Alles wat aandacht krijgt, groeit

RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
4
Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs
Alles wat
aandacht krijgt,
groeit
Levenskunstenaar
“Een gesprek met de toekomst”
De Knapvilla
“Met een andere bril naar
de kinderen kijken”
extra
d
ikke
zomer
specia
l
2
Van het College van Bestuur
Levenskunstenaar
“Als je praat met een kind, voer je
eigenlijk een gesprek met de toekomst.”
Deze mooie uitspraak deed Peter Senge,
een begeesterd spreker over leiderschap,
onlangs in een studiebijeenkomst waar
ook een aantal leden van de werkgroep
Lerende Organisatie aan deelnam.
Deze werkgroep is intensief bezig met de zoektocht naar wat
voor de RVKO nodig is om te ontwikkelen als lerende organisatie
waarin we optimaal gebruik maken van alle kennis en kunde die
er al is door deze met elkaar te verbinden en waarin we open
staan voor nieuwe informatie vanuit onze omgeving. Zo blijven
we steeds weer groeien als professional, team en organisatie.
Bijvoorbeeld door uitwisseling en reflectie met collega’s.
Binnen je eigen school, tussen scholen, tussen scholen en
de Pabo-opleiding en met anderen van buiten.
Peter Senge benadrukt daarbij dat voor echt samen ontwikkelen
het belangrijk is dat je een gedeelde droom hebt. Binnen de RVKO
hebben we daar de term Levenskunstenaar voor gekozen.
We kiezen er bewust voor kinderen de kans te geven zich in
de volle breedte te ontwikkelen en passen ervoor ons onderwijs te
beperken tot alleen taal en rekenen.
“Voor echt samen ontwikkelen is
het belangrijk dat je een gedeelde
droom hebt ”
Vanuit dit perspectief kijken we dan ook naar hoe wij binnen
de RVKO met ontwikkelen en opleiden omgaan, en hoe we dit
zo kunnen ontwikkelen dat we die lerende organisatie waar
kunnen maken. Hiervoor is het nodig om te reflecteren op hoe we
het nu doen. Zodat we keuzen kunnen maken wat door kan gaan
en welke verbeteringen ons verder brengen. Zo is er al
een nieuw cursusaanbod vanuit de taakgroepen ‘onderwijskwaliteit’ gepresenteerd. Ook start er een vernieuwde (volledig
geaccrediteerde) opleiding voor startende schoolleiders dit
najaar, waarin we samenwerken met andere schoolbesturen.
En er komt nog veel meer.
Die droom van een lerende organisatie die erop gericht is leerlingen tot levenskunstenaar te laten uitgroeien, hebben we vastgelegd in ons strategisch plan. Inmiddels hebben we dit breed
gedeeld met elkaar, en wordt er volop gewerkt aan de ambities die
er in staan geformuleerd. Goed kwaliteitsbeleid binnen het onderwijs heeft ons geleerd om bij alles wat we doen de PDCA-cyclus
te gebruiken. Dit doen we in de lessen en ook bij ons beleid.
De plannen die we maken voeren we uit en door te evalueren
kunnen we de volgende stap goed kiezen en indien nodig bijsturen.
Vandaar dat we als bestuur hebben gevraagd om in gesprek te
mogen gaan met een aantal schoolteams over het strategisch plan.
Met de simpele beginvragen: “Kun je er mee verder?” en “voel je
je ermee verbonden?”. Voor ons een goede terugkoppeling of
we op de goede weg zijn en daarin verbonden met de leraren
in de scholen. Verderop in deze Koerier zal je hiervan een verslag
kunnen lezen.
Wat ik hier al wel wil vertellen is dat ik met veel plezier deze
gesprekken heb gevoerd. Het was geweldig om zeer enthousiaste,
professionele collega’s te spreken over wat hen bezig houdt.
En het viel op hoe hard er al gewerkt wordt aan onze (dat durf ik
nu volmondig te zeggen) gezamenlijke droom! Deels is men al
een heel eind op weg en is het zoeken naar verdieping en
verbreding, deels is de wens er heel diep en wordt al hard aan
de voorwaarden gewerkt om echt verder te kunnen. Mooi is dan
ook te merken dat ook in de GMR en de ALV van de vereniging
dit geluid gekend en gewaardeerd wordt.
“Zoeken naar verdieping en verbreding ”
Wat bij dit alles voorop staat is dat we het gesprek met de
toekomst moeten voeren om de goede keuzen voor onze
leerlingen te kunnen maken. Als professionals kunnen we
daarvoor luisteren naar onze leerlingen en ook hen een rol
toebedelen in het mee vorm geven aan het onderwijs.
Hiervoor zijn er vele mogelijkheden, waarin zij op hun eigen
wijze dit waar kunnen maken. In een ‘meesterklas’ met alle IB’rs
hebben we hier onlangs nog uitgebreid bij stil gestaan aan
de hand van de idee van John Hattie. Belangrijk daarbij is dat
elke leerling, en ook elke collega hierbij eigenaar mag zijn van
zijn eigen leerproces. Het kan dan weleens heel verrassend
zijn wat de toekomst, bij monde van een kind,
ons leert hoe we dit mogen doen.
Allemaal een welverdiende
zomervakantie gewenst!
Lia Zwaan - van Schijndel
Ton Groot Zwaaftink, voorzitter
RVKOERIER Van het College van Bestuur
Levenskunstenaar
2
Direct op vakantie
3
Strategisch beleidsplan
4
Onze school in Tangail
7
De lat omhoog
7
Column
Coach!
8
Pedagogisch Tact 8
Kwaliteitskeurmerk
9
Yogakoning10
‘Elke dag samen beter’
11
Audit
12
Complexe didactische
vaardigheden12
De Toetsnaald14
Column
Vakantie
16
College pedagogiek17
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
Direct op vakantie
‘Als op het uur van het goddelijk officie het signaal klinkt,
legt men alles neer wat men in handen heeft en gaat men
in allerijl richting kapel.’
Als je aan iemand vertelt dat je in het onderwijs werkt, krijg je
zeker weleens de reactie: ‘dan heb je lekker veel vakantie!’.
We lopen rond met het imago dat we te veel vakantiedagen zouden
hebben. We praten regelmatig over vakantie, alsof we ons werk niet
leuk zouden vinden. En als we eenmaal op vakantie zijn, dan praten
we weer te veel over het schoolwerk. Is dit een goede gewoonte?
In het afgelopen schooljaar bezochten tien medewerkers van
de RVKO voor het eerst de Abdij O.L.V. van Koningshoeven in
Berkel-Enschot. De monniken leven daar volgens de regel van
Benedictus, die worden samengevat als ora et labora, bid en werk.
Buitenstaanders zeggen ten onrechte, dat zij hun bidden en
werken strikt gescheiden houden.
“ De kunst van het beginnen op het moment
dat we daartoe worden geroepen ”
Dat klopt niet helemaal. Het bidden en het werken in het leven
van de monniken versterken elkaar. God is altijd aanwezig.
Door de oren te spitsen en met het hart te luisteren, kan die
aanwezigheid worden gevoeld in zowel het bidden als het werken.
Toch werd ons verblijf in de abdij bepaald door het vaste dagritme
dat strikt werd gehanteerd. Zelfs de ontspanning was vastgelegd.
Wat kunnen wij in onze dagelijkse onderwijspraktijk leren van
de leefregels van Benedictus en de monniken in Berkel-Enschot?
Wij worden geroepen om onze kinderen uit te laten groeien tot
levenskunstenaars. Dat is een grote klus die veel van ons vergt.
Sommigen stellen een grote klus liever even uit, anderen bijten
zich er onophoudelijk in vast. Benedictus leert ons over de kunst
van het beginnen op het moment dat we daartoe worden geroepen.
Dat we ons niet richten op het einde van het werk, maar op dat
wat we nu belangrijk vinden om te doen. Misschien komt dan niet
alleen de vakantie, maar ook het persoonlijke gevoel van roeping
voor het onderwijs een klein beetje dichterbij.
Het signaal klinkt. Laten wij neerleggen wat wij in handen hebben
om ons de komende weken vol aandacht te richten op onze
vakantie, zonder constant te praten over het werk. Als het aan
Benedictus ligt hebben wij een heerlijke vakantie. Geniet ervan!
Column
Spreekbeurt18
De Knapvilla19
Bronvermelding citaat: Hunink, V. (2000).
De regel van Sint-Benedictus (r. 43, p. 55).
Lees, lezer, leest!
‘Stoner’
Marianne Gijbels en Bas Dumoulin
Beleidsondersteuners identiteit
20
Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
3
4
De RVKO heeft een Strategisch Beleidsplan ontwikkeld. Dat plan is onder het personeel
verspreid zodat iedereen het kan lezen. Om te ervaren wat het plan betekent voor
de mensen voor de klas, heeft Ton Groot Zwaaftink op een aantal scholen een gesprek
gevoerd over het plan en de betekenis die mensen daaraan hechten. Natuurlijk komen
in zo’n gesprek de voorbeelden uit de barre werkelijkheid naar boven. En vooral vindt
het gesprek plaats over hoe de richtlijnen van het plan de scholen kunnen helpen
een weg te vinden in de dagelijkse realiteit.
Strategisch beleidsplan in de school
Hoe beleven we de kernwaarden?
Slagen we er in die waarden voor iedereen
de drijfveer van het handelen te laten zijn?
De leidraad voor het bestuur is: hoe
kunnen we op alle scholen vanuit deze
uitgangspunten een eigen weg vinden.
Die vraag is de rode draad geweest in
de gesprekken die zijn gevoerd. Op de
meeste scholen kwamen in de gesprekken
spontaan dezelfde punten naar boven
Hieronder vind je een samenvatting.
Ontstaan strategisch
beleidsplan
Het bestuur van de RVKO heeft in
een vroeg stadium kenbaar gemaakt dat
het nieuwe Strategische Beleidsplan over
de jaren 2014 tot 2018 mede vorm gegeven
moet worden met de medewerkers op
de werkvloer. Het moet geënt worden op
de inspiratie, de inbreng en de dromen van
het totale personeel van de Rotterdamse
Vereniging voor Katholiek Onderwijs.
Drie werkgroepen – onderwijs/personeel/
financiën, waarin directeuren, leerkrachten
en medewerkers van het bestuursbureau
participeren – presenteren uitgebreide
rapportages over hun vakgebieden.
Voornoemde rapporten worden in een
studiesessie van alle directeuren van
de basisscholen bijgesteld en vervolgens
aan het bestuur van de Vereniging
aangeboden. Een toekomstgerichte visie
vraagt keuzes op vele beleidsterreinen.
Alle keuzes en ambities worden met
de missie en kernwaarden opgenomen
in het Strategisch Beleidsplan. Scholen
krijgen de ruimte om deze geformuleerde
ambities op een eigen wijze op schoolniveau invulling te geven. Uitgangspunten
voor het bestuur zijn het vertrouwen in
de gekozen werkwijze van de scholen en de
open dialoog met de scholen. In het eerste
jaar van het Strategisch Beleidsplan (2014)
zal de College van Bestuur met een open
agenda en een luisterend oor de dialoog
op de werkvloer aangaan.
Sfeer
Het is opvallend dat de sfeer tijdens de
gesprekken zo open is. Iedereen zegt wat
hij van het plan vindt en wat de kritiekpunten zijn. In warme lokalen, met een
stralende zon of tijdens enorme regenbuien, de gesprekken hebben steeds
hetzelfde karakter. Tijdens de maaltijd,
of gewoon na schooltijd, komen de deelnemers tot een vaak indringend onderzoek
van de onderwerpen die in het Strategisch
Beleidsplan worden aangestipt.
Meestal brandt men los na een korte
inleiding van Ton, of van de directie.
Zonder een blad voor de mond te nemen,
komen de teams tot uitspraken over partnerschap met ouders, over de aard van de
relatie met leerlingen en de verhoudingen
onderling. Ook de verhouding tussen
scholen en het bestuursbureau komt op
iedere school aan bod. Men is het niet
over alles met elkaar eens. Gelukkig niet.
Maar dat er over gesproken kan worden,
is bemoedigend.
