bedrijfstakpensioenfonds schoonmaak- en glazenwassersbedrijf Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving T.a.v. de heer M.H.M. van der Goes Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG mr. E.S. Hoogendijk CPL Beleidsadvisering 020-583 3233 Contactpersoon Afdeling Telefoon Datum 30 juni 2014 Onskenmerk Ba/2014/EH Uw kenmerk Onderwerp Verzoek tot wijziging van de verplichtstelling Geachte heer Van der Goes, Inzake het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: "BPF Schoonmaak") berichten wij u als volgt. ' Organisaties vertegenwoordigd in het bestuur van BPF Schoonmaak: van werknemerszijde: • FNV Bondgenoten; • CNV Vakmensen; van Werkgeverszijde; • Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB); Overwegende • dat per 1 januari 2015 de pensioenleeftijd (zijnde de leeftijd waarop volgens de verplicht gestelde pensioenregeling in de bedrijfstak Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf het ouderdomspensioen - behoudens vervroeging - ingaat) wijzigt van leeftijd 65 in leeftijd 67; • dat deze wijziging verband houdt met de per hetzelfde moment wijzigende fiscale regelgeving; postadres Postbus 637 1000 EE Amsterdanri [ bezoekadres Basisweg 10 1043 AP Amsterdam telefoon 020 - 583 51 00 | fax 020-5823 87 10 [ www.pensioenschoonmaak.nl i kvk 41177936 bedrijfstakpensioenfonds sehoonmaak- en glazenwassersbedrijf • dat de bepalingen van het Pensioenreglement van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Sehoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (hierna: BPF Sehoonmaak) tn overeenstemming zullen worden gebracht met de op 1 januari 2015 van kracht zijnde coiiectieve arbeidsovereenkomst In het sehoonmaak- en glazenwassersbedrijf, waarin wordt verwezen naar het pensioenreglement van BPF Sehoonmaak; • dat de definitie van sehoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf in de Cao tekstueel is gewijzigd; • dat de verzoekende organisaties in de bedrijfstak verklaren dat uit het onderzoek ter zake van de representativiteit is gebleken dat zij tezamen voldoende representatief zijn. Uit het onderzoek dat partijen hebben verricht, het representativiteitsonderzoek conform de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 en het Toetsingskader Wet Bpf 2000, is gebleken dat op 1 juni 2014 3.228 werkgevers aangesloten waren bij BPF Schoonmaak, met 127.893 werknemers. Van deze aangesloten werkgevers waren er 357 lid van OSB, de bij de verplichtstelling betrokken werkgeversorganisatie. Bij deze werkgevers waren 81.019 werknemers In dienst. De representativiteit van de verzoekende organisatie bedraagt afgerond 63%. Deze gegevens zijn ontleend aan de ledenadministratie van OSB voor wat betreft het aantal aangesloten werkgevers op 1 juni 2014. Het deelnemersaantal Is direct ontleend aan de administratie van BPF Schoonmaak en betreft het aantal deelnemers op 1 juni 2014. Verzoeken Uwe Excellentie het besluit tot verplichtstelling met ingang van 30 december 1968 van de deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf vastgesteld (besluit van 29 november 1968, DirectoraatGeneraal voor Sociale Voorzieningen, Directie Sociale Verzekering, Afdeling P. en S., nr. 63963), later diverse malen gewijzigd, voor het laatst bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 februari 2008, nr. UAW/CAV/07/32940/12. te wijzigen zodat deze - na wijziging - per 1 januari 2015 dan wel per de vroegst mogelijke latere datum als voigt wordt gelezen (wijzigingen cursief). postadres Postbus 637 1000 EE Amsterdam j bezoekadres Basisweg 10 1043 AP Amsterdam telefoon 020 - 583 51 00 j fax 020-5823 87 10 | www.pensioenschoonmaak.nl | kvk 41177936 bedrijfstakpensioenfonds sehoonmaak- en glazenwassersbedrijf "De deelneming In de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Sehoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is verplicht gesteld voor de werknemers vanaf de eerste dag van de maand, waarin de 21-jarige leeftijd wordt bereikt tot de eerste dag van de maand, waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt, met dien verstande dat de verpliehtstelling niet geldt voor de werknemers, die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze beschikking op 30 december 1968 luidde, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Hierbij wordt verstaan onder: a. werknemer: degene, die tot een werkgever in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen; b. werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een sehoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf uitoefent; c. Schoonmaakbedrijf, dan wel glazenwassersbedrijf: iedere onderneming, die haar hoofd- of nevenberoep maakt van het regelmatig of eenmalig schoonmaken, dan we/glazenwassen in, op of aan gebouwen, woningen, terreinen en/of verkeersmiddelen, een en ander ln de ruimste zin van het woord, tenzij overwegend sprake ls van rioolreinigingsactiviteiten. " In afwachting van uw reactie. Hoogachtend, namens bovengenoemde organisaties Mevrouw M. Neuteboom Directeur Stichting Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) postadres Postbus 637 1000 EE Amsterdam | bezoekadres Basisweg 10 1043 AP Amsterdam telefoon 020 - 583 51 00 | fax 020-5823 87 10 | www.pensioenschoonmaak.nl | kvk 41177936 bedrijfstakpensioenfonds sehoonmaak- en glazenwassersbedrijf Bijlagen I. Digitale tekst verplichtstelling na wijziging; II. Actuariële en bedrijfstechnische nota van BPF Schoonmaak; III. Concept wijzigingen Pensioenreglement BPF Schoonmaak op hoofdlijnen. De definitieve wijzigingen zullen in december 2014 door het bestuurvan BPF Schoonmaak worden vastgesteld (de statuten van BPF Sehoonmaak zullen t.b.v. de verhoging van de pensioenleeftijd niet behoeven te worden gewijzigd). )V. Formulier representativiteitsgegevens; postadres Postbus 637 1000 EE Amsterdam | bezoekadres Basisweg 10 1043 AP Amsterdam telefoon 020 - 583 51 00 | fax 020-5823 87 10 | www.pensioenschoonmaak.nl | kvk 41177936 Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000) Bij een aanvraag om verpliclitstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand van dit formulier. Gebruikmaking van dit forrnulier is vereist bij een percentage representativiteit onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde zienswijzen tegen de representativiteit daartoe aanleiding geven. INHOUD 1 REPRESENTATIVITEITSOPGAVE • Werkgeversgegevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer • Gegevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer 2 TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp Pagina 1 van 12 REPRESENTATIVITEITSOPGAVE Het verplichtstellen van de deeiname in een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) vereist dat, naar het oordeel van de minister, het georganiseerde bedrijfsleven dat de aanvraag om (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling Indient een belangrijke meerderheid van de in de betreffende bedrijfstak(ken) werkzame personen vertegenwoordigt. Het meerderheidsvereiste wordt aan de hand van de representativiteitsgegevens bepaald. De mate van representativiteit wordt als volgt berekend: • • het aantal werknemers in de betreffende bedrljfstak(ken) in dienst van werkgevers direct betrokken blj het bpf (indien van toepassing incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (teller), gedeeld door: het totale aantal werknemers In de betreffende bedrijfstak(ken) in dienst van werkgevers vallend onder de werkingssfeer (Indien van toepassing Incl. personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak) (noemer). De in de verplichtsteliing van het bpf gedefinieerde werkingssfeer dient als uitgangspunt voor het bepalen van de aantallen personen in zowei de teller ais de noemer. Tot het aantal personen kunnen naast werknemers ook zelfstandigen worden gerekend, indien in de werkingssfeer bepaald is dat deze ook op hen van toepassing is. Zelfstandigen dienen in voorkomend geval in de totaalteliing te worden meegenomen. Daarenboven dient in voorkomend geval in de representativiteitsopgave apart melding te worden gemaakt van de aantallen van deze specifieke groep, en van de betrouwbaarheid van de gebruikte bronnen. Wanneer het bij de aanvraag slechts om een deei van de werkingssfeer gaat of om één of meer van de bedrijfstakken in het gevai van een bpf dat volgens de opgave van partiljen meerdere afgebakende bedrijfstakken omvat, dan dient de representativiteitsopgave betrekking te hebben op de werkingssfeer van het deel van de bedrijfstak of de bedrijfstak(ken) waarop de aanvraag zich richt. In het geval van meerdere bedrijfstakken impliceert: dit dat voor elke afzonderiijke bedrijfstak waarop de aanvraag betrekking heeft separaat de vereiste representativiteitsopgave dient te worden gegeven. Gezien de verstrekkende consequenties van het verplichtstellen van de deelname in een bpf is het noodzakelijk dat de representativiteitsopgave voldoet aan de eisen van: reproduceerbaarheid validiteit Interne consistentie onderzoekstechnische kwaiiteit, en actualiteit Het is een vereiste voor de beoordeling van het representativiteitscijfer dat dit reproduceerbaar Is. Brongegevens, gebruikte enquête, uitgevoerde berekeningen, analyses en extrapolatie moeten beschikbaar zljn, zodat desgevraagd een accountant, dan wel het Ministerie van SZW op basis hiervan het cijfer zelfstandig kan reproduceren. Het begrip validiteit heeft betrekking op de vraag of daadwerkelijk is gemeten wat beoogd was. Is het te meten begrip, werkzame personen, op de juiste wijze gedefinieerd én zljn vervolgens de werkzame personen ook conform de operationalisering gemeten. Voor het begrip werkzame personen bijvoorbeeld speelt dan de werkingssfeer een rol en of op een juiste wijze is gecorrigeerd voor werkzame personen die in de werkingssfeer worden uitgesloten. Pagina 2 van 12 Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid In de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in belde gelijk zljn. En ook de peildatum of de peilperiode moeten In teller en noemer vergelijkbaar zljn. Bij de beoordeling van de kwaiiteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken ais de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer Is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen. Pagina 3 van 12 WERKGEVERSGEGEVENS Direct aan het bpf gebonden werkgevers Hoeveel werkgevers vallen direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf^? 357 Geef aan op welke peildatum dan wei over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-06-2014 Werkgevers gebonden door de werkingssfeer van de verplichtstelling Wat is het totale aantal werkgevers dat valt onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf? 3.228 Geefaan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zljn. 01-06-2014 De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkgevers dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het bpf valt moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantai aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zijn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten Is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deei gaat In op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4 ) ; en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Een werkgever valt direct onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf als hij lid is van een werkgeversorganisatie die betrokken is bij de aanvraag om verplichtstelling. Pagina 4 van 12 Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen In reiatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) Aantal blj vraag 1 o.b.v. ledenbestand van werkgeversorganisatie; Aantal bij vraag 2 o.b.v. administratie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf uitgevoerd door APG Pensioenen. X Er Is gebruik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1) Er Is gebruik gemaakt van populatiebestanden. Het ledenbestand van de werkgeversorganisatie Is gekoppeld aan de fondsadministratie. Werkgevers die op vrijwiliige basis zijn aangesioten blj het fonds zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Werkgevers die zljn vrijgesteld van de verplichte deelneming in het fonds zijn wei meegenomen. Er Is gecontroleerd op dubbeltellingen. • De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Onderzoek • Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de gehanteerde methodiek (ad. 1) • het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) • de respons (ad. 1) • de representativiteit van de steekproef (ad. 1) • eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) • toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) Extrapolatie • Onderzoeksgegevens zljn middels andere bronnen geëxtrapoleerd. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2)) O eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) Pagina 5 van 12 Peildatum • Er zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogeiijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties In de genoemde aantallen zljn opgetreden. Indien wel sprake Is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) Overig Overige opmerkingen Pagina 6 van 12 GEGEVENS WERKZAME PERSONEN Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend gevai inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)? 81.019 In voorkomend gevai: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wei over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-06-2014 Werknemers gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verpilchtsteliing (in voorkomend geval inclusief personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ? 127.893 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 01-06-2014 De wijze waarop de gegevens zljn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en In totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zljn. Indien een van de genoemde methoden van Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina 7 van 12 toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u opnemen in het daarvoor opgenomen tekstvak. Als u meer ruimte in het tekstvlak nodig heeft, klikt u op de rand van het tekstvlak en kunt u door te slepen het tekstvak vergroten. De eerste vraag dient altijd te worden beantwoord. Er zljn globaal 3 methoden, die elkaar overigens niet uitsluiten: gebruik maken van bestaande bronnen/bestanden, onderzoek, en extrapolatie. Daarnaast moet zonodig een toelichting worden gegeven op de actualiteit van de gebruikte gegevens. Achter de genoemde aandachtspunten is een verwijzing opgenomen naar een uitgebreidere toelichting in deel 2 van dit formulier. Dat deel gaat in op de gehanteerde onderzoeksmethode (ad. 1); de gebruikte bronnen (ad. 2); de wijze van meting (ad. 3); de relatie tot de werkingssfeer (ad. 4); en de actualiteit van de gegevens (ad. 5). Bestaande bronnen/bestanden Voor het uitgevoerde onderzoek, geef een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) • de gehanteerde meeteenheid (ad. 3) Administratie van het fonds X Indien gebruik is gemaakt van meerdere bestanden, geef een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) » uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van matching van bestanden (ad. 1) Er is gebruik gemaakt van popuiatiebestanden. Het ledenbestand van de werkgeversorganisatie is gekoppeld aan de fondsadministratie. Er is gecontroleerd op dubbeltellingen. • Sluiten de bronnen niet volledig aan bij de werkingssfeer, geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) Onderzoek • Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van: • de gehanteerde methodiek (ad. 1) • het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) • de respons (ad. 1) • de representativiteit van de steekproef (ad. 1) • eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) • toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) Pagina 8 van 12 Extrapolatie • Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geef een beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) Peildatum • Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zljn opgetreden. Indien wei sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) Overig • Overige opmerkingen TOELICHTING De door partijen bij een aanvraag tot (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling van de deelname in een bpf aangeleverde representativiteitsgegevens dienen, ten behoeve van de beoordelingscriteria, te worden voorzien van een toelichting op de voigende punten: 1. De wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd a. populatieonderzoëk b. steekproefonderzoek e. extrapolatie 2. De gebruikte bronnen voor het onderzoek a. uitgevoerde correcties 3. De wijze van meting Pagina 9 van 12 a. aard van de gegevens 4. De relatie tot de werkingssfeer van: de verplichtsteiling a. uitgesloten werkzame personen b. vrijwillige aansluiting e. vrijgestelden d. deelnameleeftijd 5. De peildatum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben ad 1 Gehanteerde onderzoeksmethode Het is noodzakelijk dat een beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode wordt gegeven. Hét gaat om de vraag hoe de gegevens zijn verzameld. Idealiter wordt er gebruik gemaakt van populatiebestanden, zowel voor werkgeversaantallen als aantallen werkzame personen, i; Indien geen populatiegegevens beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van steekproefonderzoek. Het gebruik van steekproefgegevens vereist dat een toelichting wordtigègeven op de uitvoering van de enquête, de respons, de : representativiteit, verzamelde aanvullende Informatie, uitgevoerde berekeningen en schattingen. Aandachtspunten: Beschrijving van de gehanteerde onderzoeksmethode. Een beschrijving van de hierbij gebi-uikte; bestanden. De manier waarop de steekproef Is getrokken (waaronder het gebruikte steekproefkader). De respons van de steekproef. De representativiteit van het steekproefonderzoek. Op bestanden toegepaste correcties teh opzichte van de populatie; Het gebruik van aanvuilende Informatie. De manier waarop berekeningen, schattingen en eventuele extrapolaties zijn uitgevoerd. Het is niet zorgvuldig om het aantal werkzame personen van nietresponderende bedrijven op nul të schatten. Streef altijd naar de verkrijging van gegevens uit één bronbestand. Dit doet u door het bestand, waarin de gegevens van de bij het bpf betrokken werkgevers zijn opgenomen, te matchen met het bestand waarin de totale aantallen werkgevers en werkzame personen zijn opgenomen; Een nadere uitieg over de uitvoering van het; matchen van bestanden is te vinden in het rapport Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv-verzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website http://cao.szw.ni.: onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2 Gebruikte bronnen Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alie bronnen zijn even betrouwbaar; Ookzijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtsteliing. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten: • Het is aan te bevelen zo min mogeiijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens uit yerschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderiinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. • Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin Pagina 10 van 12 • arf 3 het onderzoek Is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeitelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. Wijze van meting Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezeifde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden In principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantai personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de partitimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verpiichtsteiilng gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: • De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezeifde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4 Relatie tot de werkingsfeer De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zljn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten: • Aandacht voor vrijwillig aangesioten werkgevers die In de representativiteitsopgave niet mogen worden meegenomen. • De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de werkingssfeer vailen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoger personeel. • In de tellingen moeten van de verplichte deelname in het bpf vrijgestelde werkgevers en hun werknemers wel worden meegerekend. <» Bestanden dienen -indien van toepassing- gecorrigeerd te worden voor jongeren die niet onder de werkingssfeer van de verpllchtsteliing vallen vanwege een ondergrens In de deelnameleeftijd. Bd 5 Actualiteit van de cijfers Voor de representativiteitsopgave dient de datum of de periode waarop de cijfers betrekking hebben te worden vermeld. Als regel geldt dat gegevens, om te voldoen aan de eis van actualiteit, in beginsel niet ouder dan één jaar mogen zijn gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag. Tevens geldt dat de verschillende peildata niet te ver uit elkaar moeten liggen, omdat anders de interne consistentie van de representativiteitsopgave in het geding is. Ais uitgangspunt hierbij geldt dat de peildata niet meer dan één jaar uiteen mogen liggen. Pagina 11 van 12 In geval de peildata te vèr ih het verieden liggen kunnen de gegevensbestanden op basis van de werkgelegenheidsontwikkeling in de branche worden geactualiseerd, oftewel geëxtrapoleerd; De marktontwikkelingen In het verieden vormen de basis om de huidige waarden met een zekere onzekerheidsmarge te voorspellen. Het is dan wei van belang Om expliciet te vermelden op welke gegevens deze extrapolatie is gebaseerd en hoe die is uitgevoerd. De bestanden die hiervoor gebruikt worden moeten vergelijkbaar zljn naar bijvoorbeeld verhouding voltijders-deeltijders of de vërhouding grote-kleine bedrijven. Aandachtspunten: • De actualiteit van de gebruikte gegevens. Deze mogen gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag in beginsel niet ouder zijn dan 1 jaar. Indien de gebruikte gegevens ouder zijn, dient vermeld te worden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (zie ook aanvuiling bij de vraag over actualiteit). • Het toepassen van extrapolatie. Indien op basis van andere gegevensbronnen de gegevens voor de representativiteitsopgave zijn geactualiseerd dient aangegeven te worden welke bronnen gebruikt zijn en op welke wijze voor onderiinge afwijkingen tussen de bronnen is gecorrigeerd. Een nadere uitleg over de wijze van extrapoleren is te vinden in het rapport Kwaiiteit representativiteitsgegevens bij avvverzoeken. Stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 21 (zie de website htt p: //cao. sz w. n I. o nd e r achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008 ). • De peildatum dan wel de periode waarop de gegevens betrekking hebben. Pagina 12 van 12 bedrijfstakpensioenfonds sehoonmaak- en glazenwassersbedrijf NOTA VAN WIJZIGING Betreffende het Pensioénreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor hét Sehoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, zoals vastgesteld door hetbestuur op ... december 2014. Artikel 1.1 De begrippen en afkortingen Toelichting De definitie van 'pensioendatum' wordt aangepast aan de nieuwe; pensioenleeftijd Voorstel totwiiziqina 18. pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Artikel 1.2 De verplichtstelling van het fonds Toelichtina De verplichtstelling van het fonds js aangepast aan de nieuwe pensioenleeftijd en aangepast om exact overeen te komen met de werkingssfeer van de Cao. Voorstel tot wijziging 2. De verplichtstelling tot deelneming duurt van de eerste dag van de maand waarin de werknemer 2 t jaar wordt tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 67 Jaar wordt. Tot de werkingssfeer van het fonds behoort iedere onderneming die als hoofd- of nevenberoep heeft: het regelmatig of eenmalig schoonmaken dan wel glazenwassen in, op of aan gebouwen, woningen, terreinen en/of verkeersmiddelen, een en ander in de ruimste zin van het woord. 