Aan de leden van de Vaste commissie voor VWS, van de Tweede kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Datum Bijlage(n) 13 maart 2014 1 Contactpersoon Doorkiesnummer O. Koning/M. Swank 8949/8978 Ons kenmerk Uw kenmerk Com/otkg/cecs/150084/2014 Onderwerp Inbreng GGZ Nederland voor het nader verslag bij de Wvggz Geachte leden van de Vaste commissie voor VWS, Tot 20 maart aanstaande heeft u de gelegenheid uw inbreng te leveren voor het nader verslag bij de Wet verplichte ggz (Wvggz). Met deze brief willen wij u informeren over enkele onderwerpen die GGZ Nederland nog niet duidelijk zijn na bestudering van het wetsvoorstel. Tijdens eerdere gelegenheden, waaronder de door uw commissie georganiseerde hoorzitting, hebben wij aangegeven het wetsvoorstel op hoofdlijnen te ondersteunen. GGZ Nederland is positief over de onderliggende uitgangspunten en doelstellingen van dit wetsvoorstel. De keuzes en doelstellingen van de Wvggz worden breed gedragen. Wel geeft de sector aan dat het succesvol implementeren van deze wet staat of valt met een oplossing voor organisatorische en financiële mogelijkheden, waaronder een landelijk dekkend zorgaanbod. Middels deze brief willen wij een aantal punten onder uw aandacht brengen die vragen bij ons oproepen na lezing van de nota van wijziging. De belangrijkste vragen, die in de bijlage worden toegelicht, zijn: 1. Hoe wordt een landelijk dekkend aanbod van verplichte zorg gerealiseerd? Kunt u, om de doelstellingen van het wetsvoorstel te behalen, pleiten voor een landelijk registratiesysteem om patiënten met een crisismachtiging of zorgmachtiging in beeld te krijgen? 2. Welke oplossingen zijn er bedacht om de organisatorische en financiële wijzigingen te ondervangen? Is er ruimte voor financiële compensatie voor zorgaanbieders als de kosten van uitvoering van de Wvggz anders blijken uit te vallen dan onderzocht? Brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg Piet Mondriaanplein 25 • 3812 GZ Amersfoort • Postbus 830 • 3800 AV Amersfoort • T 033 460 89 00 • KVK 40483580 [email protected] • www.ggznederland.nl • IBAN: NL56 INGB 0687 2118 08 BIC: INGBNL2A • IBAN: NL08 ABNA 0408 3901 07 BIC: ABNANL2A 3. Hierop aansluitend, houden de bewindspersonen rekening met voldoende implementatietijd (inclusief tijd voor scholing en bouw van instellingssystemen) voordat deze wet in werking kan treden? 4. Welke oplossing biedt de wet om te voorkomen dat actoren hun rol bij de uitvoering van de wet niet oppakken? 5. Kan er explicieter door de bewindspersonen worden aangegeven hoe de veiligheid van medewerkers, patiënt en naasten worden geborgd? 6. Hoe dienen ggz-instellingen en hun medewerkers om te gaan met het ontbreken van samenhang in de verschillende aanhangige wetsvoorstellen rondom verplichte zorg (Wet Zorg en Dwang, Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en Wet forensische zorg)? 7. Kunnen de bewindspersonen bevestigen dat de deskundigen in dit wetsvoorstel dezelfde zijn als in de brief van minister Schippers van VWS rondom het hoofdbehandelaarschap? In de bijlage bij deze brief lichten wij deze vragen toe en geven wij op verschillende onderdelen aan waar nadere overdenking of uitwerking gewenst is. Ten slotte hebben we enkele punten die meer technisch juridisch van aard zijn, maar ook aanpassing, uitleg en/of uitwerking behoeven, aangeboden aan het departement. Graag zijn wij bereid onze standpunten en vragen mondeling toe te lichten. Hiervoor kunt u contact opnemen met mevr. mr. Maayke Swank via e-mail [email protected] of 06 211 707 09 of met mevr. mr. Tineke Stikker, via e-mail [email protected] of 06 218 552 33. Met vriendelijke groet, Drs. J.D.C. (Jacobine) Geel, voorzitter. 