Managen van commerciële conflicten

[email protected]
FORUM
te oordelen als beide verkiaren over rechts
macht te besehikken (positief conflict of juris
dictionele con currentie). Dat is in essentie een
managementsvraag. Bij gebrek aan een onaf
hankelijke derde om die vraag te trancheren
(overeenkomstig de Grondwet zou de wetgever
dat kunnen), gebeurt dat best in overleg en
overeenstemming. Dat draagt alvast de meeste
waarborgen in zich dat beslissingen met vol
doende kennis van zaken worden genomen en
vervolgens ook snel en effectief worden uitge
voerd. Het hoeft dan ook niet te verwonderen
dat in andere staten met een duale rechtsorde
attributieconfflcten toegewezen worden aan
een paritair orgaan, samengesteld uit het Hof
van Cassatie en de Raad van State.
Naar analogie zouden in Belgie attributiecon
ificten tussen de Raad van State en dejustitiele
rechtbanken bijvoorbeeld kunnen worden toe
gekend aan een attributietribunaal samenge
steld uit de eerste voorzitters en voorzitters van
beide instellingen die beslissen na (gezamen
lijk) advies van het openbaar ministerie en het
auditoraat. Dat zou beide instellingen toelaten
om op zoek te gaan naar een efficientere en
transparante taakverdeling die uitgaat van de
relatieve voordelen van beide rechtsmachten
en die duidelijkheid versehaft aan de rechts
zoekende.
GRONDWEUELIJKE VERANKERING
Een vôlgende vraag is de praktische haalbaar
heid. Artikel 158 van de Grondwet bepaalt wel
iswaar dat het Hof van Cassatie uitspraak doet
over conflicten van attributie, maar met die bepaling beoogde de grondwetgever te voorko
men dat het bestuur uitspraak zou doen over
attributieconflicten met de rechterlijke
macht.). De huidige toewijzing van attributie
conflicten tussen de justitiêle rechter en de
Rand van State aan het Hof van Cassatie ge
beurt door de artikelen 33 en 34 van de wetten
op de Raad van State en artikel 609, a° van bet
gerechtelijkwetboek.
Een wijziging van die laatste bepalingen zou
bijgevolg moeten volstaan voor het toewijzen
van attributieconflicten tiissen beide rechts
machten ann een paritair samengesteld attri
butietribunaal. De oprichting bij wet van zo’n
attributietribunaal kan worden gesteund op de
artikelen 146 en 161 van de Grondwet, waar
door een rechtbank of administratief rechts
college kanworden ingesteld krachtens de wet.
Die artikelen werden voor herziening vatbaar
verklaard, dus een grondwettelijkeverankering
van een attributietribunaal kan eveneens bin
nen de huidige legislatuur. Zo’n tribunaal moet
overigens uitvoerbaar zijn binnen bestaande,
besehikbare budgetten terwiji zijn werking tot
efficientiewinsten zou moeten leiden. Een gro
tere duideijkheid en voorspelbaarheid van de
taakverdeling tussen beide rechtsmachten zou
ook moeten bijdragen tot een dating van het
(te) hoge aantal rechtsgeschillen dat in Belgie
wordt aangespannen.
Samenwerking en integratie moeten overigens
niet beperkt blijven tot een top-downoefening,
maar moeten ook bottom-up worden georgani
seerd. Een typisch formeel, jurisdictioneeL in
strument voor zo’n samenwerking is de preju
diciële vraagstelling. Zo zou de mogelijkheid
gecreeerd kunnen worden om de justitiële.
rechtbanken aan de Raad van State prejudicie
le vragen te laten stellen over de rechtmatig
heid van (reglementaire) bestuurshandelin
gen. Mutatie en rotatie van magistraten tussen
de verschillende rechtsmachten behoren ook
tot de mogelijkheden. Maar in elk geval is er
nog veel ruimte voor verbetering van de infor
mele samenwerking, afstemming, overleg en
gedachtewisseling; jets wat de betrokken in
stellingen in belangrijke mate zeif kunnen mi
tieren en organiseren.
(lie auteur is auditeur in de Raad van State, afdeling
Wetgeving)
den, terwiji de partij zeif een terughoudender
positie inneemt.
-
EMOTIE
-
Wie vaak te maken heeft met commerciële
conflicten weet dat ook de emotionele factor
een belngrijke rol kan spelen. We vroegen
de respondenten naar hun ervaringen met
emotie als factor bij het uitwerken en eventu
eel aanpassen van strategische optics. Bij 15
procent speelt emotie altijd een rol, bij 8 procent is dat frequent zo, voor a8 procent meer
wel dan niet. Vijf procent krijgt er nooit mee
te maken, 25 procent zelden en i8 procent
ommerciële conificten managen
gaat over meer dan het juridisch
analyseren van de eigen positie.
De positie van de tegenpartij analyseren is
even belangrijk en beperkt zich niet tot enkel
hetjuridische.
Uk nieuwsgierigheid naar de factoren die
daarbij een rot spelen en het belang ervan,
organiseerden we een enquête bij 4Q respon
denten, 5 bedrijfsleiders en 35 juristen in on
dememingen met een tewerkstelling van en
kele honderden tot meerdere duizenden.
We peilden hoe belangrijk de factoren zijn
die een rol spelen bij de aanpak van een con
flict. Daarbij overweegt men verschillende
scenario’s als eerst onderhandelen en vervol
gens procederen, of onmiddellijk tot dag
vaarding overgaan.