1 Indien overwegend sprake Is van ripoirelnlgingsactlvitelten is de CAO niet van toepassing. Artikel 4.1 De hoogte van hët ouderdomspensioen Toelichting CAO-partijen hebben besloten ovér de pensioenopbouw vanaf 2015 in het licht van de nieuwe; fiscale regels. Erwordt gekozen voor éen opbouwpercentage van 1,701 % met pensioenleeftijd 67 jaar, met een zo laag mogelijke franchise. Het bestuur en CAO-partijen zijn voornemens de tot 1 januari 2015 opgebouwde aanspraken met pensioenleeftijd 65 jaar om te zetten naar pensioenleeftijd 67 jaar. Anticiperend is een sub c aan het artikellid toegevoegd, waarin deze omzetting is vastgelegd. Pagina 1 van 4 i bedrijfstalcpensioenfonds schoonmaal<- en glazenwassersbedrijf Voorstel tot wijziging 3. Het ouderdomspensioen berekent het fonds per kalenderjaar van déelneming door a. het totaal van de pensioengrondslagen in dat jaar,, té; vermenigvuldigen met b. het opbouwpércentage van 2,05% overjaren tot 1 januari 2013, uitgaande van een pensioendatum op deeerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wprdt - 1,75% over het jaar 2013, uitgaande van een pensioendatum op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. 1 67% over hetjaar 2014, uitgaande van een pensioendatum op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. 1,701% over de jaren vanaf 1 januari 2015. e. Detotl januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken zijn peri januari 2015 Sekseonafhankelijk en collectief actuarieel neutraal omgezet naar pensioenaanspraken met een pensioendatum zoals bepaald in artikell.1, lid 18 Huidige tekst 3. Het ouderdomspensioen berekent het fonds per:kalenderjaar van deelneming door: a. het totaal van de pensioengrondslagen in dat jaar, te vermenigvuldigen met b. het opbouwpercentage van 2,05% over jaren tot 1 januari 2013; 1,75%overhetj'aar2013 : 1,67% over jaren vanaf 1 januari 2014. Artikel 4.7 Het vervroegen van ouderdomspensioen Voorstel tot wijziging 1. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen zijn ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder in te laten gaan dan op zijn pensioendatum. Het ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd heeft bereikt. Voor vervroegen van de ingangsdatum geldt het volgende. 2. De deelnemer kan het ouderdomspensioen niet vervroegen voor het percentage waarvoor voortzetting; van de deelneming tijdens arbeidsongeschiktheid plaatsvindt. Bij volledige vervroeging van het ouderdomspensioen wordt een deel van het levenslange ouderdomspensioen vanaf 67 jaar omgezet in een ouderdomspensioen tot 67 jaar. Daarbij kan het laagste ouderdomspensioen niet minder bedragen dan 75% van het hoogste Pagina 2 van 4 bedrijfstalcpensioenfonds schoonmaal<- en glazenwassersbedrijf ouderdomspensioen. Bij deze beoordeling: blijft in de periode tot 67:jaar buiten beschouwing een bedrag van maximaal de dubbele AOW-uitkering voor een gehuwde persoon. Dit bedrag is opgenomen in bijlage 1 bij het pensioenreglement. Er is sprake van volledige vervroeging als vóór 67 jaar hét maximale bedrag ingaat, dat binnén de verhouding 100:75 kan ingaan. De omzetting vindt plaats op basis van de vervroegingsfactoren die het bestüür hééft vastgèstèld. Dè factoren zijn opgenomen in bijlage 1 bij het pensioenreglement. 4. Bij gedeeltelijke vervroeging vani het ouderdomspensioén gaat een deel van het maximale bedrag in; dat binnen de verhouding 100:75 als bedoéid in lid 3 van dit artikel vóór 67 jaar kan ingaan Het deel waarmee het ouderdomspensioen vervroegd ingaat, berekent het fonds als volgt. percentage vervroeging = (het ouderdomspensioen dat vóór 67 jaar ingaat / het ouderdomspehsióen dat maximaal vóór67 jaar kan ingaan)* 100% Het gedeeltelijk ingegane ouderdomspensioen is het: deeltijdpensioen. De eersté ihgang van hét deeltijdpensioen is mogelijk voor een percentagé van minimaal 20%.: Het resterende deel van het öuderdomspehsiöeh kan in de periode tot de pensioendatum ingaan. Het percentage deèltijdpensioen kah allèen hoger worden. Pér kalenderjaar kan één keer worden gekozen voor verhoging van het deeltijdpensioen. Het deèltijdpensioen kan maximaal vier keèr wordeh verhoogd. Ditis inclusief de verhoging:waarbij het volledige ouderdomspensioen ingaat. Artikel 5.6 De ingang en het einde van de Anw-hiaatcompensatie Voorstel tot wijziging 2. De Anw-hiaatcompensatie eindigt uiterlijk op de dag direct vóór de maand waarin de partner de AOWgerechtigde leeftijd bereikt. De Anw-hiaatcompensatie eindigt eerder op: a. de laatste dag van de maand waarin de partner een partnerrelatie begint; of b. de laatste dag van de maand waarin de partner overiijdt. Artikel 16.4 De inwerkingtreding van het pensioenreglement Voorstel tot wijziging Het pensioenreglement met bijlagen is ingegaan op 1 januari 2003. Het fonds heeft het pensioenreglement ' voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2015. Huidige tekst Het pensioenreglement met bijlagen is ingegaan op 1 januari 2003. Het fonds heeft het pensioenreglement voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2014. Pagina 3 van 4 bedrijfstalcpensioenfonds schoonmaalc- eh glazenwassersbedrijf BIJLAGE 2 Artikel 6 De regeling gemoedsbezwaarden De uitbetaling van het spaarsaldo Toelichting De aanpassing van de nominale pensioenleeftijd van.65 jaar naar 67 jaarwordt ook doorgévoerd ni de regeling gemoedsbezwaarden. Voorstel tot wijziging Het fonds betaalt het spaarsaldo als béschreven in artikel 5 van deze bijlage uit aan dé werknemer vanaf dé maand waarin hij de 67-jarige léeftijd heeft bereikt. De uitbetaling vindt plaats:in gelijke termijnen én eindigt na 15 jaar. De berekening van de gelijke termijnen is opgenomén in artikel 9 vah dézé bijlage. De wijzigingen treden ih werking op 1 januari 2015. Mw. J. Linssen De heer J. Kampherbeek De heer H. Simons FNV Bondgenoten CNV Vakmensen OSB Namens deze: Deheer... Secretaris CAO-partijen: Pagina 4 van 4 stichting Bedrijfstal<pensioenfonds voor het Schoonmaal<- en Glazenwassersbedrijf Actuariële en bedrijfstechnische nota Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Sehoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. Versie: 01 juli 2013 INHOUDSOPGAVE I. ACTUARIËLE EN BEDRIJFSTECHNISCHE NOTA II. 5 DE PENSIOENREGELING 6 11.1 Aansluiting werkgevers 6 11.2 Verkrijging van deelnemerschap 6 11.3 Verzekerde aanspraken en definities 6 III. HOOFDLIJNEN INTERN BEHEERSINGSSYSTEEM 9 111.1 Inleiding 111.2 Organigram 9 111.3 Hetbestuur 10 111.4 Intern toezicht 11 111.5 Bestuurlijke Commissies 11 111.5.1 111.5.2 111.5.3 III. 6 9 Commissie Pensioenbeheer Commissie Communicatie Commissie Vermogensbeheer 12 12 13 Pensioenadministratie en vermogensbeheer 111.6.1 111.6.2 111.6.3 14 Hoofdlijnen administratieve organisatie en interne controle APG Hoofdlijnen werkzaamheden Syntrus Achmea Hoofdlijnen van de dienstverlening door Northern Trust 14 16 17 111.7 Deelnemersraad 18 111.8 Verantwoordingsorgaan 18 111.9 Geschillencommissie 19 111.10 Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten 111.11 Controle en certificering 19 111.12 Gedragscode 19 IV. 19 RISICO'S IV.l Actuariële IV. 2 Herverzekeringsbeleid V. 20 risico's 20 20 FINANCIËLE OPZET 21 V. l Inleiding V.2 Activa 21 V.3 Passiva 24 V.4 Actuariële grondslagen 26 V.5 Dekkingsgraad 27 V. 6 Gewenst vermogen 27 VI. 21 FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN VI. l 31 Inleiding 31 VI.2 Premiebeleid 31 VI.3 Toeslagverleningsbeleid 31 VI.4 Kostendekkende premie 32 VI.5 Continuïteitsanalyse 33 VI. 6 Beleggingsbeleid 33 VI.6.1 VI.6.2 Vl.6.3 VI.6.4 VI.6.5 VI.6.6 VII. De advisering over en uitvoering van het vermogensbeheer Normportefeuille en bandbreedtes Benchmark Risicobeheersing Verantwoord beleggen Resultaatsevaluatie HOOFDLIJNEN VAN HET UITVOERINGSREGLEMENT VII. 1 Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen : 33 35 36 37 44 45 47 47 VII.2 Informatie 47 VII.3 Toeslagverlening 48 VII.4 Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling 48 VII.5 Vrijstelling 48 VII.6 Klachten en geschillen 48 Vrijwillige aansluiting 48 VII.7 Vlll. VERKLARING 49 BIJLAGE 1: FONDSEIGEN ERVARINGSSTERFTE 51 BIJLAGE 2: SELECTIEPROCES EXTERNE MANAGERS 53 BIJLAGE 3: VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN 55 BIJLAGE 4: FINANCIEEL CRISISPLAN 67 Wanneer is er volgens het bestuur van het fonds sprake van een financiële crisis? 69 Wat is de kritische dekkingsgraadgrens? 69 Op welke manier tracht het bestuurvan hetfonds een financiële crisis te voorkomen? 70 Welke reguliere sturingsmiddelen staan het bestuur (in een financiële crisis) ter beschikking en wat is het effect van deze sturingsmiddelen? 72 Welke aanvullende (nood)maatregel kan het bestuur treffen in geval van een financiële crisis, naast de reguliere sturingsmiddelen? 73 Hoe luidt de besluitvormingsprocedure bij een financiële crisis? 75 Hoe bewaakt het fonds de evenwichtige belangenbehartiging tussen de diverse stakeholders bij het treffen van (nood)maatregelen? 76 Hoe is de communicatie aan de stakeholders geregeld? 77 Hoe en wanneer wordt het crisisplan getoetst en bijgesteld? Herstel en herstelmaatregelen 77 77 BIJLAGE 5: RICHTLIJNEN STAATSOBUGATIES EN NIET-STAATSOBUGATIES EN AANDELEN NOORD AMERIKA 79 Staatsobligaties en Niet-Staatsobligaties Benchmark 81 Algemeen 81 Restricties Staat 81 82 Beleggingsuniversum 82 Restricties 82 Niet-Staat 82 Beleggingsuniversum 82 Restricties Kredietwaardigheid 82 Aandelen Noord Amerika 83 1. Beleggingsdoelstelling: 83 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen: 3. De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: 4. Gebruikvan derivaten: 5. De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn de volgende: 6. Benchmark: 83 83 83 83 83 BIJLAGE 6: LIJST VAN ONDERNEMINGEN DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE PRODUCTIE VAN CLUSTERMUNITIE 85 I. ACTUAR ËILE EN BEDR JF ISTECHN SICHE NOTA De Pensioenwet bepaalt dat het bestuurvan een pensioenfonds een Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) opstelt. De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf (het fonds) vermeldt in artikel 3 van de statuten dat het fonds werkt volgens een ABTN, waarin het te voeren beleid is beschreven. In de ABTN zijn onder andere de financiële opzet en de grondslagen, waarop het beleid rust, gemotiveerd omschreven. De ABTN beschrijft: • de procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van werknemers; • de aanspraken die voor de deelnemers, gewezen deelnemers of hun partner voortvloeien uit de pensioenregeling; • de uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico's; • de financiële opzet; • de financiële sturingsmiddelen (premie-, toeslagverlenings- en beleggingsbeleid en het financieel crisiplan); • de hoofdlijnen van het uitvoeringsreglement; • de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en de opzet van de administratieve organisatie. Deze ABTN is voor zover gewijzigd ten opzichte van de vorige ABTN geldig vanaf 1 januari 2013. II. DE PENSIOENREGELING De door het fonds uitgevoerde pensioenregeling is vastgelegd in het pensioenreglement Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. 11.1 Aansluiting werkgevers De aansluiting bij de door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf uitgevoerde pensioenregeling is voor werkgevers verplicht gesteld op grond van artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Verplicht aangesloten is het schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf. Dat is iedere onderneming, die haar hoofd- of nevenberoep maakt van het periodiek dan wel telkens voor eenmaal schoonmaken, respectievelijk glazenwassen in, op of aan gebouwen, terreinen en verkeersmiddelen, alsmede het verrichten van daarmee verwante werkzaamheden, een en ander in de ruimste zin van het woord, uitgevoerd als neventaak binnen dan wel bij schoonmaak- respectievelijk glazenwassersactiviteiten. Het bestuur is bevoegd een onderneming op vrijwillige basis aan te sluiten bij het fonds. Het bestuur heeft daarvoor beleid vastgesteld. De vrijwillige aansluiting wordt geformaliseerd in een u itvoeri ngsovereen komst. 11.2 Verkrijging van deelnemerschap Deelnemers zijn werknemers van 21 jaar of ouder en jonger dan 65 jaar die in dienst zijn van een aangesloten werkgever. De verplichtstelling geldt niet voor de werknemers, die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, zoals deze beschikking op 30 december 1968 luidde, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Deelnemers zijn ook de werknemers die tijdens de dienstbetrekking bij een aangesloten werkgever arbeidsongeschikt zijn geworden. Daarnaast zijn deelnemers de gewezen werknemers voor wie de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering bijdraagt in de pensioenopbouw tijdens werkloosheid. 11.3 Verzekerde aanspraken en definities Pensioenregeling Regeling Middelloonregeling Toetredingsleeftijd 21 jaar Pensioenleeftijd 65 jaar; geheel of gedeeltelijk vervroegen is mogelijk. Pensioengevend loon Het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen, met uitzondering van de waarde van de auto van de zaak, de SV-uitkeringen en de aanvullingen daarop van de werkgever. Bij de vaststelling van het maximale uurloon wordt rekening gehouden met het in deze wet genoemde maximum op jaarbasis. Het loon dat hoger is dan het voor de deelnemer geldende maximale uurloon is niet pensioengevend. Op basis van het maximale uurloon en het aantal uitbetaalde uren in een jaar, wordt een per deelnemer bepaald maximaal jaarbedrag vastgesteld. Het maximale uurloon wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (2013: € 25,74 per uur). Het maximale SV-uurloon wordt vanaf 2011 jaarlijks per 1 januari als volgt vastgesteld: maximale SV-iaarloon 260 SV-dagen in een kalenderjaar * 7,6 uur per dag Afronding van het maximale SV-uurloon op twee cijfers achter de komma, naar boven. Franchise De franchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld. In 2013 bedraagt die franchise € 10.940 op jaarbasis. Deze jaarfranchise wordt op basis van de uurfranchise en hetaantal uitbetaalde uren in een jaar omgerekend naareen per deelnemer bepaalde franchise. De uurfranchise wordt jaarlijks door het bestuur vastgesteld (2013: € 5,54 per uur). De uurfranchise wordt vanaf 2011 jaarlijks per 1 januari als volgt vastgesteld: minimale fiscaal toegestane jaarfranchise 260 SV-dagen in een kalenderjaar * 7,6 uur per dag Afronding van de uurfranchise op twee cijfers achter de komma, naar boven. Pensioengrondslag Het pensioengevend loon verminderd met de franchise. Opbouwpercentage Tot 1 januari 2013: 2,05% van de vastgestelde pensioengrondslag. Vanaf 1 januari 2013 geldt een opbouwpercentage van 1,75% van de vastgestelde pensioengrondslag. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de jaarlijks vastgestelde pensioengrondslagen (inclusief eventueel verieende toeslagen) vermenigvuldigd met de relevante opbouwpercentages. Partnerpensioen Het partnerpensioen is 70% van het te behalen ouderdomspensioen. De financiering geschiedt op risicobasis. Na beëindiging van deelneming en na ingang van het ouderdomspensioen is er geen dekking meer, tenzij (een gedeelte van) ouderdomspensioen is uitgeruild in partnerpensioen of het partnerpensioen, dat is opgebouwd voor 1 januari 2003, niet volledig is omgezet in ouderdomspensioen. Wezenpensioen Voor ieder kind 20% van het partnerpensioen (voor volle wezen: verdubbeling). Overgangsregeling Voor deelnemers geboren in de periode van 1 januari 1948 tot 1 januari 1956 en die voldoen aan specifieke voorwaarden is er een overgangsregeling van toepassing als gevolg van het wegvallen van de VUT- en prepensioenregeling. Deze regeling is er om deze deelnemers in staat te stellen voor 65-jarige leeftijd met pensioen te gaan. Anw-hiaatcompensatie Een aanvulling op het ontbreken van of een gekorte Anw-uitkering tot het niveau van de volledige Anw-uitkering voor de nabestaanden die onder de AWW recht zouden hebben verkregen op een AWW-uitkering. Het pensioenfonds hanteert daarbij een additionele inkomenstoets. Onder volledige Anw-uitkering wordt verstaan de volledige Anw-uitkering voor een nabestaande zonder kinderen. Arbeidsongeschiktheidspensioen Het Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP) is een aanvulling op de WAO vervolguitkering en bedraagt maximaal 30% van het WAO-dagloon. De som van het AOP en de WAO vervolguitkering mag bij ingang niet hoger zijn dan het product van het WAO uitkeringspercentage en het WAO dagloon. Premievrijstelling Bij arbeidongeschiktheid in de zin van de WAO kan recht zijn op premievrije voortzetting van de deelneming voor de onderstaande percentages: -20% bij een arbeidsongeschiktheid van 15-25%; -30% bij een arbeidsongeschiktheid van 25-35%; -40% bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%; -50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45-55%; -60% bij een arbeidsongeschiktheid van 55-65%; -72,5% bi] een arbeidsongeschiktheid van 65-80%; -100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de WlA kan recht zijn op premievrije voortzetting van de deelneming voor de onderstaande percentages: -40% bij een arbeidsongeschiktheid van 35-45%; -50% bij een arbeidsongeschiktheid van 45-55%; -60% bij een arbeidsongeschiktheid van 55-65%; -72,5% bij een arbeidsongeschiktheid van 65-80%; -100% bij een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Toeslagen De toeslagveriening is voorwaardelijk. Het fonds streeft ernaar om jaarlijks per 1 januari een toeslag te verlenen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten. De toeslag is maximaal gelijk aan de stijging van het CBSconsumentenprijsindexcijfer, alle huishoudens afgeleid, over de periode van augustus tot en met juli voorafgaand aan genoemde 1 januari en minimaal gelijk aan nul. Omzetting Op de pensioneringsdatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn tot 1 januari 2003 opgebouwde partnerpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in ouderdomspensioen. Bij omzetting op de pensioendatum (de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt) wordt het ouderdomspensioen verhoogd met 19,32% van het opgebouwde partnerpensioen. Bij beëindiging van de deelneming of op de pensioneringsdatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen. Het fonds biedt de (gewezen) deelnemer bij beëindiging van de deelneming en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen standaard die mogelijkheid aan. II. HOOFDL JN IENN ITERN BEHEERS N IGSSYSTEEM m.l Inleiding Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de organisatie van het fonds. In de volgende paragraaf is een organigram opgenomen. In de daaropvolgende paragrafen wordt ingegaan op de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de hoofdlijnen van de administratieve organisatie en op de wijze waarop toezicht op de uitvoering wordt gehouden. III.2 Organigram De organisatiestructuur van het fonds kan als volgt worden weergegeven: Geschillencommissie Deelnemersraad Algemeen bestuur Adviescommissie bezwaarschriften en vrijstellingsbesluiten Uitvoerend bestuur Commissie Vermogensbeheer Commissie Pensioenbeheer Legenda: bindend besluit adviserend Verantwoordingsorgaan Commissie Communicatie III.3 Het bestuur Het bestuur heeft formeel in de statuten de onderiinge verhouding tussen algemeen, dagelijks en uitvoerend bestuur vastgelegd. Na zelfevaluatie van de bestuuriijke organisatie is de keuze gemaakt om de effectiviteit van de besturing te verhogen en binnen het bestuur meer aandacht te schenken aan het bepalen van het beleid en het toezicht houden op de uitvoering. Het bestuur van het fonds bestaat uit acht leden: - Het algemeen bestuur met zes stemgerechtigde leden: O drie leden van werkgeverszijde en O drie leden van werknemerszijde. - Het uitvoerend bestuur bestaat uit twee onafhankelijke, professionele bestuurders. Op grond van hun deskundigheid zijn de taken tussen de uitvoerende bestuurders verdeeld in O financiën, controle, risicomanagement en O pensioenbeheer: juridische zaken, govemance en communicatie. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur zijn vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds. Het bestuur heeft de volgende verantwoordelijkheden: • is eindverantwoordelijk: de besluitvorming over het fondsbeleid en het toezicht op de uitvoering • vaststellen en wijzigen van beleid (o.a. premie-, toeslagverienings- en beleggingsbeleid); • vaststellen en wijzigen van de statuten, reglementen en overeenkomsten; • het waken over de handhaving van de statuten, reglementen en overeenkomsten; • het besturen van het fonds. Het bestuur heeft de volgende bevoegdheden: • het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen; • • • • • • het opdragen van de uitvoering van het dagelijkse beleid aan andere personen of instellingen; het opdragen van het beheer aan andere rechtspersonen; het beslissen over een beroep van een belanghebbende op een eerder genomen besluit van de commissie Pensioenbeheer over een klacht (bezwaar over de wijze van dienstveriening); het benoemen van commissies, die met een speciale taak of taken worden belast en waarvan de bevoegdheden bij bestuursbesluit worden geregeld; het benoemen van de externe accountant, de adviserend actuaris en de certificerend actuaris; het benoemen van andere externe deskundigen om advies uit te brengen. Dagelijks bestuur en uitvoerend bestuur De voorzitter en secretaris van het bestuur vormen samen het dagelijks bestuur. Tussen het dagelijks bestuur en de twee uitvoerende leden worden de taken verdeeld aan de hand van de volgende richtlijn: • het dagelijks bestuur bewaakt de besluitvorming in het algemeen bestuur, onderhoudt de contacten met stakeholders en fondsorganen en controleert de uitvoerende leden; • het uitvoerend bestuur ziet toe op een kwalitatieve goede beleidsvoorbereiding bij uitvoeringsorganisaties en adviseurs; het uitvoerend bestuur controleert de uitvoering en rapporteert daarover aan het algemeen bestuur; het uitvoerend bestuur ziet toe op een correcte vertaling van het beleid naar de uitvoering (opdrachtgeverschap); binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde beleidskaders neemt het uitvoerend bestuur uitvoeringsbesluiten. 