2 Bijlage bij brief GGZ Nederland, inbreng verslag Wvggz, d.d. 03/2014 1. Hoe wordt een landelijk dekkend aanbod van verplichte zorg gerealiseerd? Kunt u, om de doelstellingen van het wetsvoorstel te behalen, pleiten voor een landelijk registratiesysteem om patiënten met een crisismachtiging of zorgmachtiging in beeld te krijgen? Volgens GGZ Nederland kan dit wetsvoorstel slechts slagen als er sprake is van een landelijke dekking voor het toeleiden naar en uitvoeren van verplichte ggz. Het kan niet zo zijn dat er geen verplichte ggz mogelijk is in de regio waar iemand woont. Het is belangrijk dat de verschillende inkopers van ggz-zorg, zorgverzekeraars, gemeentes en justitie als het gaat om bijvoorbeeld nazorg in een RIBW voor ex- justitiabelen, hier oog voor hebben. Vooruitlopend hierop is het belangrijk de financiers in een vroeg stadium te betrekken, daar het wijzigen en ontwikkelen van inkoopvoorwaarden en DBC’s tijd kost. Bij de landelijke dekking pleit GGZ Nederland ervoor om in de regio, bij voorkeur de arrondissementsregio’s, samen te werken met andere geneesheer-directeuren, gemeentes, politie, rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie. Zo kan het belang van de patiënt en de zorg die hij nodig heeft, optimaal worden vormgegeven, zonder afhankelijkheid van een enkele zorgaanbieder. Ook moet er per regio voldoende forensische capaciteit zijn. Dit met het oog op de samenhang van de Wvggz met de Wet forensische zorg en de doorstroom van patiënten uit het forensisch circuit naar de reguliere ggz. Volledigheidshalve wordt hier nog opgemerkt dat de taak van de geneesheer-directeur (GD), als het gaat om patiënten die via de Wet forensische zorg binnenkomen, slechts goed uitgevoerd kan worden als de Officier van Justitie de GD in een zeer vroeg stadium betrekt. Voorkomen moet worden dat de strafrechter een zorgmachtiging (ZM) afgeeft waar de GD naar te handelen heeft, zonder dat de GD heeft kunnen oordelen dat verplichte zorg het ultimum remedium middel is en de ZM aansluit bij de beleidsdoelstellingen van de zorgaanbieder. Een van de grootste voordelen van deze wet is dat, in tegenstelling tot de Wet Bopz, de (ambulante) behandeling centraal staat. Hierdoor zal er naast landelijke dekking van de zorg ook een landelijk registratiesysteem nodig zijn om de continuïteit van zorg te waarborgen. Dit systeem zorg ervoor dat personen met een ZM of een crisismachtiging (CM) in beeld zijn. In dit systeem moet volgens ons slechts worden opgenomen of er een ZM/CM (in voorbereiding) is en welke geneesheer-directeur verantwoordelijk is. De Wvggz is een patiëntvolgende wet: dat moet ook in de praktijk mogelijk gemaakt worden. Ter illustratie: als een patiënt met een zorgmachtiging uit Groningen tijdens een bezoek aan Maastricht ontregeld raakt, dan is het goed om direct met de verantwoordelijke geneesheer-directeur af te stemmen over de in te zetten zorg. Alleen degenen die bevoegd zijn een zorgmachtiging of crisismaatregel te verzoeken, zouden inzage in dat systeem moeten hebben. Het gaat daarbij om de geneesheerdirecteur, de burgemeester en de officier van justitie. Alleen indien en voor zover noodzakelijk. Uiteraard is GGZ Nederland bereid mee te denken over de inrichting van een dergelijk systeem en de privacy regels die het overleg tussen de GD’s mogelijk maakt. Hierop vooruitlopend merken wij op dat wij het tot een taak van de publieke overheid vinden horen om een dergelijk systeem te financieren. Belangrijke opmerking hierbij is dat implementatie van een dergelijk systeem tijd kost. Hier moet rekening mee gehouden worden. 