
vergelijkbaar met de uitspraak van God bij Jezus’ doop in Matteüs 3:17 (en
parallellen): ‘En Gods stem klonk uit de hemel: “Hij alleen is mijn Zoon. Mijn
liefde voor hem is groot.”’ Er valt zelfs veel voor te zeggen dat ook deze uitspraak teruggaat op Psalm 2:7.
Psalm 2:7
Hebreeën 1:5
OT/NT Hij zei tegen mij: Mijn zoon ben Want tot wie van de engelen
jij. Ik heb jou vandaag verwekt. heeft hij ooit gezegd: Mijn zoon
ben jij; ik heb jou vandaag verwekt?
LXX
De Heer zei tegen mij: Mijn zoon
ben jij, ik heb jou vandaag verwekt.
Dit heeft de Heer tegen de ko- Alleen tegen hem heeft God
BGT
ning gezegd: ‘Vanaf vandaag ben gezegd: «Vanaf vandaag ben jij
jij mijn zoon, vanaf vandaag ben mijn Zoon, vanaf vandaag ben
ik jouw vader.’
ik jouw Vader.» (…) Die dingen
heeft hij nooit tegen een engel
gezegd.
Conclusie
Samenvattend kunnen we concluderen dat in de BGT, net als in andere moderne bijbelvertalingen, oudtestamentische citaten in het Nieuwe Testament
doorgaans zijn afgestemd op de corresponderende passages in het Oude Testament. Dit geldt zolang de beide bronteksten (de Hebreeuwse tekst van het
Oude Testament en de Griekse tekst van het Nieuwe Testament) die afstemming toelaten. Wanneer de bronteksten inhoudelijk van elkaar verschillen,
zijn die punten van verschil meestal ook in de vertalingen terug te zien. Toch
blijkt dat er in de BGT in bepaalde gevallen minder afstemming tussen nieuwtestamentische citaten en de oudtestamentische parallellen mogelijk is dan in
andere vertalingen, zoals geïllustreerd wordt door bovenstaande voorbeelden.
Dit is een consequentie van het BGT-vertaalprincipe dat de functie van een
tekst in zijn eigen context bij de vertaling zwaarder weegt dan de afstemming
ervan op een parallel. Men zou dit kunnen zien als een punt van verlies in de
BGT. Aan de andere kant brengt hetzelfde vertaalprincipe met zich mee dat
het in de BGT vaak duidelijker wordt waarom een auteur in het Nieuwe Testament een citaat gebruikt – het citaat wordt immers op zo’n manier vertaald
dat de functie ervan duidelijk is. En dat kan gezien worden als een punt van
winst.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
51
Noten
1
K. Grobel, ‘Quotations’ in: G.A. Buttrick e.a., The Interpreter’s Dictionary of the Bible 3, Nashville
1993, 977.
2
In Judea had men in deze periode waarschijnlijk nog wel kennis van het Hebreeuws. Volgens de
meeste wetenschappers bleef het Hebreeuws daar als gesproken taal bestaan tot in ieder geval 200 na Christus. Aan het begin van de twintigste eeuw was de overheersende opinie onder
bijbelwetenschappers nog dat het Hebreeuws in de Romeinse periode een uitgestorven taal
was. Een van de weinigen die de opvatting verdedigde dat de taal in die tijd in Judea nog steeds
gesproken werd, was M.H. Segal (zie M.H. Segal, A Grammar of Mishnaic Hebrew, Oxford 1927,
5-20). Hij werd gevolgd door onder andere Jehoshua M. Grintz (‘Hebrew as the Spoken and Written Language in the Last Days of the Second Temple,’ in: JBL 79 [1960]: 32-47; zie ook Miguel Pérez Fernández, An Introductory Grammar of Rabbinic Hebrew [trans. John Elwolde], Leiden 1997,
2-4). Dit standpunt werd in de loop van de twintigste eeuw bevestigd door de vondst van vele
Dode Zeerollen die zijn opgesteld in het Hebreeuws en dateren uit de Romeinse periode.
3
Deze achtergrondinformatie is grotendeels afkomstig uit: Rieuwerd Buitenwerf, ‘Het Oude Testament in het Nieuwe. Het vertalen van citaten in het Nieuwe Testament’ in: Klaas Spronk e.a.,
De Bijbel vertaald. De kunst van het kiezen bij het vertalen van de bijbelse geschriften, Zoetermeer
2007.
4
Bijv. Pindar, Olympian Odes, 9.61.
Dr. R. Buitenwerf is algemeen directeur van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Dr. M. van der Vorm-Croughs is als oudtestamenticus werkzaam bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
‘Rechtvaardiging’ in gewone taal
De weergave van dikaiosunê en dikaioun in de Bijbel in
Gewone Taal
Matthijs de Jong
In alle gangbare Nederlandse bijbelvertalingen worden de woorden ‘gerechtigheid’ en ‘rechtvaardigheid’ gebruikt. De Bijbel in Gewone Taal
kiest voor andere bewoordingen om de achterliggende bijbelse begrippen te vertalen. Dit artikel laat zien welke overwegingen daarbij een rol
spelen, en hoe met name de rechtvaardigingsterminologie bij Paulus in
gewone taal wordt weergegeven. Het vers dat in de bespreking centraal
staat is Romeinen 1:17.
Dit artikel illustreert hoe de Bijbel in Gewone Taal te werk gaat bij het
zoeken naar nieuwe bewoordingen voor de traditionele, bijbelse termen.1
‘Gerechtigheid vervullen’
Eerdere bijbelvertalingen kiezen ervoor om de Griekse term dikaiosunê in veel
gevallen weer te geven met de term ‘gerechtigheid’. Dat leidt soms tot teksten
die voor de gemiddelde lezer wat raadselachtig klinken. Neem Matteüs 3:1415 in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), de Herziene Statenvertaling (HSV) en
de Willibrordvertaling 1995 (WV 1995):
Matteüs 3:14-15
52
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
NBV
HSV
WV 1995
Maar Johannes
probeerde hem
tegen te houden
met de woorden:
‘Ik zou door u
gedoopt moeten
worden, en dan
komt u naar mij?’
Maar Johannes
wilde Hem hiervan weerhouden
en zei: Ik heb het
nodig door U gedoopt te worden,
en komt U naar
mij?
Johannes probeerde Hem tegen
te houden. Hij
zei: ‘Ik zou door
U gedoopt moeten worden, en U
komt naar mij?’