10 De dagelijkse en uitvoerende bestuurders hebben maandelijks overieg, waarin onderwerpen ter voorbereiding van vergaderingen en studiedagen aan de orde komen en over de voortgang van de werkzaamheden wordt gerapporteerd. 111.4 Intern toezicht Het bestuur heeft er voor gekozen het intern toezicht te organiseren binnen het éénlaagse bestuursmodel van uitvoerend en algemeen bestuurders, het zogenaamde one tier board. De toezichthoudende taak in dit model ligt bij het algemeen bestuur. Er is dus sprake van meebesturende toezichthouders. Algemeen bestuurders houden toezicht op het uitvoerend bestuur, maar de gezamenlijke bestuursverantwoordelijkheid blijft volledig in stand. De belangrijkste aandachtspunten van het toezicht zijn: Beoordelen van beleids- en bestuursprocessen en - procedures en de "checks en balances" in het pensioenfonds Beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd Beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico's op de langere termijn Beoordelen van de taakuitoefening van het uitvoerend bestuur. Het algemeen bestuur houdt niet alleen toezicht op het uitvoerend bestuur, maar ook op zichzelf. Het algemeen bestuur is en blijft beleidsbepalend. De "checks en balances" zorgen voor een goede balans bij de verdeling van bevoegdheden en voor controlemechanismes om deze balans te waarborgen. De belangen en invloed van de verschillende stakeholders moeten evenwichtig verdeeld zijn en gecontroleerd worden. Het algemeen bestuur houdt toezicht op het uitvoerend bestuur. Dat houdt in dat beoordeeld moet worden of het uitvoerend bestuur de commissies maximaal ondersteunt bij de beleidsvoorbereiding, de opdrachtveriening verzorgt naar de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder, voldoende controle uitoefent op de uitvoerder en vermogensbeheerder en op de juiste wijze omgaat met de eigen bevoegdheden, zodat het algemeen bestuur zich kan begrenzen tot beleidsbepaling en toezicht houden. Omdat er nog geen ervaring is opgedaan met dit bestuursmodel heeft het bestuur besloten om een klankbordorgaan samen te stellen. Dit orgaan kan het bestuur feed-back geven op met name de toezichthoudende functie. Het orgaan moet nog worden samengesteld met als uitgangspunt dat het bestaat uit maximaal drie personen, waarvan minimaal één uitgebreide ervaring heeft binnen een one tier board of een raad van toezicht. 111.5 Bestuurlijke Commissies Het bestuur heeft drie vaste bestuurlijke commissies ingesteld: • Commissie Pensioenbeheer • Commissie Vermogensbeheer • Commissie Communicatie De bestuuriijke commissies bereiden het beleid voor (beeld- en oordeelsvorming). Het algemeen bestuur neemt via de notulen kennis van de activiteiten van het dagelijks en uitvoerend bestuur, de bestuuriijke commissies, en bespreekt de voorstellen/adviezen van de commissies. Het bestuur stelt het beleid vast op basis van de adviezen met de overwegingen. Ten aanzien van pensioenbeheer stelt het bestuur de regeling vast, wijzigt de regeling naar aanleiding van CAO afspraken en wetswijzigingen en ziet toe op het pensioenbeheer. 11 Op het gebied van vermogensbeheer stelt het bestuur het beleid voor het verantwoord beleggen van de gelden, de ALM, continuïteitsanalyse en het risico- en beleggingsbeleid, de premie en voorwaardelijke toeslagen vast. Het bestuur ziet toe op vermogensbeheer. Het bestuurstelt voor een periode van driejaar het communicatiebeleidplan en jaariijks het communicatieplan vast. Het bestuur houdt toezicht op de uitvoering van de communicatieactiviteiten volgens het jaarplan en neemt besluiten over wijzigingen in het beleid of extra activiteiten. De bestuurscommissies evalueren vastgestelde beleidskaders en kunnen op grond daarvan voorstellen ontwikkelen voor bijsturing / vernieuwing van het beleid. 111.5.1 Commissie Pensioenbeheer De commissie pensioenbeheer adviseert het bestuur over een up-to-date regeling en neemt besluiten over klachten en geschillen, die de belanghebbende in eerste instantie wenst voor te leggen aan het bestuur of het fonds. De commissie ziet toe op de uitvoering en naleving van het pensioenbeheercontract en SLA. De commissie ziet toe op en beheert de risico's die zijn verbonden aan pensioenbeheer. De pensioenbeheerder is verantwoordelijk voor de rapportages over het pensioenbeheer. De Commissie Pensioenbeheer bestaat uit zes bestuursleden: twee van werkgeverszijde, twee van werknemerszijde en twee uitvoerend bestuurders. 111.5.2 Commissie Communicatie De commissie communicatie adviseert het bestuur over het communicatiebeleid en ziet toe op de uitvoering van het communicatiejaarplan. De communicatie is gebaseerd op de volgende kernwaarden. • Pragmatisch BPF Schoonmaak is praktisch, efficiënt en resultaatgericht. Het bekijkt wat per situatie de beste oplossing is en handelt daar naar. Dit zonder het geheel en het langetermijnbelang uit het oog te veriiezen. • Inlevend BPF Schoonmaak voelt zich betrokken bij zijn deelnemers en kan zich goed in hen verplaatsen. Inlevend betekent hier ook dat we de communicatie willen laten aansluiten bij de beleving van de doelgroep. Het fonds weet dat het pensioenbewustzijn bij deelnemers minimaal is en kent de vragen ten aanzien van pensioen. BPF Schoonmaak zoekt constructief naar de juiste oplossingen daarvoor. • Begrijpelijk BPF Schoonmaak communiceert eenvoudig, open, duidelijk, kort en bondig naar zijn deelnemers. Het fonds werkt stelselmatig aan het pensioenbewuster maken van deelnemers en aan het creëren van inzicht in de persoonlijke pensioensituatie. De commissie ontwikkelt in overieg met de pensioenbeheerder communicatieactiviteiten en middelen voorde aangesloten ondernemingen, (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, die ten doel hebben de pensioenkennis te vergroten, het pensioenbewustzijn te verhogen en het vertrouwen in het pensioen te bevorderen. De commissie bestaat uit 4 bestuursleden: twee van werkgeverszijde, één van werknemerszijde en een uitvoerend bestuurder. De leden van de commissie zorgen bij hun advisering voor de aansluiting op de schoonmaak- en glazenwassersbranche en afstemming van de communicatie van het fonds met de betreffende brancheorganisaties (RAS, OSB, FNV Bondgenoten en CNVVakmensen). 12 III.5.3 Commissie Vermogensbeheer De commissie vermogensbeheer adviseert het bestuur over ALM en continuïteitsanalyse, risicobeleid, strategisch en tactisch beleggingsbeleid, premie- en toeslagbeleid en mandatering vermogensbeheer. De commissie bespreekt in haar vergaderingen onder meer het beleggingsbeleid van het pensioenfonds en de beleggingsresultaten en het ziet toe op de uitvoering en naleving van de vermogensbeheercontracten. De commissie bestaat uit drie bestuursleden (één van werkgeverszijde, één van werknemerszijde en één uitvoerend bestuurder) en een externe beleggingsadviseur. Zowel de vermogensbeheerder als de custodian van het fonds is verantwoordelijk voor het rapporteren over de beleggingen aan bestuur en commissie vermogensbeheer. Het beleggingsbeleid omvat actuariële onderwerpen, beleggingen, vermogensbeheer en vastgoedbeheer. 13 III. 6 Pensioenadministratie en vermogensbeheer Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. Het bestuur is verantwoordelijk voor het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de tijdige, juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit in eigen beheer. Het fonds heeft de pensioenadministratie en bestuursondersteuning uitbesteed aan APG Pensioenen B.V. (hierna APG). APG maakt deel uit van APG Groep. De advisering over het vermogensbeheer is opgedragen aan de afdeling Strategisch Pensioenmanagement (SPM) van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (SAVB). De uitvoering van het vermogensbeheer is deels uitbesteed aan de afdeling Vermogensbeheer (VMB) van SAVB, deels aan andere vermogensbeheerders. De selectie en monitoring van vermogensbeheerders wordt uitgevoerd door SPM. Per 19 november 2012 is de bewaring van effecten (custody) van BPF Schoonmaak overgegaan van Kasbank naar Northern Trust Global Services Limited (hierna: Nortihern Trust). Vanaf 1 januari 2013 voert Northern Trust ook de leidende beleggingsadministratie van het fonds, en rapporteert het fonds over performance, risico's en compliance. Met deze aanstelling beschikt het fonds over een 'eigen beleggingsadministratie en -rapportage' die is ingericht bij de custodian. Hiermee versterkt het bestuur de govemance structuur en countervailing power op het gebied van Vermogensbeheer. In de dienstverleningsovereenkomsten is vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van partijen. Het pensioenfonds toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. SPM ,APG en Northern Trust rapporteren daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverieningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden van SPM, APG en Northern Trust bijsturen aan de hand van deze rapportages. Het bestuur heeft een Commissie Pensioenbeheer ingesteld die de rapportages van APG bespreekt. De rappori:ages van SPM en Northern Trust worden in de Commissie Vermogensbeheer besproken. Desgevraagd wordt aanvullende informatie beschikbaar gesteld om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. III.6.1 Hoofdlijnen administratieve organisatie en interne controle APG Systemen, administratieve organisatie APG voert voor het pensioenfonds de administratie, die in hoofdzaak wordt uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde systemen. De processen die leiden tot input in de systemen en de processen die de verwerking van de output en de informatieverstrekking behandelen, zijn beschreven in de AO/IC van APG. Hierin zijn alle processen beschreven, waaronder de beheersmaatregelen, die een correcte en tijdige afhandeling moeten waarborgen. 14 De beheersmaatregelen zijn gebaseerd op een risicoanalyse van de processen. De basis van de interne controlemaatregelen in deze processen wordt gevormd door de essentiële functiescheidingen tussen beherende, bewarende, registrerende en controlerende functionarissen. De vastlegging en opvolging van de administratieve procedures wordt gecontroleerd door inteme controleafdelingen binnen de organisatie. De correcte werking van de gehanteerde systemen wordt op systeemniveau vastgesteld. De bevindingen van de systeem-audits en de systematische controle hiervan kunnen als basis dienen voor de controle van de externe accountant. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is beveiliging een belangrijk aandachtsgebied. Beveiliging omvat niet alleen fysieke en logische toegangsbeveiliging, maar ook maatregelen ten aanzien van de beschikbaarheid van de systemen en de gegevens, waaronder het veilig stellen van informatie (backup, recovery) en uitwijk bij calamiteiten. Voor programmatuur en gegevens maakt APG gebruik van volledig gescheiden omgevingen, te weten de ontwikkel-, test-, acceptatie- en productieomgeving. Omzettingen tussen deze omgevingen vindt uitsluitend plaats op basis van formele accordering door bevoegde functionarissen. Bovenstaande processen worden door de externe accountant getoetst volgens de richtlijnen van 1SAE3402 type II. Hiervan ontvangt APG een rapport waarvan de inhoud en de bevindingen worden gedeeld met het bestuurvan BPF Schoonmaak. Procuratiesysteem Een aparte vermelding verdient het procuratiesysteem dat voor alle betalingen door APG functionarissen geldt. Het is een systeem dat is gebaseerd op de goedkeuring (handtekeningen) van betalingen ten laste van opdrachtgevers door drie functionarissen. De basis wordt gevormd door de controle en accorderen van de direct bij de administratie betrokken medewerker. Diens leidinggevende geeft na controle en gebleken juistheid zijn akkoord in de vorm van de interne goedkeuring. Bedragen boven de 30.000 euro worden gefiatteerd door een werkmaatschappijdirecteur. Daarna vindt binnen APG externe procuratie plaats door twee bevoegde functionarissen. Aansluiting werkgevers APG baseert zich onder meer op gegevens van het UWV, en beoordeelt de indeling en de aansluiting van de werkgever bij het pensioenfonds. Daarvoor worden werkingsfeer onderzoeken uitgevoerd. De aangesloten werkgevers leveren per loontijdvak een Opgave Loon en Premie (OLP) aan. De OLP bevat de personele gegevens, loon, premies en mutaties. De gegevens die binnenkomen bij het werkgeversportaal worden na een controle door APG verwerkt ten behoeve van de vaststelling van de pensioenaanspraken en de te betalen premie. Werkgevers doen per vier weken of per maand een Opgave van Loon- en Premiegegevens (OLP). De opgave van de werkgever leidt tot de vaststelling van een premienota. Na ontvangst van de OLP voert APG verschillende controles uit op de juistheid en volledigheid en stelt waar noodzakelijk de vereiste correcties vast als tijdige correctie uitblijft. Periodiek draaien de controle op aanwezigheid (COA) en controle op consistentie (COC). In het geval van ontbrekende opgaven (COA) of niet consistente opgaven (COC) wordt de werkgever gevraagd ontbrekende opgaven alsnog aan te leveren respectievelijk de juiste gegevens aan te leveren. Bij het uitblijven daarvan, leggen deze controleprocessen premienota's op. 15 Periodiek worden looncontroles uitgevoerd bij de werkgevers. Hierbij wordt achteraf gecontroleerd of de opgave van loon en premie overeenkomt met de gegevens in de loonadministratie van de werkgever. APG hanteert bij de premie-incasso strikte betaaltermijnen voor aanmaningen, ingebrekestellingen en overdracht aan een incassobureau voor het bijzondere incasso. De debiteurenportefeuille wordt actief beheerd. lil.6.2 Hoofdlijnen werkzaamheden Syntrus Achmea (SA) Het bestuur heeft de advisering omtrent en de uitvoering (deels) van het vermogens- en vastgoedbeheer uitbesteed aan respectievelijk SA SPM, SA VMB en SA Vastgoed B.V. (SAV). Het bestuur heeft daarbij Syntrus Achmea gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het pensioenfonds en Syntrus Achmea hebben de afspraken, inzake uitbesteding, vastgelegd in een beheerovereenkomst. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening zijn vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor strategisch pensioenmanagement (actuariële dienstveriening, fiduciair advies, managerselectie, balansmanagement, vermogensbeheeradministratie en rapportage), vermogensbeheer en vastgoedbeheer. De overeenkomsten en de dienstverieningsovereenkomsten voorzien in een procedure om de bestaande dienstveriening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overieg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. SPM heeft onder meer de volgende taken: • • Het leveren van strategisch pensioen management, uitvoering van het risicomanagement en selecteren, aansturen en monitoren van de vermogensbeheerders en het beheren van het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Deze aanwijzingen worden jaariijks vastgelegd in de beleggingsnota. Elk kwartaal wordt een overzicht van de stand van de beleggingen verstrekt; Actuariële advisering van het bestuur. De Asset Liability Management advisering (ALM) en de afdeling actuarieel advies zijn ondergebracht bij SAVB (SPM). Deze afdeling adviseert het bestuur onder meer, in samenwerking met de ALM-adviseur, over het premie-, toeslagverienings- en beleggingsbeleid. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix met taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Syntrus Achmea. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederiandsche Bank gestelde eisen. Voor de medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn maatregelen genomen tervoorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. 16 Binnen de bedrijfscultuur van Syntrus Achmea zijn aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige externe regelgeving, wezenlijke onderdelen van het dagelijkse handelen van de medewerkers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaarlijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de dienstverieningsovereenkomsten, zijn de uitbestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de dienstverieningsovereenkomsten opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. De geconstateerde verbeterpunten worden door de lijn opgepakt en ingevoerd. Indien dit raakvlakken heeft met de afspraken in de dienstverieningsovereenkomsten wordt hierover gerapporteerd aan de commissies. Syntrus Achmea heeft een lSAE-3402 type II rapportage. Deze verklaring geeft zekerheid dat de processen van de uitvoerder en de daarin opgenomen interne controles in opzet en bestaan adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. III.6.3 Hoofdlijnen van de dienstverlening door Northern Trust Het bestuur heeft de bewaring van activa (custody) en de (leidende) beleggingsadministratie uitbesteed aan Northern Trust. Het bestuur heeft daarbij Northern Trust gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het pensioenfonds en Northern Trust hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een raamovereenkomst bewaarneming. De raamovereenkomst en de dienstverieningsovereenkomst voorzien in een procedure om de bestaande dienstveriening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overleg tussen het bestuur en Northern Trust worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. Northern Trust heeft onder meer de volgende taken: • Bewaren van activa van het pensioenfonds; • Voeren van de leidende beleggingsadministratie • Performancebepaling en -rapportage • Risicorapportage • Compliancerapportage De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Handhaving van een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Northern Trust. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Northern Trust een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door De Nederiandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn maatregelen genomen tervoorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd en in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. 17 Northern Trust heeft een ISAE-3402 type 11 rapportage. Deze verklaring geeft zekerheid dat de processen van de uitvoerder en de daarin opgenomen interne controles in opzet en bestaan adequaat zijn en effectief hebben gewerkt. III.7 Deelnemersraad Het bestuur heeft een deelnemersraad ingesteld bestaande uit vijf leden. In een apart reglement zijn de rechten en plichten van dat orgaan vastgelegd en de leden die daarvan onderdeel uitmaken. De deelnemersraad heeft een adviserende bevoegdheid. De deelnemersraad wordt in iedergeval in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door een door het bestuur voorgenomen besluit tot: het nemen van maatregelen van algemene strekking; wijziging van de statuten en reglementen van het fonds; vaststelling van het jaarverslag, de begroting, dejaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota en een lange termijn herstelplan; vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten; het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid, dan wel het verienen van toeslagen; gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds, of de overname van verplichtingen door het fonds; liquidatie van het fonds; het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; het terugstorten van premie of het geven van premiekorting; het vaststellen en wijzigen van het communicatiebeleid. III.8 Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie. Het oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over: • het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; • de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; • het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; • het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en vooriichtingsbeleid. De leden vertegenwoordigen op evenredige wijze de werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden. In het reglement van het verantwoordingsorgaan zijn regels opgenomen over de samenstelling, taken, bevoegdheden en de werkwijze van het orgaan. 18 111.9 Geschillencommissie Een werkgever, deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde of hun rechtverkrijgende, heeft het recht op het indienen van een beroepsschrift over een geschil bij een door het bestuur benoemde geschillencommissie. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie worden geregeld in het reglement geschillencommissie van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. 111.10 Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten Deze commissie adviseert het bestuur bij het nemen van een beslissing over een door belanghebbende ingediend bezwaarschrift tegen een vrijstellingsbesluit van het bestuur. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de commissie worden geregeld in het reglement Adviescommissie bezwaarschriften vrijstellingsbesluiten van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. 111.11 Controle en certificering Het bestuur heeft een externe accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds. De accountant beoordeelt de opzet en de werking van de door het fonds getroffen beheersmaatregelen voor zover deze relevant zijn voor de controle van de jaarrekening. De accountant legt door middel van een verslag aan het bestuur verantwoording af over zijn werkzaamheden en verstrekt een verklaring bij de jaarrekening. Het bestuur verbindt aan hetfonds een adviserend actuaris en benoemt een certificerend actuaris. De adviserend actuaris adviseert het bestuur over de actuariële grondslagen, het premie- en toeslagverieningsbeleid en de financiële opzet waarop de uitvoering berust van hetgeen bepaald is in de pensioenreglementen met betrekking tot de te verstrekken pensioenen. De verslagleggend actuaris is verantwoordelijk voor het opstellen van de ABTN, het vaststellen van de flexibele factoren en de rekenregels voor pensioenadministratie. Daarnaast vallen de vaststelling van de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV), de technische analyse, de maand- en kwartaalrapportages richting DNB alsmede de actuariële jaarstaten onder werkzaamheden van de verslagleggend actuaris. De certificerend actuaris controleert de vaststelling van de VPV en verstrekt daarbij een (actuariële) verklaring. 