Nieuwsbrief Pensioen - editie 2, juli 2014

Nieuwsbrief Pensioen
Vakmensen
Juli 2014 | editie 2 |
En hier is…..
…de digitale nieuwsbrief pensioenen, editie 2! Met actuele
informatie over ontwikkelingen in ‘pensioenland’. Met een
indruk van de mening die CNV Vakmensen heeft over die
ontwikkelingen.
Deze keer ook een verhaal over het voornemen van de pensioenafdeling om zijn kennis te delen, volgens de breng- en
haalmethode. Deze nieuwsbrief is een vorm van brengen.
Maar waar kun je nu jouw kennis halen op het moment dat je
deze nodig hebt? Daarom ook een geheugensteuntje waar al
die pensioenbestuurders ook al weer actief zijn.
Veel leesplezier. Opnieuw geldt de uitnodiging om te
reageren. Om duidelijk te maken of je blij wordt van deze
info. Of om bijvoorbeeld aan te geven of er een pensioenthema is dat, volgens jou, best nog eens extra aandacht verdient
in zo’n nieuwsbrief.
Nieuwe pensioenopbouw gaat 2015 in
De verlaging van de pensioenopbouw is definitief. De Eerste Kamer stemde dinsdag 27 mei in met het wetsvoorstel dat het belastingvrij pensioensparen verlaagt van 2,15 naar 1,875 procent. De verlaging houdt in dat werknemers na 42 jaar werken ongeveer 78
procent van hun gemiddelde salaris hebben opgebouwd als pensioen. De nieuwe regels gelden per 1 januari 2015.
Nu is nog een belastingvriendelijke pensioenopbouw mogelijk tot 86 procent. De nieuwe verlaagde opbrengst geldt voor alle werknemers die per 2015 beginnen aan hun ‘pensioenloopbaan’.
De verlaagde inleg geldt weliswaar voor
iedereen. Maar oudere werknemers
hebben al jaren premie ingelegd volgens
het oude, hogere tarief. Zij zullen daarom
minder hinder ondervinden van de nieuwe maatregel.
Het CNV is niet onverdeeld gelukkig met
de uitslag in de Eerste Kamer. CNVvoorzitter Maurice Limmen: “Jongeren
kunnen straks veel minder pensioen
opbouwen. Hoewel het voorstel dat nu
is aangenomen door de Eerste Kamer
een verbetering is ten opzichte van het
vorige, blijft het jammer dat de politiek
gekozen heeft voor een opbouwpercen-
tage onder de 2 procent.”
nu nog 86 procent is. Daarnaast kunnen
inkomens boven de 100.000 euro vanaf
2015 niet meer belastingvrij sparen.
Limmen: “Ik hoop dat de Kamerleden de
komende jaren in ieder geval goed in de
gaten houden hoeveel pensioen jongeren
in de praktijk opbouwen. Ik maak mij in
dat kader des temeer zorgen om de nu al
hoge jeugdwerkloosheid, de vele tijdelijke contracten en andere flexibele constructies waarin voornamelijk jongeren
weinig pensioen opbouwen.”
Beperking
De ruimte om pensioen op te bouwen
wordt flink beperkt. In 2014 mag er nog
maximaal 2,15 procent van het jaarsalaris voor de pensioenopbouw worden
gespaard zonder dat daarover belasting
moet worden betaald. Vanaf 1 januari
2015 is dat nog maar 1,875 procent. Na
42 jaar onafgebroken werken (pensioenleeftijd is dan inmiddels opgeschroefd
tot 67 jaar) kan iemand dus ongeveer een
pensioen krijgen van 78 procent van het
gemiddelde verdiende salaris, terwijl dat
Pensioengat
Pensioenbestuurder Aart van den Brink
van CNV vakmensen voegt nog een
belangrijke waarschuwing toe aan de
besluitvorming in de Eerste Kamer.
“Vanuit de pensioenwereld maakten
we vooral bezwaar tegen de verplichte
premieverlaging omdat het hier niet om
nettobedragen gaat. Daarmee bedoel ik
dat de uiteindelijke opbrengst vaak niet
het percentage is dat nu wordt genoemd.