14
14
14
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
53
Matteüs 3:14-15
NBV
HSV
WV 1995
Jezus antwoordde: ‘Laat het nu
maar gebeuren,
want het is goed
dat we op deze
manier Gods gerechtigheid vervullen.’
Toen
stemde Johannes
ermee in.
15
Maar Jezus antwoordde hem en
zei: Laat het nu
gebeuren, want
op deze wijze past
het ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet
hij het Hem toe.
15
15
Jezus gaf hem
ten
antwoord:
‘Laat nu maar,
want zo behoren
wij de gerechtigheid volledig te
vervullen.’ Toen
liet hij Hem begaan.
Johannes de Doper wil Jezus aanvankelijk niet dopen. Pas na aansporing van
Jezus doet hij het toch. Om Johannes te overtuigen spreekt Jezus over het ‘vervullen van alle gerechtigheid’ (plêrôsai pasan dikaiosunên). Dat klinkt bijbels,
maar wat betekent het? De meeste Nederlandse vertalingen handhaven de
frase ‘gerechtigheid vervullen’. De actieve vorm van plêroô (‘vullen’, ‘vervullen’, ‘volbrengen’) met als object dikaiosunê (‘gerechtigheid’) komt in de Bijbel
alleen hier voor. Deze vorm van plêroô kan ‘volbrengen’ betekenen, en is dan
min of meer synoniem met ‘doen’. Het ‘doen van gerechtigheid’ komt in de
Bijbel veel vaker voor. Het betekent soms ‘rechtvaardig leven’ (bijvoorbeeld in
Jesaja 58:2), maar hier, met pasan, gaat het om het ‘doen van alle gerechtigheid’ in de betekenis ‘alles doen wat God van ons vraagt’. Jezus houdt Johannes voor dat hij alles moet doen wat God van hem vraagt, en dat dat in dit
geval betekent dat hij Jezus moet dopen.
Ook elders in Matteüs heeft de term dikaiosunê de betekenis ‘datgene wat God
van ons vraagt’; het gaat om het doen van alles wat God wil.2
 Vertaalteam van de Bijbel in Gewone Taal op een seminar in Bergen aan Zee,
2009; v.l.n.r. A.D. ter Brugge, A. Stolk, P.J. Booij, A.M. Bol-Drieenhuizen, M.E. Verburg, P.A.F. Wolthuis-Flik, A. de Jong-van der Zee, C. Verheul, R. Buitenwerf, M.J. de
Jong, H. Sysling, J. van Dorp, R.E. Smit.
De Groot Nieuws Bijbel (GNB) kiest ervoor om in sommige gevallen duidelijkheid te scheppen, terwijl in andere gevallen de traditionele term wordt gevolgd. De Bijbel in Gewone Taal (BGT) gaat een stap verder, en kiest in alle
gevallen voor toegankelijke bewoordingen:
Foto: NBG/Sandra Haverman
54
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
55
Matteüs 3:14-15
GNB
14
Maar Johannes probeerde hem te weerhouden: ‘Ik
zou door u gedoopt moeten worden, en u komt naar
mij?’ 15 ‘Laat me begaan,’
antwoordde Jezus, ‘want we
moeten alles doen wat God
van ons wil.’
Matteüs 5:6
Gelukkig zij die hongeren
en dorsten naar gerechtigheid: God zal hen verzadigen.
Matteüs 5:10
Gelukkig zij die vervolgd
worden omdat ze Gods wil
doen: voor hen is het hemelse koninkrijk.
Matteüs 6:33
Zoek eerst Gods koninkrijk
en zijn gerechtigheid, dan
krijgt u al het andere erbij.
BGT
Maar Johannes wilde hem
tegenhouden en zei: ‘Waarom bent u bij mij gekomen?
Ik zou juist door u gedoopt
moeten worden!’ 15 Jezus
zei: ‘Toch moet je het doen,
want wij moeten alles doen
wat God van ons vraagt.’
Toen deed Johannes wat Jezus vroeg.
Het echte geluk is voor
mensen die doen wat God
wil, en die dat het allerbelangrijkste vinden. Want
God zal hun moeite belonen.
Het echte geluk is voor
mensen die lijden omdat
ze doen wat God wil. Want
voor hen is Gods nieuwe
wereld.
Houd je bezig met Gods
nieuwe wereld en doe wat
God van je vraagt. Dan zal
God je al die andere dingen
ook geven.
14
De BGT kiest voor duidelijkheid: het begrip dikaiosunê wordt weergegeven in
de concrete betekenis die het in de betreffende context heeft. De vertaalkeuze
baseert zich op de uitleg van de tekst – in dit geval de breed gedragen uitleg
van de betekenis van de term dikaiosunê bij Matteüs.3
En wat geldt voor de term gerechtigheid, gaat op voor alle traditionele bijbelse
terminologie: de BGT gaat in het zoeken naar nieuwe en duidelijker formuleringen verder dan andere vertalingen.
Breed betekenisveld
De termen ‘rechtvaardigheid’ en ‘gerechtigheid’ komen in de BGT niet voor.4
Deze traditionele begrippen worden in andere vertalingen vaak ingezet als
56
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
weergave van de Hebreeuwse woorden tsèdèq en tsedaqa en het Griekse dikaiosunê. Het zijn termen die veel voorkomen in de Bijbel, en met uiteenlopende
betekenisnuances. In veel gevallen kunnen ze goed weergegeven worden met
termen als ‘rechtvaardig zijn’, ‘goed en eerlijk leven’, ‘goedheid’ of ‘recht’.
De strategie om deze woorden, naar gelang hun functie in de betreffende context, op uiteenlopende manieren te vertalen, komt de duidelijkheid ten goede.
In het ene geval duidt ‘gerechtigheid’ op de taak van een koning om al zijn
onderdanen goed en eerlijk te behandelen. In een ander geval ligt de betekenis
in de sfeer van ‘de wil van God’, datgene wat God van mensen vraagt.
Jeremia 33:15
Matteüs 6:1
NBV
Op die dag, in die tijd, zal
ik aan Davids stam een
rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal
handhaven.
Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor
de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te
worden. Dan beloont jullie
Vader in de hemel je niet.
BGT
Dan zorg ik ervoor dat er
een nieuwe koning komt uit
de familie van David. Ik zal
hem zelf uitkiezen. Hij zal
eerlijk rechtspreken. Hij zal
iedereen goed en rechtvaardig behandelen.
Jezus zei: ‘Let op! Je moet
doen wat God van je vraagt.