Levenskunstenaar
Het begrip dat de meeste discussie uitlokt
is ‘levenskunstenaar’. Een kind van vier dat
er in slaagt om, ondanks de wanhopige
huiselijke situatie, ’s ochtends iets te eten,
aangekleed en op tijd op school te komen,
is een ware levenskunstenaar. Daarover is
geen discussie. Wat doet het begrip in
het Strategisch Beleidsplan? Wat betekent
het en hoe kunnen we het gebruiken in
ons onderwijs of als een doel van ons
onderwijs. Dat zijn de vragen waar
uitgebreid over wordt gesproken.
‘Het lokt soms sarcasme uit, maar hier
niet’, constateert iemand. ‘Er zijn, met en
voor anderen.’ Weten wat je in allerlei
situaties zou moeten doen, hoe je er kunt
zijn voor de ander. Jezelf kennen in die zin,
dat je er het beste van maakt, omdat dat
het beste is. Gelukkig zijn met wat er is.
Kinderen leren dat ze alleen vanuit hun
heden een eigen leven kunnen opbouwen.
Zelf beslissen op grond van kennis over je
eigen omstandigheden. Dat is een kunst.
Het begrip wordt tijdens de gesprekken
ingevuld in een aantal betekenissen.
Meestal draaien die om de ander.
Voor de leerlingen en voor de leerkrachten
is dit steven een langdurige poging om
het goede te doen.
Het juninummer van Filosofie Magazine is
gewijd aan levenskunst. Op de voorpagina
staat dan ook: Levenskunst. “Niet doen
wat je wilt, maar willen wat je doet”.
Misschien is dat wel een mooie weg om
tot geluk te komen. Zo wordt het ook door
RVKOERIER
een leerkracht op een van de scholen
verwoord: ‘Ik ben hier volmaakt gelukkig’.
Dat zouden we onze kinderen ook moeten
leren: gelukkig zijn. Omdat je hebt geleerd
om het positieve te zien en op jezelf hebt
leren vertrouwen.
Wat hebben teams al
gedaan en wat wil men
nog doen?
Bij een vroege binnenkomst in de scholen
voor aanvang van het gesprek met het team
over het Strategisch Beleidsplan zie je
hoe intensief de teams met de dagelijkse
onderwijspraktijk bezig zijn. Wat hebben
teams al gedaan in het kader van het
Strategisch Beleidsplan is bijna een open
deur intrappen. Maar door de vraag te
stellen komt er een scala – bijna een
waterval – aan gespreksonderwerpen op
tafel. Als een redactielid het woord samenwerking in de mond neemt, is het gelijk
duidelijk dat samenwerking op alle niveaus
een speerpunt is. Veelvuldig gehoord:
samenwerking met elkaar in een veilige
omgeving hebben wij hoog in het vaandel
staan, maar in de onderwijspraktijk van
iedere dag – waar tijd en werkbelasting
factoren van belang zijn – komt die samenwerking dikwijls onder druk te staan.
Als er over klassenbezoeken wordt
gesproken, die zouden met meer regelmaat
en structuur moeten plaats vinden, komt
veelvuldig het ‘Stichting leerKRACHT’
aan de orde. In dat project, geïnitieerd
door McKinsey, zijn klassenbezoek,
het gezamenlijk voorbereiden van lessen
en de feedbordvergadering belangrijke
pijlers. Ton steekt zijn enthousiasme over
dit project niet onder stoelen of banken.
Een school gaat in het kader van laagdrempeligheid en het opendeurprincipe
al zo ver, dat het met een andere RVKO
school een uitwisselingsprogramma heeft
voor klassenbezoek.
In het kader van samenwerking is ook
de relatie van de scholen met het bestuur
en het bestuursbureau een belangrijk
gespreksthema. Vele teamleden memoreren nog de prachtige jubileumviering
in oktober van het vorige jaar.
Er is sprake van een optimaal wij-gevoel.
Scholen en bestuur komen elkaar zeer
nader. Een goede relatie tussen scholen
enbestuur is een must en wordt zeer
op prijs gesteld. Er valt zelfs in de
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
wandelgangen van een school het woord
hunkering te horen. Een mooie metafoor
voor een regelmatig zakelijk contact
tussen bestuur en school. Vele gesprekspartners zetten in op een nog beter contact
met het bestuursbureau en juichen het
luisterende oor van de raad van bestuur
van de RVKO toe. Dit gespreksthema
verleidt een bevlogen medewerkster tot de
uitspraak: “Bestuur kom eens meer langs
op de werkvloer, ook als er geen directe
reden voor een bezoek is.” Ton neemt
de uitnodiging in dank aan en neemt de
gelegenheid te baat om het goed functionerende bestuursbureau de revue te laten
passeren.
Natuurlijk hebben de scholen talloze
plannen in de onderwijskast, die dikwijls
geïnspireerd zijn op het Strategisch
Beleidsplan. Maar ook klinkt de roep om
eerst een goede organisatie met een sterk
onderwijsprofiel neer te zetten voor we
nieuwe speerpunten gaan realiseren.
Ton geeft aan dat deze ambitie – wens
– ook valt onder de ambities neergelegd in
het Strategisch Beleidsplan. Een schoolleider roept nog met enige emotie uit:
“Laten we eerst uit gaan van een nog
betere school. En natuurlijk doen wij dat
in het perspectief van de geformuleerde
kernwaarden!” Dit wordt door niemand
tegengesproken. Integendeel.
“ Ambities ”
In de kantlijn van de gesprekken mochten
de gasten ook belangwekkende onderwerpen noteren als mediawijsheid – een
hoge prioriteit –, een kind is meer dan
rekenen en taal en geef kinderen een
grotere verantwoordelijkheid in het leerproces. Na afloop van de zestigminutengesprekken krijgen bestuur, bestuursbureau
en de redactie van de RVKOerier dikwijls de
spontane uitnodiging om eens niet een uur,
maar een hele dag op de school te komen
kijken. “Dan worden niet alleen wij, maar
ook jullie iedere dag een beetje beter.”
Daar valt weinig tegen in te brengen.
Team
De begrippen leergemeenschap, verandering
wereldbeeld, verantwoordingsbehoefte intern
en extern, professionalisering, educatief
partnerschap met ouders, leven in ieder
team. Hoewel de omstandigheden overal
anders zijn valt op dat vrijwel iedereen in
de gesprekken aangeeft in een veilige
omgeving te werken. Dat leidt in scholen
als vanzelf tot professionalisering.
Natuurlijk kost het moeite dingen te organiseren, maar bij elkaar in de klas kijken en
samen zoeken naar hoe het onderwijs
op de school kan worden verbeterd, dat
gebeurt volgens de deelnemers op vrijwel
alle bezochte scholen. Het vertrouwen dat
collega’s in elkaar hebben, wordt tijdens
de gesprekken nog eens uitgesproken.
Elkaar steeds een beetje beter maken, daar
gaat het om. Niet alleen de talenten van de
kinderen tot ontplooiing brengen. Ook die
van elkaar. Dat is de inzet van de teams die
meewerken aan deze gesprekken.
Relatie team-leerlingen
Natuurlijk willen alle scholen nog beter
worden in hun relatie met de kinderen.
Uiteraard sluiten de scholen geen enkele
leerling uit. Je moet je iedere dag de vraag
stellen: hoe bevorderen we de zelfwerkzaamheid en de onderlinge samenwerking
van de leerlingen. De volgende processen
zijn dan leidend: verantwoordelijkheid
nemen en geven, vertrouwen schenken en
vragen, maar ook verantwoording afleggen
en vragen. Belangrijk in het onderwijsproces is dat wij geen eenzijdige nadruk
leggen op taal en rekenen, maar de teams
geven een gevarieerd aanbod van brede
ontwikkeling, zodat op de scholen ieder
kind wel degelijk de kans krijgt zich
optimaal te ontwikkelen. In de onderwijspraktijk van iedere dag is er op de scholen
grote aandacht om de ontwikkelingsbehoefte af te stemmen op de leeftijdsgroep van je klas. Een leerkracht verzucht
dat haar soms de tijd ontbreekt om ‘alles’
aan te bieden, waardoor zij vindt dat zij
haar kinderen tekort doet. Gelukkig weten
haar collega’s haar er van te overtuigen dat
er geen volmaakte leerkrachten bestaan.
En dat lucht wel op. Maar de gasten
constateren wel dat in alle teams keihard
gewerkt wordt om iedere dag een beetje
beter te worden zodat ieder kind voldoende
aandacht en ontplooiingskansen krijgt.
Een leerkracht is zo enthousiast over de
feedbord vergadering van het ‘Stichting
leerKRACHT’ dat hij iedere week met zijn
leerlingen van groep 8 een vergadersessie
van een kwartier houdt. Op een andere
school, waar vele ouders taalproblemen
hebben, worden hun meer geletterde
kinderen ingezet om belangrijke boodschappen – onder meer de uitnodiging
5
6
voor de ouderavond – vanuit de school bij
hun ouders af te leveren en te verklaren.
Kinderen zijn hier behalve eigenaar
van hun eigen leerplan ook nog eens
professioneel schoolboodschapper.
Als hier geen sprake is van een wendbare
organisatie van vakbekwame leerlingen.
Levenskunstenaars dus!
Ouders als partners
in de opvoeding
Omtrent de geformuleerde ambitie in
het Strategisch Beleidsplan dat er een
educatief partnerschap met ouders/
verzorgers is om de ontwikkeling te
versterken, bestaat geen twijfel: dat is
voor iedere school een absolute must.
Wel wordt duidelijk dat iedere school
met deze ambitie aan een eigen invulling
werkt. Zonder ouders: geen kinderen en
dus geen school, betekent dat de ouders
die hun kinderen aan de zorg van een
school toevertrouwen volwaardige
partners in het opvoedingsproces zijn.
Maar je kunt niet spreken over de ouders;
iedere ouder is uniek en dus zal je als
school moeten accepteren dat iedere
ouder een andere benadering vraagt en
dat iedere ouder dat partnerschap op
een andere wijze invult of soms niet
invult. Sommige ouders participeren niet
of onvoldoende in dat partnerschap door
het probleem van het geen tijd hebben,
door onvoldoende ‘kunde’ en soms bij
buitenschoolse activiteiten haken ouders af
daar zij onvoldoende financiële middelen
hebben. Dat betekent dat je als school
de ouders soms moet ‘opvoeden’, anders
zal er nooit een gelijkwaardigheid in het
partnerschap zijn. Probeer altijd conflicten
met ouders te vermijden. Zorg er in ieder
geval voor dat je problemen tijdig
onderkent en bespreekbaar maakt met
de ouders. Toegeven dat je als school een
fout gemaakt hebt, helpt in vele gevallen
om een conflictlucht te klaren.
Maar over het algemeen zijn de ouders
van onze gespreksscholen zeer tevreden
over de school, de directie, de leerkrachten,
de sfeer en de laagdrempeligheid.
Ouders zijn op de scholen welkom om te
assisteren in klassenverband van leesmoeder tot begeleiding bij buitenschoolse
activiteiten. De ouder(avond)gesprekken
leveren een enorme hoeveelheid kennis
over de thuis- en omgevingsfactoren van
ieder kind. De problemen met en in de
eenoudergezinnen, de financiële problemen en de onvoldoende huisvesting
kunnen dan in kaart gebracht worden.
Soms zien de ouders de school als een
informatiebalie, waar zij voor allerlei zaken
tot zelfs belastingzaken toe een oplossing
komen vragen. Op deze scholen floreren
ouderkamers, waarin niet alleen koffie
geschonken wordt, maar ook cursussen
op velerlei gebied gegeven worden.
Ouders serieus nemen door naar hen
te luisteren, kan leiden tot elementaire
veranderingen in de schoolorganisatie.
Op sommige scholen staan leerkrachten
nog op een voetstuk. Gelukkig realiseren
zij zich ook dat je van een voetstuk kan
aftuimelen, als je je iedere dag niet inzet
om een beetje beter te worden.
Relatie met inspectie
Overal komt de dwingende politieke druk
op het onderwijs naar voren. De nadruk
die moet worden gelegd op taal en
rekenen ervaart men als verstikkend.
