HS en F jeugd Training 16

Training 16,
OEFENING 1:
Warming-Up
(10 min)
a. Warm lopen in een rondje met z’n allen, rek- en strek oefeningen knieën optillen, armen
losmaken, licht versnellen. Eventueel kun je nog een buk en grond aantikken doen met de
kinderen.
b. Postbode spel
Bedoeling van het spel: Zes of zeven lopers
(postbodes) proberen steeds één bal (brief) over
het veld (tuin) van cirkel A naar cirkel B
(brievenbus) te brengen zonder getikt te worden.
De twee tikkers (waakhonden) proberen de
lopers in het veld te tikken. Als een loper getikt
wordt, legt hij buiten het veld een pion om (of
ondersteboven). Vervolgens neemt hij weer deel
aan het spel. Haalt een loper de overkant, dan
legt hij een bal in cirkel B en loopt vervolgens
buitenom terug. Hij pakt dan opnieuw een bal uit
cirkel A en probeert weer over te steken. De
tikker wisselt als alle ballen in cirkel B liggen óf
alle pionnen omgelegd zijn.
OEFENING 2:
Overspelen
10 minuten
Kijk vooral zelf ook wat de kinderen aangeven en leuk vinden om te doen. Zet pionnen tegenover
elkaar. Laat de kinderen die tegenover elkaar staan elkaar aanspelen. Let op dat er niet geslagen
wordt maar pushen. Verder is de stand van de voeten (actieve houding) en de handen van belang.
Als het goed gaat kun je de kinderen sneller laten overspelen of verder uit elkaar.
Variant 1:
een poortje maken van de 2 pionnen om door heen te spelen (zie plaatje).
Variant 2:
Maak tweetallen en zet een driehoek uit (bij drietallen een vierkant uitzetten). Het
kindje zonder bal moet naar de onbezette pion lopen, het kind je moet de bal naar de
onbezette pion spelen. (Hier zijn natuurlijk ook weer variaties op mogelijk.)
1
OEFENING 3:
Oversteken (met bal en stick) (5 min)
Bedoeling van het spel:
De kinderen bij A en B staan ieder op een eigen pleintje (pion).
Op het moment dat het signaal gegeven wordt, steken zij snel
over om de bal met de stick naar het tegenoverliggende pion
te brengen. Welke groep (A of B) staat als eerste, met bal en
stick, op de tegenoverliggende pionnen?
We verwachten van de kinderen dat zij:
- de oversteek zonder botsingen maken;
- zo snel mogelijk lopen zodat hun groep wint;
- de bal nauwkeurig bij de pion stilleggen (met de stick over de
bal).
OEFENING 4:
Uit de dekking lopen
(5 minuten)
Splits de groep in tweeën. De groepen gaan tegenover elkaar staan (laat er ongeveer 8 meter
tussen). Groep A krijgt ballen, de trainer gaat kort voor groep B staan. De spelers van groep B moeten
uit de dekking van de trainer lopen en de bal aangespeeld krijgen. De speler van groep A steekt
vervolgens over en sluit achteraan bij groep B. De speler van groep B neemt de bal mee naar groep A
en sluit daar achteraan. (Eventueel de groep in vieren splitsen.)
OEFENING 5:
Scoren op goal
(10 minuten)
Bij een pion staat het groepje (speler 1 heeft de bal). Vandaar speelt speler 1 naar speler 2 en speler
1 loopt achter de bal aan naar de pion bij speler 2. Speler twee stopt de bal en gaat dan scoren. Het
idee is je samenspeelt en daarna zelf de bal krijgt om te scoren. Belangrijkste is de bal aanspelen en
daarna rustig op het goal aflopen om te scoren.
Speler 1
Goal / trainer
Speler 2
OEFENING 5:
Eindpartij
(10 - 15 minuten)
2
Maak in het speelveld 4 goaltjes van ongeveer een 1,5 meter breed. Er mag in beide goals gescoord
worden. Idee is dat kinderen zo breed leren spelen! Wees niet te streng met shoot maken, draaien
of bolle kant. Dat is in de beginfase nog niet het belangrijkste, let meer op stand van de handen en
maken van schuifslag (niet slaan!).
Variant:
Splits je groep in tweeën en laat de kinderen 2 tegen 2 (met elk tweetal slechts één
goal om te verdedigen) spelen. Dit werkt soms goed om als er kinderen tussen zitten die anders
eigenlijk niets doen tijdens het partijtje.
3