Training 10 Algemeen: Ook de zaterdag zal het weer kouder zijn dan een paar weken geleden, let er dan ook op dat de kinderen niet te lang stil blijven staan en/of het niet te koud krijgen. Blijf dus vooral in beweging met de kinderen! Doe alle oefeningen alleen of met een van de kinderen samen voor, dan is het sneller duidelijk voor de kinderen wat de oefening inhoudt. Oefening 1 warming-Up (2x 5 minuten) a. Warm lopen in een rondje met z’n allen, rek- en strek oefeningen knieën optillen, armen losmaken, licht versnellen. Eventueel kun je nog een buk-oefeningetje doen tijdens het lopen met afwisselende de linker en rechter hand aan de grond. b. Tikken. Als een kind getikt is, wordt hij de tikker. De vorige tikker meteen tikken mag niet. De vorige tikker legt een pion om en gaat dan het veld weer in. Als alle pionnen zijn omgelegd wordt de taak van de ex-tikker een omgelegde pion rechtop te zetten. Als alle pionnen weer rechtop zijn gezet, eindigt het spel. Hoe vaak wordt een kind getikt? Oefening 2 “van voor naar achter” en “van links naar rechts” (pingelspel) (5 minuten) Doel van de oefening is balvaardigheid en gevoel voor de bal krijgen. Doe deze oefening eerst voor! a. ‘van voor naar achter’: beweeg de bal kort naar voren, stop met je backhand en speel weer terug. Stap eventueel in naar voren en doe weer een stapje met spelen. b. ‘van links naar rechts’: beweeg de bal voor je van rechts naar links, en speel afwisselend met de fore- en backhand. Ook hier mag je kleine stapjes naar links en naar rechts maken. Eventueel kun je er een wedstrijdje van maken (hoe vaak heen en weer in een minuut?) Oefening 3 “Letterlopen” (5 minuten) Zet met pionnen twee letters uit (bijvoorbeeld een “S” en een “T”, hieronder een voorbeeld van de “T” . Maak twee groepen en de bedoeling is dat de kinderen de letter proberen te volgen, dus langs de buitenkant lopen. Wissel eventueel tussen de letters als ieder groepje de letter afgemaakt heeft. Let op gebruik van de backhand, door je knieën met lopen en bal naast je houden. Oefening 4 Doelpuntenloop (10 minuten) Zet in het vierkant pionnen neer als poortjes (goaltjes). Bedoeling van het spel: iedereen moet proberen zoveel mogelijk te scoren door de bal tussen de verschillende doeltjes door te spelen (niet heen en terug). Iedere keer dat de speler met de bal tussen twee pionnen doorloopt, krijgt hij één punt. Hoeveel punten maak je? Zie een voorbeeld plaatje hieronder: Oefening 5 Overspelen en “achter de bal aan” 10 minuten a. Maak 3-tallen en zet 2 pionnen 5 meter uit elkaar. Bij 1 pion staan 2 spelers (waarvan 1 met bal) bij de andere pion staat 1 speler zonder bal. De 1e speler speelt de bal over naar de 2e speler, rent daarna naar de overkant en gaat klaar staan om de bal te ontvangen. De 2e speler speelt de bal naar de 3e speler en rent vervolgens ook weer achter de bal aan om de volgende bal te kunnen ontvangen. De 3e speler speelt de bal naar de 1e speler en rent vervolgens dus ook achter de bal aan om de bal weer aan de over kant te kunnen ontvangen. 1 3 2 Als het erg goed gaat, kan je proberen een tweede bal in het spel te brengen . b. Ga tegenover elkaar staan met elk een bal. Probeer te gelijkertijd de bal aan elkaar te spelen. Let dus op! Niet te hard spelen. Hoe vaak lukt het achter elkaar om goed te doen? Oefening 6 Eindpartij 10 - 15 minuten Maak in het speelveld 4 goaltjes van ongeveer een 1,5 meter breed. Er mag in beide goals gescoord worden. Idee is dat kinderen zo breed leren spelen! Wees niet te streng met shoot maken, draaien of bolle kant. Dat is in de beginfase nog niet het belangrijkste, let meer op stand van de handen en maken van schuifslag (niet slaan!). Variant: Splits je groep in tweeën en laat de kinderen 2 tegen 2 (met elk tweetal slechts één goal om te verdedigen) spelen. Dit werkt soms goed om als er kinderen tussen zitten die anders eigenlijk niets doen tijdens het partijtje.
© Copyright 2024 ExpyDoc