Passend onderwijs vraagt om passend

Hoe gaan we om met “speciale” leerlingen binnen de
lessen bewegingsonderwijs.
Andy van den Berg.
 Vakleerkracht bewegingsonderwijs geweest op;
basisscholen, v.s.o. z.m.l.k., s.o. en v.s.o. m.l.k.,
l.o.m. Nu nog op s.o. z.m.l.k.
 ambulant begeleider cluster 3.
 Stagebegeleider praktijkschool
 Docent a.v.o. en vakleerkracht bewegingsonderwijs
praktijkschool
De grootste veranderingen per
1 augustus 2014
 Schoolbesturen hebben een zorgplicht.
 Samenwerkingsverbanden (77 p.o. en 75 v.o.).
 Rugzak en indicatiecriteria verdwijnen.
 Verevening vanaf schooljaar 2015-2016.
Wat voor leerlingen kunnen we
verwachten?
 Scholen voor cluster 1 (leerlingen met visuele
beperking) en cluster 2 (leerlingen met een auditieve
en/of communicatieve beperking) vallen buiten het
samenwerkingsverband.
 Scholen voor cluster 3 (leerlingen met een
verstandelijke handicap en/of lichamelijke
beperkingen) en cluster 4 (leerlingen met een
psychische beperking) nemen deel aan het
samenwerkingsverband.
Studiedag voor
schoolteams.
• Wat kan en wil
de leerkracht
ontwikkelen.
• waar liggen de
kunde, de
grenzen en de
ambities van
een team.
De Praktijk.
Casus Ilse
Ilse is een leerling
van de
Praktijkschool.
Vraag van de
zorgcoördinator:
kan Ilse meedoen
met de les
bewegingsonderwijs en zoja heb jij
tips voor de
vakleerkracht?
Mogelijkheden voor Ilse.








Badminton eventueel met ballon
“kameleon” binnen spel
Estafettevormen
Trefbal vormen
Basketball obstakel bij dribbel/passoefeningen
Volleybal; klein veld - trage bal
Tikspelen
Aanspeelpunt binnen spel voor beide partijen in
apart gebied.
 Enz.
Casus Julian
Voorwaarde voor Julian!
De aanwezigheid van een doventolk.
Deze wordt betaald uit de AWBZ.
Zonder deze voorziening zou deze vorm van
onderwijs niet succesvol zijn!
Ook bij de les bewegingsonderwijs is de doventolk
onmisbaar.
Cluster 3
leerlingen in het basisonderwijs.
 leerlingen met een verstandelijke beperking en/of




lichamelijke beperking
(vaak) leerlingen met een motorische achterstand
geringe zelfredzaamheid
Vaak oogproblemen o.a. diepzien
leerlingen met bijkomende “problemen” zoals a.d.h.d.,
autisme spectrum stoornis, sociaal emotionele
achterstand, epilepsie, enz.
* Kortom dit soort leerlingen kunnen “buitenbeentjes”
worden binnen de les bewegingsonderwijs!!!!!
Doel van het bewegingsonderwijs
op “de Meerpaal”.
 Leerlingen een passie voor bewegen bij brengen.
-
Leerlingen zoveel mogelijk succeservaringen laten
opdoen.
Uitgaan van mogelijkheden en geen onmogelijkheden.
De toestelles
(beweegarrangementen).
 één arrangement voor




