Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen Juli 2014 | editie 2 | En hier is….. …de digitale nieuwsbrief pensioenen, editie 2! Met actuele informatie over ontwikkelingen in ‘pensioenland’. Met een indruk van de mening die CNV Vakmensen heeft over die ontwikkelingen. Deze keer ook een verhaal over het voornemen van de pensioenafdeling om zijn kennis te delen, volgens de breng- en haalmethode. Deze nieuwsbrief is een vorm van brengen. Maar waar kun je nu jouw kennis halen op het moment dat je deze nodig hebt? Daarom ook een geheugensteuntje waar al die pensioenbestuurders ook al weer actief zijn. Veel leesplezier. Opnieuw geldt de uitnodiging om te reageren. Om duidelijk te maken of je blij wordt van deze info. Of om bijvoorbeeld aan te geven of er een pensioenthema is dat, volgens jou, best nog eens extra aandacht verdient in zo’n nieuwsbrief. Nieuwe pensioenopbouw gaat 2015 in De verlaging van de pensioenopbouw is definitief. De Eerste Kamer stemde dinsdag 27 mei in met het wetsvoorstel dat het belastingvrij pensioensparen verlaagt van 2,15 naar 1,875 procent. De verlaging houdt in dat werknemers na 42 jaar werken ongeveer 78 procent van hun gemiddelde salaris hebben opgebouwd als pensioen. De nieuwe regels gelden per 1 januari 2015. Nu is nog een belastingvriendelijke pensioenopbouw mogelijk tot 86 procent. De nieuwe verlaagde opbrengst geldt voor alle werknemers die per 2015 beginnen aan hun ‘pensioenloopbaan’. De verlaagde inleg geldt weliswaar voor iedereen. Maar oudere werknemers hebben al jaren premie ingelegd volgens het oude, hogere tarief. Zij zullen daarom minder hinder ondervinden van de nieuwe maatregel. Het CNV is niet onverdeeld gelukkig met de uitslag in de Eerste Kamer. CNVvoorzitter Maurice Limmen: “Jongeren kunnen straks veel minder pensioen opbouwen. Hoewel het voorstel dat nu is aangenomen door de Eerste Kamer een verbetering is ten opzichte van het vorige, blijft het jammer dat de politiek gekozen heeft voor een opbouwpercen- tage onder de 2 procent.” nu nog 86 procent is. Daarnaast kunnen inkomens boven de 100.000 euro vanaf 2015 niet meer belastingvrij sparen. Limmen: “Ik hoop dat de Kamerleden de komende jaren in ieder geval goed in de gaten houden hoeveel pensioen jongeren in de praktijk opbouwen. Ik maak mij in dat kader des temeer zorgen om de nu al hoge jeugdwerkloosheid, de vele tijdelijke contracten en andere flexibele constructies waarin voornamelijk jongeren weinig pensioen opbouwen.” Beperking De ruimte om pensioen op te bouwen wordt flink beperkt. In 2014 mag er nog maximaal 2,15 procent van het jaarsalaris voor de pensioenopbouw worden gespaard zonder dat daarover belasting moet worden betaald. Vanaf 1 januari 2015 is dat nog maar 1,875 procent. Na 42 jaar onafgebroken werken (pensioenleeftijd is dan inmiddels opgeschroefd tot 67 jaar) kan iemand dus ongeveer een pensioen krijgen van 78 procent van het gemiddelde verdiende salaris, terwijl dat Pensioengat Pensioenbestuurder Aart van den Brink van CNV vakmensen voegt nog een belangrijke waarschuwing toe aan de besluitvorming in de Eerste Kamer. “Vanuit de pensioenwereld maakten we vooral bezwaar tegen de verplichte premieverlaging omdat het hier niet om nettobedragen gaat. Daarmee bedoel ik dat de uiteindelijke opbrengst vaak niet het percentage is dat nu wordt genoemd. Met de huidige inleg kwam menigeen aan het einde van het werkzame leven uit op circa 50 procent pensioen van het gemiddelde loon. Dit vanwege gaten in de pensioenopbouw door tussentijdse werkloosheid, baanverandering of anderszins. Dat percentage