3 2. Welke oplossingen zijn er bedacht om de organisatorische en financiële wijzigingen te ondervangen? Is er ruimte voor financiële compensatie voor zorgaanbieders als de kosten van uitvoering van de Wvggz anders blijken uit te vallen dan onderzocht? Een belangrijk punt in de Wet verplichte ggz is de rol en de positie van de geneesheerdirecteur (GD). Taken en aanwijzen van de GD Belangrijkste wijziging in de nota van wijziging ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel is het schrappen van de commissies en diens taken te verdelen over andere actoren. Hiermee krijgt de geneesheer-directeur een centrale rol in het voorbereiden, het aanvragen en uitvoeren van de ZM. In de nota van wijziging wordt gesteld dat de geneesheer-directeur deze taken in de wet Bopz grotendeels al heeft, waardoor de wijzigingen gering zouden zijn. Dat geldt slechts ten dele. Het geldt niet voor de ggzinstellingen die geen bureau van GD’s hebben. Het geldt ook niet voor de taken die de GD nu niet meer informeel maar formeel gaat uitvoeren, bijvoorbeeld die in plaats van de Officier van Justitie. En het geldt al helemaal niet voor de taken die nieuw worden geïntroduceerd, zoals het periodiek overleg voeren met GD’s in de regio over de verplichte zorg, de ambulante zorg die toe zal nemen en de toenemende rol van de geneesheer-directeur in de vrijwillige zorg en afstemming met de omgeving over de zorg en rehabilitatie. Naar onze mening zijn de financiële en organisatorische aspecten die deze wijzigingen met zich meebrengen onvoldoende overdacht. Onafhankelijke positie GD Tijdens het rondetafelgesprek van 20 januari jongstleden werd duidelijk dat de onafhankelijke positie van de GD ten opzichte van de zorgaanbieder als een belangrijk waarborg voor de rechtsbescherming van de patiënt wordt gezien. GGZ Nederland heeft een werkgroep opgericht die nadenkt over hoe de GD het beste gepositioneerd kan worden. Hierop vooruitlopend kan gesteld worden dat het plaatsen van de GD buiten de zorgaanbieder niet ten goede zal komen van de zorg. De GD heeft om zijn taken goed, snel en adequaat uit te voeren kennis nodig van de procedures van de zorgaanbieder. Daarenboven is het risico van de GD buiten de organisatie plaatsen dat de GD onvoldoende betrokkenheid en zeggenschap heeft met de zorg om zijn functie goed uit te oefenen. Om te bewerkstelligen dat de geneesheer-directeur zijn taken onbevangen en onbevooroordeeld kan uitoefenen denkt GGZ Nederland na over de uitwerking van artikel 2:3 te weten de benoeming van de geneesheer-directeur en de betrokkenheid van de cliëntenraad hierbij. Crisismaatregel Het wetsvoorstel geeft onvoldoende duidelijkheid over de crisismaatregel. Er worden veel administratieve verplichtingen gesteld die onuitvoerbaar zijn in de korte periode die de crisismaatregel duurt. De burgemeester kan een crisismaatregel afgeven die maximaal drie dagen duurt. Hoe dient de GD in deze korte periode ervoor te zorgen dat er twee medische verklaringen worden afgegeven door verschillende onafhankelijk verklarend artsen (voorafgaand aan de CM en gedurende de CM), de actoren te horen, te beslissen over het eigen plan van aanpak en alle voorbereidingen te treffen voor het indienen van de ZM. Opgemerkt dient te worden dat je normaliter ongeveer 2 maanden hebt om de ZM voor te bereiden. Daarenboven is het mogelijk dat onafhankelijk verklarend arts aangeeft dat de CM (gedeeltelijk) ambulant uitgevoerd dient te worden. 