Maar je moet dat niet doen
om op te vallen bij de mensen. Anders zul je geen beloning krijgen van je Vader
in de hemel.’
En hiermee is de betekenis nog niet uitgeput. In een aantal teksten wordt
Gods ‘gerechtigheid’ direct in verband gebracht met zijn machtige, reddende
ingrijpen ten gunste van zijn volk.
Een goed voorbeeld is Jesaja 56:1b, waar redding en gerechtigheid parallel zijn:
Jesaja 56:1b
NBV
… de redding die ik breng
is nabij, en weldra openbaar ik mijn gerechtigheid.
BGT
Nog even, en dan kom ik
mijn volk bevrijden. Iedereen zal zien hoe ik mijn
volk kom redden.
God wordt in deze teksten als koning getypeerd – koning van zijn volk en
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
57
daarenboven van de hele wereld – en hij doet wat voor een koning ‘het juiste’
is om te doen: zijn mensen redden en beschermen.
Dit motief speelt ook in een aantal psalmen. Psalm 98 bezingt Gods grootheid
als koning en viert de overwinning die hij heeft behaald. Gods overwinning
is de redding van zijn volk. Dat is conform het beeld van de ideale koning die
ingrijpt om zijn volk te redden uit nood en gevaar. Met zijn ingrijpen (‘de
overwinning’) laat God voor het oog van heel de wereld zien hoe goed hij is
voor zijn volk. Daarom geeft de BGT in Psalm 98:2 Gods tsedaqa weer als
Gods goedheid, met de woorden: ‘De Heer is goed.’
NBV
Psalm 98:2 De HEER heeft zijn overwinning bekendgemaakt, voor de
ogen van de volken zijn gerechtigheid onthuld.
BGT
De Heer heeft zijn volk bevrijd.
Alle volken hebben het gezien:
De Heer is goed.
Je kunt dit vers op meerdere manieren opvatten en dus ook op uiteenlopende
manieren vertalen:
HSV
Want de gerechtigheid van God
wordt daarin geopenbaard
uit
geloof tot geloof,
zoals geschreven
is: Maar de rechtvaardige zal uit
het geloof leven.
‘Gerechtigheid’ bij Paulus
We zullen nu nader ingaan op de betekenis van deze term in de brieven van
Paulus. Het gaat specifiek over Gods dikaiosunê (Gods ‘gerechtigheid’) en het
bijbehorende werkwoord dikaioun, in actieve betekenis met God als subject
(God die mensen ‘rechtvaardigt’) en in passieve betekenis met mensen als
subject (mensen die ‘gerechtvaardigd’ zijn of worden).
Gods gerechtigheid is een sleutelwoord in de Romeinenbrief. De eerste keer
dat deze term valt in de brief, is in 1:17. Dat is een kernvers in het betoog van
Paulus. Samen met vers 16 vormt het de opening van de lange uiteenzetting
die loopt van 1:16 tot 11:36. Vers 17 is een programmatisch vers voor wat Paulus in zijn brief wil betogen.
De vertaling van Romeinen 1:17
Grieks
Dikaiosunê gar theou en autôi apokaluptetai ek pisteôs eis pistin kathôs
gegraptai ho dikaios ek pisteôs zêsetai.
58
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Traditionele weergave
Want de gerechtigheid van God
wordt daarin (= in ‘het evangelie’,
to euangelion, vers 16) geopenbaard
uit geloof tot geloof zoals geschreven
staat: de rechtvaardige zal uit geloof
leven.
WV 1995
Want
daarin
openbaart zich
Gods gerechtigheid, op grond
van een steeds
groeiend geloof,
zoals geschreven
staat: De rechtvaardige zal door
het geloof leven.
GNB
Want het evangelie brengt aan het
licht dat de mens
in de ogen van
God rechtvaardig is op grond
van een steeds
groeiend geloof,
in overeenstemming met wat er
geschreven staat:
De rechtvaardige
zal leven door het
geloof.
NBV
In het evangelie
openbaart zich
dat God enkel en
alleen wie gelooft
als rechtvaardige
aanneemt, zoals
ook geschreven
staat: ‘De rechtvaardige zal leven
door geloof.’
Van een vers als dit bestaat geen neutrale, letterlijke vertaling. Iedere vertaling
is per definitie een weergave van de tekst op grond van een bepaalde interpretatie. Daarom is het nodig om eerst te bespreken wat het vers betekent.
‘In’ het evangelie?
We kijken eerst naar de woordgroep ‘want daarin wordt geopenbaard …’
De woorden en autôi verwijzen naar to euangelion, in vers 16. Lees dus en tôi
euangeliôi. Maar wat betekent dat en wat moeten we ons erbij voorstellen?
De traditionele weergave – het ‘wordt geopenbaard in het evangelie’ – kan de
lezer op het verkeerde been zetten. Je stelt je dan bij het evangelie een boek
voor, waarin staat wat God heeft geopenbaard. Maar bij Paulus betekent en
tôi euangeliôi nooit ‘in het evangelie-als-bron’. Bij Paulus is het evangelie ‘het
goede nieuws’, ‘de waarheid’. Daar staat niets ‘in’. Het goede nieuws is als zodanig door God geopenbaard (Romeinen 16:25, Galaten 2:2), maar het is niet
een corpus van geopenbaarde waarheden waarin je kunt zoeken en vinden
hoe God de mensen wil redden.
Nu is reeds lang bekend dat euangelion bij Paulus vaak fungeert als nomen
actionis, dat de handeling van de verkondiging aanduidt. Het woord euangelion betekent dan ‘de verkondiging van het goede nieuws’ (zie bijvoorbeeld
2 Korintiërs 2:12, Filippenzen 4:15).5 Dat is vrijwel steeds ook het geval als
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
59
Paulus de woordgroep en tôi euangeliôi gebruikt. Het gaat dan steeds over de
verkondiging van het goede nieuws. Zo betekent en tôi euangeliôi in Romeinen
1:9 ‘door de verkondiging van het evangelie’.6 Het ligt dus erg voor de hand
om euangelion ook in Romeinen 1:16-17 als evangelieverkondiging op te vatten. Het voorzetsel en introduceert dan een dativus instrumentalis, en is als
‘door’ of ‘met’ te vertalen.
Klopt dat met het werkwoord apokaluptô (passief: ‘geopenbaard worden’) dat
Paulus hier gebruikt? Ja, Paulus gebruikt dat werkwoord ook in 1 Korintiërs
3:13 in combinatie met het voorzetsel en gevolgd door een dativus instrumentalis: wat ieders werk waard is ‘wordt door vuur (en puri) aan het licht
gebracht’.