111.12 Gedragscode Het integriteitrisico is het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integer, onethisch gedrag van de organisatie, dan wel de organisaties waaraan taken zijn uitbesteed, dan wel onethisch handelen van partijen waarmee zaken worden gedaan. Het bestuur geeft invulling aan de beheersing van het integriteitrisico door het formuleren van een gedragscode voor de bestuursleden en de benoeming van een externe compliance officer om toe te zien op de naleving van de code. Voor de extern verbonden personen, zijnde de adviseurs,wordt op advies van de externe compliance officer van het fonds, het Nederiands Compliance Instituut, een verlicht regime toegepast op de onmiddellijke meldings- en goedkeuringsverplichtingen (denk aan bv. relatiegeschenken, nevenfuncties). 19 IV. RISICO'S Behoudens de actuariële risico's en het herverzekeringsbeleid van dit hoofdstuk komen de overige risico's aan de orde in de andere hoofdstukken en paragrafen. IV.l Actuariële risico's De uit de aanspraken voortvloeiende actuariële risico's bestaan voor het overgrote deel uit risico's van overiijden, langleven, het bestaan van partnerrelaties en invalideren. Daarnaast zijn er risico's welke voortvloeien uit keuzes, die door de deelnemers gemaakt mogen worden. Deze risico's kunnen betrekking hebben op: • risico's van selectie en • risico's ten gevolge van de ontwikkeling van de binnen het fonds aanwezige verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers. De eventuele keuzes voor vervroeging van het ouderdomspensioen, meer/minder levenslang partnerpensioen en hoog/laag worden afgewikkeld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Hierbij worden de geldende actuariële grondslagen van het fonds, op basis van de constante rente, afgeleid uit de rentetermijnstructuur van 31 decembervan de voorafgaande twee boekjaren (2,75% voor 2013) gehanteerd. Deze grondslagen gelden voor onbepaalde tijd zolang de actuariële grondslagen van het fonds niet wijzigen. De te hanteren constante rekenrente wordt jaariijks geëvalueerd middels een bandbreedte van 0,5%. Voor de wegingsfactoren voor de sekseneutraliteit wordt uitgegaan van de verhouding in de voorziening tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers ultimo het voorgaande boekjaar. IV.2 Herverzekeringsbeleid Alle uit de aanspraken voortvloeiende risico's worden door het fonds in eigen beheer gehouden. 20 V. v.l FINANCIËLE OPZET Inleiding De (vereenvoudigde) balans van het fonds wordt als volgt weergegeven: Belegd vermogen: - Vastgoed - Aandelen - Vastrentende waarden - Derivaten - Overige beleggingen Stichtingskapitaal en reserves: - Bestemmingsreserve beleggingen - Bestemmingsreserve AOP-regeling - Bestemmingsreserve overgangsregeling - Beleidsreserve Overige activa Vorderingen en overiopende activa Voorziening Pensioenverplichtingen Schulden en overiopende passiva Bovenstaande balansposten worden in dit hoofdstuk behandeld, te beginnen met de activa. Aangegeven wordt welke beleggingscategorieën het fonds volgens de vastgestelde beleggingsrichtlijnen ter beschikking staan en hoe deze activa worden gewaardeerd. Vervolgens komen de samenstelling van de Reserves en de Voorziening pensioenverplichtingen (VPV) aan de orde, waarbij tevens de actuariële grondslagen worden behandeld, op basis waarvan deze voorzieningen worden vastgesteld. Tot slot wordt stil gestaan bij de vaststelling van de dekkingsgraad en die van het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen. V.2 Activa Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderiiggende beleggingen (de zogeheten look-through benadering). Vorderingen en schulden uit beleggingen welke samenhangen met een specifieke beleggingscategorie worden onder beleggingsdebiteuren dan wel -crediteuren opgenomen in de betreffende beleggingscategorie. Vastgoed Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën: direct vastgoed, vastgoedfondsen en onroerende zaken in ontwikkeling. • Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de reële waarde. De reële waarde wordt gebaseerd op taxatiewaarde. De taxaties worden verricht door onafhankelijke deskundigen. Als daartoe aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of renovatieactiviteiten. Resultaten door wijziging in reële waarde worden in de staat van baten en lasten verantwoord. 21 • • Niet-beursgenoteerde beleggingen in vastgoedfondsen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderliggende beleggingen. Als de waarderingsgrondslagen van vastgoedfondsen afwijken van de waarderingsgrondslagen van het fonds, wordt de waardering zo mogelijk aangepast aan de waarderingsgrondslagen van het pensioenfonds. Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van kostprijs of lagere marktwaarde. De kostprijs zijn de gedane uitgaven, inclusief bouwrente. Na oplevering worden (her)ontwikkelde objecten naar reële waarde geherwaardeerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Private equity beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde. Deze waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fundmanagers en de fund-of-fundmanagers, gecorrigeerd voor kasstromen in de periode tot balansdatum. Daarnaast wordt bij de waardering rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen van materiële gebeurtenissen in het verslagjaar na ontvangst van deze rapportages. De managers bepalen de intrinsieke waarde op basis van lokale wet- en regelgeving. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde is de per balansdatum geldende beurskoers, onder toevoeging van opgelopen rente. Leningen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en verwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeitsrisico. Deposito's en vorderingen op banken worden gewaardeerd op nominale waarde. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet-beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Creditposities in derivaten worden separaat verantwoord onder de overige schulden. Overige beleggingen • Commodities Beleggingen in commodities zijn veelal niet-beursgenoteerde derivatencontracten. Voor nietbeursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. • Infrastructuur Niet-beursgenoteerde belangen in infrastructuur beleggingen worden gewaardeerd op het aandeel in de reële waarde van de onderiiggende beleggingen, de overige onderiiggende activa en de onderiiggende verplichtingen. • Geldmarktbeleggingen Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening-courant saldi worden tegen nominale waarde gewaardeerd. 22 Overige Activa • Onder meer worden hieronder de liquide middelen opgenomen voor zover dit banktegoeden betreft welke onmiddellijk opeisbaar zijn. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Vorderingen en overlopende activa • Nog te ontvangen beleggingsopbrengsten Onder deze balanspost zijn onder meer opgenomen de nog te ontvangen huren. De waardering vindt plaats op nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. • Nog te ontvangen bijdragen van werkgevers en werknemers Deze post betreft onder andere de vorderingen op werkgevers inzake de premies met betrekking tot het boekjaar welke in de eerste maand van het volgende jaar verwerkt worden. Daarnaast worden hierook premievorderingen op eerdere boekjaren verantwoord. Waardering vindt plaats op nominale waarde. 23 v.s Passiva Stichtingkapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Het fonds kent de volgende reserves: • Bestemmingsreserve Beleggingen • Bestemmingsreserve AOP-regeling • Bestemmingsreserve overgangsregeling • Beleidsreserve Bestemmingsreserve Beleggingen De Beleggingsreserve is bedoeld om alle risico's, zoals vastgelegd in de Regeling Pensioenwet onder vaststelling vereist eigen vermogen, op te kunnen vangen. De Beleggingsreserve is gelijk aan het Vereist Eigen Vermogen, zoals deze wordt bepaald conform de methode in hoofdstuk V.6. Bestemmingsreserve AOP-regeling De AOP-reserve is bedoeld om tegenvallers in de AOP-regeling te kunnen opvangen. De bestemmingsreserve AOP-regeling wordt jaarlijks gemuteerd met het resultaat op de AOP-regeling. Bestemmingsreserve overgangsregeling (inkoop overgangsmaatregel) De reserve overgangsregeling is bedoeld om toekomstige inkoop van onvoorwaardelijk geworden rechten uit hoofde van de overgangsmaatregel te financieren. Deze reserve wordt gevoed door een premie ter grootte van 0,9% van de pensioengrondslagsom. De inkoop van onvoorwaardelijk geworden rechten komt ten laste van deze reserve. Daarnaast wordt de reserve jaariijks opgerent met het door het pensioenfonds gemaakte beleggingsrendement (exclusief het rendement uit hoofde van de rente-afdekking). 6e/e/c/sreserve De Beleidsreserve bevat het resterende gedeelte van het eigen vermogen van het pensioenfonds en dient eventueel voor het verbeteren van de pensioenregeling in o.a. de vorm van het verlenen van toeslagen. De Beleidsreserve wordt gevoed door het resultaat nadat de overige reserves op het juiste niveau zijn gebracht. Voorziening Pensioenverplichtingen De post voorziening pensioenverplichtingen (VPV) bestaat uit de volgende onderdelen: Voorziening basisregeling, Voorziening AOP, voorziening premievrijstelling/IBNR. 1. Voorziening basisregeling Dit zijn alle verplichtingen die voortkomen uit de basisregeling met betrekking tot het ouderdomspensioen/partnerpensioen. 2. Voorziening AOP De voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen betreft een voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen. 24 3. Voorziening premievrijstelling/IBNR Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verieend wegens arbeidsongeschiktheid. De voorziening in verband met zieke deelnemers wordt gevormd voor deelnemers die zich in de loondoorbetalingsverplichtingsperiode bevinden. De voorziening dient ter afdekking van de verwachte instroom voor de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid. De voorziening wordt van jaar op jaar vastgesteld. De helft van de voorziening primo boekjaar wordt aan de voorziening onttrokken en de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid in de kostendekkende premie (zie VI.4) van het boekjaar wordt toegevoegd. Per saldo bedraagt de voorziening aan het eind van het boekjaar ongeveer tweemaal de risicopremie voor premievrije bijboeking. Schulden en overiopende passiva De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. 25 v.4 Actuariële grondslagen Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV), de actuariële koopsommen en de doorsneepremie wordt uitgegaan van de volgende actuariële grondslagen: Sterftekansen De sterftekansen worden vastgesteld op basis van de A6-Prognosetafel 20122062 waarbij de sterftekansen zijn vermenigvuldigd met fondseigen ervaringssterfte (opgenomen in bijlage 1). Het aanvangsjaar In de prognosetafel wordt jaarlijks aangepast met het betreffende jaar. De ervaringssterfte wordt 2jaarlijks geëvalueerd. Leeftijdverschil Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3 jaar ouder dan de verzekerde vrouw. Interest De voorziening wordt berekend op basis van de marktrente zoals deze geldt op het berekeningsmoment. Hiervoor worden de rentetermijnstructuren toegepast die door De Nederiandsche Bank maandelijks worden vastgesteld en gepubliceerd. Partnerfrequenties Voor de berekening van de technische voorzieningen voor nog niet ingegane nabestaandenpensioenen wordt een partnerfrequentie gehanteerd volgens GBM/V 1985-1990, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden wordt een partnerfrequentie van 100% gehanteerd. Vanaf leeftijd 65 wordt de werkelijke burgerlijke staat gehanteerd. Administratiekosten Voor de dekking van de administratie -en excassokosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2,0%. Reservering voor wezenpensioen De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten van het ingegane wezenpensioen wordt verondersteld dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen. Kosten premievrije bijboeking 0,30%-punt van de premie is bestemd om het risico op premievrije bijboeking in verband met arbeidsongeschiktheid. Bij de premievrijstelling wordt de toekomstige opbouw gereserveerd. Arbeidsongeschiktheidspensioen Dit pensioen wordt op basis van rentedekking gereserveerd. Revalidatiekansen Bij de bepaling van de premievrije opbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers en het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van een revalidatiekans van 10%. Leeftijden De leeftijd van de deelnemers op de balansdatum wordt vastgesteld in maanden nauwkeurig. Voorziening niet opgevraagde pensioenen Voor ouderdomspensioen vanaf 65 jaar dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt de volgende staffel voor het vormen van een voorziening aangehouden: van 65 tot 70 jaar: 100% van de voorziening, vanaf 70 jaar steeds 10% minder, zodat op leeftijd 79 geen voorziening meer resteert. 26 v.s Dekkingsgraad De dekkingsgraad, waarop de toereikendheid van het fonds zal worden getoetst, wordt vastgesteld als het quotiënt van beschikbaar vermogen en technische voorzieningen. Waarbij: het beschikbaar vermogen = Balans Totaal -/- Schulden -/- bestemmingsreserve overgangsregeling V.6 Gewenst vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) bedraagt in 2013 4,6% van de technische voorzieningen en wordt jaariijks vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van het Besluit financieel toetsingskader en voldoet daarmee aan de daaromtrent gestelde wettelijke eisen. Het MVEV wordt bepaald door het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico's en door beheerslasten en risico's die voortkomen uit de pensioenregeling, waaronder nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze componenten komen als volgt terug in de berekening van het MVEV: - Beleggingsrisico 4% van het niet-herverzekerde gedeelte van de voorziening pensioenverplichtingen, met een minimum van 4% van 85% van de voorziening pensioenverplichtingen. Beheerslasten Deze component is alleen van toepassing als het fonds geen beleggingsrisico heeft. Risico van vooroveriijden 0,3% van het niet-herverzekerde gedeelte van het risicokapitaal bij overiijden, met een minimum van 0,3% van 50% van het risicokapitaal bij overiijden. Het risicokapitaal is gedefinieerd als de contante waarde van de coming service van het direct ingaand nabestaanden pensioen. - Risico van arbeidsongeschiktheid 18% van de in het vorige boekjaar geboekte/verdiende premies inclusief poliskosten (voor zover deze premies inclusief poliskosten niet meer bedragen dan € 50 miljoen) plus 16% van deze premies inclusief kosten voor zover deze meer bedragen dan € 50 miljoen. De uitkomst hiervan wordt vermenigvuldigd met de verhouding tussen schades die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) en de bruto schaden in de vooriaatste drie boekjaren. Dit verhoudingsgetal is minimaal 50%. Deze uitkomst wordt vervolgens vermenigvuldigd met de verhouding tussen de TV voor te betalen schades die voor eigen rekening komen (dus na aftrek van het herverzekerde deel) aan het einde van het boekjaar en dezelfde TV aan het einde van het vorige boekjaar. Dit verhoudingsgetal is maximaal 100%. Indien het fondsvermogen lager is dan de som van de technische voorzieningen en het MVEV, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Indien een dekkingstekort ontstaat, zal het pensioenfonds DNB direct inlichten over de ontstane situatie. Het bestuur beschrijft dan in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om, na toestemming van DNB, in uiteriijk drie jaar uit het dekkingstekort te komen. 27 Vereist eigen vermogen Het bestuur streeft ernaar om het aanwezige vermogen in het fonds ten minste gelijk te laten zijn aan het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het VEV is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het pensioenfonds. In die situatie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het fonds binnen één jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst. Het VEV wordt berekend op zowel de feitelijke als strategisch beoogde beleggingsmix. De uitkomst van de strategische beleggingsmix is maatgevend. Ind ien het fondsvermogen lager is dan de voorziening pensioenverplichtingen + VEV, is er sprake van een reservetekort en beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het vereist eigen vermogen te voldoen. Hierbij wordt in principe een termijn van maximaal vijftien jaar gehanteerd. Het bestuur heeft besloten dat het VEV wordt vastgesteld volgens het standaardmodel van DNB. Hierbij wordt aangetekend dat het standaard model is uitgebreid met een extra component in verband met het risico van actief beheer van de beleggingen. In het standaard model worden nu de volgende risicofactoren onderscheiden: Renterisico (Si) - Risico zakelijke waarden (S2 Het renterisico wordt bepaald aan de hand van het voor het pensioenfonds in termen van netto veriies meest negatieve scenario van een rentestijging c.q. rentedaling op basis van de rentefactoren opgenomen in artikel 1 van bijlage 3 van het document Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling van 19 december 2006. Het aandelen- en vastgoedrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in: • aandelen ontwikkelde markten en indirect vastgoed met 25%; • aandelen opkomende markten met 35%; • niet-beursgenoteerde aandelen met 30%; en • direct vastgoed met 15% Bij de bepaling van het totale risico zakelijke waarden wordt rekening gehouden met een correlatie tussen de diverse categorieën van 0,75. Hiertoe wordt de volgende formule gehanteerd: %=)|Sö'+%'+%c'+^'+2*Q7S'(^*Sj,+S^*S^+%*S^+Sj,*St+S^*Su-h£^*g •Valutarisico (S3) Het valutarisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in andere valuta dan de euro met 20%. • Grondstoffen risico (S4) Het grondstoffenrisico wordt bepaald aan de hand van een daling van de waarde van de beleggingen in grondstoffen met 30%. 28 Kredietrisico (S5) -Verzekeringstechnisch risico (Se) Het kredietrisico wordt berekend aan de hand van een scenario waarbij wordt uitgegaan van een stijging van de gemiddelde creditspread van de kredietgevoelige beleggingen van het fonds van 40%. Het verzekeringstechnisch risico wordt bepaald volgens een door DNB voorgesteld model. Hierin worden drie risicofactoren betrokken die verband houden met sterfte te weten procesrisico, TSO en NSA. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De risicofactoren TSO en NSA houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Liquiditeitsrisico (S7) Dit risico wordt als gevolg van de genomen beheersmaatregelen marginaal geacht en wordt bij de berekening op O gesteld. Concentratierisico (Ss) Dit risico wordt als gevolg van de genomen beheersmaatregelen marginaal geacht en wordt bij de berekening op O gesteld. Operationeel risico (Sg) Dit risico wordt als gevolg van de genomen beheersmaatregelen marginaal geacht en wordt bij de berekening op O gesteld. - Actief beheer risico (Sio) Het actief beheer risico wordt bepaald voor de categorie beursgenoteerde aandelen (volwassen markten en opkomende markten) op basis van de volgende formule: Sio =-X(waardeb, *((p-Hl-ct)*TEb,)-TER,,) bc Waarbij: Waardebc: de waarde van de beleggingscategorie; <\>'^(1 - a ) : de inverse normale verdeling, bij 97,5% zekerheid is deze factor gelijk aan -1,96; TEbc: Ex-ante Tracking Error van de beleggingscategorie (op basis van de gekozen strategie); TERbc: Total Expense Ratio van de beleggingscategorie; de TER geeft de totaal in rekening gebrachte kosten aan van het beleggingsfonds (exclusief transactiekosten). De effecten Sl tot en met SlO worden gecombineerd tot het VEV aan de hand van onderstaande formule: VEV = .^(Si^ + S^^ -I- 2 * 0,50 * Sl * S2 + Sj^ + -I- $5^ -n Sg^ -1- S / + Sg^ + Sg^ + S^Q^ ) 29 NB: In bovenstaande formule geeft de waarde 0,50 de correlatie weer tussen de effecten van het renterisico en het zakelijke waarden risico. Voor alle overige onderiinge verbanden zijn de correlaties gelijk aan nul gezet. Op deze wijze is diversificatie tussen verschillende risicofactoren, dat wil zeggen de verwachting dat niet alle risico's gelijktijdig optreden, meegenomen in de formule. Uitwerking per 31 december 2012 Het vereist eigen vermogen, zoals hiervoor gedefinieerd, is per einde december 2012 - op de strategische beleggingsmix - als volgt opgebouwd: in € 1.000 121.165 170.841 55.423 26.910 72.635 120.096 - Renterisico (Si) Risico zakelijke waarden (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (Se) Liquiditeitsrisico (S7) Concentratierisico (Sg) Operationeel risico (Sg) Actief beheer risico (Sio) + Diversificatievoordeel Vereist eigen vermogen -/- 31.159 598.229 299.845 298.384 % van TV 4,5% 6,3% 2,1% 1,0% 2,7% 4,4% 0,0% 0,0% 0,0% 1,2% 22,2% 11,1% 11,1% Herstelplan Het bestuur heeft 12 mei 2009 een korte termijn herstelplan en een lange termijn herstelplan ingediend bij DNB. Op 22 juli 2009 heeft DNB schriftelijk aangegeven in te stemmen met zowel het korte als lange termijn herstelplan. Beide herstelplannen zijn in één plan geïntegreerd. Vanwege de uitzonderiijke economische omstandigheden heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dëtermijn waarbinnen het korte termijn herstel bereikt moet zijn verlengd van drie naar vijf jaar. Dit houdt in dat het fonds per 31 december 2013 een dekkingsgraad moet hebben die ten minste gelijk is aan het MVEV. 30 VI. Vl.l FINANCIËLE STURINGSMIDDELEN Inleiding Teneinde invloed uit te kunnen oefenen op de financiële positie, heeft het bestuur voornamelijk de beschikking over de volgende sturingsmiddelen: • Premiebeleid • Toeslagverieningsbeleid • Beleggingsbeleid. Deze beleidsvormen zullen in dit hoofdstuk behandeld worden. Voorts wordt ingegaan op de continuïteitsanalyse. Het financieel crisisplan van het fonds, beschreven op grond van de beleidsregel van De Nederiandsche Bank inzake opstellen crisisplan die vanaf 10 december 2011 van kracht is geworden en in 2013 is aangepast, is als bijlage bij deze ABTN gevoegd. In dit crisisplan worden de (nood)maatregelen beschreven, die het bestuur op korte termijn kan treffen indien het fonds in een financiële crisis terecht komt. VI.2 Premiebeleid De premie voor de verplichte pensioenregeling wordt, na overieg met sociale partners, door het bestuur vastgesteld. Alleen bij zeer ingrijpende en onvoorziene omstandigheden kan de pensioenpremie tussentijds wijzigen. Een wijziging wordt doorgevoerd met ingang van 1 januari van een kalenderjaar. Het fonds financiert de pensioenregeling (ouderdomspensioen, premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, partnerpensioen en wezenpensioen) met een doorsneepremie. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het pensioenfonds het surplus gebruiken voor extra buffervorming voor herstel, of om een reserve te vormen voor toekomstige toeslagveriening. Als de kostendekkende premie hoger is dan voor CAO-partijen acceptabel is, kunnen CAO-partijen de pensioenovereenkomst aanpassen door de hoogte van de op te bouwen en/of op risicobasis verzekerde aanspraken in de toekomst naar beneden bij te stellen. Voor 2013 bedraagt de premie 21,0% van de pensioengrondslag. De premie voor de overgangsmaatregel voor 2013 is 0,9% van de pensioengrondslag. VI.3 Toeslagverieningsbeleid De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er altijd een bestuursbesluit aan vooraf gaat. De toeslagverlening wordt gebaseerd op de CBS-consumentenprijsindex (CPI) "afgeleid". Dit betekent dat de index is geschoond voor de invloeden van belasting- en accijnseffecten. Als leidraad voor de (inhaal)toeslagveriening wordt een staffel gebruikt: • Bij een dekkingsgraad kleiner dan de vereiste dekkingsgraad verieent het pensioenfonds geen toeslag; • Bij een dekkingsgraad groter dan de vereiste dekkingsgraad, maar kleiner dan de vereiste dekkingsgraad plus 5%, wordt 50% van de toeslag verieend; • Bij een dekkingsgraad groter dan de vereiste dekkingsgraad plus 5% wordt 100% van de toeslag verieend; • Bij een dekkingsgraad groter dan de vereiste dekkingsgraad plus 15% wordt eventueel een inhaaltoeslag verleend. 31 De toeslag en inhaaltoeslag mogen er in geen geval toe leiden dat de dekkingsgraad beneden de vereiste dekkingsgraad respectievelijk 'vereiste dekkingsgraad+15%' zal dalen. Aandachtspunten: • De inhaaltoeslag heeft betrekking op een achterstand in toeslagveriening die is opgelopen na 1 januari 2011. • • De toeslag en de eventuele inhaaltoeslag worden op 1 januari van een jaar verieend. Het meetmoment voor het bepalen of een toeslag verieend wordt is de dekkingsgraad van eind tweede kwartaal van het kalenderiaar voorafgaand aan de dag van de toeslagveriening (1 januari). Voor deze voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald (variant D l van de toeslagenmatrix). • VI.4 Kostendekkende premie De kostendekkende premie bestaat uit devólgende onderdelen: 1. De actuarieel benodigde premie voor de 'inkoop' van onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling en risicopremies (bijvoorbeeld premievrije bijboeking); 2. Solvabiliteitsopslag op de actuarieel benodigde premie ter grootte van het percentage van het vereist eigen vermogen; 3. Een opslag voor de uitvoeringskosten (administratie en uitbetaling); Het fonds baseert haar kostendekkende premie op een vaste disconteringsvoet van 3,5%. De disconteringsvoet wijkt op de lange termijn niet teveel af van de gemiddelde realisatie. Periodiek zal in de premienota getoetst worden of de gekozen disconteringsvoet voldoet aan deze voorwaarde. Het bestuur toetst jaariijks de rekenrente op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de rentetermijnstructuur van 36 maanden. Indien dit gemiddelde meer dan 0,5%-punt van de gehanteerde rekenrente afwijkt, dan wordt de rekenrente waarop premie vaststelling is gebaseerd, nader met CAO partijen besproken. In het kader van het korte termijnherstelplan is echter bepaald dat de premie 'bijdragend aan herstel' moet worden vastgesteld. Dit houdt in dat in plaats van een vaste disconteringsvoet de actuele RTS gehanteerd wordt ter bepaling van de actuarieel benodigde premie. Daarnaast is in dit kader de solvabiliteitsopslag op de actuarieel benodigde premie bepaald aan de hand van het percentage van het minimaal vereist eigen vermogen. Voor hetjaar 2013 luidt de premie die bijdraagt aan herstel als volgt: Component kostendekkende premie Percentage van PGsom Coming service (op de actuele RTS) 17,7% Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 0,3% Solvabiliteitsopslag 0,8% Kostenopslagen 2,0% Totale kostendekkende premie 20,8% 32 VI.5 Continuïteitsanalyse De continuïteitsanalyse is een stochastische (ALM) analyse met een tijdshorizon van 15 jaar en heeft als doel om: • Inzicht te krijgen in de financiële risico's op de langere termijn; • Keuzes ten aanzien van feitelijke premie en toeslagenbèleid te onderbouwen; • Eventueel te dienen als basis voor een lange termijn herstelplan. Er zijn geen voorschriften voor de invulling van de continuïteitsanalyse, behoudens de parameterveronderstellingen ("Regeling parameters"). DNB heeft echterwel een beleidsregel^ opgesteld om toch een handvat te bieden aan pensioenfondsen welke informatie nodig is om een goed oordeel te kunnen vormen over de continuïteitsanalyse en of er wel voldoende inzicht gekregen kan worden in de financiële risico's. De centrale grootheid in de continuïteitsanalyse is de aanwezige solvabiliteit, zowel in absolute zin als ten opzichte van de gewenste solvabiliteit. Daarnaast kan de analyse gebruikt worden om vast te stellen in hoeverre de toeslagverieningsambitie gerealiseerd wordt. De continuïteitsanalyse zal altijd uitgevoerd worden bij wijziging van beleid, significante wijziging van risico's/de financiële positie en wanneer DNB dit veriangt. Bij het uitvoeren van de continuïteitsanalyse zal tevens getoetst worden op consistentie tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. VI.6 Beleggingsbeleid In deze paragraaf wordt het beleggingsbeleid beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen voor het vermogensbeheer vastgelegd. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten, het strategisch beleggingsbeleid, de wijze van risicometing en beheersing, de opzet van de resultaatsevaluatie alsmede de waarderingsgrondslagen. Eind 2010 heeft het fonds een ALM-studie laten uitvoeren, gevolgd door een portefeuilleconstructie studie in 2011. De beleidswijzigingen die daaruit volgen zijn in 2011 doorgevoerd. De wijzigingen zijn doorgevoerd in deze ABTN. Het beleggingsbeleid wordt ook beschreven in de 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' die als bijlage aan de ABTN is toegevoegd. Vl.6.1 De advisering over en uitvoering van het vermogensbeheer Het bestuurvan het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de jaariijks vast te stellen normportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). Hierbij laat het bestuur zich adviseren door onder andere de afdeling Strategisch Pensioenmanagement (SPM) van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. (SAVB). De uitvoering van het vermogensbeheer is deels uitbesteed aan de afdeling Vermogensbeheer (VMB) van SAVB, deels aan andere vermogensbeheerders, waaronder Syntrus Achmea Syntrus Achmea Real Estate & Finance ("SAREF")., ^ "Beleidregel uitgangspunten beoordeling continuïteitsanalyse van pensioenfondsen", DNB 29 augustus 2007. 33 SPM is verantwoordelijk voor: • Het leveren van strategisch pensioen management, uitvoering van het risicomanagement en selecteren, aansturen van de vermogensbeheerders en het beheren van het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. • Het verienen van actuariële advisering van het bestuur. VMB is verantwoordelijk voor beleggingen in aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten. SAREF is verantwoordelijk voor de beleggingen in direct vastgoed. Elke beleggingsbeslissing wordt bekeken door 4 ogen, ook in de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Er vindt veelvuldig overieg tussen direct leidinggevenden en (senior) portefeuillebeheerders plaats. Een gedeelte van de beleggingen wordt niet door VMB gedaan maar is opgedragen aan andere vermogensbeheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd^ en gevolgd door SPM. SPM volgt ook het vermogensbeheer van VMB en SAREF. De vermogensbeheerders zijn verantwoordelijk voor het operationele beleggingsbeleid en zijn binnen de geformuleerde randvoorwaarden (mandaatrichtlijnen) vrij in de wijze van belegging en herbelegging. SPM is verantwoordelijk voor de aansturing van de beleggingsportefeuille en de dynamische asset allocatie binnen de geformuleerde randvoorwaarden (beleggingsrichtlijnen). Aanpassingen van de beleggingsrichtlijnen kunnen alleen door het bestuur worden aangebracht, welke wordt geadviseerd door de commissie vermogensbeheer. SPM is verantwoordelijk voor het verzamelen, administreren en rapporteren over de beleggingen aan bestuur en de commissie vermogensbeheer. ^ Zie bijlage 2 voor het selectieproces van externe managers. 34 Vl.6.2 Normportefeuille en bandbreedtes Voor 2013 geldt de volgende normportefeuille, waarbij tevens de bandbreedtes zijn aangegeven waar binnen het dynamische asset allocatie beleid wordt uitgevoerd. midden Aandelen Europa 5.0% Aandelen Verenigde Staten 5,0% bandbreedte (+/-) 5.0% 5.0% 3.0% 3.0% Aandelen Opkomende Markten Aandelen Azië Pacific ex Japan ITotaal 4.0% 1.8% 13.8% 4.0% 1.8% 13.8% 5.0% 5.0% 5.0% 1 Staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro* High Yield Hypotheken Obligaties Opkomende Markten - HC Obligaties Opkomende Markten - LC ITotaal 36.0% 16.0% 7.0% 5.0% 5.0% 0.0% 69.0% 36.0% 16.0% 7.0% 5.0% 3.0% 2.0% 69.0% 5.0% 5.0% 5.0% 5.0% 5.0% 5.0% 5.0% 1 Direct Vastgoed Nederland Direct Vastgoed Europa ITotaal 10.0% 0.0% 10.0% 10.0% 0.0% 10.0% 5.0% 5.0% 5.0%| 1.2% 3.0% 2.0% 0.0% 6.2% 1.2% 3.0% 2.0% 0.0% 6.2% 3.0% 3.0% 3.0% 3.0% 5.0% 1.0% 100.0% 1.0% 100.0% Private Equity Grondstoffen Infrastructuur Overig ITotaal Liquiditeiten ITotaal 5.0% 5.0% 1 Bandbreedtes rondom beleggingscategorieën zijn symmetrisch, waarbij geen negatieve gewichten zijn toegestaan. * Weging Niet-Staatsobligaties euro zijn exclusief Seini-Staatsobligaties, die in de Staatsobligaties portefeuille zitten ln verband met een lage liquiditeit in de beleggingscategorieën Direct Vastgoed, Hypotheken, Infrastructuur en Private equity kunnen deze categorieën op de korte termijn onder- en/of overwegingen vertonen. Deze worden bij de liquide beleggingscategorieën gecompenseerd. De bandbreedte van de liquide beleggingscategorieën zijn exclusief de invulling die noodzakelijk is als gevolg van de allocatie naar illiquide beleggingscategorieën. De bandbreedte bij de liquide beleggingscategorieën wordt derhalve niet door illiquide categorieën 'benut'. Hantering illiquide beleggingen Ten behoeve van efficiënte aansturing van de portefeuille en zuivere performancemeting worden de benchmarkgewichten voor de illiquide assets maandelijks gelijk gesteld aan de portefeuillegewichten: Direct Vastgoed Hypotheken Infrastructuur Private Equity 35 Indien het verschil tussen portefeuillegewicht en benchmarkgewicht groter is dan 0,50% zal dit verschil gecompenseerd worden volgens de compensatieregels: Direct Vastgoed Staatsobligaties euro Hypotheken Staatsobligaties euro Infrastructuur Staatsobligaties euro Private Equity Staatsobligaties euro Is het verschil kleiner dan 0,50% dan zal dit verschil verdeeld worden over de liquide assets conform de relatieve floating benchmarkgewichten. Gedurende hetjaar zullen de benchmarkrendementen voor illiquide assets eveneens gelijk worden gesteld aan bijbehorende portfoliorendementen. Vl.6.3 Benchmark De portefeuille wordt vergeleken met de volgende benchmark: Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Azië Pacific ex Japan ITotaal 1-1-2013* 5,0% 3,0% 4,0% 1,8% 13,8% 1-4-2013 5,0% MSCI 3,0% MSCI 4,0% MSCi 1,8% MSCI 13,8%| Index*' ... JL Europe USA Emerging Markets Pacific Free ex Japan DC Staatsobligaties euro*' 36,0% 36,0% Niet-Staatsobligaties euro* 16,0% 7,0% 5,0% 5,0% 0,0% 69,0% 16,0% 61% lboxx € non-sovereign corporate 39% lboxx € non-sovereign collateralized 7,0% BoA/Merril Lynch Global Non-Financial High Yield Euro hedged 5,0% Barclays Customized Swap Index 4-6 years 3,0% JPM EMBI Global Diversified Euro hedged 2,0% JPM GBI - Emerging Markets Diversified Composite 69,0%| 10,0% 0,0% 10,0% 10,0% ROZ/IPD Nederland 0,0% INREV Quarterly Index 10,0%| High Yield Hypotheken Obligaties Opkomende Markten - HC Obligaties Opkomende Markten - LC [Totaal Direct Vastgoed Nederland Direct Vastgoed Europa •Totaal Private Equity Grondstoffen Infrastructuur Overig ITotaal Liquiditeiten ITotaal 1,2% 3,0% 2,0% 0,0% 6,2% 1,0% 100,0% 1,2% 3,0% 2,0% 0,0% 31.4% IBoxx€ Sovereign Germany All Maturities 18.9% IBoxx € Sovereign France All Maturities 12.6% IBoxx € Sovereign Netherlands All Maturities 1.5% IBoxx€ Sovereign Austria All Maturities 1.0% IBoxx € Sovereign Finland All Maturities 1.0% IBoxx € Sovereign Ireland All Maturities 5.9% IBoxx € Sovereign Spain All Maturities 2.9% IBoxx € Sovereign Belgium All Maturities 8.8% IBoxx € Sovereign Italy All Maturities 16% IBoxx € sub-sov All Maturities MSCI World S&P GS Commodity Index ex Agri & livestock Euribor 1-week deposito rente +3% Euribor 1-week deposito rente +1% 6,2%1 1,0% Eonia 100,0%| * Handhaving floating benchmark, zoals gedefinieerd in beleggingsrichtlijnen 2012 ** Alle indices zijn op basis van total return. Bij aandelenindices worden netto dividenden herbelegd (net TR) *** Weging staatsobligaties is exclusief de langlopende obligaties t.b.v. de rente-afdekking De benchmarks van staatsobligaties euro en niet-staatsobligaties euro worden elk kwartaal geherbalanceerd naar de vastgelegde gewichten. Dit gebeurt eind maart, eind juni en eind september, eind december. 36 Vl.6.4 Risicobeheersing De risicobeheersing is vormgegeven door onderstaande randvoorwaarden, die door de vermogensbeheerder moeten worden gerespecteerd. Dynamische asset allocatie Afwijkingen van de floating benchmark gewichten zijn toegestaan op de benchmark categorieën. De ruimte voor afwijkingen is gelijk aan +/- 2,0% ten opzichte van de floating benchmarkgewichten waarbij onderwegingen niet mogen leiden tot een negatieve weging. Voor afwijkingen groter dan 2,0% wordt door SPM eerst een advies uitgebracht. De bandbreedte is uitgedrukt als percentage van het totaal beheerd vermogen exclusiefde overlay portefeuille. Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten ingenomen worden. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. Rebalancing De benchmark en portefeuille wordt opjaarbasis gerebalanced. Gedurende hetjaar is er sprake van een zwevende benchmark (floating benchmark). Dit wil zeggen dat de benchmarkgewichten veranderen als gevolg van marktbewegingen en dat de bandbreedte meebeweegt. De eerstvolgende rebalancing datum is 1 april 2013. Mocht in de periode voor de rebalancing datum de volatiliteit op de markten scherp oplopen en/of de omvang van de rebalancing te omvangrijk worden, dan komt SPM met een alternatief rebalancing voorstel. Cash Allocatie Posities kunnen ingenomen worden met fysieke beleggingen of met derivaten (zoals futures) indien de beleggingsrichtlijnen dit toelaten. Debetstanden zijn alleen toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. Actief/passief verdeling In onderstaande tabel staat de vastgestelde verdeling tussen het het actief en passief beheerde aandelenvermogen. ï4lïdêi09Sê|i|f<RalSi|iflt^ T ' i " T - y. sr." - » - okt-12 Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Azië Pacific ex Japan Aandelen Opkomende Landen Actief 62,5% 57,5% 0% 0% Passief 37,5% 42,5% 100% 100% Bovenstaande verdeling wordt bij de jaariijkse rebalancing van de beleggingsportefeuille binnen een bandbreedte van plus of min 5%-punt gestuurd. 37 Vastrentende waarden Binnen de categorie vastrentende waarden worden de volgende beleggingen onderscheiden: •^•''•' Staatsobligaties euro Niet-Staatsobligaties euro* HighYield Hypotheken Obligaties Opkomende Markten - HC Obligaties Opkomende Markten - LC Totaal * Exclusief langlopende obligaties van de rentehedge huldig 52.2% 23.2% 10.1% 7.2% 7.2% 0.0% nieuw 52.2% 23.2% 10.1% 7.2% 4.3% 2.9% 100.0% 100.0% Staatsobligaties euro en Niet-Staatsobligaties euro De belegging in de categorieën Staatsobligaties en Niet-Staatsobligatie wordt beheerd door de VMB. Voor de richtlijnen wordt verwezen naar bijlage 5. High Yield De belegging in de categorie High yield vindt plaats via participaties in de Syntrus Achmea Global High Yield Pool. Obligaties Opkomende Markten De belegging in de categorie Obligaties Opkomende Markten HC vindt plaats via Pictet Asset Management. De belegging in de categorie Obligaties Opkomende Markten LC vindt plaats via Stone Harbor Investment Partners. Hypotheken De belegging in de categorie Hypotheken vindt plaats via Syntrus Achmea Real Estate & Finance. Aandelen Binnen de categorie aandelen worden de volgende beleggingen onderscheiden: Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Aandelen Azië Pacific ex Japan huidig 36.2% 21.7% 29.0% 13.0% nieuw 36.2% 21.7% 29.0% 13.0% Totaal 100.0% 100.0% Voor efficiënte aansturing van de portefeuille kan gebruik worden gemaaktvan index beleggingen en beleggingspools. Voor de categorieën aandelen Europa en aandelen Verenigde Staten geldt een expliciete risicolimiet, zoals gespecificeerd in het hoofdstuk Actief risicobeheer. Voor de efficiënte aansturing worden Exhange Trades Funds (ETF's) gebruikt. De beleggingen in aandelen Europa vinden, naast index beleggingen, plaats in de volgende Syntrus Achmea beleggingspools: • Syntrus Achmea High Conviction Pool Europe • Syntrus Achmea Core Conviction Pool Europe • Syntrus Achmea Multi Manager Pool Europe 38 Aandelen VS De belegging in de Aandelen VS wordt beheerd door de Vermogensbeheerder. Voor de richtlijnen wordt verwezen naar de bijlage 6. Onroerend Goed Binnen de categorie onroerend goed worden de volgende beleggingen onderscheiden: r-i Direct Vastgoed Nederland Direct Vastgoed Europa Totaal - z''-- r. ? -s' f' huidig 100.0% 0.0% 100.0% . . .. . • nieuw 100.0% 0.0% 100.0% Voor de invulling van direct vastgoed Nederland en Europa verwijzen wij naar het jaarplan van Syntrus Achmea Real Estate & Finance. Het uitbreiden van direct vastgoed zal plaatsvinden na goedkeuring van het bestuur van het pensioenfonds. Alternatieve categorieën Binnen de categorie Alternatieve beleggingen worden devólgende beleggingen onderscheiden: Private Equity Grondstoffen Infrastructuur Overig Totaal huidig 19.4% 48.4% 32.3% 0.0% 100.0% nieuw 19.4% 48.4% 32.3% 0.0% 100.0% Private Equity De belegging in de categorie Private Equity vindt plaats via participaties in de Interpolis Pensioenen Private Equity Pool 11. Grondstoffen Er wordt belegd in de categorie Grondstoffen met de volgende kenmerken: - Benchmark: S&P GS ex agriculture and livestock Commodity Index - Actief / Passief verhouding: 100% / 0% - Actieve Strategie(ën): aangepaste index compositie, aangepaste doorrol Infrastructuur De belegging in de categorie Infrastructuur vindt plaats via participaties in de Syntrus Achmea Infrastructure Pool. Liquiditeiten Liquiditeiten worden voor zover mogelijk aangehouden via participaties in de Syntrus Achmea Geldmarktpool. 39 Afdekking valutarisico beleggingen Strategie: De vreemde valuta-exposure van de beleggingscategorieën Global High Yield, Obligaties Opkomende Markten HC, Private Equity, Direct Vastgoed Europa en Infrastructuur worden volledig afgedekt naar Euro's. Voor het beheersen van het valutarisico van de overige beleggingen buiten vastrentende waarden wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken: • Valuta: USD, JPY, GBP, CHF • Hedge ratio: 75 % • Bandbreedte: nvt • Basis: valutarisico benchmark Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende criteria: Inputs voor valutahedge berekeningen O Omvang vermogen: portefeuillestanden O Bepaling valuta omvang per categorie: onderiiggende benchmark Frequentie aansturing: maandbasis O Elke maand bepaalt de Vermogensbeheerder opnieuw de posities Binnen 2 werkdagen na maandultimo zal, indien nodig, bijgestuurd worden op basis van de maandultimo portefeuille standen. O Elke maand vindt bijsturing plaats naar de hedge ratio. Omdat bijsturing maandelijks plaatsvindt, zijn er intra maand over- / onderwegingen ten opzichte van de hedge ratio mogelijk door marktbewegingen. Afdekking renterisico verplichtingen Voor het beheersen van het renterisico geldt een strategie met de volgende kenmerken: Strategie: Afdekking renterisico: O O Type: Dekkingsgraadhedge Omvang: 60 procent afdekking O Bandbreedte omvang: +/- 1,0%-punt, bij bijsturing van de strategie (ex ante) O O - Referentie: Rentegevoeligheid Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) Indien de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad, wordt de omvang van het af te dekken renterisico niet 60 procent van de dekkingsgraad, maar 60 procent van de minimaal vereiste dekkingsgraad. Afdekkingsportefeuille: rente-overiay (renteswaps, langlopende obligaties) Tevens meegenomen in volume afdekking: vastrentende waarden (staatsobligaties euro, nietstaatsojaligaties e u r o , hypotheken) Rente overiav: Dekkingsgraad * (60% x VPV) - VRW Strategie: Statisch (niet rente afhankelijk) Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende criteria: - Uitgangspunten voor berekening rentehedge: O De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt als DVOl (waardeverandering als gevolg van 1 bp verschuiving van de marktrente) gemeten over negen looptijden (2, 5,10,15, 20, 25, 30,40 en 50 jaar). 40 O Voor het bepalen van de dekkingsgraad wordt gebruik gemaakt van de dekkingsgraad op basis van een 3-maands gemiddelde UFR-curve. O Rentegevoeligheid van kasstromen, gebaseerd op de meest recente Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) wordt bepaald aan de hand van de marktcurve. O Rentegevoeligheden van de kasstromen van de staatsobligaties euro en niet-staatsobligaties euro benchmarks en de langlopende obligaties worden bepaald aan de hand van de marktcurve. O Rentegevoeligheid van de rente-overlay wordt bepaald aan de hand van de relevante rentecurve. O Voor de bepaling van de rente-overiay vindt een tweetal aanpassingen plaats: • De rentehedge voor looptijden van 20 en 25 jaar wordt bepaald door de rentegevoeligheid van de verplichtingen op basis van de UFRDNB methodiek voor Pensioenfondsen. Bij de UFRDNB methodiek wordt een renteschok toegepast op de marktcurve om vervolgens in combinatie met de Ultimate Forward Rate een UFRcurve te construeren. Er wordt gebruik gemaakt van de marktcurve en geen gebruik van een 3-maands gemiddelde marktcurve, zoals de door DNB gepubliceerde RTS. • De toename in de rentehedge voor looptijden van 20 en 25 jaar, die ontstaat doordat deze gebaseerd wordt op de rentegevoeligheid van de verplichtingen op basis van de UFRDNB methodiek en niet op basis van de marktcurve, wordt gecompenseerd door de rentegehedge voor looptijden van 40 en 50 jaar te veriagen. • Bij de uitvoering van bovengenoemde aanpassingen wordt in acht genomen dat de totale rentehedge over alle looptijden gebaseerd blijft op de rentegevoeligheid van de verplichtingen op basis van de marktcurve. O Er worden geen nieuwe receiver swaps aangegaan met een looptijd langer dan 30 jaar. Uitzondering op deze regel is de rebalancing van de renteswaps (zie onder) of bij het wisselen van tegenpartijrisico. Aanleiding voor büsturen rentehedge: O Als gevolg van de introductie van de ultimate forward rate (UFR) zullen tot nader order geen nieuwe renteswaps worden aangegaan of renteswaps worden ontbonden ten behoeve van het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Als gevolg hiervan zal de hedge effectiviteit afwijken van hierboven genoemde strategie. Uitzondering op bovenstaande regel is de volgende swap die uiterlijk 1 maart 2013 dient te zijn ontbonden of tegengesloten: Tegenpartij UBS Onderiiggende waarde 110 min. euro Afloopdatum Vaste rente 6-4-2058 2,38% Hierbij gelden de volgende voorwaarden: O Het ontbinden of tegensluiten van bovenstaande swap mag in delen plaatsvinden O Er dienen tegelijkertijd nieuwe swaps te worden afgesloten. De nieuwe swap{s) heeft (hebben) een looptijd van 20 jaar. O Het verschil tussen de rentegevoeligheid van het teruggebrachte gedeelte van bovenstaande swap en de rentegevoeligheid van de nieuwe swap(s) mag (mogen) op het moment van afsluiten niet groter zijn dan 5%. Monitoring/verslaglegging: Over aanpassingen van de strategie wordt verslag gedaan aan de beleggingsadviescommissie en het bestuurvan het Pensioenfonds. 