zal dus ook ongunstiger uitvallen onder de nieuwe reglementen.” Jonge leden zoeken voor verantwoordingsorganen Verantwoordingsorganen, het zijn de toezichthouders van de toezichthouders. Hûh? In de nieuwe pensioenwet moeten besturen van pensioenfondsen verantwoording afleggen aan de zogenoemde verantwoordingsorganen (VO). In die laatste hebben werknemers en werkgevers zitting. Werknemers van wie de tijdelijk afgestane pensioenpremie wordt beheerd door die pensioenfondsbesturen. Daarbij telt zwaar dat de belangen van jonge en oude(re) werknemers evenwichtig worden behartigd door de pensioenfondsbestuurders. En hoe kun je dat nu beter laten toetsen dan door in zo’n VO zitplaatsen te creëren voor oude én jonge werknemers? Goed plan dus om beide groepen te benaderen voor het leveren van kandidaten voor het VO. En daar begint het probleem: “Pensioen is niet sexy” – om de woorden van bondsvoorzitter en Pensioenfederatie-bestuurslid Arend van Wijngaarden te gebruiken. En inderdaad, het vinden én benoemen van jonge leden in zo’n VO is een probleem gebleken. Pensioenlab Maar daar is inmiddels wat op gevonden. In samenwerking met CNV Jongeren is connectie gemaakt met het PensioenLab. Dat is een initiatief van jongeren van zowel CNV, FNV als MHP. Een plek om jongere werknemers klaar te stomen voor pensioenwerk. In het Pensioenlab worden deelnemers opgeleid tot een zeker basisniveau (SPO1). Zodat ze kunnen beoordelen of communicatie over pensioenen of beleid met pensioengeld wel voldoende jongere-gericht is. Meer weten? Stuur je vraag naar [email protected] > Wouter de Jong > Wouter de Jong Code Pensioenfondsen: leefregel voor bestuurders Al die miljarden van de pensioenfondsen moeten op een nette en eerlijke wijze worden beheerd. Dat kun je wel vinden, en met elkaar afspreken, maar dan heb je toch nog een bepaalde maatstaf nodig. Die maatstaf is er gekomen: de Code Pensioenfondsen. Vanuit de Pensioenfederatie was Arend van Wijngaarden voorzitter van de codecommissie. Die commissie stelde in overleg met de stichting van de Arbeid (StAR) een code op volgens welke pensioenfondsbestuurders zich moeten gedragen. Arend van Wijngaarden: “Je mag gerust weten dat ik trots ben op de code zoals die onder mijn voorzitterschap tot stand is gebracht. Want het is ook belangrijk dat er langs strikte regels wordt ‘geregeerd’ in pensioenland. Het gaat immers om veel geld. Van elke week werken gaat het loon van een werkdag richting pensioen. Dat onderstreept het dagelijks belang van goed beheer voor oude-daggeld.” Toezicht Dat je met een code alleen er niet bent, spreekt voor zich. Je hebt ook mensen nodig die in de gaten houden of de afspraken in de code wel worden nageleefd. Daarvoor is een monitoringscommissie benoemd. Deze commissie, onder voorzitterschap van Margot Scheltema (commissaris en toezichthouder bij diverse bedrijven), bestaat uit vier leden: Cateautje Hijmans van den Bergh (voorheen partner bij BoerCroon), Mijntje Lückerath-Rovers (hoogleraar Corporate Governance in Tilburg), Paul Schnabel, (voorheen directeur SCP) en Tjalling Tiemstra (commissaris/toezichthouder en management consultant). Lees hier de code. > Wouter de Jong Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen Juli 2014 | editie 2 | CNV Vakmensen: doorsJApremie en doorsNEEopbouw De systematiek van de doorsneepensioenpremie en doorsneeopbouw ligt onder vuur. Het Centraal Planbureau onderzocht dit jaar de doorsneesystematiek en berekende welke deelnemers er nadeel van ondervinden. Jongeren profiteren hier niet van als ze niet hun hele verdere werkzame leven