Vooral ook omdat de kwaliteit van het
onderwijs vrijwel uitsluitend wordt afgemeten aan de opbrengsten. Natuurlijk,
men is het er over eens dat de taak van de
school is het geven van goed onderwijs.
Maar er is zoveel meer dan taal- en
rekenopbrengsten. De frustratie over het
ervaren onbegrip van de inspectie is groot.
Weg net de tunnelvisie op onderwijs!
Toch verdient het aanbeveling te blijven
zoeken naar wegen om ondanks de
inspectiedruk te blijven streven naar
onderwijs dat breder is dan alleen taal
en rekenen. Hoe belangrijk die op zich
ook zijn. Ton grijpt de kans om te vertellen
dat samenwerken met de inspectie en het
uitoefenen van invloed op het beleid meer
vruchten afwerpt dan de kont tegen de
krib. Een groot bestuur als de RVKO moet
de invloed ook gebruiken om tot verbeteringen te komen. Daarom is de RVKO
ook met een proefschool betrokken bij
een traject van de inspectie om te komen
tot nieuwe inspectiekaders.
Relatie school-bestuur
Dat het bestuur op de werkvloer verschijnt
om te beluisteren hoe het Strategisch
Beleidsplan is ingedaald bij de teams,
wordt al zeer positief ervaren.
Trouwens ieder dialoog met het bestuur
en bestuursbureau wordt gewaardeerd.
Men waardeert zeer de inzet van het
bestuur in de laatste jaren om de band
met de scholen te verbeteren en met
resultaat. Op een school krijgen de
redactie van de Koerier en de voorzitter
van College van Bestuur zelfs een
wandeling in de pastorietuin aangeboden
om na het gesprek nog in alle rust en
lommer te evalueren en mediteren.
In ieder gesprek komt de fantastische
jubileumviering van het 140 jarig bestaan
van de RVKO aan de orde. Het wij-gevoel
was toen optimaal aanwezig. Ton is beslist
geen bestuurder op afstand als hij naar
voren brengt dat hij de ervaring met
scholen wil delen. Iedere actie in het kader
van het Strategisch Beleidsplan kan op
steun rekenen van het bestuur, Scholen
hebben een grote mate van vrijheid om
hun doelen en ambities vorm te geven.
De scholen mogen ook rekenen op een
grote deskundigheid, betrokkenheid en
adequate steun van het bestuursbureau.
Op het ogenblijk zijn er liefst 80 medewerkers van de RVKO actief in de werkgroepen. Dit ervaart het bestuur als
een zeer positief signaal. Wij allen zijn
de Vereniging, en Iedere mening telt en
natuurlijk “wie het weet mag het zeggen”.
Dat wordt in het veld niet als loze kreten
ervaren, maar het zijn uitgangspunten
die er toe doen. Het onderlinge respect
en waardering kan nog groeien door
de afstand scholen-bestuur en scholenbestuursbureau te verkleinen.
Ton constateert dat de informatie vanuit
het bestuur naar de scholen nog beter moet
worden. Ton is trots op alle 66 scholen.
Onze goede scholen dragen er toe bij
dat de overheid de laatste schooljaren
geregeld deze scholen komt bezoeken.
De RVKO is mede door de kwaliteit van
onze scholen een waardevolle gesprekspartner op het ministerie geworden.
Met andere woorden: de RVKO doet er toe!
Met deze wetenschap kreeg iedere hap bij
de lunch een paradijselijke smaaksensatie.
De laatste vragen van Ton zijn steevast:
‘Voel je je thuis bij dit plan? Is het
uitvoerbaar, geeft het houvast?’ En het
antwoord is een volmondig ‘Ja’. Dat is
een mooi besluit van deze gesprekken.
Harry Beuvens en Jos de Klerk
RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
7
De lat omhoog
Onze school in Tangail
Op 23 mei j.l. was de directeur van Terre des Hommes Bangladesh
in Nederland voor verschillende werkbezoeken, waaronder
de RVKO. Tijdens dit overleg zijn we geïnformeerd over de stand
van zaken rondom de bouw van “onze school”.
Tijdens de reis van Riek en Peter is door de burgemeester een
groot stuk grond aan ons beschikbaar gesteld. Het is weliswaar
een volledig verwilderd en vervuild terrein (zie foto) maar gezien
de enorme overbevolking is de grond in Bangladesh zeer schaars.
Vanaf het moment dat wij groen licht hebben kunnen geven,
doordat er voldoende geld bijeen is gebracht, is men in
Bangladesh gestart met de voorbereidingen. Deze zijn inmiddels
in een afrondend stadium en omvatten:
• Verkrijgen van de benodigde vergunningen.
• Een bouwtekening maken door de architect.
• Offerte laten maken voor de bouw.
• Opleiden van voldoende leerkrachten.
Naar verwachting kan er in augustus gestart worden met het
droogpompen van de grond, gevolgd door heiwerkzaamheden
en het maken van de fundering (dit alles kan uitsluitend in
de droge tijd plaatsvinden). Aansluitend wordt er gestart met
de opbouw van de school, die naar verwachting in oktober 2015
is afgerond. Het schooljaar loopt in Bangladesh van januari
tot december, dus als het goed is, kunnen de kinderen in
januari 2016 een prachtige nieuwe start maken.
Verder is goed om te weten dat:
• De school volledig gebouwd wordt volgens de behoefte
en wensen van de doelgroepen.
• De doelgroepen zijn kinderen uit een Hindoegemeenschap
(zwaar gediscrimineerd in het islamitische Bangladesh en
de kinderen van talloze (kinder) prostituees. Tijdens ons
bezoek hebben we nadrukkelijk bekeken of beide groepen
samen in een schoolgebouw kunnen en willen zitten.
Dit blijkt zeker het geval.
• De bouw zal zoveel mogelijk door lokale werklieden worden
uitgevoerd, wat een flinke impuls geeft voor de werkgelegenheid in dit straatarme gebied.
• Het toezicht op de bouw wordt uitgevoerd door het plaatselijke
SSS, een zusterorganisatie van Terre des Hommes. De eindverantwoording ligt uiteraard bij Terre des Hommes.
• Terre des Hommes zal met regelmaat wat foto’s mailen om het
bouwproces op afstand te kunnen volgen en natuurlijk zullen
we dit proces met regelmaat vermelden in de RVKOerier.
Riek Timmers en Peter van Deursen
Het niveau van ‘de pabostudent’ (als deze al bestaat) is sinds jaar
en dag een onderwerp van discussie. Zowel in de politiek, de scholen
in den lande als op de opleidingen. Het complexe beroep van leraar
basisonderwijs vereist van de (aankomende) leraren een veelzijdige
ontwikkeling van kennis en vaardigheden in een breed scala aan
thema’s. Een goede juf of meester moet van vele markten thuis zijn,
wil hij of zij zichzelf een goede leerkracht kunnen noemen, variërend
van communiceren met kinderen (en collega’s, en ouders, en
externen), via het herkennen van rekenstrategieën en het kunnen
zingen en aanleren van liedjes tot het stimuleren van de creatieve
ontplooiing van kinderen, of ze nu 4, 7 of 12 jaar oud zijn.
Hoe kom je als opleiding tegemoet aan deze eisen en hoe waarborg
je tegelijk het kennisniveau van iedere individuele student op al
die verschillende vakgebieden? In de vorige Koerier deed collega
Arie van Kooten verslag van maatregelen die zijn genomen om het
reken- en taalniveau van de studenten op peilte krijgen en te houden.
U zult het met me eens zijn dat het onderwijs meer behelst dan deze
kernvakken. Hedendaagse eisen die aan aankomende studenten
en aanstaande leerkrachten basisonderwijs worden gesteld zijn
in toenemende mate van een hoog niveau en vereisen van de jong
volwassene een breed scala aan persoonlijke, sociale en interactieve
vaardigheden, om nog maar te zwijgen van het toenemende eisenpakket dat vanuit de overheid wordt opgelegd ten aanzien van
de zaakvakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek.
Als de HBO-raad haar zin krijgt wordt in het studiejaar 2015-2016
ook voor deze vakken de kennisbasis ingevoerd, wat de opleidingen
de taak geeft om alle studenten in 3 jaar tijd bij deze vakken van
instapniveau havo 3 naar een hoger niveau te krijgen. Terecht?
Jazeker! Als eerste zullen wij als opleiding onderschrijven dat
studenten die afstuderen van al deze vakken – en nog veel meer –
de vereiste kennis moeten bezitten en ook de vaardigheden die
nodig zijn om deze kennis op een juiste manier een plek te geven
in hun klas. Begrijpelijkerwijs is de druk op programma en studenten
in toenemende mate onderwerp van gesprek is. Er zitten immers
niet meer uren in een dag sinds de invoering van de kennisbases.
En ook vakgroepen als Engels, GOLEV en de beeldende vakken
staan in de startblokken om aan te haken als voor deze vakken de
kennisbasis concreet wordt ingevoerd. ‘En zo is de week snel gevuld’.
Onder druk van het streven naar het beste onderwijs voor de
kinderen neemt de druk op studenten evenredig toe om te leren
denken en handelen op HBO-niveau. Dat heeft weer tot gevolg
dat de druk op de scholing en begeleiding van deze studenten
door werkveld (mentoren) en opleidingsdocenten merkbaar is.
Het belang van het efficiënt omgaan met beschikbare tijd en
de inzet van lerende werkvormen die tegemoet komen aan al die
verschillende onderwijsbehoeften van de studenten staat buiten kijf.
Daarom zoeken we naar vernieuwende manieren in het aanleren
en toepassen van kennis en stimuleren we een nieuwsgierige en
onderzoekende attitude bij de studenten. De uitdaging om
studenten tot het gewenste niveau op te leiden en tegelijkertijd te
vormen tot enthousiaste en gemotiveerde leerkrachten is er een
die we alleen gezamenlijk aankunnen.
Peter Vet
8
Column
Coach!
Als startend leerkracht heb je een voorbeeld nodig.
De RVKO start daarom volgend schooljaar met een cursus
tot didactisch coach.
Voor mij was juf Nicole een rolmodel, een coach. Een jonge
sprankelende meid, met een enorme bos blond haar, een
levenslustige uitstraling en een aanstekelijke lach. Ze had twee
jaar meer ervaring, maar was geboren voor het vak en ze deed
meer dan haar eigen leerlingen onderwijzen. Ze had oog voor
startende leerkrachten en coachte ze, zonder dat ze daarvoor
een opleiding had gevolgd. Die was er toen nog niet.
Tussen neus en lippen door vertelde Nicole hoe zij dingen
aanpakte, als ik het even niet meer wist.
“ Voor mij was juf Nicole
een rolmodel, een coach ”
We zijn in het jaar 2000. Mijn collega Brenda en ik zijn net
afgestudeerd en werken bij de kleuters op de Nicolaasschool.
Brenda heeft het geluk om het lokaal naast juf Nicole te hebben.
Als Brenda met de handen in het haar zit, is daar Nicole.
Zij laat zien hoe je een kringactiviteit geeft, leert haar hoe je
een rij kinderen in het gelid krijgt en neemt kleuters met
gedragsproblemen even van haar over voor een time-out.
In twee weken tijd heeft Brenda haar groep en misschien zelfs
wel het vak, in de vingers. ‘Zonder haar had ik het niet gered’,
vertelt Brenda me een paar maanden geleden. We zitten samen
te eten in een snackbar vlakbij de Nicolaasschool. Na dat etentje
stappen we samen in de auto om de nabestaanden van Nicole
te condoleren. Eind januari 2014 kwam zij om het leven bij
een auto-ongeluk.
Ze stond nog steeds voor de klas, maar al lang niet meer op
de Nicolaasschool. Het is veertien jaar geleden dat ik haar leerde
kennen, we werden vriendinnen. Tot haar overlijden zette ze
haar coachtalent in op andere scholen. Over een poosje zijn er
geschoolde coaches beschikbaar. En dat is goed, want iedere
leerkracht gun je toch een ‘Nicole’?
Kim Boonstra
Leerkracht Nicolaasschool
“Pedagogisch
Tact als
antwoord...”