De woordgroep in Romeinen 1:17 betekent dus niet dat Gods gerechtigheid
wordt geopenbaard ‘in het goede nieuws’, maar ‘door de verkondiging van
het goede nieuws’. De setting die Paulus hier veronderstelt is het missiewerk
van hemzelf en anderen, het wereldwijd bekendmaken van het goede nieuws.7
In eerste instantie zou je misschien denken dat ‘daarin’ een letterlijke, en dus
veilige, weergave van en autôi is. Als bovenstaande analyse klopt, dan is dat
niet het geval. Het is dan veeleer de traditionele weergave, die echter het zicht
op wat Paulus hier wil zeggen belemmert.
Gods gerechtigheid
Hoe moeten we dikaiosunê theou opvatten? Is theou een genitivus subjectivus:
‘Gods gerechtigheid’ als iets wat Gods karakter of daden typeert. Of als een
genitivus objectivus, een genitivus van oorsprong: de gerechtigheid die komt
van God, waardoor mensen gerechtvaardigd worden.
Lange tijd is de tweede optie als de beste aangemerkt, en die keuze ligt aan de
basis van de GNB en de NBV. De dikaiosunê theou is dan de ‘rechtvaardiging
(van mensen) die komt van God’. Het onderzoek van de afgelopen decennia
wijst echter sterk naar de eerste optie.8 Dat betekent niet dat alle onderzoekers
de term dikaiosunê hier exact hetzelfde uitleggen, maar wel dat het inmiddels
breed geaccepteerd is dat de term Gods optreden, Gods handelen typeert. Een
argument in de directe context ligt in de drieslag dunamis (‘kracht’; 1:16),
dikaiosunê (‘gerechtigheid’; 1:17) en orgê (‘woede’; 1:18), drie begrippen die
aan God gerelateerd worden in de tekst en die Gods optreden karakteriseren.9
Dikaiosunê als ‘redding’
Hoe zou Gods dikaiosunê in 1:17 kunnen worden getypeerd? Verschillende
onderzoekers laten zien dat Paulus hier teruggrijpt op taalgebruik van het
Oude Testament (tsèdèq/LXX: dikaiosunê), in het bijzonder in de psalmen
60
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
(met name in Psalm 98:2-3) en in het tweede deel van het boek Jesaja (Jesaja
43:13, 51:5-6; 56:1, 62:2).10 De ‘gerechtigheid van God’ staat in die teksten
parallel aan het reddende ingrijpen van God (jesjoe‘a/sôtêria, ‘redding’, en
vergelijkbare termen). Ook in deze oudtestamentische teksten wordt gezegd
dat Gods reddende ingrijpen ‘geopenbaard zal worden’; alle volken zullen het
zien. De Septuaginta gebruikt in Psalm 98:2 [LXX 97:2] dezelfde bewoordingen als Paulus: apokaluptô.
De achtergrond van dit woordgebruik is, zoals hierboven genoemd, te verklaren uit de voorstelling van God als koning. Het is de taak, de plicht van een
koning om zijn volk te bevrijden uit nood en ellende; het is ‘juist’, ‘terecht’ als
een koning zijn volk redt. Dit beeld wordt op God toegepast. De dikaiosunê
theou betekent in de genoemde teksten van Jesaja: de beslissende reddingshandeling door de hemelse Koning tot bevrijding van zijn volk. Gods tsedaqa/
dikaiosunê staat op één lijn met de redding (jesjoe‘a/sôtêria, of vergelijkbare
termen).
Bij Paulus staat de redding in een eschatologisch kader: het is de definitieve,
beslissende reddingshandeling van de hemelse Koning, die bestaat uit de opstanding en verheerlijking van Jezus Christus en het daarin laten delen van
iedereen die bij Jezus Christus hoort.11 En Paulus gebruikt de term dikaiosunê,
‘gerechtigheid’, om die redding door God aan te duiden. Het gaat ook hier om
een reddend ingrijpen van God op het wereldtoneel ten gunste van zijn volk.
Maar nu bestaat Gods volk uit iedereen – Joden en niet-Joden, Romeinen 1:16
– die gelooft in Jezus Christus.
De term dikaiosunê kan in dit soort gevallen worden weergegeven met ‘redding’, en het werkwoord dikaioun met ‘redden’ (actief, met God als onderwerp) of ‘gered worden’ (passief, met mensen als onderwerp).12 De weergave
van de BGT drukt het heilvolle ingrijpen (de ‘gerechtigheid’) uit met ‘redding’
en ‘redden’, en legt in Romeinen 1:17 de nadruk op het optreden van God: de
redding die God wil geven.
Van geloof tot geloof
De frase ek pisteôs eis pistin wordt heel verschillend uitgelegd. In het huidige
onderzoek concurreren twee opvattingen met elkaar. De ene opvatting is dat
het gaat om een retorische wending, een emfatische variant op het bekende
sola fide. De betekenis is dan: ‘enkel en alleen door het geloof’. Die opvatting
volgt de NBV. De andere visie is dat we hier met Grieks taaleigen te maken
hebben: ek x eis x, ‘van x tot x’, is een uitdrukking die veel vaker voorkomt,
niet alleen in de bijbelse literatuur, maar ook daarbuiten (en overigens ook
in het Hebreeuws). De sequentie ‘van x tot x’ wijst op progressie, op groei
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
61
of doorgaande ontwikkeling. Waar je in het Nederlands zegt ‘van kwaad tot
erger’, zou het Grieks letterlijk zeggen ‘van kwaad tot kwaad’ (zie voor de sequentie ‘van x tot x’ bijvoorbeeld Psalm 84:8, Jeremia 9:2, 2 Korintiërs 2:16,
3:18, 4:17). In Romeinen 1:17 gaat het dan om een toename van geloof.
Hoewel de eerstgenoemde opvatting door uitstekende onderzoekers verdedigd wordt (bijvoorbeeld Cranfield en Lohse),13 moet mijns inziens de voorkeur naar de tweede uitgaan in het licht van enkele recente uitgebreide studies
naar dit motief.14 Het verdient de voorkeur om het Grieks op te vatten als
een betekenisvolle frase die nader invult hoe, langs welke weg Gods dikaiosunê
zichtbaar wordt. De eerste aanzet is al gegeven door het begin van vers 17:
‘daarmee’ (en autoi), namelijk met de bekendmaking van het goede nieuws.