pensioen opbouwen. En dat is anno nu, met veel flexwerk en soms gedwongen keuzes tot zzp’er-schap, bij veel jongeren het geval. Om ons pensioenstelsel ook bruikbaar te houden voor de toekomst is meebetalen door jongere generaties onontbeerlijk. Om draagvlak te houden, en uiteraard een rechtvaardig pensioensysteem voor jong en oud, kiest CNV Vakmensen ervoor om het doorsneesysteem aan te passen. De doorsneepremie moet blijven. Dit om te voorkomen dat oudere werknemers te duur worden door een hoge pensioenpremie (als werkgeverslast). Maar de doorsneeopbouw kan wel worden aangepast, zodat het verschil van 8 procent in pensioen tussen jongeren en ouderen verdwijnt. Hoe die aanpassing precies eruit ziet moet nog worden uitgewerkt. Hij zal geleidelijk moeten zijn om te voorkomen dat sommige deelnemers veel nadeel hebben. In totaal gaat het om een aanpassing van pakweg 100 miljard euro (!). Verderop leggen we uit hoe het werkt. talen hetzelfde percentage van het loon als premie, meestal zo’n 20 procent van de pensioengrondslag. Die grondslag is het salaris minus de franchise. Die franchise is het salarisdeel waarover geen pensioenpremie wordt betaald. Dit heeft te maken met het staatspensioen, de AOW. Anders zou je over dat deel van je salaris dubbel premie betalen: AOW én pensioen. Maar je pensioenrechten worden dus alleen opgebouwd over het salaris boven de franchise. Over elke euro betalen werknemer en werkgever doorgaans samen 20 cent pensioenpremie. Daarvan draagt de werkgever vaak tweederde bij. Let wel, de premieverdeling verschilt per pensioenregeling, maar meestal betaalt de werkgever het grootste deel van de premie. Over die ingelegde euro bouwt de werknemer pensioenrechten op, doorgaans 2 procent. Voor jonge deelnemers en oude deelnemers geldt nu dezelfde premie, én dezelfde opbouw. ”Kiezen voor degressieve opbouw” Hoe werkt de doorsneesystematiek? Iedereen die deelneemt in een pensioenregeling betaalt premie en bouwt rechten op. Jong en oud be- Dat lijkt eerlijk, maar dat is het niet helemaal. Want de inleg van de jonge werknemer kan veel langer worden belegd dan de inleg van de oudere werknemer. De opbrengst is dus ook veel hoger, daarvan profiteert het pensioenfonds als geheel. Het is dus logischer om verschil te maken in de opbouw bij een gelijke premie-inleg. Geschiedenis Dat daarvoor niet al veel eerder werd gekozen is eenvoudig te verklaren. Toen de meeste pensioenfondsen zo’n 40 tot 80 jaar geleden werden opgezet, werkten de meeste mensen hun leven lang voor dezelfde werkgever of in dezelfde werksector (bijvoorbeeld metaal of bouw). Ze bouwden van begin tot eind pensioen op bij één pensioenfonds. Dat de jongere verhoudingsgewijs weinig opbouwde maakte niet uit. Dat verschil werd immers weer goedgemaakt als hij/ zij ouder werd en nog steeds premie inlegde. Als er wél van baan (en pensi- Pensioenfederatie is net nieuw Bondsvoorzitter Arend van Wijngaarden is tevens bestuurslid in de Pensioenfederatie. Wat is die federatie nou precies, en wat doet Van Wijngaarden daar? De pensioenfederatie is de koepel van pensioenfondsen. Voorheen, tot aan januari 2014, waren het verschillende clubs: de Vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen, de Vereniging van ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen. Arend was eerder bestuurslid in die eerste club, die van de bedrijfstakken. Die rol gaf hem recht op een van de twaalf zetels in het bestuur van de nieuwe Pensioenfederatie. Dat bestuur bestaat uit vijf vertegenwoordigers uit de oude pensioenbranches en zeven nieuwe leden. Een onafhankelijk