4 Indien dit het geval is moet de onafhankelijk verklarend arts volledig omschrijven wat er gedurende de CM aan zorg geboden kan worden (incl. de op- en afschaling), de vraag is of de onafhankelijk arts dit binnen één beoordeling kan aangeven. Administratieve lasten In de toelichting op de nota van wijziging wordt aangegeven dat er onderzoek is gedaan naar de administratieve lasten die de taakuitbreiding ten opzichte van de Wet Bopz voor de bestaande actoren in de ggz met zich meebrengt. De conclusies die hier gepresenteerd worden, kunnen wij niet plaatsen en zijn gebaseerd op aannames over de patiëntenpopulatie en de kosten. Wij vragen de bewindspersonen aan te geven welke kosten met de extra en de verzwaarde taken gemoeid zijn en hoe deze kosten gedekt gaan worden? Indien dit niet nader aangegeven kan worden pleiten wij voor een nulmeting naar de huidige kosten zodat eventuele meerkosten bij de uitvoering van het voorstel gecompenseerd kunnen worden. In de toelichting op pagina 59 wordt aangegeven ‘bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt het aantal zorgmachtigingen in kaart gebracht en kan op jaarbasis de regeldruk worden bijgehouden’. Onze verwachting is dat met de nieuwe taken van de geneesheer-directeur de administratieve lasten toe zullen nemen. Kan de minister aangeven wat er met deze informatie gedaan wordt en welke financiële gevolgen het heeft indien blijkt dat de administratieve last groter is dan waar nu vanuit wordt gegaan? Structurele kosten Dit wetsvoorstel brengt ook enkele structurele kosten met zich mee. Wij verwachten dat er een uitbreiding dient te komen van de ondersteunende diensten, waaronder de medische administratie en de geneesheer-directeuren en het heeft eveneens grote gevolgen voor de capaciteit van bv. de rechterlijke macht en de stichting PVP. Ter ontlasting van de rechterlijke macht en de bureaucratie binnen de eigen instelling verzoeken wij om de zorgmachtiging stepped care te maken waarin de opschaling van de zorg wordt beschreven zodanig dat er geen onnodig beroep op de rechterlijke macht hoeft te worden gedaan bij wijziging van het zorgplan. Daarbij vragen wij de mogelijkheid een Plan van Aanpak op te stellen bij een wijziging van de zorgmachtiging uit te sluiten. Wij stellen voor dat bij een wijziging van de zorgmachtiging alleen het zorgplan wordt aangepast en getoetst door de geneesheer-directeur en de rechter en niet door de onafhankelijk verklarend arts. Dit zou goed aansluiten bij huidige jurisprudentie van de Wet Bopz, meer specifiek van artikel 38. Bekostiging De verplichte zorg is een ultimum remedium middel; dit betekent dat er intensief overleg plaats dient te vinden met zorgverleners in de eigen regio over de (on) mogelijkheden van vrijwillige zorg. Wij denken met name aan overleg met tot nu toe niet aangewezen Bopzinstellingen die wel ggz leveren zoals RIBW’s, dagactiviteitencentra en gemeentes in de verschillende ”voordeurteams” en bij nazorg na afloop van justitiële titels. Hebben de bewindspersonen er rekening mee gehouden dat er veel tijd zit in de voorbereiding van de ZM zowel voor de GD als voor de zorgverantwoordelijke, die in sommige gevallen niet gedeclareerd kan worden? En is er rekening gehouden met een toestroom die komt vanuit 5 de justitiële sector1 en de gemeentelijke voorzieningen (o.a. vanuit RIBW’s en via het meldpunt) en zo ja, hoe verhoudt zich dit dan tot de financiering van deze wet? Het wetsvoorstel heeft gevolgen voor de bekostiging van de zorg. De verplichte zorg uit dit wetsvoorstel zal vanuit verschillende stromen gefinancierd en geïndiceerd worden, zoals de Wmo voor de jeugd-ggz en de volwassenzorg vanuit de Zvw. Dit betekent ook dat de bewindspersonen duidelijkheid dienen te verschaffen over de AGB codes, daar de Minister heeft aangegeven in het kader van kostenbewustzijn dat de AGB code op een rekening dienen te staan