De woorden ek pisteôs eis pistin gaan daarop door: de juiste reactie op het
goede nieuws is acceptatie en geloof. Het gevolg van de verkondiging van het
goede nieuws is dan ook een steeds verdergaande expansie van geloof. Die
groei van het geloof openbaart de redding die God wil geven, maakt die nu
reeds zichtbaar.
De WV 1995 en de GNB hebben voor die tweede opvatting van ek pisteôs eis
pistin gekozen, maar passen het ‘groei-aspect’ toe op de individuele gelovige,
die steeds sterker gaat geloven. Dat kan, maar het is waarschijnlijker dat voor
Paulus het accent ligt op het collectieve: de groei van geloofsgemeenschappen,
het toenemend aantal gelovigen, dat laat zien hoe Gods reddingsplan – dat
met het ‘Christusgebeuren’ in werking is getreden – zich op aarde manifesteert.15
Citaat uit Habakuk
Tot slot het citaat uit Habakuk 2:4. Die tekst wordt door Paulus aangehaald
als bewijstekst dat de redding die God wil geven, verloopt langs de weg van
het geloof. Er is discussie over de vraag bij welke woorden in het citaat ek
pisteôs hoort. Is het ‘de rechtvaardige-door-het-geloof zal (eeuwig) leven’ of
‘de rechtvaardige zal (eeuwig) leven door (zijn) geloof’? Volgens de meeste
commentatoren bedoelt Paulus in Romeinen 1:17 waarschijnlijk het tweede.
Hoewel het voor de vertaling kan uitmaken, maakt het voor de uitleg maar
weinig verschil. Hoe dan ook doelt Paulus met ‘de rechtvaardige’ op allen die
het goede nieuws geloven en deel uitmaken van de christelijke gemeenschap
en op grond daarvan voor God rechtvaardig zijn. Dus ook als je ek pisteôs
niet verbindt met dikaios ligt voor Paulus in het begrip dikaios besloten ‘door
geloof’.
62
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Romeinen 1:16-17 in de BGT
Zoals steeds kiest de BGT voor een expliciterende weergave van abstracte en
in hun compactheid ingewikkelde formuleringen in de bijbelse bronteksten.
Romeinen 1:16-17 luidt in de BGT:
Romeinen 1:16-17
BGT
16
Ik schaam me niet om te vertellen dat Jezus aan het
kruis gestorven is. En dat de machtige God hem heeft
laten opstaan uit de dood. Iedereen die dat goede nieuws
gelooft, wordt gered. In de eerste plaats alle Joden, maar
ook alle niet-Joden.
17
De redding die God wil geven, is nu al op aarde te zien.
Want steeds meer mensen geloven het goede nieuws over
Jezus Christus. En in de heilige boeken staat: «Als je gelooft, ziet God je als een goed mens. Dan zul je leven.»
Paulus legt in deze verzen een verband tussen de bekendmaking van het goede
nieuws op aarde en het tot geloof komen van mensen enerzijds en de ‘openbaring’, het zichtbaar worden, van Gods redding anderzijds. De redding is Gods
ingrijpen dat ervoor zorgt dat de verstoorde relatie tussen de mensen en hemzelf
weer hersteld kan worden. Die redding verloopt langs de weg van het geloof, en
in het toenemend geloof manifesteert zich Gods reddende ingrijpen.
Net als veel andere teksten uit Romeinen zijn ook deze verzen lange tijd gelezen
als algemeen theologische uitspraken, handelend over de centrale vraag: hoe
kunnen mensen gerechtvaardigd worden? Nu is die kwestie ook wel aan de orde
– volgens Paulus’ overtuiging zal iedereen die gelooft in Jezus Christus gered
worden; de redding verloopt langs de weg van het geloof; en de gelovigen zijn ‘de
rechtvaardigen’ die gered worden. En het is volstrekt helder op grond waarvan
zij ‘rechtvaardig’ zijn – niet hun daden, maar hun geloof. Dit is ook in Romeinen 1:17 aan de orde, want juist daarom haalt Paulus het citaat uit Habakuk 2
erbij. Toch is dit niet wat in deze verzen op de voorgrond staat.
Op de voorgrond staat de these dat Gods reddende kracht, de redding die hij
wil geven (dikaiosunê, 1:17), zich nu op aarde manifesteert: door de vrijmoedige
prediking van het goede nieuws waaraan Jood en Griek zich verbinden door te
gaan geloven. We horen hier Paulus’ overtuiging dat het tijdperk waarin Gods
heilsplan op aarde meer en meer zichtbaar wordt, is aangebroken: de redding
wordt iedereen aangeboden, er zijn voor God geen grenzen, geen barrières en
geen etnische verschillen. Gods reddingsplan krijgt zichtbaar gestalte op aarde
in de christelijke gemeenschappen die het gevolg zijn van de verkondiging.
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
63
Op de voorgrond staat Paulus’ overtuiging dat de (succesvolle) evangelieverkondiging laat zien hoe Gods heilsplan zich aan het voltrekken is. Daarbij speelt
de stelling ‘alleen uit geloof wordt men gerechtvaardigd’ een rol, want God redt
de mensen langs de weg van het geloof. Deze voorstelling staat hier echter niet
centraal, maar wordt ter adstructie van het centrale punt aangevoerd.
Het zou de moeite waard zijn om een stap verder te gaan en te bespreken waar
het betoog van Paulus precies om draait, en hoe het samenhangt met de ‘schil’
van de Romeinenbrief, 1:8-15 en 15:14-33, waar Paulus expliciet ingaat op zijn
werk voor het goede nieuws en op de rol daarin voor de christenen in Rome.
Dat moet echter wachten tot een volgende gelegenheid.
Romeinen 3:21-24 als nadere illustratie
Zoals boven besproken wordt Gods dikaiosunê in de BGT in Romeinen 1:17
weergegeven als ‘de redding die God wil geven’. We zullen die vertaalkeuze nader illustreren aan de hand van enkele andere passages uit de Romeinenbrief.
Romeinen 3:21-24
64
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Letterlijke weergave
21
Nu is de gerechtigheid van
God buiten de wet om openbaar geworden, betuigd door
de wet en de profeten, 22 de
gerechtigheid van God door
het geloof in Jezus Christus
voor allen die geloven. Want
er is geen onderscheid, 23
want allen hebben gezondigd
en ontberen de heerlijkheid
van God,
24
gerechtvaardigd wordend
gratis uit zijn genade door de
verlossing die is in Christus
Jezus.