Leert een kind niet hard genoeg of is hij
minder begaafd, dan krijgt hij een onvoldoende.
Luistert een kind niet of is hij vervelend,
dan wordt hij de klas uit gestuurd of krijgt straf.
Vinden we een kind lastig, dan plakken we
er graag een stempel op en stoppen er medicijnen
in. Probleem opgelost. Een rustige klas met
een prettige sfeer. Of toch niet?
Als student krijg ik het vaak op stage te horen: “Wees consequent:
doet een kind niet wat je wilt, geef hem dan straf.” “Jij bent
de baas.” Dat jij als leerkracht de baas bent kan kloppen, maar
bereik je met straffen altijd het gewenste resultaat? Dat is de
vraag die de presentatie van Marcel van Herpen bij mij opriep.
Onlangs gaf Marcel van Herpen op Thomas More Hogeschool
een presentatie over het pedagogisch tact. In de zaal zaten leerkrachten en directeuren van het basisonderwijs, de middelbare
school en de pabo. Ook was er een aantal (pabo)studenten
aanwezig. De zaal stroomde langzaam vol. Mensen zochten
een plekje, dronken wat en maakten een praatje.
Bij binnenkomst stond de presentatie klaar, met op het scherm
de zin: “Pedagogisch Tact als antwoord”. Deze zin maakte
nieuwsgierig. Iedereen heeft een idee bij pedagogisch tact,
maar hoe biedt dit een antwoord? En als dit een antwoord biedt,
welke vraag werd er dan gesteld? Tijdens de presentatie blijkt
het voornamelijk over vertrouwen en buitensluiten te gaan.
Marcel maakt ons duidelijk hoe makkelijk je een kind buitensluit.
Hij geeft alledaagse voorbeelden die elke leerkracht herkent.
Hoe vaak zet jij als leerkracht een kind niet buiten de klas of geef
je niet elk kind een beurt? Hoe weet je dat er naast de standaardverhalen ook een kind is dat iets bijzonders te vertellen heeft?
Gehoord worden is voor kinderen één van de belangrijkste
psychologische basisbehoeften. Luister naar de kinderen, laat ze
weten dat ze gezien worden en verplaats je in hun perspectief.
Een mooi voorbeeld kwam van Gaby, zij liet kinderen van haar
groep acht een kamp organiseren. Gaby liet de kinderen zien dat
ze vertrouwen in hun kunnen had en de kinderen hebben deze
kans met beide handen aangepakt.
RVKOERIER
Ze hebben helemaal zelf een kamp georganiseerd, het enige dat
vast lag was het budget. Voor de kinderen was dit een groot
succes. Kinderen hebben niets aan labels of wijzende vingers.
Hun gedrag is een expressie van de (verstopte) impressie.
Het weerspiegelt hun gevoel. Een kind wil niets liever dan gezien
worden. Hierbij kan bijvoorbeeld automutilatie of agressie een
vorm zijn van een hulpvraag. "Laat mij meedoen met de groep."
Leraren beschuldigen graag het systeem, maar kijk eens naar
jezelf. Kijk naar je eigen biografie, zorg dat je jezelf kent.
Door jezelf te leren kennen kan je een beter voorbeeld voor
kinderen zijn. Je weet waar jouw gevoelens, gedrag en eventuele
boosheid vandaan komen en kan vanuit eigen ervaringen
handelen. Kinderen hebben het snel door wanneer een leerkracht
niet authentiek is. Kennis over jezelf is uiteindelijk belangrijker dan
de kennis die je over moet dragen. Kinderen nemen pas iets van je
aan wanneer ze weten dat jij als leerkracht te vertrouwen bent.
“ Luister naar de kinderen, laat ze
weten dat ze gezien worden ”
Marcel van Herpen stelde ons de volgende vragen: Wanneer ben
je de leraar die je wilt zijn? En: Wanneer ben je de leraar die je niet
wilt zijn? Dit geeft stof tot nadenken. Kijk naar je eigen biografie
en kijk naar de groepsdynamiek. Hoe kan jij er voor zorgen dat
iedereen zich aangesloten voelt bij de groep? Hoe kan jij er voor
zorgen dat de kinderen, maar ook jij als leerkracht, tevreden zijn?
x
De definitie van het pedagogisch tact is volgens Marcel van
Herpen: Op het goede moment het juiste doen, ook in de ogen
van de kinderen. Kijk in de ogen van dat razende kind. Kijk naar
de binnenkant in plaats van de buitenkant. Zie de angst,
de hoop, het verlangen. Zie de schreeuw om hulp in plaats van
de boosheid. Straf dit kind niet. Reageer op deze hulpvraag en
zie hoe mooi dit kind kan zijn wanneer hij je toelaat tot zijn
geheime wereldje.
Na afloop van de avond hebben de woorden van Marcel van
Herpen nog lang door mijn hoofd gespookt. Het pedagogisch
tact kan wat mij betreft zeker een antwoord zijn, een antwoord op
de vraag van kinderen om gezien te worden. Maak je bewust van
bovenstaande vormen van buitensluiten, zet je eigen ervaringen
in en maak alle kinderen deelgenoot van de groep.
Danique van Wijk
2e jaars Pabo voltijd student Thomas More Hogeschool
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
9
Kwaliteitskeurmerk
Thomas More Hogeschool heeft met een aantal pabo’s in de
regio een keurmerk ontwikkeld om de kwaliteit vast te stellen die
scholen bieden in het kader van Samen Opleiden. Het keurmerk
is enthousiast ontvangen door de RVKO. Met de invoering van
het keurmerk wil de RVKO de kwaliteit van het leren in de praktijk
verhogen en waarborgen. Op die manier geven pabo en scholen
samen invulling aan het opleiden van excellente leerkrachten.
De Agnesschool is een van de RVKO-scholen die in aanmerking
wil komen voor certificering. Daarvoor moet je als school allereerst
helder zicht hebben op de kwaliteiten van de leerwerkplek: in
hoeverre is men zich bewust van die kwaliteit en van de rijke leeromgeving die de Agnesschool biedt? En hoe geeft het team hier
invulling aan? Deze vragen waren het uitgangspunt voor een
intensief actie-onderzoek met als doel de leermogelijkheden en
kwaliteiten van de Agnesschool samen met het team in kaart te
brengen. Het onderzoek had drie doelstellingen. Men wilde inzicht
krijgen in de manier waarop mentoren, nu en in de toekomst,
invulling geven aan de leermogelijkheden, hoe zij studenten tot
leren uitnodigen. Daarnaast vroeg men het team naar hun visie
op leren-op-de-werkplek. En ten slotte wilde men ook nog weten
hoe het team met elkaar invulling geeft aan Samen Leren.
En waar praat je daar het gemakkelijkst over? Jazeker: in het café.
Het wereldcafé is een onderzoeksvorm waarbij de deelnemers met
een hapje en een drankje aan cafétafels met een wit papieren tafellaken onder leiding van een gespreksleider informeel praten over
voorgelegde vragen. Op de tafelkleden schrijven ze de uitkomsten
van hun gesprek. Na enige tijd, wisselen ze van tafel.
Onderzoeksleider Joyce Poiesz: “Door die vrije setting, bereik je
al snel een veel dieper gespreksniveau dan in een focusgroep of
interview. Mensen zijn ook opener en je krijgt veel beter zicht op wat
er leeft.” Poiesz benadrukt dat juist deze methodologische keuze
het mogelijk maakte een brug te slaan tussen hoofd en handelen
van de teamleden: tussen denkbeelden en de alledaagse praktijk.
Juist dat biedt scherp inzicht in de kwaliteit van de leermogelijkheden van de werkplek. De kracht zit in het feit dat de leraren zelf
hun eigen praktijk en handelen onderzoeken, vanuit een waarderende methodiek.
Uit het onderzoek blijkt dat de leermogelijkheden sterk worden
beïnvloed door de individuele denkbeelden van de mentor, waarbij
de match tussen de student, de mentor, en het leerjaar van de
student van grote invloed is op de wijze waarop het leren tot stand
komt. Ook heldere en duidelijke afstemming tussen de verschillende
partijen – de lerarenopleiding en de opleidingsscholen – blijkt een
slaagfactor. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor de opleidingscoördinator en de wijze waarop hij invulling geeft aan het samen
opleiden. Het onderzoek heeft bestaande inzichten bevestigd,
nieuwe inzichten opgeleverd en gezorgd voor een goed beeld over
de kwaliteit, de kansen en mogelijkheden die de Agnesschool als
opleidingsschool te bieden heeft voor studenten.
Meer informatie: Joyce Poiesz, Thomas More Hogeschool,
[email protected].
10
Yogakoning
op de Trinoom
“Stel je voor dat je voor een
dag koning zou zijn, wat zou je
dan voor regel willen stellen?”
Deze vraag werd gesteld als
afsluiting van de yogales op
school.
Rustmomentje
Tijdens de les werden verschillende
(voorover)buigingen gemaakt, met als
doel het lichaam en geest van het kind
eventjes tot rust te brengen. Met volle
overgave en met veel enthousiasme volgen
de kinderen van Montessorischool
de Trinoom nu al drie jaar kinderyogalessen op school. Ook volgend jaar wordt
er een rustmomentje aangeboden aan
alle groepen. Wie hard werkt, verdient net
zo hard een moment om te ontspannen
en aandacht te hebben voor zichzelf én
voor de ander. ‘Alles wat aandacht krijgt,
groeit’ is een quote die mooi aansluit bij
de positieve ontwikkelingen op de Trinoom.
Aandacht voor elkaar
Er zit meer achter de yogalessen zoals
deze op de Trinoom in Barendrecht
gegeven worden dan alleen fysieke
oefening. Zo maken ook de onderlinge
massages deel uit van de yogales.
Tijdens deze speelse vormen van kindermassage hebben de kinderen aandacht
voor elkaar. Terwijl de kinderen elkaar
voorzichtig aanraken op de rug, is het
muisstil en wordt er écht naar elkaar
geluisterd. “Wil je iets zachter masseren”
of “Zou je wat langzamer willen
masseren?” Op deze originele manier
wordt meegewerkt aan een positief
klassenklimaat waarin ieder kind zich
prettig en veilig voelt. Daarbij leren de
kinderen voor zichzelf op te komen door
op een vriendelijke maar hele duidelijke
manier hun grenzen aan te geven.
Geen competitie
Tijdens het uitvoeren van de yogahoudingen
zijn de kinderen stil. Los van af en toe wat
gepuf, gegrinnik en andere uitingsvormen
(“WOW”, “AUW”,”YES!”) lukt dit de kinderen erg goed! Voorafgaand aan de les
wordt verteld dat de yogales alles behalve
competitief is: “Kom jij minder ver in je
vooroverbuiging dan je buurvrouw?
Dat is ok. We geven alleen maar aandacht
aan onszelf en aan ons eigen lichaam.
We voelen onze grenzen en geven deze
aan.” Kinderen leren zichzelf tijdens de
yogales ook op een fysieke manier kennen.
Dit alles wordt gedaan op een ontspannen
manier. Zonder wedstrijdjes en met in
het achterhoofd van het kind dat het goed
is zoals je bent. Doordat dit aan het begin
van de les benadrukt wordt, gaan al heel
wat kinderen letterlijk en figuurlijk minder
op hun tenen lopen. Wat een verademing
lijken deze woorden te zijn voor een
heleboel kinderen. Een duidelijk signaal
dat er in de maatschappij van tegenwoordig
een steeds grotere (prestatie)druk ligt op
kinderen.
Bezig zijn met de deugden is effectief
Deugden, de bouwstenen van ieder
karakter, staan in iedere kinderyogales
centraal. Soms bewust, soms ook
onbewust. Dit (on)bewust bezig zijn
met de deugden is effectief. Zo komen
deze ‘waarden’ steeds meer tot bloei.
De deugden ‘Geduld’, ‘Rekening houden
met’, ‘Creativiteit’ (en natúúrlijk de deugd
‘Hoffelijkheid’) werden veel gebruikt
tijdens deze koninklijke les.