voorzitter, Kick van der Pol geeft leiding aan het bestuur van de Pensioenfederatie. > Wouter de Jong oenfonds) werd gewisseld bouwde de jongere in de ene sector eigenlijk te weinig op, maar in de nieuwe sector eigenlijk teveel. Dus dat probleem loste zich, als het ware, vanzelf op. Elk pensioenfonds had immers ‘komers’ en ‘gaanders’? Werknemers die zzp’er werden, waren een uitzondering. Het systeem bood het voordeel dat oudere werknemers vrij snel een redelijk pensioen konden opbouwen, ook al bestond het pensioenfonds nog maar net. Het doorsneesysteem was destijds het beste voor iedereen en dat bleef jarenlang zo. Op de toekomst gericht Nu liggen de kaarten anders. Er wordt veel van baan en sector gewisseld. Het systeem heeft aanpassing nodig om rechtvaardig te kunnen blijven. Het eenvoudigst is om premies te laten verschillen per leeftijd. Des te jonger, des te lager de premie. Des te ouder, des te meer inleg. Maar dan worden oudere werknemers veel duurder voor werkgevers (die immers tweederde van de pensioenpremie bijdragen). Niet iets wat het CNV wil. Dus moet er iets aan de doorsneeopbouw gebeuren. Bijvoorbeeld kiezen voor degressieve opbouw: niet langer elke werknemer 2 procent opbouw gunnen, maar een 21-jarige 3 procent toekennen en een 61-jarige werknemer 1 procent. (n.b. slechts als voorbeeld; uiteraard moet per fonds het echte percentage worden berekend.) Geen overgangsregeling Het voordeel: de aanpak zoals hierboven kan zó worden ingevoerd en het kost ‘niets’. Het nadeel: wat doen we dan met de middengroep van 35 tot en met 55 jaar oud?. Vooral de mensen jonger dan 45 hebben jarenlang verhoudingsgewijs te weinig opgebouwd. Ze krijgen dat ook niet meer ‘gerepareerd’ in de toekomst. Er rest een gat in pensioenopbouw. Want voorheen bouwden ze minder op en in de toekomst – volgens het degressieve principe - opnieuw. Eventjes snel compenseren in een overgangsregeling is amper mogelijk. Het gaat hier om circa 100 miljard. Dat compenseert best lastig. Omschakelen naar een degressieve opbouw moet daarom zeer geleidelijk gaan. Om zo ook de pijn te kunnen verdelen. Dit vraagt om geduld van de jongere generaties. Op de voet Veel pensioendeskundigen studeren nog op mogelijke oplossingen. CNV Vakmensen volgt alle ideeën op de voet. Maar het enorme bedrag maakt het moeilijk een bevredigend alternatief te vinden. Oplossingen waarbij de AOW wordt verhoogd, vinden weinig ingang bij de overheid. Vooralsnog lijkt een heel geleidelijke ombouw van de doorsneeproblematiek de enige mogelijkheid. Hopelijk kunnen de jongere generaties daarvoor het geduld opbrengen. > John Koudys Stichting ZZP Nederland kiest voor de grootste Stichting ZZP Nederland heeft voor de grootste pensioenuitvoerder gekozen. APG – de bundeling van ambtenarenpensioenfonds ABP en pensioenfonds voor de bouw, Cordaris – mag ZZP’ers hun collectieve pensioen aanbieden. “Stichting ZZP Nederland, Zelfstandigen Bouw, FNV Zelfstandigen en PZO-ZZP hebben op 18 juni uiteindelijk hun keuze op APG bepaald”, stelt ZZP Nederland-voorzitter Maarten Post enthousiast. Volgens hem is de keuze op APG gevallen vanwege de langjarige ervaring op pensioengebied en de lage administratiekosten per deelnemer. Aantrekkelijk Volgens Post staat er voor (toekomstig) aangeslotenen bij Stichting ZZP Nederland nu een aantrekkelijke regeling klaar. “Niets is verplicht, maar wij gaan min of meer uit van een arrangement waarbij zelfstandigen 3.000 euro per jaar opzij zetten voor later. Gemiddeld dan, op en neer bewegend met hun gemaakte jaaromzet.” Maarten Post meent dat de bedongen