BGT
Maar God wil de mensen
redden. Dat wordt al verteld
in de heilige boeken. En nu
mag het aan iedereen bekendgemaakt worden: Mensen worden gered, niet doordat ze zich aan de wet houden,
maar doordat ze geloven.
Want God redt iedereen die
gelooft in Jezus Christus.
God maakt geen verschil
tussen Joden en niet-Joden.
23
Want alle mensen doen
verkeerde dingen. Daardoor
leeft niemand dicht bij God.
24
Maar God wil de mensen
redden, zomaar, voor niets.
Hij vergeeft de zonden van
iedereen die gelooft in Jezus
Christus. Zo goed wil God
voor ons zijn.
21-22
In deze passage wordt in de BGT Gods dikaiosunê als ‘redding’ weergegeven
en het werkwoord dikaioun als ‘redden’ dan wel ‘gered worden’. Deze passage
sluit direct aan op 1:16-17. Enkele elementen uit de tekst zullen we toelichten,
waarbij we het betreffende element citeren vanuit de ‘letterlijke weergave’.
Met ‘nu is (…) openbaar geworden’ doelt Paulus op zijn eigen tijd, waarin
werkelijkheid is geworden wat de heilige boeken voorzegd hadden. Daarmee
verwijst Paulus naar de beslissende betekenis van de dood en opstanding van
Jezus Christus, waarmee de redding die God wil geven in werking is getreden. ‘Nu’ wijst ook naar de concrete situatie van Paulus’ werk voor het goede
nieuws. Gods plan om de mensen te redden is met Christus in werking getreden, en dat mag ‘nu’ aan alle mensen bekendgemaakt worden. Dat is de
opdracht die Paulus gekregen heeft.
Het element ‘buiten de wet om’ geeft aan hoe de redding die God wil geven,
plaatsvindt, namelijk ‘buiten de wet om’. Mensen worden niet gered doordat
ze zich aan de wet houden, maar alleen door geloof in Jezus Christus. En dat is
niet een beloning voor het geloven, maar omdat dat de manier is waarop God
de mensen wil redden.
De frase ‘want er is geen onderscheid’ benadrukt dat het geloof de enige toegang tot de redding is. De uitgangspositie is voor Joden en niet-Joden dezelfde.
Dat is een kernthema in de Romeinenbrief. In de BGT wordt expliciet gemaakt wat Paulus hier wil zeggen: dat er in dit opzicht geen onderscheid bestaat tussen Joden en niet-Joden.16
Met de frase ‘uit zijn genade’ maakt Paulus duidelijk dat het initiatief bij God
ligt. De bron van Gods handelen is zijn ‘goedgunstigheid’. Gods redding betreft niet iets waar mensen recht op hebben, maar het is een geschenk, een
gunst, een blijk van Gods goedheid. Een goede manier om dat in gewone taal
uit te drukken is met de zin: ‘Zo goed wil God voor ons zijn.’
God ziet ons als goede mensen
Toch is dit is nog niet het hele verhaal. De weg waarlangs de redding verloopt,
is de weg van het geloof. De bewijstekst die Paulus daarvoor opvoert, in Romeinen 1:17 en Galaten 3:11, is Habakuk 2:4. In Romeinen 4:2-3 voert Paulus
vervolgens Abraham op als voorvader van de gelovigen, in de weergave van
de BGT:
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
65
Romeinen 4:2-3
BGT
2
God heeft Abraham niet gered omdat hij zo goed leefde.
3
Nee, in de heilige boeken staat: «Abraham geloofde in
God, en daarom zag God hem als een goed mens.»
De weergave in de BGT van dikaioun met ‘iemand als een goed mens zien’,
of toegepast op een meervoud: ‘als goede mensen zien’, brengt goed over wat
Paulus wil zeggen. De redding wordt geschonken door God, is te danken aan
Christus, en loopt langs de weg van het geloof. Wie gelooft in Jezus Christus
wordt door God niet langer als een slecht mens gezien, maar als een goed
mens. Zo iemand zal bij het komende oordeel niet gestraft worden, maar juist
gered. Met deze uitsplitsing – ‘redden’ en ‘als goede mensen zien’ – volgt de
BGT in het spoor van de NBV. In de NBV wordt ook steeds een keuze gemaakt
uit twee alternatieven: ofwel ‘vrijspreken’, ofwel ‘rechtvaardig verklaren’/‘als
rechtvaardigen aannemen’.17
De vertaaloptie ‘als goede mensen zien’ impliceert geen stellingname in het
aloude debat over de vraag of God de gelovige alleen als rechtvaardig ‘beschouwt’ of ook echt tot een rechtvaardige ‘maakt’. Dat debat gaat voorbij aan
wat Paulus wil zeggen. Voor Paulus ondergaat iemand die tot geloof komt een
totale transformatie, een overgang van de dood naar het leven. Daar hoort
ook een nieuwe levensstijl bij. De christenen zijn dus ook daadwerkelijke nieuwe mensen.18
Met de term dikaioun wil Paulus iets anders overbrengen: dat God iedereen
die gelooft in Jezus Christus beschouwt als een rechtvaardige, ‘ziet als een
goed mens’, nog voordat hij of zij ook maar iets gedaan heeft wat God mild
zou kunnen stemmen.
Er zijn dus twee aspecten te onderscheiden in de ‘rechtvaardigingsterminologie’ bij Paulus: de redding die God wil geven, en de weg waarlangs die redding
zich voltrekt via het geloof waardoor God iemand als een goed mens ziet.
Per context is voor de BGT een keuze gemaakt welk van de twee aspecten de
boventoon voert. Dat het om zaken gaat die voor Paulus onlosmakelijk met
elkaar verbonden zijn, is duidelijk. Een mooie illustratie daarvan vinden we
in Romeinen 10:9-10:
Romeinen 10:9-10
NBV
9
Als uw mond belijdt dat
Jezus de Heer is en uw hart
gelooft dat God hem uit de
dood heeft opgewekt, zult
u worden gered. 10 Als uw
hart gelooft, zult u rechtvaardig worden verklaard;
als uw mond belijdt, zult u
worden gered.
BGT
Met onze mond eren we
Jezus als onze Heer. En met
heel ons hart geloven we
dat God hem uit de dood
heeft laten opstaan. Daarom zullen we gered worden. 10 Want als we geloven
met heel ons hart, ziet God
ons als goede mensen. En
als we Jezus eren als onze
Heer, worden we gered.