en de ‘verwijzers’ in dit wetsvoorstel niet-medici zijn; respectievelijk de burgemeester, het meldpunt OGGZ of de (straf) rechter. Volgens de Wfz kan de strafrechter toepassing geven aan de Wvggz. In die gevallen is geen sprake meer van forensische zorg, bekostigd uit de begroting van V&J, maar van reguliere ggz. GGZ Nederland verzoekt de minister rekening te houden met al de voornoemde organisatorische en financiële wijzigingen, waarbij nog veel lagere regelgeving geschreven moet worden, alvorens de invoeringsdatum vast te stellen. Het succesvol implementeren van deze wet valt of staat met een oplossing voor organisatorische en financiële mogelijkheden. 3. Houden de bewindspersonen rekening met voldoende implementatietijd (inclusief tijd voor scholing en bouw van instellingssystemen) voordat deze wet in werking kan treden? De ggz-instellingen zullen instellingsdocumenten en werkprocessen volledig moeten aanpassen aan de nieuwe wetgeving, nu men immers patiëntvolgend de zorg gaat verlenen. Dat betekent dat zorgverleners, zorgverantwoordelijken en de geneesheer-directeur transmuraal gaan werken, in plaats van voornamelijk extra- of intramuraal. In de te maken kosten zal onderscheid gemaakt moeten worden in initiële, eenmalige en doorlopende meerkosten. Graag maken we hier nadere afspraken over. Daarnaast dienen de personeelsleden, de andere actoren en de patiënten voorgelicht te worden en voorbereid te worden op het transmuraal werken, met als gevolg aanpassing van alle voorlichtingsmaterialen, protocollen, systemen et cetera. GGZ Nederland maakt zich, gezien alle bezuinigingen en de afspraken in het bestuurlijk akkoord over ambulantisering, zorgen over de financiële mogelijkheden van de ggz-instellingen hiertoe. Aangezien alle actoren die genoemd worden in het wetsvoorstel geschoold moeten worden achten wij het tot de publieke taak van de overheid horen om alle actoren te voorzien van voldoende scholing en voorlichtingsmateriaal. Voor beide hier genoemde punten is het van belang dat er voldoende tijd voor wordt ingeruimd om van de implementatie een succes te maken. 4. Welke oplossing biedt de wet om te voorkomen dat actoren hun rol bij de uitvoering van de wet niet oppakken? Het wetsvoorstel verplichte ggz omschrijft nieuwe taken en verplichtingen voor veel partijen. De wet werkt alleen goed als elke actor zijn rol oppakt. 1 RVZ Rapport ‘Stoornis en delict’, mei 2012 6 De angst bestaat in het veld dat, in een tijd waarin nagenoeg alle betrokken partijen moeten bezuinigen, taken niet waargemaakt kunnen worden. Dit zou betekenen dat andere instanties die rol op zich moeten nemen of de doelstellingen niet behaald kunnen worden omdat een deel van het wetsvoorstel niet opgepakt wordt. Het risico ligt in dat geval bij de patiënt in plaats van dat het principe van wederkerigheid gehonoreerd kan worden. 5. Kan er explicieter door de bewindspersonen worden aangegeven hoe de veiligheid van medewerkers, patiënt en naasten worden geborgd? De Wet verplichte ggz voorziet in situaties die aansluiten bij de huidige praktijk van ambulante behandelingen. Waar het voorstel momenteel (nog) niet voldoende in voorziet is aandacht voor de veiligheid van zowel de patiënt, de zorgverlener als de rechter in een thuissituatie van een patiënt. Er moet goed nagedacht worden over hoe om te gaan met risicovolle situaties. In de ogen van GGZ Nederland moet er een wettelijke basis zijn om in de regio afspraken te maken over de aanwezigheid en bekostiging van de politie of een beveiliger, mocht er een onveilige situatie te verwachten zijn. Dit geldt ook voor het moment dat een patiënt vervoerd wordt naar een kliniek om een ZM veilig te effectueren. In het voorstel Wet verplichte ggz, is er een belangrijke rol voor familie en naasten. GGZ Nederland vraagt ook aandacht voor hun veiligheid. Belangrijk hierbij is dat er duidelijkheid is over hoe de rol van de IGZ nader wordt ingevuld. 