regeling voor zelfstandigen extra plezierig is omdat niet alleen de oude dag ermee kan worden betaald maar ook arbeidsongeschiktheid. “Het bestedingsdoel is dus vrijer, want het is en blijft je eigen geld. Dat voorkomt dat een ZZP’er zich op twee fronten moet indekken. Uiteraard soupeer je als arbeidsongeschikte je uiteindelijke pensioenuitkering op, of een deel daarvan. Maar als je niet blijvend arbeidsongeschikt bent dan kun je de leemte later weer aanvullen.” “Nóg een voordeel: als de deelnemer komt te overlijden verdwijnt z’n inleg niet in de grote pensioenpotten van het fonds, zoals elders veel gebeurt. Het valt terug naar erfgenamen. Niet een afgeleide, zoals het nabestaandenpensioen bij reguliere pensioenfondsen, maar het gehele nog uitstaande bedrag.” Risico Er is ook een keerzijde, al benoemt Maarten Post die niet zo. “De ZZP’er kiest bij aanvang een vaste uitkeringsperiode uit. Die kan tien, vijftien of twintig jaar bedragen. Daarna is het klaar en resteert de blote AOW-uitkering.” En daarmee is het zogenoemde langlevenrisico afgewenteld.” > Wouter de Jong Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen Juli 2014 | editie 2 | Kennisdeling binnen de pensioenafdeling Wij hebben, als organisatie, enorm veel kennis in huis. Kennis die we toevoegen aan ons werk. En kennis die ontstaat uit ons dagelijks werk. Deze kennis kunnen we benutten om ons te onderscheiden van anderen. Of om nieuwe markten te bedienen en/of te voldoen aan de vragen uit de markt. Onze leden stellen immers – en doorgaans terecht - steeds hogere eisen aan onze dienstverlening; daar waar het gaat om flexibiliteit, snelheid en kwaliteit. Om slagvaardig te zijn en blijven is kennis nodig die snel kan worden gevonden en gebruikt. Extern, maar zeker ook intern. Cultuur Het eindrapport van Médoc MC, dat eind 2012 werd gepresenteerd, geeft aan dat de organisatiecultuur bij ons (nog) niet optimaal is voor kennisdeling. Werk wordt vaak naar eigen inzicht ingericht en uitgevoerd. Er is (te) weinig actieve samenwerking tussen afdelingen en kantoren. Er wordt vooral samengewerkt op basis van persoonlijke en bekende contacten. Het delen van kennis zou onderdeel moeten worden van ons dagelijks werk. Dan draagt het bij tot het ‘grotere geheel’. Kennismanagement binnen de pensioenafdeling De pensioenafdeling heeft als eerste afdeling kennismanagement opgenomen in haar afdelings-A3. Om zo de cultuur van kennisdeling te stimuleren, te werken aan betere werkprocessen en bij te dragen aan het bereiken van onze strategische organisatiedoelen. Onlangs hebben enkele pensioenfondsbestuurders een brainstormsessie gehouden over de begrippen kennis en kennisdeling. Daar ging een kennisscan aan vooraf om de aanwezigheid, én de gaten, van/in kennis, taakstelling, leervermogen, leerbereidheid, intrinsieke motivatie en autonomie aan te tonen. Werklijst Uit die brainstorm kwamen diverse wensen naar voren. Maartje Kuperus werkt met enkele pensioenfondsbestuurders deze wensen nu verder uit. Punten op die agenda zijn: - in kaart brengen huidige (informele) lijnen en manieren om kennis te delen; zowel binnen de pensioenafdeling als tussen pensioenafdeling en collectief (cluster) of tussen pensioenafdeling en CNV Info - welke (informele) lijnen zijn eigenlijk nodig? - welke pensioenbestuurder is voor welke vragen het gewenste aanspreekpunt - ontwikkelen van een overzicht van de diverse regelingen met hun specifieke kenmerken en de balans binnen deze regelingen ten behoeve van de bestuurders collectief - handleiding ontwikkelen voor de meest voorkomende procedures met