Waarom het fijn zou zijn als een yogales of
ontspanningsles een vaste plaats krijgt in
het lesprogramma op school, blijkt wel uit
de uitspraak van een jongen in groep 7:
“Als ik voor een dag koning van ons land
zou zijn, dan zou ik als regel stellen dat
álle kinderen op de wereld een uurtje per
week kinderyoga krijgen, want het is zo
fijn.” Op de vraag of hij kon vertellen wát
hij dan zo fijn vond aan deze ontspanning
onder schooltijd, antwoordde hij: “Alles juf,
alles...”
Daarmee maakte deze koning in enkele
woorden duidelijk dat de deugden
oprechtheid, enthousiasme en idealisme
bovenop zijn kroontje zitten!
Nieuwsgierig geworden naar de kinderyogalessen op de Trinoom? Mail gerust
naar: [email protected]
Effecten van kinderyoga op school
• Betere balans en coördinatie.
• Betere concentratie en
leerprestaties.
• Meer zelfvertrouwen.
• Leren omgaan met prestatiedruk.
• Sneller en dieper leren ontspannen.
• Respect voor je omgeving
en voor jezelf.
• Onderlinge verschillen binnen
de groep accepteren.
• Positief klassenklimaat,
waarin ieder kind zich prettig
en veilig voelt
• Leren voor jezelf op te komen
en grenzen aan te geven.
RVKOERIER
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
‘Elke dag samen beter’
Vlak voor het verstrijken van de deadline voor deze zomerkoerier
dwarrelde een opmerkelijk mailbericht van de directeur van de
‘Imelda’, Aziem Jarmohamed, op de burelen van de redactie neer.
Het bericht behelsde een reactie op het bezoek aan de school op
woensdagmiddag 18 juni van de Directeur-generaal van het Primair
en Voortgezet Onderwijs, André de Jong en Jaap Versfelt van
de Stichting leerKRACHT.
De laatste verwoordde in de genoemde mail het enthousiasme
dat het bezoek bij de bezoekers teweeg had gebracht:
“Wil jullie heel hartelijk danken voor de ontvangst vandaag.
André de Jong, Directeur-generaal PO-VO, beschreef het bezoek als
een echte ‘eye opener’. Hij zag voor het eerst hoe de leerKRACHT
aanpak écht het verschil kan maken om goede scholen de stap naar
excellent te laten maken door op school met ‘alle cilinders’ te gaan
draaien, dat wil zeggen met de volledige betrokkenheid van de leraar.”
Jaap Versfelt liet daar nog een tweede mail op volgen:
“Het bezoek was door jullie perfect georganiseerd en wat jullie lieten
zien was erg bijzonder. In de Imelda komt een enorme dosis energie
vrij door leraren die het volledig eigenaarschap aan het nemen zijn
voor het samen verbeteren van het onderwijs, ondersteund door
de schoolleiding. Willen jullie heel hartelijk jullie leraren bedanken
voor de mooie verhalen en mijn complimenten overbrengen voor wat
jullie samen tot stand hebben gebracht?”
De inhoud van beide mails was reden genoeg voor de reactie om
nog in allerijl de Imelda met een flitsbezoek te vereren om kennis
te nemen van de ‘mooie verhalen’ en vooral wat er ‘samen tot
stand is gebracht’. Aziem Jarmohamed had drie leerkrachten rond
de gesprekstafel verzameld: Petra Schoenmakers, leerkracht van
groep 4 en al 10 jaar arbeidzaam op de Imelda, Melany Jansen
leerkracht groep 1/2 en sinds dit jaar actief op de school en
Sanne Boogaard, die 2 jaar op de Imelda werkzaam is.
Aziem geeft eerst een heldere uiteenzetting waarom André de Jong
en Jaap Versfelt de onderwijspraktijk op de Imelda in ogenschouw
wilden nemen. “De Directeur-generaal heeft in zijn portefeuille
onder meer het verbeteren van de kwaliteit en positie van
de leraar. Behalve aan het terugdringen van het tekort aan leraren
werkt hij ook aan voorstellen voor een betere beloning voor
docenten, maar ook aan een sterkere positie van de leraar.
Jaap Versfelt is werkzaam bij de Stichting leerKRACHT.
Een stichting die in 5 jaar tijd op scholen een cultuur wil helpen
creëren, waarbij docenten de verantwoordelijkheid nemen voor
hun professionele ontwikkeling, ondersteund door de schooldirectie. Dit sluit naadloos aan bij de ambities die in het
Strategisch Beleidsplan van onze RVKO geformuleerd staan.”
De eerste vraag die daarna op tafel komt, gaat over wat ieder
van de gesprekspartners essentieel vindt aan de werkwijze van
Stichting leerKracht. Petra noemt en roemt de lesbezoeken.
“Het verbetert de onderlinge sfeer onherroepelijk en ik leer als
jonge oldtimer van de jonge leerkracht die net van de Pabo komt.”
Zij doelt dan onder meer op Melany die direct naar haar Paboopleiding aan de slag kon gaan op de Imelda. Melany memoreert
eerst de belangstelling die de Directeur-generaal voor haar
Pabo-leiding had. Zij geeft aan dat zij de heer De Jong uiterst
positieve berichten over haar Pabo Thomas More kon meegeven.
In het verlengde van de opmerking van Petra constateert zij door
de lesbezoeken een groeiende openheid tussen de leerkrachten.
Zij spreekt in dit verband over laagdrempeligheid en juicht
het gestructureerde lesbezoek bij collega’s toe: “Door het zien in
de praktijk bij je collega’s leer je gericht kijken en observeren.
Een verrijking voor mij.”
Sanne waardeert het samen delen, maar ook het samen gestructureerd denken over resultaten en verbetermogelijkheden. Dat roept
direct het tweede gesprekspunt op: “Verbeterpunten?” Sanne haakt
direct in door aan te geven dat wij als Imelda team de intrinsieke
motivatie van de leerlingen om te leren moeten vergroten. Zij pleit
voor een projectmatige aanpak en ook: “Laat de methode los!”
Zij geeft aan dat een dergelijk proces tijd kost. Daarom kiest zij
voor stapje-bij-stapje en sluit gevat af met de ambitie uit het
Strategisch Beleidsplan: ”Elke dag weer een beetje beter worden.”
Voor Melany is het belangrijkste verbeterpunt het op een goede
manier feedback geven. Zij geeft aan dat je een feedbackgesprek in
een ontspannen sfeer moet voeren en dus op een goed moment
moet plannen. De drie leerkrachten blijven lang stilstaan bij het
onderwerp ‘feedback’. Zij onderschrijven dat feedback één van de
belangrijkste vaardigheden in communicatie is. Sanne: “In feedback
word je zichtbaar.” Petra: “Door feedback kan de ander groeien.”
Melany sluit het onderwerp af met de woorden, dat er, ook als
startende leerkracht, rekening met je wordt gehouden. Zij heeft wel
een hartenkreet. “Ik wil een goed instrumentarium hebben om op
een goede manier feedback te geven.” Bij de rondvraag merkt
Sanne nog op, dat zij eerst vermoedde dat de speerpunten uit
‘LeerKRACHT’ tijdrovend zou zijn: “maar het tegendeel is waar.
Ik boek juist tijdwinst!” Petra deelt deze opvatting met “Efficiëntie
doet er weer toe.” Melany brengt het streven nog op tafel om
volgend schooljaar in de groepen met de bordsessie te beginnen.
De laatste bijdrage aan het gesprek levert Sanne: “De werkwijze
van Stichting leerKRACHT is een vloeibaar proces. Je moet je
kwetsbaar durven opstellen. Maar het verbindt ook.”
In zijn nawoord geeft Aziem aan dat de Imelda, samen een aantal
andere RVKO basisscholen, in het verlengde van de werkwijze
Sichting LeerKRACHT in het volgende schooljaar het succesvolle
concept ‘Teach like a Champion’ gaat implementeren. In dit
concept – in Nederland uitgebracht door de CED-groep – worden
49 onderwijstechnieken beschreven om leerlingen te laten
excelleren. Op de redactionele vraag of ‘Teach like a Champion’
een boekbespreking in de herfstkoerier waard is, heeft Aziem
een kort antwoord: “ Het boek van Doug Lemov is een regelrechte bestseller, daar kan geen redactie om heen!”
Harry Beuvens
11
12
Audit
Het afgelopen schooljaar zijn er in het kader van kwaliteitsontwikkeling vijf audits uitgevoerd. Deelnemers, zowel scholen
als de auditoren hebben de audit als een belangrijke aanvulling
op het kwaliteitsdenken ervaren. De directies aan het woord...
Wacht niet te lang met aanmelden, er kunnen het komend
schooljaar slechts 10 audits worden uitgevoerd!
Goos Stavenuiter, Tangram:
“ Auditafname is een
‘gedeelde winst’. ”
Michael Westdijk, Mgr. Bekkers:
“A
lleen het stellen van de vraag zet je al
aan het denken en helpt je vooruit in je
proces. Daarnaast krijg je antwoorden
op vragen die je niet eens had bedacht. ”
De complexe
didactische
vaardigheden
en wanneer hebben
we die nodig?
Het antwoord is eenvoudig.
Complexe didactische vaardigheden
komen om de hoek kijken als onze
normale didactische aanpak, laten
we zeggen het basale didactische
Team Maasoever:
E
en frisse blik op je huidige
schoolontwikkeling
+ G ericht op kwaliteitsverbeteringen
voor de toekomst
=D
e Audit doen!
handelen, niet toereikend is om alle
leerlingen in de groep voldoende te
laten profiteren van het onderwijsaanbod. Als er leerlingen in de groep
zitten die na de uitleg niet aan de slag
kunnen, met vragen blijven zitten.
Sandra Groeneboom, Hildegardis:
“D
e audit is een mooie spiegel.
Trek je conclusies en doe er je
voordeel mee! ”
Judith en Hanneke, Provenier:
“B
evestiging van vermoedens is
prettig en ondersteunend,
aanbevelingen zeer bruikbaar. ”
RVKOERIER Complexe didactische vaardigheden zou je kunnen vergelijken
met de gereedschapstas van willekeurig welke vakman,
loodgieter, timmerman, tuinman. Stuk voor stuk vaklui die
voor elk probleem een apart stuk gereedschap hebben.
Tangetjes, klemmetjes, zaagjes, waarmee zij elk probleem
dat zij tegenkomen kunnen oplossen. Complexe didactische
vaardigheden zijn de tangetjes, klemmetjes en schroefjes in
de gereedschapstas van de leraar. Naarmate die beter gevuld
is, zijn leraren steeds beter in staat passende antwoorden
geven op de hulpvraag van de leerling.
Afstemming
Het gaat dus om de afstemming van het onderwijs op verschillen
tussen leerlingen, of zoals we ook wel zeggen, om het goed
aansluiten met ons onderwijs bij specifieke onderwijsbehoeften
van leerlingen. Simpel gezegd gaat het om twee verschillende
groepen leerlingen; de groep leerlingen die weinig moeite heeft
zich de leerstof eigen te maken en de groep aan de andere kant
van het spectrum, namelijk de groep leerlingen die meer moeite
ondervindt bij het leren. Daarnaast kent elke groep natuurlijk
een redelijk groot middenveld. Dat zijn de leerlingen die, na
een goede instructie en wat gezamenlijk oefenen, in staat zijn
de leerstof zelfstandig te verwerken. Zij hebben daar doorgaans
geen specifieke hulp of aanwijzingen bij nodig.
Om de afstemming op verschillen tussen leerlingen goed te
organiseren en beheersbaar te houden is de ‘een-zorg-route’
ontwikkeld ofwel het convergent differentiëren, waarbij
alle leerlingen zoveel mogelijk actief zijn binnen hetzelfde
leerstofaanbod (het minimumdoel voor de gehele groep).
Differentiatie spitst zich vooral toe op differentiatie in instructie
en verwerking van de leerstof. Het groepsplan dient daarbij
als het organisatiemodel. Daarin geeft de leerkracht aan welke
leerlingen na de korte klassikale instructie zelfstandig aan
het werk kunnen, welk deel van de leerlingen nog even doorwerkt samen met de leraar, en welke groep leerlingen, als
de anderen aan het werk zijn, een verlengde instructie krijgt.