6. Hoe dienen ggz-instellingen en hun medewerkers om te gaan met het ontbreken van samenhang in de verschillende aanhangige wetsvoorstellen rondom verplichte zorg? Voor de praktische uitvoering van de verschillende wetten is het, zeker voor medewerkers in de ggz waar patiënten soms onder meerdere regimes vallen, belangrijk dat er oog is voor de samenhang van verschillende wetten. De samenhang tussen de wetsvoorstellen die verplichte zorg omhelzen2 wordt momenteel onderzocht door ZonMw. GGZ Nederland heeft hierop vooruitlopend een analyse aangeboden aan het ministerie van VWS en V&J over de samenhang tussen de Wet forensische zorg, de Wet zorg en dwang en de Wvggz3. De conclusie hiervan is dat indien deze wetsvoorstellen niet geharmoniseerd of anderszins beter op elkaar afgestemd zullen worden, dit veel knelpunten gaat opleveren voor de (interne en externe) rechtspositie van de patiënt, hulpverlener en zorgaanbieder. Daarbij wordt voorzien dat er patiënten tussen wal en schip komen te vallen en/of de zorg continuïteit komt in gevaar en/of dat de mogelijkheden van uit- of doorstroming van bepaalde patiënten er op achteruit zullen gaan. De schakelbepalingen die in dit licht al in bepaalde wetten zouden zijn opgenomen, lijken deze risico’s niet te kunnen ondervangen. Definities, procedures, toezichthoudende maatregelen, evaluatietermijnen en klachtmogelijkheden verschillen zonder dat hier een duidelijke onderbouwing voor is. Instellingen/locaties die zich uitsluitend bezighouden met ‘één type patiënt / één type problematiek´ (bijv. psychogeriatrie/verstandelijk gehandicaptenzorg/reguliere psychiatrie/TBS verpleging) zal het duidelijk zijn of de Wet Zorg en Dwang, de Wvggz dan wel de Wfz nageleefd moet worden. 2 Wet forensische zorg (Wfz), Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz), Jeugdwet, Wet Zorg & Dwang, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 3 Op te vragen via [email protected] 7 Voor instellingen/locaties waar thans mensen behandeld en/of opgenomen worden die voldoen aan criteria uit diverse wetten én waar de zorg betaald wordt uit diverse geldstromen (AWBZ, Zorgverzekeringswet, WMO, Zorginkoop Veiligheid & Justitie) ligt dit anders. Wanneer niet duidelijk is welke wetgeving wanneer van toepassing is, of als meerdere wetten gelijktijdig nageleefd zullen moeten worden, brengt dit interne en externe rechtspositionele onduidelijkheid met zich mee. Er zullen dan bij patiënt en zorgverlener vragen opkomen als: hoe lang kan er (verplicht) opgenomen/behandeld worden, welke procedure(s) moet(en) er gevolgd worden, kan patiënt of instelling overplaatsing aanvragen, over welke besluiten / gedragingen kan men waar klagen, wie besluit over vrijheden, verlof en ontslag, enzovoorts. Het is dringend gewenst dat het ministerie duidelijkheid biedt over welke wetgeving nu precies wanneer van toepassing zal moeten zijn. De staatssecretaris van VWS heeft – toen hier al eens naar gevraagd werd bij de behandeling van de WZD- in een brief4 aangegeven dat “de problematiek van de cliënt en de daarbij passende zorg bepalen in welk type instelling hij het beste op zijn plaats is`. Hiermee is echter nog niet de vraag beantwoord welke wetgeving binnen die instelling dan vervolgens gelding moet hebben. Het is voorts een gegeven dat van veel patiënten bij aanvang van de zorg (zeker als het een onbekende (crisis)patiënt betreft) er