9
Conclusie
Deze bespreking laat zien dat BGT kiest voor nieuwe formuleringen, om de
gewenste duidelijkheid te kunnen bieden. Het is geen eenvoudige opgave, en
het is ook niet gemakkelijk om tot keuzes te komen waarmee iedereen bij
voorbaat instemt. Maar de vertaalstappen in de BGT zijn behoedzaam en
zorgvuldig genomen. De keuzes zijn op studie gebaseerd en op een streven
diep door te dringen in de bijbelse teksten. Het gaat er niet om een eigen theologisch punt te maken. Het gaat erom dat een breed lezerspubliek de gelegenheid krijgt om dit belangrijke betoog van Paulus daadwerkelijk te volgen. Als
vertalers probeerden we in de huid van Paulus te kruipen en recht te doen aan
wat hij wil communiceren. Of het ons gelukt is, dat is straks aan de lezer van
de BGT.
Noten
1
Zie hiervoor Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de Bijbel in gewone taal. Uitgangspunten, keuzes,
2
Ulrich Luz, Das Evangelium nach Matthäus (Mt. 1-7), EKK I/1, Neukirchen-Vluyn, 2002, 212-213, 283-284.
3
Zie de bespreking in Luz, 212-213, 283-284, 633, en W.D. Davies & Dale C. Allison Jr., Matthew 1-7
dilemma’s, Hoofdstuk 5: ‘Traditionele termen en de Bijbel in Gewone Taal’, Heerenveen 2014.
(Volume 1), ICC, Londen 1988, 452-453, 661.
4
Het adjectief ‘rechtvaardig’ wordt gebruikt in de BGT, maar het gebruik blijft voornamelijk beperkt tot gevallen met een context van recht of rechtspraak.
5 Zie Gerhard Friedrich, ‘euangelion im NT’ in: G. Kittel, Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament II, Stuttgart 1935, 727.
6
Zie verder: 1 Korintiërs 9:18, ‘ik exploiteer mijn volmacht m.b.t. het goede nieuws – d.w.z. de bekendmaking ervan – niet’; 2 Korintiërs 8:18, ‘wiens faam m.b.t. het bekendmaken van het goede nieuws
overal bekend is’; 2 Korintiërs 10:14, ‘de verkondiging van het goede nieuws bracht ons helemaal bij
66
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
67
jullie’; Filippenzen 4:3, over mensen die Paulus hielpen met de verkondiging van het goede nieuws;
1 Tessalonicenzen 3:2, over Timoteüs, medestrijder in de verkondiging van het goede nieuws.
7
Robert Jewett, heeft het belang van dit aspect in de Romeinenbrief overtuigend uitgewerkt in
zijn uitgebreide commentaar op Romeinen (Romans. A Commentary, Minneapolis 2007).
8
Roger L. Omanson, ‘“Righteousness of God” in Paul’s Letters,’ The Bible Translator 55/3 (2004),
339-348, bespreekt deze verschuiving in het recente onderzoek. Zijn voorstel om Gods dikaiosunê
in Romeinen met covenant faithfulness te vertalen, gaat echter te ver. Douglas Campbell toont
overtuigend aan dat Gods reddende ingrijpen in de bijbelse teksten soms op zijn verbondstrouw
wordt teruggevoerd, maar lang niet in alle gevallen. In Romeinen 1:17 zijn geen aanknopingspunten om de notie van ‘verbondstrouw’ mee te horen klinken. Zie Douglas A. Campbell, ‘The Mean­
ing of dikaiosunê Theou in Romans. An Intertextual Suggestion’ in: Stanley E. Porter & Christo­
pher D. Stanley (eds.), As It Is Written. Studying Paul’s Use of Scripture, Atlanta 2008, 208-211.
9
Voor een vollediger argumentatie, zie het commentaar van Jewett, en Omanson, 345-348.
10 Richard B. Hays, Echoes of Scripture in the Letters of Paul, New Haven/Londen 1989, 34-41 en
Campbell, 189-193.
11 Douglas Campbell geeft in zijn artikel een prachtige en mijns inziens overtuigende beschouwing
van de achtergrond van het Paulus’ gebruik van dikaiosunê.
12 Campbell, 206-207. Zie ook Richard B. Hays, ‘Psalm 143 as Testimony to the Righteousness of
God’ in: R.B. Hays, The Conversion of the Imagination. Paul as Interpreter of Israel’s Scripture,
Grand Rapids 2005, 50-60, en Peter Leithart, ‘Justification as Verdict and Deliverance,’ in: Pro Ecclesia 16 (2007), 56-72, die betoogt dat de termen dikaiosunê en dikaioun kunnen duiden op een
oordeel of besluit (verdict) dat tegelijkertijd een reddend ingrijpen is (act of deliverance).
13 E.B. Cranfield, A Critical and Exegetical Commentary on the Epistle to the Romans, part 1, ICC,
Edinburgh 1975, 100; Eduard Lohse, Der Brief an die Römer, MKEK, Göttingen 2003, 78.
14 Charles L. Quarles, ‘From Faith to Faith. A Fresh Examination of the Prepositional Series in Romans 1.17’ in: Novum Testamentum 95 (2003), 1-21, en John W. Taylor, ‘From Faith to Faith. Ro-
De Bijbel in Gewone Taal:
beschikbaar vanaf 2 oktober
Vanaf 2 oktober zal de Bijbel in Gewone Taal (BGT) voor iedereen beschikbaar
zijn. Hieronder volgt informatie over de manier waarop deze nieuwe vertaling
onder de aandacht gebracht wordt, over alle evenementen die gepland zijn en
producten die beschikbaar komen.
Ontmoeting
De BGT wil de Bijbel voor zo veel mogelijk lezers leesbaar en begrijpelijk maken. Maar de BGT is meer dan een duidelijke vertaling: de gewone, heldere
taal brengt de tekst dichtbij, omdat de taal herkenbaar is en een gevoel van
vertrouwdheid oproept.
Zo kan de BGT een brug zijn tussen de tekst van toen en de lezer van nu, en de
lezer direct in contact brengen met de tekst. De tekst wordt als het ware op een
nieuwe manier geopend, en de lezer wordt uitgenodigd voor een ontmoeting:
met personen uit de Bijbel, met verhalen, met bijzondere woorden, en met de
boodschap van dit boek.
Bij de introductie van de BGT zal deze ontmoeting het centrale thema zijn.
Een voorbeeld van de manier waarop dit in beeld gebracht zal worden, is als
illustratie bij dit stuk opgenomen.