41 O Monitoring van de omvang en bandbreedte vindt op kwartaalbasis plaats. Restricties ten aanzien van transacties in rentederivaten: Bij het afsluiten van nieuwe OTC rentederivaten geldt dat: O Tegenpartijen minimaal een kredietstatus A (gebaseerd op de Syntrus Achmea Composite rating berekend aan de hand van beschikbare Moody's, S&P en Fitch ratings) bezitten. Uitzondering op deze regel zijn transacties waarbij de netto DVOl (rentegevoeligheid) van een tegenpartij met een kredietstatus lager dan A niet vergroot wordt, zoals bij het rebalancen of een herverdeling over looptijden. Collateral management beleid Voor het afdekken van rente- en valutarisico maakt het pensioenfonds gebruikvan OTC derivaten ("Over The Counter" derivaten, zoals renteswaps en valutacontracten). Afspraken over het gebruik van deze derivaten worden vastgelegd in internationaal gestandaardiseerde derivaten contracten ("ISDA's" ). Namens het pensioenfonds maakt de vermogensbeheerder met de tegenpartijen van de ISDA's afspraken over het onderpand ("collateral") dat dient te worden uitgewisseld door partijen als zekerheid voor de uit de contracten voortkomende verplichtingen. Deze afspraken over het collateral worden in een bij de ISDA behorende Credit Support Annex (CSA) vastgelegd. Ten aanzien van de afspraken gelden de volgende uitgangspunten: 1. Alleen euro-gedenomineerd collateral met een minimale rating van AA-/Aa3 (minimum S&P, Moody's) uitgegeven door één van de eurozone landen wordt geaccepteerd. 2. Collateral in de vorm van cash wordt niet geaccepteerd. 3. Collateral afstemming en uitwisseling dient elke werkdag plaats te vinden. 4. De haircut matrix heeft de volgende vorm: Maturity < Ijaar l j a a r < = X < Sjaar 5 jaar<= X < lOjaar >= 10 jaar Eurozone 99% 96% 94% 89% Indien de tegenpartij ofde vermogensbeheerder aangeeft een voorkeur te hebben voor afwijkende haircuts dan is dat mogelijk zolang wordt voldaan aan punt 3 hierboven. 5. Alle OTC derivaten transacties behalve FX Spots dienen onder een CSA te vallen. Bovenstaande uitgangspunten worden gehanteerd voor het afsluiten van nieuwe CSA's. Het streven is om bestaande CSA's aan te passen aan bovenstaande richtlijnen. Hierbij is de vermogensbeheerder afhankelijk van de bereidheid van de tegenpartij om bestaande afspraken te wijzigen. De afwijking die op dit moment bestaat in de huidige documentatie betreft Rabobank. Bij Rabobank zijn eveneens België, Portugal en Spanje toegestaan waarmee niet aan het rating-vereiste wordt voldaan, tevens zijn onder voorwaarden (o.a. minimum rating AA-) niet-staatsobligaties toegestaan 42 Het beheer van het collateral management is uitbesteed aan de vermogensbeheerder (de "collateral manager"). Voor de uitvoer van het collateral management zijn beheersdoelstellingen opgesteld hierover wordt gerapporteerd door middel van een ISAE 3402 type 11 rapportage. Daarnaast wordt op kwartaalbasis gerapporteerd over de omvang van het kredietrisico en het ontvangen collateral dat hier tegenover staat. Voor derivaten die over een beurs worden gehandeld zoals futures, gelden regels omtrent margin verplichtingen. Gezien het feit dat deze derivaten via een beurs worden verhandeld, zijn de collateral afspraken nagenoeg gestandaardiseerd. Rebalancing renteswaps Overschrijdt de waarde van de renteswaps (zowel positief als negatief) het totale beheerde vermogen met 10% gedurende hetjaar, dan wordt de waarde van de renteswaps na goedkeuring door het Pensioenfonds gefaseerd teruggebracht naar een waarde binnen deze grens. Hiertoe stelt de Beheerder zo spoedig mogelijk een schriftelijk advies op waarin de volgende onderdelen aan bod komen: - het aantal stappen waarin de waarde wordt teruggebracht - het tijdstip waarop stappen worden gezet - argumentatie Na het zetten van elke stap vindt afstemming met het fonds plaats, ook wanneer het stappenplan niet meer nodig is of aanpassing behoeft. Derivaten Derivaten kunnen gebruikt worden voor verschillende doeleinden. Voor beleggingsbeleid door interne managers kunnen de volgende derivaten worden gebruikt: voor de efficiënte sturing van de vastrentende portefeuilles worden (opties op) futures en credit default swaps gebruikt; voor de efficiënte sturing van de aandelenportefeuilles worden futures gebruikt; voor de afdekking van het valutarisico worden valutatermijncontracten en swaps gebruikt; voor Dynamische Asset Allocatie worden futures gebruikt; voor de afdekking van het renterisico worden renteswaps gebruikt; voor gebruik van derivaten binnen de beleggingspools wordt verwezen naar de richtlijnen van de betreffende pools. Risicobeheersing Totaal risicobeheer Voor het korte termijn risicobeheer van de portefeuille ten opzichte van de verplichtingen hanteren we de volgende uitgangspunten: Risicomaat: Ex-ante tracking error ten opzichte van de verplichtingen (l-jaars horizon, meting op basis van het door de Beheerder gehanteerde risicomodel) Basis: Verplichtingen op basis van UFR Meetfrequentie: Kwartaalbasis Bandbreedte: O Onder 5.1% O Boven 13.8% 43 Bij overschrijding van de bandbreedte zal de Commissie Vermogensbeheer van het Pensioenfonds een advies ontvangen over het lange termijn risico, de korte termijn vooruitzichten en de mogelijkte nemen acties. De portefeuille wordt niet automatisch door de Beheerder bijgestuurd wanneer de risicomaat zich buiten de bandbreedte bevindt. Actief risicobeheer Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor de liquide beleggingscategorieën geldt een ex-ante tracking error met een l-jaars horizon van: Aandelen Maximaal 3% Vastrentende waarden Maximaal 2% Totale portefeuille Maximaal 3% Securities lending Er wordt geen gebruik gemaakt van securities lending bij de interne producten van de Vermogensbeheerder. Binnen het extern beheerde deel van de portefeuille wordt wel gebruik gemaakt van het uitlenen van effecten. Vl.6.5 Verantwoord beleggen Voor het verantwoord beleggen beleid hanteert het Pensioenfonds de principes van het Global Compact van de Verenigde Naties als uitgangspunt. Deze principes hebben betrekking op vier hoofdthema's: • Mensenrechten • Arbeidsnormen • Milieu • Anticorruptie Het Pensioenfonds besteedt waar nodig en mogelijk binnen de fiduciaire verantwoordelijkheid aandacht aan verantwoord beleggen. Het Pensioenfonds maakt hierbij gebruikvan drie instrumenten: Uitsluiten van producenten van controversiële wapens; Engagement, het aangaan van de dialoog met ondernemingen; Corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Voor de discretionaire, actief beheerde, aandelenportefeuille Noord-Amerika bestaat het verantwoord beleggen beleid uit het aangaan van dialoog met ondernemingen, het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en het uitsluiten van producenten van controversiële wapens. Dit beleid is ook van toepassing op de actief beheerde aandelenfondsen waarin het Pensioenfonds deelneemt. De uitsluitingslijsten worden halfjaariijks door Syntrus Achmea bijgewerkt en gecommuniceerd naar het Pensioenfonds bestuur via de halfjaariijkse rapportage verantwoord beleggen. De passief beheerde aandelenportefeuilles worden ook ingevuld met beleggingen in fondsen. Op deze fondsen kan het Pensioenfonds echter niet haar eigen verantwoord beleggen beleid toepassen. Op deze passief beheerde aandelenfondsen is het uitsluitingsbeleid van de beheerder van deze fondsen van toepassing. Vooralsnog wordt de belegging in aandelen opkomende markten ingevuld met een indexbelegging. 44 Op de discretionaire, actief beheerde bedrijfsobligatieportefeuille is het uitsluiten van producenten van controversiële wapens van toepassing. In de portefeuille van staatsobligaties van opkomende markten mag niet belegd worden in obligaties geëmitteerd door landen gesanctioneerd door de VN Veiligheidsraad. Daarnaast zullen beleggingen in private equity op een maatschappelijk verantwoorde manier worden ingevuld. Bij beleggingen in private equity worden duurzaamheidscriteria gehanteerd zoals de uitgangspunten van het VN Global Compact en worden beleggingen in ondernemingen die wapens produceren uitgesloten. Met betrekking tot de beleggingen in grondstoffen; het Pensioenfonds wenst uitdrukkelijk niet te investeren in voedsel en vee gerelateerde grondstoffen. De beleggingen vinden plaats met derivaten. Clustermunitie Bij (de uitbesteding van) het vermogensbeheer wordt rekening gehouden met het bepaalde in artikel 34 PW en dient de vermogensbeheerder zich te houden aan toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder het op 1 januari 2013 in de Wft verankerde verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn bij de productie van clustermunitie welke verbod zal worden gehandhaafd door de AFM. De lijst met ondernemingen staat vermeld in bijlage 6 en kan van tijd tot tijd worden gewijzigd. Vl.6.6 Resultaatsevaluatie Elk kwartaal wordt in een rapportage door SPM het volgende vastgelegd: • de ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het kwartaal; • de behaalde rendementen in het kwartaal en vanaf ultimo vorig jaar per beleggingscategorie, inclusief de derivatenportefeuilles; • een toelichting op het rendement, het gevoerde beleid en de risicometing; • de omvang van de beleggingen per beleggingscategorie; • een risicorapportage; • een overzicht van de aan- en verkopen; en • een portefeuille overzicht op regelniveau. Naast de kwartaalrapportages wordt door SPM ook op maandbasis een portefeuilleoverzicht en rendementsoverzicht verstrekt. 45 46 Vl. HOOFDL JN IEN VAN HET U TIVOER N IGSREGLEMENT Het uitvoeringsreglement bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. VII.1 Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen Het bestuur stelt de hoogte van de premie voor de pensioenregeling vast na overieg met sociale partners. Zo nodig wijzigt het bestuur de premie, nadat daarover overieg met sociale partners heeft plaatsgevonden. Een wijziging wordt doorgevoerd met ingang van 1 januari van een kalenderiaar. Voor iedere deelnemer wordt jaariijks een doorsneepremie geheven voor de financiering van de pensioenregeling. De hoogte van de voor 2013 geldende premie voor de pensioenregeling wordt beschreven in hoofdstuk VI.2 van deze ABTN. Geen premie is verschuldigd bij voortzetting van de deelneming bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Dat laatste alleen voor zover de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) hierin voorziet. Bij aanvang van werkloosheid op of na 1 januari 2011 verstrekt de FVP geen bijdrage meer. Premieheffing vindt plaats per loontijdvak; aan de hand van de loon- en premieopgaven die de aangesloten werkgevers na afloop van elk loontijdvak aanleveren. De premie moet betaald zijn binnen 14 dagen na verzending van de premienota. Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het fonds de wettelijke rente en vergoeding van kosten vorderen. Ook kan het fonds de aangesloten werkgever een boete opleggen. Als een aangesloten werkgever met de betaling in gebreke blijft maakt het fonds gebruik van de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen. Zo kan hetfonds een dwangbevel uitbrengen, beslag laten leggen op zaken en vermogensrechten van de werkgever, het faillissement van de werkgever aanvragen of de bestuurders van de werkgever aansprakelijk stellen. Ook is het fonds bevoegd om de deelnemers in dienst van een aangesloten werkgever te informeren over een betalingsachterstand van die werkgever. Als sprake er is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie én het pensioenfonds tevens niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen, als bedoeld in hoofdstuk V.6 van dezeABTN, informeert het pensioenfonds met inachtneming van artikel 28 van de Pensioenwet de deelnemersraad en de ondernemingsraad van de onderneming die nog premie aan het fonds verschuldigd is. VII.2 Informatie De aangesloten werkgever is verplicht om zijn werknemers die aan de pensioenregeling moeten deelnemen bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. De werkgever moet het fonds inzage verienen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling en controle op de naleving door de aangesloten werkgever van het bepaalde in de statuten en de daarop gebaseerde reglementen van het fonds. 47 Indien een aangesloten werkgever geen, onvolledige of onjuiste loon- en of premiegegevens verstrekt, is het fonds bevoegd deze gegevens naar beste weten zelf vast te stellen. Het fonds kan dan vergoeding van de kosten vorderen of een boete opleggen. Het fonds zorgt ervoor dat de deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. VII.3 Toeslagverlening Het fonds beslist jaariijks of, en zo ja in hoeverre, een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten van de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden kan worden toegekend. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Voor de toeslagveriening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagveriening wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd. VI 1.4 Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling De financiële sturingsmiddelen die het fonds hanteert, worden beschreven in hoofdstuk VI van deze ABTN. Bij onderdekking respectievelijk een reservetekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Het pensioenfonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheid tot het verienen van premiekorting. Van de wettelijke mogelijkheid tot terugstorting van premie of de betaling van een bedrag vanwege een eventueel vermogensoverschot maakt het pensioenfonds eveneens geen gebruik. VII.5 Vrijstelling In het uitvoeringsreglement worden de voorwaarden aangegeven waaronder: • een werkgever voor zijn werknemers vrijstelling kan worden verleend van de verplichte deelneming in het pensioenfonds; het betreft de wettelijke voorwaarden van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000; • een werkgever of een werknemer wegens gemoedsbezwaren vrijstelling kan worden verieend. VII.6 Klachten en geschillen De voor de werkgever geldende klachten- en geschillenprocedure is beschreven. VII.7 Vrijwillige aansluiting Het fonds biedt werkgevers die niet onder de werkingssfeer van het fonds vallen de mogelijkheid zich op vrijwillige basis bij het fonds aan te sluiten. Vrijwillige aansluiting is alleen mogelijk indien de werkgever aan de onderstaande voorwaarden voldoet: • de werkgever heeft een CAO of past een CAO toe, die minimaal gelijkwaardig is aan de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf; en • de werkgever draagt de door de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) vastgestelde premie aan de RAS afdraagt. De vrijwillig aangesloten werkgever is verplicht het eventueel verzekeringstechnisch nadeel te vergoeden, dat voor het fonds voortvloeit uit de aansluiting. Op de vrijwillig aangesloten werkgever zijn de statuten het pensioen- en uitvoeringsreglement van het fonds van toepassing. 48 Vlll. VERKLARING Het bestuurvan de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak-en Glazéhwassérsbedrijf heeft deze ABTN vastgesteld in de bestuursvergadering van 18 december 2013. V'" C' Secretaris: De heer J, Koen Voorzitter: De heer M.M. Martens 49 50 BIJLAGE 1: FONDSEIGEN ERVARINGSSTERFTE Hoofdverzekerde Hoofdverzekerde Medeverzekerde Medeverzekerde Medeverzekerde Hoofdverzekerde Leefttijd Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Leefttijd Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Leefttijd Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen 0,84 0 0,82 1,00 0,92 0,90 0,90 0,80 0,80 80 1,00 40 0,82 0,93 0,90 0,92 0,85 1 0,82 0,90 0,90 1,00 1,00 0,80 41 0,90 0,80 81 0,83 0,93 2 0,82 1,00 0,93 0,86 0,90 0,90 0,80 0,80 82 1,00 42 0,83 0,93 0,90 1,00 0,93 0,86 3 0,82 0,90 0,90 83 1,00 0,80 43 0,84 0,93 0,90 0,80 0,87 4 1,00 0,94 0,82 0,90 0,90 84 1,00 0,80 44 0,85 0,93 0,90 0,80 0,94 0,88 5 0,82 0,90 0,90 85 1,00 1,00 0,80 45 0,90 0,80 0,86 0,93 1,00 0,94 0,89 6 0,82 0,90 0,90 86 1,00 0,80 46 0,87 0,90 0,80 0,93 0,90 87 1,00 0,95 7 0,82 0,90 0,90 47 0,80 1,00 0,80 0,88 0,93 0,90 0,90 8 1,00 0,95 0,82 0,90 0,90 0,80 88 1,00 0,80 48 0,88 0,93 0,90 1,00 0,96 0,91 9 0,82 0,90 0,90 0,80 89 1,00 0,80 49 0,89 0,93 0,90 0,92 1,00 0,96 10 0,82 0,90 0,90 0,80 90 1,00 0,80 50 0,90 0,93 0,90 1,00 0,96 0,93 11 0,82 1,00 0,90 0,90 0,80 0,80 91 51 0,91 0,93 0,90 0,97 0,94 12 0,82 92 1,00 1,00 0,90 0,90 0,80 52 0,80 0,92 0,93 0,90 0,94 13 1,00 0,97 0,82 0,90 0,90 0,80 0,80 93 1,00 53 0,93 0,93 0,90 14 0,98 0,95 0,82 0,90 0,90 94 1,00 1,00 0,80 54 0,94 0,90 0,80 0,93 1,00 0,98 0,96 15 0,82 95 1,00 0,90 0,90 0,80 55 0,80 0,95 0,93 0,90 0,97 1,00 0,98 16 0,82 0,90 96 1,00 0,90 0,80 56 0,93 0,90 0,80 0,96 0,98 17 1,00 0,99 0,82 0,90 0,90 57 0,80 97 1,00 0,80 0,97 0,93 0,90 0,98 1,00 0,99 18 0,82 0,90 0,90 98 1,00 0,80 58 0,98 0,93 0,90 0,80 1,00 1,00 0,99 19 0,82 0,90 1,00 0,90 0,80 0,90 0,80 99 59 0,99 0,93 1,00 1,00 1,00 20 0,82 0,90 0,90 0,80 100 1,00 0,80 60 1,00 0,93 0,90 1,00 1,00 1,00 21 0,82 0,90 1,00 0,90 0,80 61 0,93 0,90 0,80 101 1,00 1,00 1,00 1,00 22 102 1,00 0,82 0,90 0,90 0,80 62 0,94 0,80 1,00 0,90 1,00 1,00 1,00 23 103 1,00 0,82 0,90 0,90 0,80 63 0,90 0,80 1,00 0,95 1,00 1,00 24 104 1,00 1,00 0,82 0,90 0,90 64 0,80 0,80 1,00 0,96 0,90 1,00 1,00 1,00 1,00 25 0,82 0,90 0,80 105 0,90 0,80 65 1,00 0,96 0,90 1,00 1,00 1,00 1,00 26 0,82 0,90 0,80 106 0,90 0,80 66 1,00 0,97 0,90 1,00 107 1,00 1,00 1,00 27 0,82 0,90 0,80 0,90 0,80 67 1,00 0,98 0,90 1,00 1,00 1,00 28 0,82 0,90 0,90 0,80 108 1,00 0,80 68 1,00 0,99 0,90 1,00 1,00 1,00 1,00 29 0,82 0,90 0,90 0,80 0,80 109 69 1,00 0,99 0,90 1,00 1,00 1,00 30 0,82 0,90 110 1,00 0,90 0,80 70 1,00 0,90 0,80 1,00 1,00 1,00 1,00 0,82 111 1,00 31 0,90 0,90 0,80 71 0,90 0,80 1,00 1,00 1,00 1,00 32 0,82 112 1,00 1,00 0,90 0,90 0,80 72 1,00 0,90 0,80 1,00 1,00 1,00 1,00 33 1,00 0,82 0,91 0,90 0,80 0,80 113 73 1,00 1,00 0,90 1,00 1,00 34 114 1,00 1,00 0,82 0,91 0,90 0,80 74 0,80 1,00 1,00 0,90 1,00 1,00 1,00 35 0,82 1,00 0,91 0,90 0,80 75 0,80 115 1,00 1,00 0,90 36 37 38 39 0,82 0,82 0,82 0,82 0,91 0,92 0,92 0,92 0,90 0,90 0,90 0,90 0,80 0,80 0,80 0,80 76 77 78 79 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 51 0,90 0,91 0,91 0,92 0,81 0,82 0,82 0,83 116 117 118 119 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 1,00 52 BJILAGE 2: SELECTEI PROCES EXTERNE MANAGERS Selecteren Bij het selecteren van externe vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen door SPM zal deze rekening houden met de doelstellingen en randvoorwaarden van het pensioenfonds, zoals deze zijn besproken tussen SPM en het pensioenfonds. Bij het selecteren kunnen de volgende stappen worden onderscheiden: universum, long list, short list, due diligence onderzoek (in combinatie met on-site visit) en portefeuilleconstructie (indien meerdere externe vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen worden geselecteerd, wordt een optimale portefeuille van managers geselecteerd). Aspecten welke aan bod komen in de RFP's aan de externe vermogensbeheerders en o.a. dienen als basis waarop de SPM selecteert zijn: organisatie, beleggingsfilosofie en proces, personeel, performance en risico management. Deze hoofdcriteria zijn in de volgende paragraaf verder uitgewerkt. SPM zal verantwoording afleggen over het aanstellen van de externe vermogensbeheerder of beleggingsinstelling aan het pensioenfonds voordat de aanstelling heeft plaatsgevonden. Aannemen SPM verzorgt de contractonderhandelingen, inclusief de fee onderhandelingen, het sluiten van overeenkomsten met externe vermogensbeheerders namens het pensioenfonds en het opstellen van de (voor de iedere beleggingscategorie) specifieke mandaatrichtlijnen (incl. o.a. ex ante tracking error). Monitoren Het monitoren van externe vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen bestaat uit de volgende onderdelen: kwartaalgesprekken met extern vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen en verslaglegging hierover in de reguliere kwartaalrapportages. Aspecten welke aan bod komen bij de monitoring zijn dezelfde als bij aanname, hierdoor wordt de consistentie gewaarborgd. Op maandbasis worden de rendementen geanalyseerd en besproken met de externe vermogensbeheerders. Voor zover SAVB problemen constateert bij de externe vermogensbeheerders en beleggingsinstellingen zal hierover worden gerapporteerd aan het pensioenfonds. Ontslaan Indien externe vermogensbeheerders of beleggingsinstellingen niet meer voldoen aan de door SPM gestelde eisen wordt gezocht naar een alternatief. SPM zal achteraf verantwoording afleggen over het ontslag van de externe vermogensbeheerder of de verkoop van de belangen in een beleggingsinstelling. 53 Selectiecriteria Voor zover van toepassing op de betreffende beleggingscategorie, zal de SPM bij de selectie van externe vermogensbeheerders de onderstaande selectiecriteria hanteren: I Organisatie l a Kwaliteit organisatie / Beleggingscultuur l b Commitment naar strategie l c Integratie ESG in de organisatie II Beleggingsproces en filosofie 2a Beleggingsfilosofie 2b Beleggingsproces 2c Besluitvormingsproces - portefeuilleconstructie 2d Implementatie 2e Research 2f Integratie ESG in het beleggingsproces lil Personeel 3a Kwantiteit en kwaliteit beleggingsteam 3b Stabiliteit beleggingsteam 3c Beloningsbeleid IV Performance 4a LT performance incl. peergroup 4b Stabiliteit performance (hitratio) 4c Performance attributie V Risk Management 5a riskmanagement systemen 5b Interactie 5c Onafhankelijkheid 54 BJILAGE 3: VERKLARING BELEGGN I GSBEGN I SELEN Verklaring beleggingsbeginselen stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf colofon Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaaken Glazenwassersbedrijf datum 1 juli 2013 55 56 1 Over het waarom van deze verklaring beleggingsbeginselen Uw pensioen voorziet u en uw gezinsleden bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid van een inkomen. Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf regelt dat pensioen voor u. Dat doen wij onder meer door uw pensioengelden te beleggen. Over dat beleggen leest u alles in deze Verklaring beleggingsbeginselen. Met deze verklaring voldoen we aan de Europese Pensioenrichtlijnen. Deze verklaring is opgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de verklaring. Deze verklaring wordt aangepast als de beleggingsbeginselen gewijzigd worden. De verklaring beleggingsbeginselen is voor het laatst aangepast op 18 december 2013. De verklaring wordt beschikbaar gesteld aan alle betrokkenen van het pensioenfonds door plaatsing op de website vww.pensioenschoonmaak.ni. In deze verklaring gaan we in op de regeling en de organisatie van het pensioenfonds, leggen we het beleggingsbeleid uit en lichten we tot slot de uitvoering van dit beleggingsbeleid toe. 57 2 Over het pensioenfonds 2.1 De doelstelling ... Het verienen van pensioenen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden. Dat is het doel van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. De pensioenregeling die wij bieden is een middelloonregeling. Een deelnemer heeft recht op pensioen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het bestuur heeft de pensioenadministratie en het beleggen van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan externe deskundigen. De pensioenadministratie is uitbesteed aan APG Pensioenen. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB) en andere vermogensbeheerders. Hoe zij dat doen? Dat leest u hieronder. 2.2 De deelnemers ... Het pensioenfonds is bedoeld voor werknemers in de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche. Het pensioenfonds bestond eind 2012 uit 493.586 (gewezen) deelnemers en gepensioneerden: • 121.421 actieve deelnemers; • 353.594 gewezen deelnemers; • 18.571 gepensioneerden. 2.3 Het vermogen ... Het pensioenfonds had eind 2012 een belegd vermogen van 2,8 miljard euro en ontvangt jaariijks ongeveer 181 miljoen euro aan premie-inkomsten. De uitgaande kasstroom voor uitkeringen, kosten en waardeoverdrachten is jaarlijks ongeveer 46 miljoen euro. Per saldo resulteert dit in een extra te beleggen bedrag van ongeveer 118 miljoen euro. Daarnaast wordt het rendement op het vermogen (over 2012: 12%) herbelegd. 2.4 De bestuuriijke organisatie ... Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit acht leden. Het algemeen bestuur met zes stemgerechtigde leden, waarvan • drie leden van werkgeverszijde en • drie leden van werknemerszijde. Het uitvoerend bestuur bestaat uit twee onafhankelijke, professionele bestuurders. Op grond van hun deskundigheid zijn de taken tussen de uitvoerende bestuurders verdeeld in • financiën, controle,risicomanagementen • pensioenbeheer: juridische zaken, govemance en communicatie. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het strategische beleggingsbeleid vast. Ook houdt het bestuur toezicht op de uitvoering van dit beleid. Het bestuur is namelijk eindverantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. 58 2.5 De commissies ... Het bestuur heeft verschillende commissies waarin bestuursleden zitting hebben. Er is een commissie Vermogensbeheer, een commissie Pensioenbeheer en een commissie Communicatie. Voor de verklaring beleggingsbeginselen is de taak van de commissie Vermogensbeheer van belang. Deze commissie adviseert het bestuur. De commissie bestaat uit bestuursleden ondersteund door een zelf aangestelde externe adviseur en specialisten van Syntrus Achmea Vermogensbeheer (SAVB). De taak van de commissie is het beoordelen van de monitoringsactiviteiten en beleidsadviezen van SAVB. De taken van SAVB zijn : • Uitvoering geven aan het door het bestuur vastgesteld beleggingsplan; • Het bestuur advies geven over beleggen; • werkzaamheden externe beleggingsadviseurs coördineren;. 2.6 De deelnemersraad ... Naast het bestuur is er een deelnemersraad. Zij hebben een adviserende rol. Hierin zitten actieve deelnemers namens FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen en een gepensioneerde namens de ouderenorganisatie CSO. De deelnemersraad van het pensioenfonds heeft adviesrecht over het beleggingsbeleid. Dit adviesrecht heeft de deelnemersraad bij het vaststellen van dejaarrekening, het beleggingsplan en de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. 2.7 Het verantwoordingsorgaan ... In het kader van goed pensioenfondsbestuur is in 2009 een verantwoordingsorgaan ingericht. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden. Eén lid vertegenwoordigt de werkgevers, één de werknemers en één de gepensioneerden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid. De bevindingen van het verantwoordingsorgaan worden opgenomen in het jaarverslag, samen met de reactie van het bestuur op deze bevindingen. 59 3 Over de voorwaarden en risico's van het beleggingsbeleid 3.1 De doelstelling ... Het toegezegde pensioen uitkeren. Dat is ons belangrijkste doel. Om dat doel te behalen belegt het pensioenfonds in aandelen, obligaties en andere beleggingsvormen. Uiteraard brengt beleggen risico's met zich mee. Welke risico's dit zijn en hoe we daarmee omgaan, leest u hieronder. 3.2 De uitgangspunten ... Bij het bepalen van ons beleggingsbeleid hanteren wij de volgende uitgangspunten: • Om onze doelstellingen te kunnen realiseren worden beleggingsrisico's genomen. • De beleggingsrisico's die we nemen, nemen we bewust. Ze moeten naar venwachting een bijbehorend hoger rendement opleveren. • We kiezen voor een transparant beleggingsbeleid. Minder transparante beleggingen zijn alleen toegestaan wanneer daar een verantwoorde reden voor is. • We beheersen het renterisico van de dekkingsgraad door een deel van dit risico af te dekken, omdat we de toegezegde pensioenen willen veiligstellen. • Het beheer van het renterisico gebeurt statisch, met de mogelijkheid om hiervan af te wijken wanneer de dekkingsgraad en economische omstandigheden daar aanleiding toe geven. • Wij baseren onze beleggingsportefeuille op ESG-principes. Waar dit niet mogelijk is, moet dat worden uitgelegd.. • Passief beleggingsbeleid heeft onze voorkeur, tenzij aannemelijk is dat actief beleid leidt tot een netto toegevoegde waarde in termen van rendement en risico. • We spreiden onze beleggingen, maar streven daarbij naar eenvoud in het beleggingsbeleid, met als doel risicobeheersing.. 3.3 Het beheersen van beleggingsrisico's ... Beheersen van risico's die het pensioenfonds loopt door het beleggen van het vermogen is een van de onderdelen van ons beleggingsbeleid. De Nederiandsche Bank heeft hiervoor regels opgesteld. Hierin staan grenzen beschreven waarbinnen een pensioenfonds moet beleggen om te voorkomen dat erte grote risico's worden genomen. De Nederiandsche Bank beoordeelt regelmatig hoe hoog de risico's van een pensioenfonds zijn. Ook kijkt de Nederiandsche Bank of het fonds voldoende buffers heeft om tegenvallende ontwikkelingen op te kunnen vangen. 60 Belangrijkste risico's 1. renterisico: De beleggingen en de verplichtingen van het fonds zijn gevoelig voor veranderingen in de rente. Dit renterisico wordt beheerst door de rentegevoeligheid van de beleggingen voor een groot gedeelte af te stemmen op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. 2. aandelenrisico: De aandelenportefeuille is wereldwijd gespreid (gediversifieerd), waardoor ontwikkelingen betreffende individuele bedrijven een verwaarioosbare invloed hebben op de portefeuille, blijft vanzelfsprekend her risico op een sterke daling van de aandelenmarkten. 3. kredietrisico: Dit is het risico dat obligaties van bedrijven en financiële instellingen in waarde dalen, doordat de kredietwaardigheid afneemt. In de gespreide portefeuille wordt uitsluitend geïnvesteerd in bedrijven die voldoende kredietwaardig zijn. De kredietwaardigheid wordt mede gebaseerd op een oordeel van onafhankelijke (rating)bureaus. 4. valutarisico: Het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van de beleggingen beïnvloeden. Door het grootste deel van de beleggingen te doen in Euro's wordt dit risico beperkt, daarnaast wordt het risico op Amerikaanse Dollars, Britse Pond en Japanse Yen door een beleid op valutarisico beperkt. 5. Inflatierisico: Het risico dat inflatie de waarde van de beleggingen aantast (in termen van koopkracht). Inflatie is een wezenlijk onderdeel van ALM-studies, gezien de impact van inflatie op eventuele indexatieverplichtingen. Op basis van de uitkomsten van de ALM studie is besloten dat binnen de beleggingsportefeuille geen directe beheersmaatregelen nodig zijn voor dit risico. De beleggingen in vastgoed en commodities bieden ook op lange termijn hiervoor bescherming. Wij brengen onze beleggingsrisico's in kaart met een Asset Liabiiity Management-studie (ALM). Ook maken we gebruik van een speciale methode om de verdeling van het vermogen over verschillende soorten en regio's te bepalen. Dit is het portefeuille-constructiemodel. Hieronder leest u wat ALM en het portefeuille-constructiemodel inhoudt. Berekenen financiële positie met ALM In een ALM studie wordt berekend hoe de financiële positie van een pensioenfonds zich op de lange termijn kan ontwikkelen, binnen verschillende economische scenario's. Zo schatten wij bijvoorbeeld in hoe groot het risico is dat wij niet aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Ook kijken wij of wij kunnen indexeren en in welke mate en wat daarvoor nodig is in het beleggingsbeleid van het fonds. Risico's beheersen met het portefeuille-constructiemodel Nadat de ALM studie is uitgevoerd, is bekend hoeveel risico het fonds maximaal wil lopen bij het beleggen van het vermogen. Met het portefeuille-constructiemodel wordt daarna onderzocht of het rendement dat het fonds op het vermogen wil halen verbeterd kan worden binnen dezelfde risicogrenzen. Met behulp van dit model wordt de verdeling van het vermogen over verschillende soorten beleggingen onderzocht. De uitkomst hiervan staat in de beleggingsrichtlijnen beschreven. Deze beleggingsrichtlijnen geven dus de grenzen aan waarbinnen de vermogensbeheerder het geld van het fonds moet beheren. Hierna vindt u de afgesproken normportefeuille en bandbreedte voor 2013. 61 Aandelen Obligaties Vastgoed Alternatieven Liquiditeiten Totaal Norm portefeuille 13,8% 69,0 % 10,0% 6,2 % 1,0% 100,0% 62 Ondergrens 8,8 % 64,0 % 5,0 % 1,2 % 0,0% Bovengrens 18,8% 74,0 % 15,0% 11,2% 6,0% 4 Over het vaststellen, uitbesteden en verantwoorden van het beleggingsbeleid 4.1 Het vaststellen ... Acceptabele risico's Het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf bepaalt welke risico's acceptabel zijn. Zij doen dit in overieg met de commissie vermogensbeheer en externe adviseurs van het pensioenfonds. Zo legt het bestuur vast dat de kans dat het risico dat we niet aan onze verplichtingen kunnen voldoen zo klein mogelijk is. Daarna stelt het bestuur het strategisch (meerjaren-)beleggingsbeleid vast. Aangepaste richtlijnen Het bestuur van het pensioenfonds evalueert de beleggingsrichtlijnen tenminste één keer per jaar. Zij stelt elk jaar een beleggingsnota op. Als het nodig is om de richtlijnen aan te passen, dan staan de voorstellen voor aanpassing in deze nota. Hierin staat ook hoe het strategische beleggingsbeleid er voor het komende jaar uitziet. Soms is het nodig tussentijds een aanpassing door te voeren. Dat kan bijvoorbeeld als er grote veranderingen zijn in de situatie van het fonds of op de markt. Het pensioenfonds voert in dat geval eerst een nieuwe ALM studie uit. Gewaardeerde bezittingen Het pensioenfonds waardeert zijn bezittingen op dagbasis tegen de actuele waarde - liefst de beurswaarde. Als het fonds de beleggingen niet tegen de actuele waarde kan waarderen, bijvoorbeeld omdat een onderneming niet op de beurs genoteerd is, dan waardeert het fonds de beleggingen tegen algemeen geaccepteerde waarderingsgrondslagen. 4.2 Het uitbesteden ... Het bestuur van het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Het bestuur kan kiezen voor externe vermogensbeheerders, naast Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Voonwaarde is wel dat zij het risico van uitbesteding aanvaardbaar vinden. Syntrus Achmea Vermogensbeheer maakt gebruik van Strategisch Pensioen Management (SPM) bij het beoordelen van het uitbestedingrisico en het selecteren van vermogensbeheerders. Voor deze beoordeling heeft het bestuur grenzen en objectieve criteria vastgesteld. De commissie Vermogensbeheer houdt daarbij toezicht en rapporteert aan het bestuur. Maar SPM houdt meer in dan het beoordelen en selecteren van vermogensbeheerders. De SPM-dienstverleners adviseren en ondersteunen het bestuur verder bij beslissingen over: 63 • strategie; • risicobeleid en balansmanagement; • beleggingsbeleid; • portefeuilleconstructie. 4.3 Het verantwoorden .. Syntrus Achmea Vermogensbeheer rapporteert periodiek aan het bestuur van het pensioenfonds. De commissie Vermogensbeheer en het bestuur houden met hulp van deze rapportages toezicht. Als het nodig is, sturen ze vervolgens het beleid bij. Syntrus Achmea Vermogensbeheer administreert en consolideert onze beleggingsportefeuille. 64 5 Over gedragscodes 5.1 Geen belangenverstrengeling Integriteit vinden wij belangrijk. Daarom hebben het pensioenfondsbestuur, de directie en de medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer een gedragscode ondertekend. Zo voorkomen wij belangenverstrengeling. Deze gedragscode geldt ook voor externe adviseurs, bijvoorbeeld accountants. Het Nederlands Compliance Instituut controleert of het bestuur en externe adviseurs de gedragscode naleven. 5.2 Kernactiviteiten Het pensioenfonds beperkt zich tot activiteiten in verband met pensioen en werkzaamheden die daar verband mee houden, waardoor deze in lijn zijn met de specifieke taakopdracht en de daarmee samenhangende wettelijk geregelde bijzondere positie die het pensioenfonds heeft. 5.3 Verantwoord beleggen UitaanasDunten De afgelopen jaren heeft het pensioenfonds verder invulling gegeven aan het beleid voor verantwoord beleggen. Als uitgangspunt hanteert het pensioenfonds de principes van de Global Compact van de Verenigde Naties. Deze tien principes zijn gerelateerd aan de mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie. Zij vinden hun oorsprong in internationaal breed geaccepteerde verdragen zoals de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de conventies van de International Labour Organisation. Het beleid voor verantwoord beleggen wordt uitgevoerd door Syntrus Achmea Vermogensbeheer en bestaat uit de volgende onderdelen: - uitsluiten van controversiële wapens en commodities in voedingsprodukten; - engagementen aangaan van dialoog met ondernemingen en - corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Tevens wordt, voor wat betreft private equity, alleen belegd in duurzame private equity fondsen Uitsluiting Het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om niet langer te beleggen in bedrijven die kernwapens, chemische wapens, biologische wapens, antipersoonsmijnen of clusterbommen produceren. Waar mogelijk zijn de aandelen- en vast rentende waardenportefeuilles hier op afgestemd. Voor beleggingen in grondstoffen heeft het fonds ervoor gekozen agrarische grondstoffen hiervan uit te sluiten met oog op ongewenste sociale gevolgen hiervan. 65 Engagement Het doel van engagement is om ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt aan te sporen tot beter gedrag en om aandeelhouderswaarde te creëren. Aan de hand van thema's gaat het pensioenfonds de dialoog aan met ondernemingen. Het pensioenfonds spoort ondernemingen die slecht scoren op deze thema's aan om hun gedrag te verbeteren. In het halfjaarverslag Verantwoord Beleggen staan de namen van ondernemingen vermeld waarmee trajecten zijn opgezet. Dit verslag is gepubliceerd op de website van het pensioenfonds. Corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Het pensioenfonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen overte dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Zo is het pensioenfonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea Vermogensbeheer maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Riskmetrics Institutional Shareholders Services (ISS). ISS houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes zoals die van de OECD (Organisation for Economie Co-operation and Development) en het ICGN (International Corporate Governance Netwerk). Daarnaast houdt ISS in iedere afzonderiijke markt rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate govemance. Verantwoording stemactiviteiten Op de website van het pensioenfonds staat vermeld hoe er per aandeelhoudersvergadering werd gestemd. Elk kwartaal publiceert het pensioenfonds daarnaast een verslag op de website. Hierin bespreekt het de stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate govemance. Rapportage Het pensioenfonds rapporteert elk halfjaar op zijn website over het gevoerde beleid voor verantwoord beleggen. De website bevat daarnaast informatie over het uitsluitingsbeleid en het stembeleid. 66 BIJLAGE 4: FINANCIEEL CRISISPLAN 67 68 Financieel crisisplan BPF Schoonmaak- & Glazenwassersbedrijf In dit document is het financieel crisisplan van Stichting BPF Schoonmaak- & Glazenwassersbedrijf (hierna: het fonds) beschreven op grond van de beleidsregel van De Nederiandsche Bank inzake opstellen crisisplan die vanaf 10 december 2011 van kracht is geworden. In het plan worden de (nood)maatregelen beschreven, die het bestuur op korte termijn kan treffen indien het fonds in een financiële crisis terecht komt. Wanneer is er volgens het bestuur van het fonds sprake van een financiële crisis? Het fonds heeft ten doel het verienen van pensioenen aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen. Wanneer de dekkingsgraad van het fonds te laag is kan deze doelstelling in gevaar komen en is er sprake van een financiële crisis. De volgende situaties worden onderscheiden: a. Milde crisis (calamiteit) bij het ontstaan van een reservetekort, dat wil zeggen een dekkingsgraad lager dan de vereiste dekkingsgraad. De vereiste dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2012 111,1%. b. Forse crisis bij het ontstaan van een dekkingstekort, dat wil zeggen een dekkingsgraad lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. De minimaal vereiste dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2012 104,6%. Maandelijks wordt de dekkingsgraad gerapporteerd aan het bestuurvan hetfonds. Aan de hand van deze rapportage kan vastgesteld worden of er sprake is van een crisissituatie als onder a) of b). In dit financieel crisisplan wordt de forse crisis behandeld. Naast de hierboven aangeduide crisissituaties kan er sprake zijn van een situatie waarin de dekkingsgraad in korte tijd zeer scherp daalt zonder dat deze onder de vereiste dekkingsgraad komt. Indien deze situatie zich voordoet zal het bestuur overieggen of noodmaatregelen nodig zijn. Dit crisisplan is evenwel niet van toepassing op een dergelijke situatie. Wat is de kritische dekkingsgraadgrens? Indien het fonds in dekkingstekort raakt, moet er een kortetermijnherstelplan worden opgesteld. In dit plan dient het fonds aan te tonen, dat het in staat is het dekkingstekort op te heffen binnen de wettelijke termijn van driejaar na ontstaan hiervan. De kritische grens van de dekkingsgraad is het niveau, waaronder het fonds dit dekkingstekort niet meer in de resterende tijd van het plan kan opheffen, zonder maatregelen te treffen die verder gaan dan het reguliere premie-, toeslag- en beleggingsbeleid. In het bijzonder moet gedacht worden aan het veriagen (korten) van opgebouwde pensioenen. Deze maatregelen worden in paragraaf 5 nader beschreven. Voorbeeld: De kritische dekkingsgraad is de dekkingsgraad, waarbij korten nog de enige mogelijkheid is, gegeven het huidige beleid. De kritische dekkingsgraad is voornamelijk afhankelijk van het overrendement en de lange rente. Het fonds heeft vastgesteld dat de kritische dekkingsgraad ultimo 2012 102,1% bedraagt. NB: Conform het huidige kortetermijnherstelplan heeft het fonds slechts tot eind 2013 om te herstellen tot de minimaal vereiste dekkingsgraad. De kritische dekkingsgraad is met name afhankelijk van het overrendement en de lange rente: • Een lagere marktrente correspondeert met een hogere kritische dekkingsgraad en vice versa. 69 • • Een hoger overrendement correspondeert met een lagere kritische dekkingsgraad en vice versa Hoe korter de resterende hersteltijd, hoe hoger de kritische dekkingsgraad. In onderstaande tabel wordt het verband tussen rente enerzijds en rendement anderzijds getoond, in relatie tot de kritische dekkingsgraden. De tabel toont de kritieke grenzen tot afloop van de kortetermijn herstelperiode van 3 jaar. Als voorbeeld: bij een iange rente van 2% en een overrendement van 3%, bedraagt de kritische dekkingsgraad 104,5%. Bij deze dekkingsgraad wordt aan het einde van 3 jaar, zonder aanvullende maatregelen, een dekkingsgraad van ten minste 104,6% verwacht. Overrendement Lange rente 1,0% 1,5% 2,0% 2,5% 2,0% N/A N/A N/A N/A 2,5% N/A N/A 103,7% 102,1% 3,0% 103,4% 101,9% 100,3% 98,8% 3,5% 100,6% 99,1% 97,6% 96,1% 4,0% 98,2% 96,7% 95,3% 93,9% 4,5% 96,2% 94,8% 93,4% 92,0% 5,0% 94,6% 93,2% 91,8% 90,4% NA= not applicable De feitelijke situatie per ultimo 2012: overrendement dekkingsgraad bedraagt ca. 102,1 %. 3,0% 104,5% 100,6% 97,4% 94,7% 92,5% 90,6% 89,1% 3,5% 103,0% 99,1% 95,9% 93,3% 91,9% 89,3% 87,8% 4,0% 101,4% 97,6% 94,5% 91,1% 89,8% 88,0% 86,5% 2,3% en lange rente 2,6%. De kritieke Op welke manier tracht het bestuur van het fonds een financiële crisis te voorkomen? Risicobeleid Het lopen van risico's hoort bij de uitvoering van een pensioenregeling. Beheersing van deze risico's is hierin van wezenlijk belang. Het fonds hanteert een systematische aanpak om risico's te beheersen. Het doel is daarmee te komen tot integraal risicomanagement. Het risicobeleid bestaat uit 3 elementen: de governancestructuur, de risicomanagementcyclus en het risicobeheerskader: • De governancestructuur beschrijft welk partijen betrokken zijn bij het risicomanagement van het fonds en welke rol(len) zij vervullen. • De risicomanagementcyclus beschrijft het model en de aanpak die het fonds hanteert om invulling te geven aan risicomanagement. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een Plan, Do, Check, Act cyclus gericht op risicomanagement. Het bestuur laat elk kwartaal een risicorapportage opstellen. Aan de hand van deze risicorapportage worden derisico'svan het fonds door het bestuur getoetst. • Het risicobeheerskader bevat alle relevante onderkende risicocategorieën (gebaseerd op FIRM) inclusief het te voeren beleid en bijbehorende beheersmaatregelen. Tevens is hierin benoemd middels welke rapportages het bestuur over (de beheersing van) haar risico's wordt geïnformeerd. In dit beleidsdocument worden verschillende middelen genoemd om risico's in kaart te brengen. Drie daarvan, de ALM-studie, de jaariijkse normportefeuille en de Continuïteitsanalyse, worden hieronder uitgelicht: 70 • ALM-studie Het fonds voert periodiek (in beginsel elke drie jaar) een ALM-studie uit. Eind 2010 heeft het fonds een ALM-studie laten uitvoeren, gevolgd door een portefeuilleconstructie studie in 2011. Door middel van een ALM-studie wordt inzicht verkregen in de relaties tussen beleggingen onderiing en in relatie tot de verplichtingen van het fonds, de pensioenambities, het premieniveau en tussen rendement en risico. De ALM-studie biedt inzicht in de risicofactoren op kortere en langere termijn die zich voordoen bij verschillende economische scenario's. Aan de hand van de ALM-studie zoekt het bestuur naar een evenwichtig premie-, beleggings- en toeslagbeleid. Op basis van de ALM-analyse komt daarom onder meer een strategische beleggingsmix tot stand, waarmee de risicohouding (de risicobereidheid en de afweging tussen rendementen risico) impliciet is vertaald naar strategisch beleggingsbeleid. • Jaarlijkse normportefeuille Het bestuurvan het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategisch beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de jaariijks vastte stellen normportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). • Continuïteitsanalyse De continuïteitsanalyse is een stochastische (ALM) analyse met een tijdshorizon van 15 jaar. De continuïteitsanalyse heeft als doel om: O Inzicht te krijgen in de financiële risico's op lange termijn; O Keuzes ten aanzien van feitelijke premie en toeslagenbèleid te onderbouwen; O Eventueel te dienen als basis voor een lange termijn herstelplan. Sturen op risico Naast bovenstaand beleid kent het fonds beleid onder de naam 'Sturen op Risico'. Bij dit beleid worden diverse risico's onderscheiden die de dekkingsgraad van het fonds beïnvloeden waaronder monetair risico, politiek risico en marktrisico. Deze risico's worden periodiek gekwantificeerd en dienen zich binnen bepaalde bandbreedtes te bewegen teneinde te voorkomen dat het fonds in een crisissituatie terecht komt. Hiertoe is er een vastgelegd plan van aanpak bij overschrijding van de gedefinieerde bandbreedte. Monitoren van risico's Via rapportages en notities wordt het bestuur geïnformeerd over de werking van beheersmaatregelen uit het risicobeheerskader. Zodoende krijgt het bestuur inzicht in de mate waarin zij 'in control' is. 71 Welke reguliere sturingsmiddelen staan het bestuur (in een financiële crisis) ter beschikking en wat is het effect van deze sturingsmiddelen? De belangrijkste reguliere sturingsmiddelen van hetfonds zijn: • het premiebeleid, • de pensioenregeling • het toeslagbeleid en • het beleggingsbeleid. Premiebeleid De kracht van het premiestuur is bij het fonds beperkt. Op basis van het deelnemersbestand per eind 2011, leidt een toename van de jaarpremie met 1%-punt, tot een jaariijkse stijging van de dekkingsgraad met 0,3%-punt. Het fonds stelt de hoogte van de premie voor de pensioenregeling vast en wijzigt deze zo nodig, na overieg met CAO-partijen. Verhoging van de premie is in beginsel voor onbepaalde tijd maar wordt normaals gesproken jaariijks opnieuw vastgesteld. Pensioenregeling Het fonds stelt het pensioenreglement voor de pensioenregeling vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en het uitvoeringsreglement. Hierbij is de RAS voor het fonds het aanspreekpunt van de CAO-partijen. Het fonds adviseert via de RAS de CAO-partijen over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereenkomst als het fonds een dergelijke wijziging van het pensioenreglement wenselijk vindt. Een versobering van de pensioenregeling kan, onder gelijktijdige handhaving van het premieniveau, een bijdrage leveren aan herstel. Bij veriaging van het opbouwpercentage kan onderscheid gemaakt worden tussen een verlaging voor één jaar waarbij het daarop volgende jaar de opbouw weer op het oude niveau komt te liggen en een permanente veriaging. Ten aanzien van een dergelijke versobering van de regeling geldt het volgende: Maatregel Aanpassing Veriagen van het opbouwpercentage Verhogen van de pensioenleeftijd -0,1% opbouw +ljaar , dekkingsgraad 0,4% per jaar 0,3% per jaar Het feit dat de bevoegdheid tot verandering van de regeling niet bij het bestuur ligt, beperkt de inzetbaarheid van deze maatregel. Toeslagbeleid De pensioenen worden alleen verhoogd indien en voor zover de middelen van het fonds dit naar het oordeel van het bestuur -gehoord de adviserend actuaris- toelaten. Alle pensioenen worden dus voorwaardelijk geïndexeerd. De mate van toeslagveriening is afhankelijk gesteld van de hoogte van de dekkingsgraad ultimo het voorafgaande jaar. In een crisissituatie waarbij de dekkingsgraad onder de minimaal vereiste dekkingsgraad komt te liggen, is het toeslagbeleid daarom geen extra sturingsmiddel. Immers volgens het huidige toeslagbeleid worden geen toeslagen verieend bij een dekkingsgraad ultimo enig jaar onder de 105% en beperkte toeslagen zolang de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad + 5%. Het toeslagbeleid dient daarom vooral als één van de middelen om te voorkómen dat de dekkingsgraad onder het vereist eigen vermogen daalt. 72 Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid is er mede op gericht om, door middel van rendement, een financiële crisis bij het fonds te voorkomen en tevens één van de belangrijkste middelen om uit een dergelijke financiële crisis te geraken. Overigens kan het beleggingsbeleid bij een dekkingstekort niet aangepast worden, als dit leidt tot een hoger risico. Wel kan het bestuur bij een milde crisis door een tijdelijke aanpassing van het beleggingsbeleid, in situaties waarin de risico's naarverwachting zullen toenemen, deze risico's beperken. Welke aanvullende (nood)maatregel kan het bestuur treffen in geval van een financiëie crisis, naast de reguliere sturingsmiddelen? Indien de reguliere sturingsmiddelen niet voldoende zijn of niet (geheel) inzetbaar blijken, dan kan het bestuur als uiterste noodmaatregel een korting van pensioenen aankondigen. De mogelijkheid van korten is ook vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds. Het kortingsbeleid van het fonds wordt hierna beschreven. Kortingsbeleid Op het moment dat een kortetermijnherstelplan van kracht is, stelt hetfonds ieder jaar vast ofhet zich nog boven de kritische grens bevindt. Indien de dekkingsgraad van het fonds ultimo enig jaar gelegen is onder de kritische grens, zal het bestuur vaststellen of alle sturingsmiddelen reeds ten volle zijn ingezet (met de beperking dat de inzet hiervan de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of werkgevers niet onevenredig schaadt) dan wel dat een korting op pensioenaanspraken overwogen moet worden. Het bestuur raadpleegt, voorafgaand aan een besluit hierover, sociale partners en de deelnemersraad. Na raadpleging neemt het bestuur een gemotiveerd besluit over een (voorgenomen) korting van pensioenaanspraken en/of inzet van andere sturingsmiddelen om tijdig het dekkingstekort op te kunnen heffen. Indien (enkel of onder meer) een voorgenomen besluit tot korten wordt genomen, zal het fonds, bij gebleken onafwendbaarheid hiervan, na de wettelijk vastgestelde termijnen, overgaan tot het korten van pensioenaanspraken zodat alsnog uitgekomen wordt op een dekkingsgraad ter hoogte van de mininaal vereiste dekkingsgraad van 104,6% (niveau 2012). Afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad is een bepaalde korting noodzakelijk: Dekkingsgraad einde herstelperiode Benodigde korting tot MVEV 104,6% 100,0% 95,0% 90,0% 85,0% 0,0% 4,4% 9,2% 14,0% 18,7% Bij de besluitvorming over een te nemen kortingsmaatregel richt het bestuur zich naar de belangen van alle bij hetfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur houdt daarbij rekening met de volgende aspecten: • De belangen van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgevers worden niet onevenredig geschaad. • De kortingsmaatregel is op zichzelf en in samenhang met de andere herstelmaatregelen niet disproportioneel en onredelijk. • De mogelijkheden om in toekomst de kortingsmaatregel te compenseren. 73 • • De (verwachte) ontwikkelingen in het verieden en de toekomst. Een objectieve rechtvaardiging voor het verschil in behandeling van verschillende groepen belanghebbenden. Het fonds motiveert waarom bij genomen maatregelen sprake is van evenwichtige belangenbehartiging. Hierbij liggen overwegingen ten grondslag die in paragraaf 7 nader uitgewerkt zijn. Onderstaande tabel laat zien welke groepen deelnemers en werkgever door bepaalde maatregelen geraakt worden. Een +/+ betekent dat deze groep door de maategel in meer of minder mate wordt geraakt, terwijl een -/- betekent dat de groep niet of nagenoeg niet wordt geraakt. Maatregel Premieverhoging Toekomstige opbouw Opbouw% lager Pensioenleeftijd hoger Geen toeslagen Korten aanspraken Combinatie Werkgever Actieven +/+ -/- +/+ +/+ -/-/+ +/+ +/+ + Slapers -/-/- Gepensioneerden -/-/- +/+ +/+ +/+ + +/+ + Hetfonds hanteert in beginsel een uniforme, procentuele korting, waarbij alle opgebouwde pensioenen van alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met hetzelfde percentage worden gekort. Aan de hand van analyses van (inkomens)effecten gaat het bestuur na of dit beleid in voldoende mate evenwichtig is. De korting wordt niet eerder toegepast dan wanneer deze onherroepelijk is geworden. Dit wil zeggen niet eerder van dan voor het einde van het korte termijn herstelplan. Daarnaast zal de korting gecommuniceerd dienen te zijn naar alle belanghebbenden met inachtneming van de termijnen die daarvoor gelden. Eea houdt in indien noodzakelijk de korting geëffectueerd zal worden één kwartaal na het einde van het korte termijn herstelplan. Samenvatting maatregelen Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de hierboven behandelde crisismaatregelen in volgorde van prioriteit. Zoals al aangegeven is het korten van aanspraken een ultieme maatregel en daarom staat deze onderaan. Crisismaatregel Aanpassen beleggingsbeleid Verhogen premie Versoberen (opbouw) Versoberen (richtleeftijd) Korten Uitwerking Verhogen overrendement Verhoging van de premie met 1,0%-punt Veriagen van de opbouw met 0,1% Verhogen van de pensioenrichtleeftijd met Ijaar Uniforme korting van de aanspraken met 1% 74 Impact op DG ntb Effectiviteit - 0,3%-punt Jaariijks 0,4%-punt 0,3%-punt Jaariijks of eenmalig Jaariijks 1,01%-punt Eenmalig Hoe luidt de besluitvormingsprocedure bij een financiële crisis? In de besluitvorming rond financiële crisissituaties kunnen twee trajecten worden onderscheiden. Ten eerste worden er tijdens reguliere bestuursvergaderingen besluiten genomen, over onder meer de hoogte van premies en toeslagen, het beleggingsbeleid, herstelplannen en evaluaties daarvan en kortingsmaatregelen. In geval van urgentie kan het bestuur besluiten eerder bij elkaar te komen. Het draaiboek voor de te volgen stappen ln het proces om te komen tot een korting kunnen de volgende stappen worden onderkend: # Omschrijving 1. 2. Vaststellen noodzaak tot aanvullende maatregelen. Nagaan mogelijkheid andere aanvullende sturingsmiddelen dan korten. Vaststellen noodzaak tot korten. 3. 4. 5. Betrokken partijen naast het Bestuur 6. 7. 8. Vaststellen omvang korting. Invulling korting en toetsing evenwichtige belangenafweging. Invulling compensatiemogelijkheden toekomst. Actualisering herstelplan. Vooriopig kortingsbesluit. 9. 10. 11. Informeren andere stakeholders Informeren overeenkomstig de Pensioenwet. Definitief kortingsbesluit (effectuering). CAO- partijen Deelnemersraad (advies) Deelnemersraad (advies) Deelnemersraad (advies) Doorlooptijd/ planning 1-4 weken 1 - 3 maanden 1 - 4 weken 1 - 4 weken 1 - 2 maanden 1 - 2 maanden 1 - 4 weken 1 - 4 weken 1 - 4 weken 1 - 2 maanden 1 maand Gedurende het proces zal communicatie richting de betrokkenen dooriopend onder de aandacht staan. Het verantwoordingsorgaan zal tijdens het proces worden geïnformeerd. 75 Hoe bewaakt het fonds de evenwichtige belangenbehartiging tussen de diverse stakeholders bij het treffen van (nood)maatregelen? Het bestuur richt zich bij het bepalen van een noodmaatregel en/of kortingsbesluit naar de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgevers. Het bestuur dient ervoor te zorgen dat de belangen van deze groepen door het bestuur evenwichtig worden behartigd. Bij de invulling van deze (open) norm kan het bestuur de volgende criteria hanteren: effectiviteit, proportionaliteit, solidariteit en continuïteit. Het beleid dient de toets aan deze aspecten te doorstaan wil sprake zijn van evenwichtige belangenafweging. a. Effectiviteit De maatregelen (inclusief eventuele kortingsmaatregelen) dienen effectief te zijn in termen van herstel van de dekkingsgraad. b. Proportionaliteit De maatregelen (inclusief eventuele kortingsmaatregelen) dienen proportioneel te zijn. Er dient evenwicht te zijn tussen de impact op de diverse doelgroepen en de herstelkracht die van de maatregel uit gaat. c. Solidariteit Bij het aspect solidariteit dient gedacht te worden aan bijdragen van verschillende doelgroepen. De lasten dienen evenwichtig te worden verdeeld. Dit betekent o.a. dat een maatregel (i.c. een kortingsmaatregel) niet alleen op zichzelf dient te worden beoordeeld maar ook in samenhang met andere (eerder) genomen maatregelen. Opgemerkt dient te worden dat de omvang van de kortingsmaatregel van invloed kan zijn op de keuze voor een bepaalde kortingsmaatregel en de bijdrage die bepaalde groepen in dat geval leveren. d. Continuïteit Het bestuur dient zich bij de besluitvorming over mogelijke maatregelen ter verbetering van een ongunstige financiële positie van het fonds te oriënteren op haar visie op pensioen en op het toekomstige pensioencontract. De kortingsmaatregel dient gerechtvaardigd te zijn tegen de achtergrond van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van het pensioencontract. Tevens wordt verwezen naar paragraaf 5, waarin het kortingsbeleid en de processtappen daarbij zijn uitgewerkt. 76 Hoe is de communicatie aan de stakeholders geregeld? Het fonds beschikt over een Protocol crisiscommunicatie. Dit protocol geeft aan hoe -communicatiefte handelen in een crisissituatie, al dan niet van financiële aard. Door de uitvoering van dit protocol zal rust en duidelijkheid ontstaan in de interne en externe communicatie van het fonds. In het geval van een financiële crisis treedt, in het veriengde van de uitvoering van het financiële crisisplan, het Protocol crisiscommunicatie in werking. Het crisisteam bestaat uit: • Accountmanager (coördinator) • Dagelijks bestuur (voorzitter en secretaris) • Uitvoerend bestuur • Communicatieadviseur Communicatie over het crisisplan Het crisisplan wordt - in twee verschijningsvormen - als download via de website van het fonds beschikbaar gesteld aan alle belanghebbenden. Naast een formele ('technische') vorm bestaat een populaire vorm (kort, niet technisch, taalniveau van de deelnemer). Daarnaast wordt in reguliere periodieke middelen (magazines, nieuwsbrieven) eenmalig aan alle belanghebbenden gecommuniceerd dat het fonds een crisisplan heeft. Centrale boodschap: "het fonds heeft een financieel crisisplan. U kunt dat opvragen bij het fonds, inzien of downloaden van de website van het fonds". Communicatie tijdens executie van het plan In het protocol crisiscommunicatie is vastgelegd dat "het crisisteam bepaalt welke communicatiemiddelen er intern en extern ingezet worden. De eindverantwoordelijkheid voor de goedkeuring van de inhoud wordt gedragen door de voorzitters. Afhankelijk van de omvang van de crisis maakt het crisisteam een keuze welke doelgroepen er geïnformeerd moeten worden". Hoe en wanneer wordt het crisisplan getoetst en bijgesteld? Het crisisplan wordt, na goedkeuring door het bestuur, opgenomen in de ABTN. Het crisisplan wordt jaariijks bij de update van de ABTN op actualiteit beoordeeld en zo nodig aangepast. Herstel en herstelmaatregelen Het fonds heeft besloten geen specifiek beleid op te stellen ten aanzien van herstelmaatregelen die getroffen zouden kunnen worden bij voldoen herstel van de dekkingsgraad. Dat wil zeggen dat eenmaal genomen herstelmaatregelen niet zondermeer teruggedraaid zullen worden. 77 78 I BIJLAGE 5: RICHTLIJNEN STAATSOBLIGATIES EN NIET-STAATSOBLIGATIES EN AANDELEN NOORD AMERIKA 79 80 staatsobligaties en Niet-Staatsobligaties Benchmark • Staatsobligaties: lboxx EUR sovereign customized index met 75% kernlanden en 25% overige landen en lboxx sub-sovereign: 31.4% IBoxx € Sovereign Germany All Maturities 18.9% IBoxx € Sovereign France All Maturities 12.6% IBoxx € Sovereign Netherlands All Maturities 1.5% IBoxx € Sovereign Austria All Maturities 1.0% IBoxx € Sovereign Finland All Maturities 1.0% IBoxx € Sovereign Ireland All Maturities 5.9% IBoxx € Sovereign Spain All Maturities 2.9% IBoxx € Sovereign Belgium All Maturities 8.8% IBoxx € Sovereign Italy All Maturities 16% IBoxx € sub-sov All Maturities • Niet-Staatsobligaties: 61% iBoxx EUR non-sovereign corporate, 39% iBoxx EUR non-sovereign collateralized. Rebalancing frequentie: leder kwartaal vindt rebalancing plaats naar de gewichten voor de ondeHiggende landen • • • Een nadere specificatie van de customized index is te vinden in de benchmark tabel. Ingangsdatum mandaatrichtlijnen: 01-05-2013. Algemeen Restricties Kredietwaardigheid • Bij het gebruik van ratingrestricties wordt uitgegaan van de Syntrus Achmea Composite rating (gemiddelde beschikbare rating van Moody's, S&P en Fitch). • Bij een passieve overschrijding van een ratinglimiet heeft de beheerder 6 maanden de tijd om de portefeuille terug in lijn te brengen met de afspraken. Duratie De modified duration van de portefeuille mag maximaal 1 punt afwijken van de benchmark. Overige Securities lending van obligaties is niet toegestaan. Derivaten • Met behulp van afgeleide instrumenten mogen long en short posities worden ingenomen. • Eventuele valutaexposure zal naar inzicht van de portefeuillemanager al dan niet afgedekt worden. • Toegestane derivaten zijn: Futures, FX Forwards, Credit Default Swaps en Rente swaps. Risicobudget • Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor de liquide beleggingscategorieën wordt gestreefd naar een ex-ante tracking error met een 1jaars horizon van maximaal 2%. 81 staat Beleggingsuniversum • • Het beleggingsuniversum bestaat uit alle Euro staatsobligaties van alle landen van de Eurozone. Buiten de benchmark mag tevens belegd worden in staatsleningen van: Noorwegen, Zwitseriand, Denemarken, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Australië, Nieuw Zeeland, Verenigde Staten, Canada, Japan en Singapore. • De staatsobligaties dienen gedenomineerd te zijn in de officiële valuta van het betreffende land of in EUR. Restricties Absolute limieten • • • • De positie van liquide middelen bedraagt maximaal 3% van de totale staatsportefeuille. De positie van staatsobligaties van landen buiten de Eurozone per issuer bedraagt maximaal 3% van de totale staatsobligatieportefeuille. De allocatie naar elk in de benchmark genoemd land mag met maximaal 10 procentpunt afwijken van de vastgelegde weging in de benchmark. De totale positie van staatsobligaties buiten de Eurozone bedraagt maximaal 10% van de totale staatsobligatieportefeuille. Kredietwaardigheid • Alle staatsobligaties en toegestane supranationals hebben een minimale Syntrus Achmea composite rating van BBB-. • Alle niet in Euro gedenomineerde staatsobligaties hebben een minimale Syntrus Achmea composite rating van AA-. Niet-staat Beleggingsuniversum • Het beleggingsuniversum bestaat uit alle issuers welke binnen de benchmarkdefinitie vallen. Restricties Kredietwaardigheid • • Alle niet-staatsobligaties hebben een minimale Syntrus Achmea composite rating van BB-. De ratingrestricties die voor niet-staatsobligaties euro gelden staan in onderstaande tabel. Restricties Niet-staatsobligaties eu ^•Li£dL±il-Lil'iLLil::liLhl^ Kredietwaardigheid Bandbreedte (op basis van Syntrus Achmea ten opzichte van Composite rating) Benchmark verdeling AAA AA A BBB BB (procentpunten) +/-7.5% +/-7.0% +/-6.5% +/-5.0% +/-2.0% 82 Maximum Debiteur Maximum Lening 20.00% 10.00% 5.00% 3.00% 0.75% 10.00% 7.50% 5.00% 3.00% 0.75% Aandelen Noord Amerika 1. Beleggingsdoelstelling: Het mandaat heeft als doel door actief beheer een extra rendement te behalen ten opzichte van de benchmark. Het streven is om in het mandaat volledig belegd te zijn in aandelen. Gestreefd wordt naar een gemiddelde tracking error van 1%. De maximale ex-ante tracking error is 2,5%. 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen: • • • • Beursgenoteerde aandelen uitgegeven door ondernemingen die gevestigd zijn in de Verenigde Staten van Amerika of waarvan de aandelen zijn genoteerd aan één of meerdere gereguleerde effectenbeurzen in de Verenigde Staten. Maximaal 5% van het poolvermogen mag worden belegd in ondernemingen die zijn gevestigd in Canada. ETF's (Exchange traded funds) voor zover genoteerd aan een gereguleerde effectenbeurs in de Verenigde Staten en voor zover het ETF belegt in aandelen zoals hierboven beschreven. Instrumenten die afgeleid zijn van de instrumenten van het beleggingsuniversum. 3. De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: • • • Maximale overweging is 5% punt voor een individuele onderneming ten opzichte van het gewicht van de onderneming in de benchmark. Indien een onderneming niet is vertegenwoordigd in de benchmark is de maximale weging van die onderneming 5% van het vermogen. Maximale over- of onderweging is 10% punt voor een sector ten opzichte van het gewicht van de sector in de benchmark (op basis van de Global Industry Classification Standard definitie). Er kunnen tijdelijk liquide middelen aanwezig zijn. Dit is niet meer dan 5% van het vermogen. Er kan tijdelijk debetstand op de rekening ontstaan. Dit is niet meer dan 5%. 4. Gebruik van derivaten: • Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van derivaten die afgeleid zijn van het beleggingsuniversum; warrants, rights, opties, futures en swaps. 5. De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn de volgende: • • • Er worden geen ongedekte call opties geschreven. Het schrijven van put opties is toegestaan tegenover uitstaande liquiditeiten. De economische exposure naar de Amerikaanse aandelenmarkt zal ook na het gebruik van derivaten nooit meer bedragen dan 100% van het vermogen. 6. Benchmark: De gehanteerde benchmark is MSCI USA (net dividends reinvested). 83 84 BJILAGE 6: LJIST VAN ONDERNEMNIGEN DEI BETROKKEN ZJIN BJI DE PRO VAN CLUSTERMUN T E I AEROTECH ALLIANTTECHSYSTEMS ARYT INDUSTRIES ASHOTASHKELON HANWHA CORPORATION KAMAN CORP. LOCKHEED MARTIN CORP. NORINCO POONGSAN CORPORATION SINGAPORE TECHNOLOGIES SPLAV STATE RESEARCH TEXTRON 85
© Copyright 2024 ExpyDoc