“Ruimte om een flinke verbetering
in ons onderwijs te realiseren ”
Maar over welke complexe didactische vaardigheden hebben
we het dan? Want tot zover is het toch vooral een kwestie
van goed plannen en organiseren, kortom van goed klassenmanagement. En daar zit ook precies de ruimte om een flinke
verbetering in ons onderwijs te realiseren. Want goed klassenmanagement is niet genoeg. Daarmee hebben we alleen
voldaan aan de voorwaarden om de volgende stap de kunnen
zetten. Pas als leerlingen een zelfstandige leerhouding laten
zien, gemotiveerd en geconcentreerd aan hun taken kunnen
werken, ontstaat voor de leraar de ruimte om zich volledig te
richten op de instructie aan de kleine groep of de individuele
leerling.
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
En dan...
De kans is groot dat de groep leerlingen die na een korte
instructie snel aan het werk kan, ook snel weer klaar is.
Zijn zij voldoende uitgedaagd? Ook snellere leerlingen hebben
behoefte aan een instructie die aansluit bij hun mogelijkheden,
aan meer en ingewikkelde opdrachten, waardoor zij het gevoel
krijgen te worden uitgedaagd en een flinke kluif hebben aan
de verwerking. Methoden geven hiervoor vaak al goede handreikingen, maar leraren moeten vooral met elkaar op zoek naar
de echte uitdagingen, naar een andere benadering, waardoor
deze leerlingen hun mogelijkheden maximaal kunnen benutten.
Dat vraagt om die andere, meer complexe didactische vaardigheden van de leraar.
“Voor leerlingen met een meer
hardnekkig leerprobleem heeft
uitsluitend herhaling weinig zin ”
Want er is ook nog de groep leerlingen die niet voldoende
profiteert van het klassikale aanbod. Zij krijgen een verlengde
instructie die nu vaak beperkt blijft tot herhaling. Maar is
herhaling van de instructie die zojuist werd gegeven aan
de hele groep wel genoeg? Natuurlijk, het groepje is kleiner,
de leraar zit er ‘bovenop’, ziet hoe leerlingen aan hun
oplossingen komen en kan daardoor ook direct een verkeerde
aanpak corrigeren. Voor sommige leerlingen is herhaling
voldoende. Voor leerlingen met een meer hardnekkig
leerprobleem echter heeft uitsluitend herhaling weinig zin.
Voor die leerlingen zal de leraar op zoek moeten naar een
andere didactische, of zelfs een (ortho) didactische werkwijze.
Het is nu precies dit deel van het onderwijs waar ‘complexe
didactische vaardigheden’ ervoor moeten zorgen dat ook
minder getalenteerde leerlingen verder geholpen kunnen
worden in hun ontwikkeling.
Wat is daarvoor nodig?
Regelmatig terugkerende korte overlegsituaties, waarbij leraren
zich samen buigen over een reële probleemsituatie, een hardnekkig leer- of gedragsprobleem. Waar wordt nagegaan wat er
al is geprobeerd, wat werkte en wat niet. Ideeën vergaren en
uitproberen. De leraar die beschikt over complexe didactische
vaardigheden, de leraar met de goed gevulde gereedschapskist,
slaagt er uiteindelijk in ook de minder getalenteerde leerlingen
verder te helpen. Die leraar lukt het ‘er samen met de leerling
uit te halen wat erin zit’.
Stuurgroep onderwijskwaliteit
13
14
De Toetsnaald
" I n 1955 zat ik met 44 jongens in de zesde
klas van de Theodorus de Cellesschool aan
de Bree in Rotterdam-Zuid."
Je kon er op wachten. De zomer is in aantocht,
zonder hulp van derden voor een korte vakantie
met vroegere tijden. Natuurlijk zeggen Cito-scores niet alles
over de kwaliteit van het onderwijs, maar de stelling propageren
dat toetsen niets bijdragen aan goed onderwijs, wordt door
vele onderwijsdeskundigen en leerkrachten op de werkvloer
fel bestreden. Ook provocerende uitvallen in de trant van
“Hopelijk mogen de kleuters ook weer spelen zonder voortdurend te worden getoetst!” doen veel stof, discussie en
vooral opwinding opwaaien. Als de kruitdampen van de twistgesprekken over de eindtoetsen zijn opgetrokken wordt in het
basisonderwijs nu algemeen geaccepteerd dat de Cito-eindtoets
een hulpmiddel is en geen streefcijfer. Daar denkt het voortgezet
onderwijs dikwijls nog anders over.
de grens bij Ootmarsum is overgestoken.
Adriaan de Groot
de Tweede Kamer gaat met reces, wij met vakantie
en ja hoor, daar verschijnen de eerste ‘ongelooflijke’
artikelen in de komkommertijd van de dagbladjournalistiek. Dit jaar geen primeur over
een Poolse kofferbakwolf, die op eigen kracht
en met een schotwond ons woeste, onontgonnen
land bereikte, maar wel over een Duitse wolf die
De Oudhollandse geloofsstrijd
De beschouwende, achtergrondjournalistiek is tegenwoordig
niet meer tijdgebonden. Vroeger kon je omstreeks 5 december
een protestartikel over ‘Zwarte Piet’ aantreffen, nu raast
de discussie over de omstreden knecht het gehele jaar door
de kolommen van onze dag- en opiniebladen. In het onderwijs
mocht je in de vorige eeuw in de media omstreeks januari,
als de afname van de Cito-eindtoets in aantocht was, enige
aandacht verwachten over de invloed van het Centraal Instituut
voor de Toets Ontwikkeling in het algemeen en de betekenis van
de eindtoets in het bijzonder. Anno 2014 behoren het toetsen en
de invloed van het Cito tot de onderwijscanon van de 21ste eeuw.
Het Cito is zoals Zwarte Piet verworden tot een oud Hollandse
geloofsstrijd. Elk schooljaar laait de discussie in de media in
alle hevigheid op over de waarde, nut en noodzaak van de
verschillende standaardtoetsen die in het onderwijs worden
afgenomen. Uiteraard wordt in alle artikelen de kwaliteit van
het huidige onderwijs onder de loep genomen en vergeleken
Deze commotie was beslist 50 jaar geleden niet voorzien
door de psycholoog, wiskundige en schaakgrootmeester
Adriaan de Groot, die toen de onafhankelijke toetsen in
het Nederlandse onderwijs introduceerde. De Groot was
op basis van eigen ervaringen van mening dat dat er te veel
willekeur sloop in de doorverwijzing van het basisonderwijs
(lagere school) naar het middelbaar onderwijs. Hij pleitte dan
ook voor een onafhankelijk instituut, dat een meerkeuzetoets
kon ontwikkelen. Deze toets moest een beter beeld van
de vaardigheden van basisschoolleerlingen geven. In 1968
werd het Cito officieel opgericht. Het Instituut werd in 1999
geprivatiseerd en dus een commercieel bedrijf.
Verplichte eindtoets
In 2015 dient iedere basisschool in Nederland een eindtoets
af te nemen. Deze toets wordt in april afgenomen en niet in
februari. De leerlingen zijn dan al ingeschreven voor een school
van voortgezet onderwijs, zodat het advies van de meester of juf
weer belangrijk wordt. Deze eindtoets behoeft geen Cito-toets te
zijn. Wil een school een andere toets gebruiken, dan moet deze
RVKOERIER wel goedgekeurd zijn door de minister. Gangbare andere toetsen
zijn de Drempeltest en de NIO-toets (Nederlands Instituut
voor Onderwijsniveau). In het licht van de verplichte eindtoets
in 2015 zijn twee bedrijven bezig met het ontwikkelen van een
alternatieve eindtoets. ‘Route 8’ (voorheen Route VO) ontwikkelt
een digitale, adaptieve toets, aangepast aan het niveau van
de leerlingen en ‘Bureau ICE’ wil ook toetsen in hoeverre
kinderen belangrijke vaardigheden – wilskracht en doorzettingsvermogen – bezitten die in het voortgezet onderwijs nodig zijn.
Hoewel het Cito als markleider op het gebied van onderwijstoetsen dikwijls in de gesprekshoek zat waar de rake klappen
vielen, kwam er geen actiegroep ”Stop de verabsolutering van
de Cito-toets”.
Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
de broeder veel voor zichzelf mochten doen. Dat kwam in de
praktijk er op neer dat zij met grote regelmaat aan het tekenen of
vrij-lezen waren en dikwijls na het speelkwartier nog een half uur
op de speelplaats mochten voetballen. Dat voetballen deden zij
ook uitdagend en luidruchtig op de woensdagmiddag, als ik vanaf
half twee tot half vier aan het worstelen was met de Toetsnaald,
waar het een komen en gaan was van onbetrouwbare klokken,
die secondes achterliepen en onvindbare delfstoffen bij Moengo
aan de Cotticarivier in Suriname, terwijl ook de Spaanse Furie,
de Tiendaagse Veldtocht en de benoeming van een handvol
onbekende uitdrukkingen in de tegenwoordige, toekomende
tijd uit den treure langskwamen.
De verschrikkelijke Toetsnaald
Toch blijft dikwijls de stelling rondzingen dat de Cito-eindtoets
eigenlijk een eindexamen van de basisschool is en ook dat wij als
basisscholen het monopolie van het advies voor het voortgezet
onderwijs uit handen hebben gegeven. Niet zelden komt daarna
de stellige verklaring op tafel dat dat vroeger – in de jaren vijftig
en zestig van de vorige eeuw – ondenkbaar geweest zou zijn.
Maar dit dogma is ver bezijden de waarheid. De schrijver van
dit artikel kan deze misvatting uit eigen jeugdervaringen pareren.
Broeder Camillus
In 1955 zat ik met 44 jongens in de zesde klas van de Theodorus
de Cellesschool aan de Bree in Rotterdam-Zuid. Deze school werd
bestiert door de Broeders van Saint Louis, die hun broederhuis
hadden in Oudenbosch. Mijn klassenonderwijzer was broeder
Camillus, die een oogopslag had die doordrenkt was van
somberte en zijn doordringende ogen leken in het grote niks te
staren. Hij was spaarzaam met woorden, maar rijk aan sprekende
blikken. Als hij boos was, keek hij het jeugdige slachtoffer lang en
bedroefd in de ogen om vervolgens als een donderslag bij heldere
hemel met zijn bulderbas de gehele klas aan het sidderen te
brengen. Ik had in het begin van het schooljaar een goede band
met de broeder, immers ik was een heel bedreven misdienaar
die onder schooltijd zijn hand niet omdraaide voor een foutloze
assistentie op het altaar bij een uitvaart of huwelijksinzegening.
Broeder Camillus vermoedde, dat ik na de lagere school naar het
seminarie of juvenaat zou gaan. Zijn hoop vervloog als sneeuw
voor de zon, toen hij mij op een zonnige woensdagmiddag
in de vroege herfst hand in hand zag lopen met een beeldschoon
meisje van de Odiliaschool. De broeder reed in toog op zijn
damesfiets ons voorbij, terwijl hij overdreven luid bellend van zijn
ongenoegen blijk gaf. De broeder verklikte direct de amoureuze
wandeling aan mijn vader en deelde terloops ook nog mee dat ik
op school de kantjes er van af liep. Toen verdwenen op slag mijn
vrije woensdagmiddagen, kwam de Toetsnaald in mijn leven en
was mijn onbezorgde jeugd voorgoed voorbij.
Mijn vader had aan broeder Camillus in een ouderavondgesprek
te kennen gegeven, dat hij mij graag na de Cellesschool naar
de HBS zag gaan. Na deze mededeling promoveerde ik vanuit
de (m)ulo-rij naar het exclusieve HBS-groepje, dat na mijn intrede
uit drie jongens bestond. Wij hadden in onze zesde klas ook nog
twee rijen van toekomstige ambachtsschoolleerlingen, die van
De Toetsnaald bestond uit een verzameling opgaven van de toelatingsexamens van middelbare scholen en gymnasia, waaronder
de opgaven der Centrale Commissie en verschillende oefeningen,
waarin rekening is gehouden met de eisen van toelating –
in het voorwoord admissie genoemd – bedoeld in het Koninklijk
Besluit van 19 maart 1938, Staatsblad 365. Ik vond de inhoud van
de Toetsnaald van kaft tot kaft een ramp; dat was beslist niet
de mening van J. Kleyn, hoofd ener school te Hilversum, die alle
landelijke opgaven van de toelatingsexamens braaf verzamelde en
rangschikte om daar later financieel – gezien de vele herdrukken –
beslist beter van te worden. Er stond voor mij een fascinerende
mededeling op de kaft: “Alleen voor leraren.