alle niveaus
voor alle leerlingen
toegankelijk.
spectaculair/uitdagend
daardoor uitnodigend.
veilig.
ontwikkeling komt
vanuit
de opstelling.
beweegarrangementen
Instructie (algemeen).
 Kort en bondig
 Geen overbodige informatie
 Plaatje gaat voor praatje
 Eventueel visuele ondersteuning
 Na de instructie observeren!
Valkuilen
 Sensomotorische problemen
 Te moeilijke situatie
 Werken in heterogene groepen
 Extra hulp (handen in de klas)
Aanpassingen.
Maar… het kan ook moeilijk!
Problemen met de sensomotoriek.
Op een bepaalde leeftijd moest je een koprol kunnen
maken, dat moest gewoon en ik was de enige die het
niet kon. Als ik op handen en voeten ging staan met
mijn hoofd omlaag, verloor ik alle gevoel voor ruimte,
richting en lichaam.
Fragment uit Een echt mens – Gunilla Gerland
Autisme spectrum stoornis
Informatieverwerking.
Mensen met a.s.s
krijgen alle informatie
binnen als losse
puzzelstukjes.
De samenhang is
daardoor zoek.
Autisme spectrum stoornis
- Denken vanuit details
naar geheel.
- Hoofd- en bijzaken
lopen door elkaar.
- Moeite met zich iets
voorstellen.
- Problemen met
plannen en/of
organiseren van een
taak
- Lastig bedenken wat
een ander denkt of
voelt.
- Moeite met passend
reageren.
Visualisatie.
 Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen met
ASS een goed ontwikkeld visueel geheugen
hebben. Daarom is het voor de
informatieverwerking van belang dat er zoveel
mogelijk visuele ondersteuning wordt gegeven.
Woorden zijn op het moment dat ze worden
uitgesproken al weer vervaagd.
T.R.A.C.
Structuur bieden op de
volgende gebieden:
 Tijd
 Ruimte
 Activiteit
 (auti)Communicatie
Structuur in tijd.
 Gebruik van een time-
timer voor het visualiseren
van de lestijd.
 Gebruik van lintjes voor
het visueel maken van het
aantal keer dat een
onderdeel gedaan moet
worden
 Gebruik zandloper om
duidelijk te maken hoe
lang iets mag duren (30
sec. zandloper).
Structuur in de ruimte.
Loopwegen van het
einde van het
arrangement
naar het begin, zijn
aangegeven door
gekleurde stroken en
voetjes op de grond.
Structuur in activiteit.
 Onder de foto van de
leerling foto’s van de
arrangementen in de
volgorde van de les op het
planbord
 Foto van het
bewegingsarrangement
op A4 formaat bij het
arrangement
(Auti)communicatie.
 Aangepaste
communicatie gezien van
wat het kind nodig heeft.
Denk aan o.a. aan:
 concrete heldere taal
 spreek rustig
 korte kernachtige zinnen
(bondig verhaal)
 vermijdt ontkenningen
 geen figuurlijk taalgebruik
(Auti)communicatie moet een
attitude worden van de lesgever!!!!
Visuele ondersteuning.
 Het is tegenwoordig,
door de veelheid aan
gebruiksvriendelijke
digitale middelen,
makkelijk om visuele
ondersteuning te
bieden!
Spel.
Vaste structuren.
En ook.
 Tikker/jager altijd
 Homogene groepen.
hetzelfde lint (bijv. geel).
 Vaste structuur als je “af”
bent (bijv. zitten op de
bank, wisselbank, enz).
 Time-timer
 Plan bord
 Minimum aan regels
 Visualiseren
Scripts.
- Een script is een “interne bibliotheek” van
dagelijkse routines.
- Bij spel is een script een “interne bibliotheek” van
spel routines.
“Speciale leerlingen” hebben moeite met het
opbouwen van scripts.
Visualisatie.
Voor het ontwikkelen
van “spel scripts” bij de
“speciale” leerlingen is
visuele ondersteuning
nodig.
Drijfbal.
 doel van het spel
 de regels
 de ballenophaler
 tactische tips
Drijfbal speel je in 2 groepen.
1 groep heeft groene lintjes.
De andere groep heeft blauwe
lintjes.
Gooi de ballen tegen de grote bal.
De bal gaat nu rollen.
De grote bal moet tegen de bank aan
de overkant aan rollen. Doelpunt!
Elke groep heeft iemand met een
rood lint. De ballenophaler.
De ballenophaler brengt de ballen terug
naar de groep.
Dan hebben ze weer ballen om te
gooien!
Je mag niet over de bank stappen.
Niemand mag de grote bal aanraken.
De ballenophaler.
De ballenophaler heeft en rood lint om.
Ballen die tussen de banken blijven
liggen pakt de ballenophaler.
De ballenophaler brengt de ballen zo
snel mogelijk naar de groep.
Leg de ballen achter de bank.
Of geef de bal aan iemand van je
groep.
Dan hebben ze weer ballen om te
gooien!
De tactiek.
Na het gooien.
Pak zo snel mogelijk weer een bal.
Dan heb je weer een bal om tegen
de grote bal te gooien.
Als de grote bal dichtbij is raak je
hem makkelijker dan ver weg.
Als je goed gooit, rolt de grote bal
weg en komt je bal weer terug.
Ga recht achter de bal te staan als
je gooit.
Als je schuin achter de grote bal
gooit rolt de bal naar de zijkant.
Gooi met de bovenhandse worp. Dan
gooi je het hardst.
Kijk maar!
Spel
* Spelregels
* Speelveld
* Structuur
* Tempo
* Emoties
Spel is middel geen doel
“Speciale leerlingen”
hebben baat bij:
- Herhaling
- Niet teveel
verandering
- eenvoud