als doel dat minder onnodige (en veel voorkomende) vragen bij de pensioenafdeling terecht komen en tegelijk bestuurders collectief beter uitgerust zijn aan de start van een procedure als je een beetje beter wilt zijn, wees dan competitief als je heel veel beter wilt zijn: wees dan coöperatief - in kaart brengen welke kennisbehoefte er is bij nieuwe pensioenbestuurders - uitvinden welke kennis verdwijnt (of dreigt te verdwijnen) als van een van de huidige pensioenfondsbestuurders vertrekt - mogelijkheden onderzoeken voor breed ontsluiten van de kennis die pensioenfondsbestuurders nu nog hebben gestald in mailboxen en kasten Geheugensteun Goed om te weten, waar onze pensioenbestuurder hun vinger in de pap hebben en in welke melk ze nu precies iets te brokken hebben. We houden jullie graag op de hoogte over de voortgang! Wil je meer weten over dit onderwerp, neem dan contact op met Maartje Kuperus. William Shakespeare > Marcel Hulsegge “Eenheid nodig in handelen” CNV, FNV en werkgevers komen elkaar vaak tegen. Bijvoorbeeld in de Stichting van de Arbeid (StAR), maar ook in de Pensioenfederatie. En in het bestuur van een of ander pensioenfonds. Arend van Wijngaarden (Pensioenfederatiebestuurder) vindt dat nuttig maar óók lastig. “Wat ik tegenkom in het dagelijks werk is dat CNV, FNV en werkgevers aan al die overlegtafels niet altijd hetzelfde zeggen. En dan wordt het wel heel erg ingewikkeld om elkaars standpunt te leren kennen, laat staan daar rekening mee te willen/kunnen houden!” Aart van den Brink: pensioenfondsen Bouw, Woningcorporaties, Waterbouw, Bitumineuze en Kunstof Dakbedekkingsbedrijven (BIKUDAK), Zeevisserij; Jan Wevers: Spoorwegpensioenfonds (SPF), pensioenfondsen Openbaar Vervoer, Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en Pluimveevlees (VLEP) Harm Roeten: pensioenfondsen Kunststof en Rubber, Schoonmaak, Orsima, Tandtechniek, Houtverwerkende Industrie en Jachtbouw. Marco van Straten: pensioenfondsen Bakkers, Horeca en Catering, Recreatie. Henk Wuijten: pensioenfondsen meubelindustrie en meubileringsbedrijven, Betonproducten, Schilders. René Lahoye: pensioenfondsen Kappers, Dranken, Zoetwaren en Bakkers. Rob Vlietman: pensioenfondsen Slagers, Baksteenindustrie, Rijn en Binnenvaart, Vlakglas. John Koudijs: pensioenfondsen Landbouw, Molenaars, Sigaren, Groente en Fruit. Volgens Van Wijngaarden is het zeer belangrijk dat elk van die ledenvertegenwoordigende instellingen zijn mensen duidelijk maakt wat precies de beleidslijnen zijn van vakbond X/Y en werkgeversclub. “Als vakbond hebben wij ons ooit uitgeroepen tot oprichter en verdediger van de pensioenfondsen. Dat kun je alleen goed doen als er een eenduidige koers vaststaat. > Wouter de Jong Theo Katerberg: pensioenfonds Mode Interieur, Tapijt en Textiel (MITT), Textielverzorging, pensioenfonds Schoenmakerij, Schoen- Leder- en Lederwarenindustrie (PSL). Lex Raadgever: pensioenfondsen Metalectro, Houthandel. Marcel Hulsegge: pensioenfonds Metaal en Techniek. Buiten de pensioenafdeling bemoeit Frans van de Veen zich met het pensioenfonds Slagers, Wyb Kusters met het pensioenfonds Beroepsgoederenvervoer en is Arend van Wijngaarden onze vertegenwoordiger in de Pensioenfederatie. Colofon Samenstelling en redactie: Wouter de Jong | Bijdragen: de pensioenbestuurders | Fotoredactie: Bernadine de Mooij/Wouter de Jong Vormgeving: Bernadine de Mooij/Robert-Paul van Hardeveld | Juli 2014 Tiberdreef 4 / 3561 GG Utrecht | Postbus 2525 / 3500 GM Utrecht T 030 75 11 007 | e-mail redactie [email protected] website www.cnvvakmensen.nl
© Copyright 2024 ExpyDoc