nog onvoldoende duidelijkheid is om te weten of het WZD of Wvggz problematiek betreft, of dat betrokkene wellicht (al) een juridische titel heeft. Wat wordt een instelling of hulpverlener dan geacht te doen? Daarenboven kan gedurende een behandeling en/of opname blijken dat er gekozen moet worden voor een andere setting en waar dan mogelijk een geheel ander wettelijk/rechtspositioneel kader geldt. Met het ontbreken van doorstroombepaling lijkt de continuïteit van zorg dan in gevaar te komen. De doelstelling ‘patiëntvolgend’ die de wetsvoorstellen ambiëren lijkt niet gehaald te worden. Klachtrecht Artikel 10:2 lid 4 waarin de eis wordt gesteld dat de gehele klachtencommissie onafhankelijk is, zal onhaalbaar zijn voor de meeste ggz-instellingen. Om te voorkomen dat de klachtencommissies een commerciële aangelegenheid worden, pleiten wij ervoor om aan te sluiten bij de huidige regelgeving en het wetsvoorstel Wkkgz, waarin slechts de voorzitter onafhankelijk is. Daarnaast verzoeken wij opheldering te geven over wie bevoegd is een klacht in te dienen. Wie kan er geschaard worden onder de term: ‘andere belanghebbende’? Het lijkt onwenselijk dat de FVP of PVP hieronder vallen. Daarenboven als de klachtencommissie bevoegd is te beslissen over klachten van patiënten én familie/naasten kan er sprake zijn van belangenverstrengeling. Conform het advies van de Raad van State is de klachtmogelijkheid over artikel 8:19 , een afwijzing op een aanvraag tot beëindiging van de ZM, uitgesloten. Wij zijn positief over deze wijziging. Wel vragen wij ons af wat de meerwaarde is om weer een onafhankelijk arts een toetsing te laten doen in het geval de GD de aanvraag afwijst. Een extra verklaring is onnodig, omslachtig en tijdrovend. 4 Brief d.d. 12 juni 2013 kenmerk 122105-104775-LZ 8 Verder zal het voor patiënten een aanleiding kunnen vormen om bij een afwijzende beslissing standaard een beroep op dit artikel te doen zodat er een onafhankelijk arts naar kijkt, wat het artikel een dure en tijdrovende procedure maakt. De waarborg dat de rechter er zorgvuldig naar kijkt is voldoende rechtsbescherming. De schadevergoeding die een klachtencommissie kan toekennen is ongemaximeerd conform art. 10:4 lid 6. GGZ Nederland acht de klachtencommissies onvoldoende deskundig om een schadevergoeding toe te kennen en al helemaal als het gaat om ongemaximeerde bedragen. Ons inzien dient dit overgelaten te worden aan de rechter. Indien er toch besloten wordt dat klachtencommissies bekwaam zijn te oordelen over schades, dan verzoeken wij aan te sluiten bij de bedragen uit het wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg. 7. Kunnen de bewindspersonen bevestigen dat de deskundigen in dit wetsvoorstel dezelfde zijn als in de brief van minister Schippers van VWS rondom het hoofdbehandelaarschap? In dit wetsvoorstel wordt aangegeven dat er bij ministeriële regeling deskundigen aangewezen kunnen worden die zorgverantwoordelijke dan wel onafhankelijk verklarend arts kunnen zijn. In afwachting van het onderzoek rondom het hoofdbehandelaarschap pleit GGZ Nederland ervoor om als zorgverantwoordelijke de deskundigen te benoemen, degene die zijn genoemd als hoofdbehandelaar in de brief van de minister d.d. 2 juli 2013. Als onafhankelijk verklarend arts zien wij graag de verslavingsarts, de psychiater, klinisch geriater, en de arts verstandelijk gehandicapten opgenomen. Overige punten en vragen Tot slot hebben wij nog een aantal technische juridische vragen die uitleg behoeven. Deze hebben wij gebundeld tot artikelsgewijze opmerkingen en aangeboden aan het departement5. 5 Op te vragen via [email protected] 9
© Copyright 2024 ExpyDoc