Antwoorden gratis op aanvraag.” Ik heb vele uren op de woensdagmiddag zitten peinzen hoe ik dat gratis antwoordenboekje in mijn
bezit kon krijgen. Broeder Camillus had het boekje met de goede
antwoorden echter wel. Hij zag namelijk gelijk het foute antwoord,
dat ik na een urenlange worsteling met een onmogelijke redactiesom ten einde raad met de natte vinger had verzonnen. Ik hoor
hem nog zeggen: “Je gaat niet naar huis voor je het antwoord
goed hebt.” En daar zat ik weer als een verwrongen zielig
hoopje mens in het bedompte klaslokaal, terwijl de blijde geluiden
van spelende kinderen mijn trommelvliezen pijnigden, met
de volgende rekenopgave van het toelatingsexamen van de Rijks
HBS te Zaltbommel: “Zus heeft in haar naaidoos 50 knopen.
Een aantal van de knopen heeft 2 gaten, de andere hebben 4 gaatjes.
Zus raakt één knoop kwijt. In de overige knopen zitten 160 gaatjes.
Hoeveel knopen met twee gaatjes zitten in haar naaidoos, nadat Zus
de verloren knoop gevonden heeft?” Ik zag er werkelijk geen gat,
laat staan een gaatje in. Ook had ik een verschrikkelijke hekel aan
sommen van hopeloze reizigers, die elkaar tegemoet kwamen,
inhaalden en zelfs voorbij snelden, nadat zij meerdere malen
gestruikeld waren. De broeder echter niet. Hij wist ook niet dat
buitenspelen voor lagereschoolkinderen preventief werkt voor
overgewicht en chronische aandoeningen. Aan het einde van
het schooljaar slaagde ik met vlag en wimpel voor het toelatingsexamen van het Sint Montfortcollege. Ik kreeg op de eerste dag
van de zomervakantie de opdracht van mijn vader om broeder
Camillus een doosje sigaren als blijk van zijn dankbaarheid te
overhandigen. Ik moest het wel uit mijn eigen spaarpot betalen.
Harry Beuvens
15
16
Column
Vakantie
Heerlijk… zomer… vakantie. Wat heb ik er naar uitgekeken.
Even onder de druk vandaan. Alleen al de afwezigheid van
het alsmaar moeten schenkt een weldadige rust. Voor mensen
in het onderwijs een soort tweede oudjaar. Afscheid nemen,
weggaan en opnieuw beginnen.
Steeds kom ik met goede voornemens aan de start van het nieuwe
schooljaar. Altijd dezelfde goede voornemens: een beetje minder
mag ook wel. Vijfenveertig uur werken voor tweeëndertig uur
salaris, dat is niet handig. Arbeidsethos, hart voor de zaak,
interesse in leerlingen of studenten, hoe veel je ook van je werk
houdt, het lijkt ons allemaal een keer toch te veel te worden.
Misschien moeten we na de vakantie ook eens wat beter op elkaar
letten in plaats van alleen op de kinderen. We hollen maar door.
Deadlines, scores, prestatiecurves, dat alles bepaalt onze baan.
Ieder jaar lijkt de druk groter te worden. We doen meer en meer,
willen wat we doen ook alsmaar beter doen. Misschien is dat een
loffelijk streven, maar het gaat ook gepaard met steeds meer druk.
Doen we dat zelf? Doen we dat samen elkaar aan? Ik weet het niet.
“Ieder jaar lijkt de druk groter te worden ”
Laatst las ik een interview met Arianna Huffington-Stassinopoulos.
Ja, die van de Huffington Post. Zij liet zich typeren als een
workaholic. Ook bij haar kwam de omslag geheel onverwacht.
Zij werkte te veel, te lang en te intensief. Tot het moment dat ze
bijkwam in een ziekenhuis. Ze bleek zittend achter haar bureau
door vermoeidheid overmand in elkaar te zijn gestort. Naast een
stapeltje botbreuken bracht het haar ook inzicht. Geen geld en
macht. Een nieuwe definitie van succes: welzijn, wijsheid,
verwondering en vrijgevigheid. Plezier in je werk! Ook nadat haar
blad, het enige winstmakende internettijdschrift, voor 350 miljoen
aan een internetreus was verkocht, bleef ze haar nieuwe manier
van leven handhaven. Zeven tot acht uur slaap per nacht zorgen
ervoor dat je overdag beter bent. Beter eten, de tijd nemen voor
belangrijke dingen, voor ontspanning, af en toe eens een paar uur
je telefoon uitzetten. En het is haar achthonderd man personeel
verboden om na werktijd te mailen voor het werk. Het helpt,
zegt ze. Iedereen is meer ontspannen en presteert beter.
Dat is dus voor de zoveelste keer mijn goede voornemen.
Rust, tijd nemen, je niet gek laten maken. Ik weet bijna zeker dat
ik tegen de zomer van 2015 dit stukje weer zou kunnen schrijven.
Tot mijn spijt lijk ik maar een versnelling te hebben: volle kracht
vooruit. Nou ja, kom op dan, maar niet te lang en niet te veel.
Volgend schooljaar ga ik het echt doen.
Jos de Klerk
(Arianna Huffington; Het nieuwe succes:
een toekomst vol kracht wijsheid en
evenwicht, uitgeverij Bruna, € 19,95)
“Vanuit hun eigen biografie
herkennen studenten dat
de kinderen dezelfde basale
behoeften hebben als zij
zelf indertijd ”
RVKOERIER Jaargang 15 | nummer 4 | juli 2014
College pedagogiek,
een kijkje in pabo 1 en 2
De meest essentiële thema’s binnen
ons programma pedagogiek op de pabo
zijn: Zorgen dat kinderen zich kunnen
ontwikkelen vanuit een veilige situatie,
dat ze daarbij gemotiveerd en betrokken
kunnen leren en kunnen doen waartoe
ze in staat zijn. Dat zijn voor mij de
meest essentiële thema’s binnen ons
programma pedagogiek op de pabo.
Een inkijkje in een van de afgelopen colleges pedagogiek in pabo 1:
Het is februari 2014, module 3 ‘Pedagogisch klimaat en basisbehoeften’. De studenten pabo 1 hebben op mijn verzoek een
foto van zichzelf meegenomen uit hun eigen kindertijd. Ik vraag
hen te bedenken waar ‘dit kind’ indertijd behoefte aan had en
wat mogelijk belemmerend was.
Minuten van stilte en concentratie breken aan. Iedereen schrijft.
Aan de mimiek zijn bezinning en soms ook emoties af te lezen.
Tijdens de uitwisseling worden zoal genoemd: ik wilde een eigen
plekje, ik wilde aandacht, mijn eigen ding doen, meer tempo,
iemand die het voor me opnam, ik had grenzen nodig.
Vanuit hun eigen biografie herkennen studenten op deze manier
dat de kinderen in hun stageklas in wezen dezelfde basale
behoeften hebben als zij zelf indertijd. De behoefte aan relatie
(ik hoor erbij, ik ben veilig), de behoefte aan het gevoel
competent te zijn (dat kan ik!) en de behoefte aan autonomie
(ik kan het zelf!).
Het model ‘adaptief onderwijs’ en de door Luc Stevens uitgewerkte Self Determination Theory worden ingezet om dit
principe goed te begrijpen en daar het handelen van de leerkracht aan te verbinden. Maar hoe krijg je het als leerkracht voor
elkaar dat kinderen zich veilig en verbonden voelen bij jou in
de klas? Hoe geef je ze voldoende uitdaging, zorg je ervoor
dat ze trots en blij zijn met wat ze kunnen? Hoe zorg je ervoor
dat kinderen actief zijn in hun eigen leerproces? En wat heb je
als student daarin nog te leren?
De studenten in pabo 1 krijgen in deze module ook de uitdaging
om een ‘ídeaal klaslokaal’ voor basisschoolkinderen te ontwerpen.
Ze mogen daarbij hun eigen ‘Utopia’ vormgeven. Ze moeten
wel aantoonbaar rekening houden met de drie psychologische
basisbehoeften van kinderen. Dat betekent creatief en in
coöperatie aan het werk (vormgeven) gaan, en vanuit de literatuur
de gemaakte keuzes onderbouwen.
Ook in pabo 2 wordt aandacht besteed aan de basisbehoeften
en pedagogisch klimaat, maar dan vanuit het thema ‘de groep’.
De studenten leren allereerst groepsdynamische processen
herkennen (ontwikkelingsfasen van de groep, rolneming,
normen- en waardenontwikkeling) maar ook processen van
in- en buitensluiting (pesten). Cruciaal daarbij is datgene wat je
doet als leerkracht om het groepsproces positief te laten verlopen
zodat er binnen de groep, in veiligheid en vertrouwen, geleerd
kan worden. En dat niemand wordt buitengesloten…
“Zo leiden we studenten samen op tot
leraren die het verschil kunnen maken ”
De activiteiten rond het (terugkerend) thema Basisbehoeften en
pedagogisch klimaat sluiten aan bij het traject ‘Pedagogische
tact’ (van het NIVOZ) wat we op de pabo ook met het docententeam doorlopen.
Conclusie: pedagogische tact, tegemoetkomen aan wat kinderen
behoeven om tot ontwikkeling en leren te komen, leer je uiteraard
niet uit de boekjes. Op de pabo kunnen we studenten leren
hierover na te denken en er leidende theorieën over in brengen.
De praktijk, de stages, de mentoren die met de studenten
meekijken en meedenken, zijn daarbij onmisbaar. Wij kunnen
het de studenten laten zien, jullie laten het ervaren, in de praktijk,
voor het ‘echie’... Zo leiden we studenten samen op tot leraren,
die het verschil voor de kinderen kunnen maken.
Gerrie Laban
17
18
Column
Spreekbeurt
“Ga jij maar achterin de klas zitten, ik kan het wel alleen.”
Dat doe ik. Anne is druk bezig. Ze schuift een tafel voor de klas
en legt haar spulletjes er op. Haar powerpoint presentatie
staat klaar op het digibord. Anne heeft een jockeyjasje aan en
een cap op. “Stilte graag!”, roept ze dan. “Mijn spreekbeurt
gaat over paarden...” Anne laat haar powerpoint zien.
“Een papapaard heet een hengst, een mamapaard heet
een merrie, een babypaard heet een veulen.” Ze heeft boekjes
bij zich. Met plaatjes. Zakjes met voer. “Dit is biks.”
De zakjes voer gaan de hele klas door. Dan is Anne klaar.
“Dit was mijn spreekbeurt over paarden.”
Alle kinderen steken hun duim omhoog. Het was een mooie
spreekbeurt. Klappen doen we vandaag niet, want daar schrikt
Anne van. Dat heeft de meester al uitgelegd. “Wat vonden jullie
van de spreekbeurt?”, vraagt de meester. De vingers schieten
de lucht in. “Ik vond het een hele mooie spreekbeurt.”, vertelt
Sam. “We hebben nu veel over paarden geleerd.” Anne straalt.
Verlegen draait ze wat rond voor de klas. Ze ziet er aandoenlijk
uit. Zo stoer en tegelijk zo broos. Nog een vinger: “Je sprak
heel duidelijk, ik kon het goed verstaan.” Dan wordt het Anne
een beetje teveel. Het is ook echt spannend, zo’n spreekbeurt.
Snel besluit de meester dat de spreekbeurt nu toch echt klaar is.
De duimen gaan nog één keer omhoog. Dan neem ik haar mee.
Naar mijn kamer. Even lekker bijkomen. Ontladen. Het is 12 uur.
Daar gaat Anne. Ze rent naar haar opa. Opa zwaait nog even
naar me. Ik doe mijn duim omhoog. Opa snapt het...
Op onze school staan we open voor kinderen zoals Anne.