Activiteiten en producten
Wat staat er te gebeuren en wat komt er beschikbaar rond de BGT?
mans 1.17 in the Light of Greek Idiom’ in: New Testament Studies (2004), 337-348.
15 Zie de bespreking van dit motief in het artikel van Taylor.
•
16 Zie hiervoor J. William Johnson, ‘Which “All” Sinned? Rom 3:23-24 Reconsidered’ in: Novum Testamentum 53 (2011), 153-164.
17 Zie Marijke de Lang, ‘De vertaling van dikaiosunê en dikaioun in de brieven van Paulus’ in: Jaap
•
van Dorp & Tineke Drieënhuizen (red.), Heilige tekst in onze taal. Bijbelvertalen voor gereformeerd Nederland, Heerenveen 2006, 65-66.
•
18 Zie De Lang, 66-68.
Dit artikel is een sterk uitgebreide versie van een gedeelte uit: Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de
Bijbel in gewone taal? Uitgangspunten, keuzes, dilemma’s, Heerenveen 2014.
•
Dr. M.J. de Jong is als nieuwtestamenticus werkzaam bij het Nederlands Bijbelgenootschap.
68
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Op 1 oktober wordt de BGT officieel gepresenteerd, in Den Haag. Voor
mogelijkheden om hierbij aanwezig te zijn, zie www.bijbelingewonetaal.nl.
Vanaf 2 oktober is de BGT verkrijgbaar. De BGT komt beschikbaar in
twee edities, zie de rubriek Aankondiging nieuwe uitgaven.
Vanaf 2 oktober is beschikbaar: Matthijs de Jong, Hoe vertaal je de
Bijbel in gewone taal? Uitgangspunten, keuzes, dilemma’s, een boek dat
inzicht geeft in de vertaalaanpak van de BGT, bedoeld voor iedereen
die persoonlijk of beroepshalve geïnteresseerd is in de achtergrond van
deze vertaling.
U kunt op www.bijbelingewonetaal.nl de presentatie ‘Maak kennis met
de BGT’ downloaden. Hiermee kunt u mensen in uw kring in het kort
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
69
•
•
laten zien wat de BGT is. ‘Maak kennis met de BGT’ is een powerpointpresentatie – beeld en toelichting – van 10 minuten.
Vanaf 1 oktober is het pakket ‘Beleef de Bijbel in Gewone Taal’ beschikbaar. Dit pakket biedt de middelen om een avond rond de BGT
te organiseren met muziek, tekst en een quiz. Informatie hierover op
www.bijbelingewonetaal.nl. Dit pakket blijft beschikbaar tot en met de
Nationale Bijbelzondag, 26 oktober.
Op 26 oktober is het Nationale Bijbelzondag, dit jaar in het teken van
de BGT. De centrale tekst is Matteüs 5:1-11, in de vertaling van de BGT.
We hopen dat deze tekst uit de BGT die dag in veel kerken een plaats in
de dienst zal krijgen. Alle materialen voor de Nationale Bijbelzondag
zijn beschikbaar op www.bijbelingewonetaal.nl. Daarbij is ook een toelichting op Matteüs 5:1-11 te vinden, die als preekschets te gebruiken is.
Benieuwd naar het laatste nieuws over de BGT en de introductie van de vertaling? Kijk dan regelmatig op www.bijbelingewonetaal.nl en www.bijbelgenootschap.nl.
Foto: NBG/Sandra Haverman
70
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
71
Aankondiging nieuwe uitgaven
Nederlands Bijbelgenootschap
Vanaf 2 oktober aanstaande is de Bijbel in Gewone Taal (BGT) beschikbaar.
De BGT is een nieuwe vertaling van de Bijbel vanuit de grondteksten, gemaakt
door het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG). Deze vertaling is voor iedereen die behoefte heeft aan een duidelijke en toegankelijke bijbel.
U kunt de verschillende bijbeledities en andere uitgaven met de BGT vinden
in de boekhandel of bestellen via onze webshop, www.bijbelgenootschap.nl/
category/bijbelshop/bijbel-in-gewone-taal/
Hoe vertaal je de Bijbel in gewone taal? Uitgangspunten, keuzes, dilemma’s
Aan de verschijning van de BGT gaan jaren van vertaalwerk vooraf. Hoe vertaal je de Bijbel in gewone taal? geeft inzicht in de vertaalaanpak van
de BGT en is bedoeld voor iedereen die persoonlijk of beroepshalve geïnteresseerd is in de achtergronden van deze vertaling.
Auteur Matthijs de Jong is als nieuwtestamenticus werkzaam bij het NBG en
werkte als vertaler mee aan de BGT.
Bijbel in Gewone Taal – standaardeditie
De complete tekst van de BGT in één band. Goed leesbaar en makkelijk mee
te nemen.
Gebonden met leeslint
Formaat 12 x 18 cm
ca. 1900 pagina’s
ISBN 978 90 8912 041 0
Prijs ca. € 28,50
Verkrijgbaar vanaf 2 oktober 2014
Bijbel in Gewone Taal – petrol editie
De complete tekst van de BGT in een
grotere en handzame versie.
Gebonden
Formaat 14 x 21 cm
ca. 1900 pagina’s
ISBN 978 90 8912 040 3
Prijs ca. € 39,50
Verkrijgbaar vanaf 2 oktober 2014
Bijbel in Gewone Taal – e-book
 Omslag van de witte en de petrol
editie van de Bijbel in Gewone
Taal.
De complete tekst van de BGT is ook verkrijgbaar voor mobiele apparatuur:
smartphones, tablets, e-readers enzovoort. Bezoek de bijbelshop van het
NBG en download de vertaling als e-pub.
72
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
 Omslag Hoe vertaal je de Bijbel in gewone taal?
Gebonden
Formaat 17 x 23 cm
ca. 160 blz.
ISBN 978 90 8912 084 7
Prijs ca. € 15,95
Verschijnt oktober 2014
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
73
Bijbel in Gewone Taal scheurkalender 2015
In deze scheurkalender vindt u voor iedere dag
een bijbeltekst uit de BGT. De christelijke en
nationale feest- en gedenkdagen van Nederland
en België zijn op deze kalender aangegeven.
Formaat 11 x 15,4 cm
ca. 768 pagina’s
ISBN 978 90 8912 083 0
Prijs ca. € 8,50
Verschijnt oktober 2014
 Omslag Bijbel in Gewone
Taal scheurkalender 2015.
74
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
Me t Andere Wo orden [ 33] 3
75