Wat blijkt? Bij de aanvang van het conflict
speelt mee:- het flnanciele aspect voor 23 procent, de handeisrelatie met de tegenpartij
voor i8 procent, de eigen slaagkansen maken 15 procent Uk, de eigen reputatie telt
voor 12 procent, de exteme kosten voor 10
procent, de inschattingvan de sterkte/zwak
te van de tegenpartij voor 10 procent, de
tijdsfactor bepaalt in 7 procent van de geval
len en -de interne kosten maar in 5 procent.
Daarna vroegen we of er factoren zijn die in
de ervaring van de ondervraagden belangrij
ker werden bij het vormen van een beslissing
om het geschil al of niet verder te zetten.
Volgens 21 procent van de ondervraagden
stijgt het belang van het financiele aspect, 18
procent van de ondervraagden ervaart dat de
eigen slaagkansen belangrijker worden, de
exteme kosten winnen bij 15 procent van de
ondervraagden aan belang. Bij 12 procent
neemt de handeisrelatie met de tegenpartij
aan belang toe, de tijdsfactor bij ii procent
van de ondervraagden, de reputatie bij 9 I0cent.
Van de ondervraagden ervaart 8 procent dat
de sterkte of zwakte van de tegenpartij meer
doorweegt en 6 procent merkt dat de interne
kosten een grotere rol spelen.
Ms we de bevindingen vergelijken, stellen we
vast dat, naargelang een geschil langer aan
sleept, het belang van de tijdsfactor, de cx
teme kosten en de slaagkansen toeneemt,
terwijl het belang van de handeisrelatie en de
reputatie afneemt. Het aanslepen van het ge
schil is neutraal ten aanzien van het financi
dc aspect, de beoordeling van de sterkte/
zwakte van de tegenpartij en de impact op de
interne kosten.
We vroegen ook om de eigen positie in verge
lijking met de positie van de tegenpartij te
analyseren. We vroegen of men alleen reke
ning houdt met de eigen bewijspositie of ook
met die van de tegenpartij. Uit de a.ntwoor
den blijkt bet enorme belang van die bewijs
positie: 75 procent houdt altijd rekening met
de eigen positie en 64 procent ook altijd met
die van de tegenpartij. Die cijfers worden
aangevuld met 23 procent van de ondervraag
den die frequent de eigen bewijspositie ana
C
-
-
-
-
-
-
t
0
lyseren en 20 procent die de bewijspositie
van de tegenpartij onderzoeken. We kunnen
dus concluderen dat de eigen bewijspositie
een enorm belangrijke factor is. De positie
van de tegenpartij krijgt daarbij iets beperk
ter aandacht.
We vroegen ook of men gebruik maakt van
publiekbeschikbare documenten: slechts 38
procent deed dat altijd, zo procent racer niët
dan wel en 2 procent nooit. Respondenten
konden ook antwoorden met zelden (8 pro
cent), meer wel dan niet (15 procent), fre
quent (15 procent) of de vraag blanco laten (2
procent).
Gelet op de overvloed aan informatie die on
der meer via de sociale media beschikbaar is,
kan aan dit aspect meer aandacht besteed
worden.
PERCEPTIE
Bij de inschatting van de slaagkansen van
een procedure spelen percepties een belang
rijke rot. Percepties zijn evenzeer realiteiten,
en vaak is het verleidelijk de juridische en
strategische analyse ondergeschikt te maken
aan percepties.
We vroegen hoe een partij probeert de per
ceptie van de tegenpartij over de eigen positie
te beInvloeden, ofwel via eigen informele ka
nalen, ofwel via advocaten.
Dc meerderheid van de ondervraagden pro
beert zelden (30 procent) tot nooit (18 procent) of racer niet dan wel (12 procent) de
perceptie van de tegenpartij te beInvloeden
via informele kanalen. Slechts a procent doet
bet altijd op die manier, 18 procent doet het
frequent, 10 procent doet het meer wet dan
niet. Tien procent antwoordde blanco. Via ci
gen advocaten de perceptie proberen bein
vloeden gebeurde ook vaak: 7 procent deed
bet altijd ZO, 25 procent frequent en 30 procent meer wel dan niet. Acht procent deed
het nooit op die manier, 10 procent zelden en
13 procent meer niet dan wel. Zeven procent
antwordde blanco.
Dc rol van de advocaten kan er dus onder
meer in bestaan de percepties te beInvloe
meer niet dan wel. 1 procent antwoordde
blanco. Op die manier kunnen we vaststellen
dat ook in commerciele confficten emotie in
meer dan de heift van de gevallen daadwerke
lijk een impact heeft.
We sloten af met een ietwat confronterende
vraag: hebt u de indrukals u geschillen ach
teraf evalueert, dat de jnitiële strategische
optie fout is gebleken?
Dc meerderheid (55 procent) van de respon
denten trekt maar zelden die conclusie. Vijf
procent flooit, 20 procent meer niet dan wet.
13 procent heeft meer wel dan niet bet gevoel
dat de strategie fout was, 5 procent ervaart
dat frequent. Niemand antwoordde ‘altijd’, 2
procent liet de vraag blanco.
Het feit dat 55 procent van oordeel is dat de
initiële strategische optic niet fout is geble
ken, betekent dat in de meerderheid van de
gevallen de voorspelling over de afloop van
het conflict correct was.