Passend onderwijs. We doen het al zeven jaar. Precies zoals
bedoeld in de nieuwe wet. En juist nu werd het spannend.
Konden we de expertise van de begeleiding wel houden?
Het stukje AWBZ, samen met de dubbele rugzak? Hoe nodig is
juist de kennis van ambulante begeleiders vanuit het cluster 3!
Gelukkig weten we dat die kennis blijft. En dat is nodig.
Een leerling met Downsyndroom begeleiden is een vak apart.
Zonder de ambulant begeleider hadden we het niet gekund.
“ Steeds een stukje vooruit
in de ontwikkeling. ”
We hebben nu nog een “Anne” erbij op school. Weer een klein
meisje met donkere krullen en een bril. Wat werkt iedereen hard
om haar te begeleiden! Ik gun deze “Anne” ook een fijne tijd op
onze school. Het zal vallen en opstaan zijn. Steeds een stukje
vooruit in de ontwikkeling. Kleine stapjes. Met gegarandeerd
een prachtige glimlach en soms een spontane kus. Want liefde
geven, dat kunnen kinderen met Downsyndroom als geen ander!
Natasja Hoogerheide
Intern begeleider basisschool de Horizon.
“ Gewoon. Een spreekbeurt.
Zo bijzonder is het niet. Wel voor Anne.
Anne heeft Downsyndroom. ”
Ik zie haar nog zitten. In de kring bij de kleuters. Mooie donkere
krullen, een bril en een hartverwarmende, stralende lach. Dat is
alweer zeven jaar geleden. In die zeven jaar hebben we hard
gewerkt. Samen. En we hebben veel overlegd. Met haar ouders,
met de begeleiding, met de leerkracht. Wat hebben we veel
geleerd van Anne. Wat geeft ze ons veel! Begrip. Acceptatie.
Kracht. Omdenken. Haar meester zei het pas nog, tijdens een
groot overleg. “Ik sta al bijna 40 jaar voor de klas, maar ik had
nog nooit een leerling met Downsyndroom gehad. Ik vind
het een verrijking het een keer meegemaakt te hebben.”
En dat is het. We zijn er trots op, op onze school. Met Anne doen
we al zeven jaar aan passend onderwijs. Ze hoort erbij in haar
klas. De kinderen accepteren haar. Na school op donderdag blijft
Anne nog wat langer. Voor een brede school activiteit: Rots en
watertraining. Ook hier hoort Anne er gewoon bij.
De volgende Special
wordt een ‘Schitterend’
Kerstnummer!
RVKOERIER Jaargang 15
13 | nummer 4
6 | juli
oktober
20142012
De Knapvilla
RVKO werkgroep Talent on Tour
op bezoek in Echten
“De regendruppel die in het water valt, staat
symbool voor de inspiratie die wij vandaag op
hebben gedaan”, zo rondde organisatrice Caroline
Wijnolts het bezoek af, dat de RVKO werkgroep
Talent on Tour aan de Knapvilla in Echten bracht.
Volgens Caroline is deze excursie zeer geslaagd
omdat het ons in staat stelt te vertellen over
het moois dat we vandaag zagen. Zij vervolgt haar
indrukken met “Die vallende regendruppel maakt
steeds groter wordende kringen in het wateroppervlak. Het is onze intentie om onze collega’s
nog meer te motiveren, opdat we de talenten,
die onze kinderen herbergen, kunnen aanboren,
koesteren en uitbouwen. Zoals een kleine druppel
veel vermag, zo beïnvloeden wij veel mensen en
brengen we bijzondere dingen tot stand.”
Hanneke Lokhoff, de bedenker van De Knapvilla trakteerde
het zestienkoppige gezelschap op een aaneenschakeling
van verbaasmomenten. Verscheidene vertrekken in het pand
vertegenwoordigen de acht intelligenties die Howard Gardner
in zijn Frames of Mind (1983) omschreef. ‘Knap’ betekent
volgens Lokhoff , die zich sterk heeft laten inspireren door
voornoemde psycholoog, enerzijds ’Kennis Nemen van
Anders Leren’ in het primair onderwijs. Anderzijds spreekt
ze van ‘knap’ als ze refereert aan een intelligentie zoals
Gardner deze vaststelde.
Zo wordt een kind dat goed is in talige vakken ‘taalknap’
genoemd en heet een kind dat muzikaal is ingesteld ‘muziekknap’ te zijn. Elke ‘knap’ krijgt een kamer toebedeeld, waardoor
het Rotterdamse gezelschap in de filosofeerknapkamer zich
direct in ‘hogere sferen’ waande en als vanzelf aan het overpeinzen sloeg. Rekentalenten zouden hun hart kunnen ophalen
in de rekenknapkamer. Op gloedvolle wijze zette Lokhoff uiteen
hoeveel wiskundige activiteiten een levensgrote glazen cilinder
gevuld met water uitlokt.
Voor werkgroeplid Caroline Wijnolts was het een hernieuwde en
spannende kennismaking met De Knapvilla. Caroline: ‘ Ik heb
de villa al eens bezocht en vanmorgen tijdens de busreis naar
Echten heb ik erg enthousiast verteld over wat ik daar toen
gezien heb. Dan wek je hoge verwachtingen. Dat kan verkeerd
uitpakken, maar ik heb sterk de indruk dat Hanneke Lokhoff
de belofte van een inspirerende middag dubbel en dwars heeft
ingelost.” Nick van Deursen sloot zich hier volmondig bij aan:
“Alleen al de rust die het complex uitstraalde, ervoer ik als zeer
prettig. Hierdoor heb ik me kunnen bezinnen op hoe ik hetgeen
ik hier heb opgestoken, kan laten landen bij mijn teamleden.”
Van Deursen doelde wat betreft de rust onder andere op het
prachtige landgoed waarvan de knapvilla deel uit maakte en in
het bijzonder op de schuur waarin de ‘natuurknap’ een plaats
kreeg. Het interieur van het uit hout opgetrokken bouwwerk
toonde een veelheid aan mogelijkheden om met natuur aan
de slag te gaan. “Het zou zonde zijn”, vervolgde Van Deursen,
“als we de opgedane ervaringen en het verlangen om deze in
de school te brengen niet omzetten in acties.”
“Met een andere bril
naar de kinderen kijken ”
De andere deelnemers wezen op de verfrissende invalshoek
die Lokhoff koos om naar kinderen te kijken. Ze betoogde
dat elk kind talentvol is, wat op instemmend geknik van haar
toehoorders kon rekenen. Mignon de Veer: “De kinderen die
de ‘Plusklas’ bevolken zijn niet de enigen met talenten; in elke
doorsnee klas wemelt het van de kinderen met bijzondere
kwaliteiten. Als deze middag ertoe bij heeft gedragen dat we
met een andere bril naar de kinderen kijken, die aan onze
zorg zijn toevertrouwd, dan durf ik van een vruchtbaar bezoek
te spreken.”
Caroline Wijnolts tenslotte nog met enige opluchting in haar
stem: “Van alle kanten hoor ik dat het een goede dag was.
Dat stemt me blij. Tegelijkertijd is het aan de deelnemers om
het inspirerende verhaal door te geven en te vertalen naar een
aanpak in de klas. Gezien de fijne sfeer die vandaag heerste,
heb ik daar alle vertrouwen in.”
Rien van de Heuvel
19
Personalia
Geboren
2 maart Sem zoon van Steve en
Jaimy van Herk (Bavokring)
10 maart Lynn dochter van Bastiaan Nelen
en Mandy de Weert (Don Bosco)
10 maart Rhand Jelte zoon van Erwin
Lees, lezer, leest!
en Sandra Nederlof (Imelda)
10 maart Max Benjamin zoon van Dennis
en Sandra van Milligen (Albert Schweitzer)
‘Stoner’, een meesterwerk
14 maart Jessey Samuel Korsman zoon van
John Williams wordt momenteel wereldwijd herontdekt
Ik moest na het lezen van Stoner van John
Williams denken aan de dorpsonderwijzer
Georges Lopez uit de indrukwekkende
Franse documentaire ‘Être et avoir’ van
de cineast Nicolas Philibert.
William Stoner, een universitaire docent,
heeft evenals Lopez een onvoorwaardelijke
liefde voor het lesgeven. Die passie
voor het overdragen van kennis leidt tot
een verbitterde, levenslange vete met
een collega-academicus, schitterend
en met een groot invoelingsvermogen
door Williams onder woorden gebracht.
Doceren is voor Stoner een vak in
de goede en eerzame zin van het woord
en het maakte hem tot wat hij was.
Je kunt aan Stoner buitengewone
kwalificaties hangen als briljant,
schitterend, wijs, elegant en intens
verdrietig. Vanaf de eerste bladzijde
word je in het verhaal gezogen,
mede door de helderheid van de taal
van Williams, die in 1994 op 72-jarige
leeftijd overleed.
Robert en Suzanne (Laurens-Cupertino)
19 maart Thijs Jochem zoon van Gerjan
en Marin Tromp (Elisabeth)
22 maart Can Musa en
Miranda Nas Dekker (Don Bosco)
22 maart Jasmin Lopes dochter van
Angelo en Michèle Maat (Willibrord)
27 maart Bram Sebastiaan zoon van
Jorit en Roos Westerbeek (Valentijn)
4 april Aedan zoon van
A. van Ripke-Heyningen (Wingerd)
Hoe Williams aan het einde van de
roman de dood van Stoner beschrijft,
is uniek, hartverscheurend en alleen al
het lezen waard. Stoner is een boek dat
iedere leerkracht gelezen moet hebben.
Een zomervakantieboek bij uitstek.
9 april Kate dochter van Peter en
Marjorie Huysman (Jozef)
16 april Mees & Noud zonen van
Laura en Carlijn van der Vliet (Willibrord)
22 april Cas zoon van Jeroen en
Muriël van Deelen (Globetrotter)
23 april Ties zoon van Nienke en
Harry Beuvens
Geert-Jan Schipper (Contrabas)
3 mei Doris dochter van
Stoner is een onwaarschijnlijk fraai
geschreven roman over het weinig
opmerkelijke leven van een weinig
opmerkelijke man. De roman werd voor
het eerst in 1965 in Amerika uitgegeven
en begon na de heruitgave in 2006 aan
een opzienbarende, wereldwijde zegetocht met exceptionele verkoopcijfers.
In 2012 verscheen het boek in een
prachtige Nederlandse vertaling van
Edzard Krol.
Joram Wannee en Karin Lammers (Agnes)
5 mei Milai zoon van Machiel en
Kiomi Kuipers(Nicolaas)
10 mei Ruben zoon van Jan en
Stoner (1965)
Auteur: John Williams
Vertaling: Edzard Krol
Nederlandse uitgave:
Lebowski Publishers,
Amsterdam (2012)
ISBN: 978 90 488 1872 3
Jolanda Koot (Pieter Bas)
11 mei Emma dochter van Ronald en
Wendy Schot (Contrabas)
14 mei Mees Johannes zoon van Dave
en Suzanne v/d Linde (Mr. van Eijck)
14 mei Yousri zoon van Brahim Madrarei
en Fouzia Guechati (Elisabeth)
6 juni Jake Liam zoon van Ralph en
Ruth Boon (Hildegardis)
7 juni Jens Peter Sebastiaan zoon
van Annelies en Sjoerd van der Lek
Colofon
(Pabo Thomas More)
7 juni Babette Fleur dochter van Yvo
De RVKOerier is een uitgave van de Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs
Redactie: Mariëlle van Bommel,
Illustraties: Herman Jansen
Harry Beuvens, Jos de Klerk
Vormgeving: hAAi
Eindredactie: Mariëlle van Bommel
Drukkerij: Printvisie
Foto voorpagina: Trinoom
Deadline nr 1: 12 november 2014
Foto's beschikbaar gesteld door
Kopij: [email protected]
Anita Driel-Helmy, Thomas More
RVKO | K.P. vd Mandelelaan 80 | Postbus 4250 | 3006 AG Rotterdam
T: 010 4537500 | F: 010 4531369 | E: [email protected] | www.rvko.nl
en Jessica de Melker-Gilde (Contrabas)