Met de huidige inleg kwam menigeen aan
het einde van het werkzame leven uit op
circa 50 procent pensioen van het gemiddelde loon. Dit vanwege gaten in de
pensioenopbouw door tussentijdse werkloosheid, baanverandering of anderszins.
Dat percentage zal dus ook ongunstiger
uitvallen onder de nieuwe reglementen.”
Jonge leden zoeken voor
verantwoordingsorganen
Verantwoordingsorganen, het zijn de toezichthouders van
de toezichthouders. Hûh?
In de nieuwe pensioenwet moeten besturen van pensioenfondsen verantwoording afleggen aan de zogenoemde verantwoordingsorganen (VO). In die laatste hebben
werknemers en werkgevers zitting. Werknemers van
wie de tijdelijk afgestane pensioenpremie wordt beheerd
door die pensioenfondsbesturen.
Daarbij telt zwaar dat de belangen van jonge en oude(re)
werknemers evenwichtig worden behartigd door de pensioenfondsbestuurders. En hoe kun je dat nu beter laten
toetsen dan door in zo’n VO zitplaatsen te creëren voor
oude én jonge werknemers?
Goed plan dus om beide groepen te benaderen voor het
leveren van kandidaten voor het VO. En daar begint het
probleem: “Pensioen is niet sexy” – om de woorden van
bondsvoorzitter en Pensioenfederatie-bestuurslid Arend
van Wijngaarden te gebruiken. En inderdaad, het vinden
én benoemen van jonge leden in zo’n VO is een probleem
gebleken.
Pensioenlab
Maar daar is inmiddels wat op gevonden. In samenwerking
met CNV Jongeren is connectie gemaakt met het PensioenLab. Dat is een initiatief van jongeren van zowel CNV,
FNV als MHP. Een plek om jongere werknemers klaar te
stomen voor pensioenwerk. In het Pensioenlab worden
deelnemers opgeleid tot een zeker basisniveau (SPO1).
Zodat ze kunnen beoordelen of communicatie over pensioenen of beleid met pensioengeld wel voldoende
jongere-gericht is.
Meer weten? Stuur je vraag
naar [email protected]
> Wouter de Jong
> Wouter de Jong
Code Pensioenfondsen:
leefregel voor bestuurders
Al die miljarden van de pensioenfondsen moeten op een nette en eerlijke wijze worden
beheerd. Dat kun je wel vinden, en met elkaar afspreken, maar dan heb je toch nog een
bepaalde maatstaf nodig. Die maatstaf is er gekomen: de Code Pensioenfondsen.
Vanuit de Pensioenfederatie was Arend
van Wijngaarden voorzitter van de codecommissie. Die commissie stelde in
overleg met de stichting van de Arbeid
(StAR) een code op volgens welke pensioenfondsbestuurders zich moeten
gedragen.
Arend van Wijngaarden: “Je mag gerust weten dat ik trots ben op de code
zoals die onder mijn voorzitterschap
tot stand is gebracht. Want het is ook
belangrijk dat er langs strikte regels
wordt ‘geregeerd’ in pensioenland. Het
gaat immers om veel geld. Van elke
week werken gaat het loon van een
werkdag richting pensioen. Dat onderstreept het dagelijks belang van goed
beheer voor oude-daggeld.”
Toezicht
Dat je met een code alleen er niet
bent, spreekt voor zich. Je hebt ook
mensen nodig die in de gaten houden
of de afspraken in de code wel worden nageleefd. Daarvoor is een monitoringscommissie benoemd. Deze
commissie, onder voorzitterschap
van Margot Scheltema (commissaris
en toezichthouder bij diverse bedrijven), bestaat uit vier leden: Cateautje
Hijmans van den Bergh (voorheen
partner bij BoerCroon), Mijntje Lückerath-Rovers (hoogleraar Corporate
Governance in Tilburg), Paul Schnabel,
(voorheen directeur SCP) en Tjalling
Tiemstra (commissaris/toezichthouder
en management consultant).
Lees hier de code.
> Wouter de Jong
Nieuwsbrief Pensioen
Vakmensen
Juli 2014 | editie 2 |
CNV Vakmensen: doorsJApremie en doorsNEEopbouw
De systematiek van de doorsneepensioenpremie en doorsneeopbouw ligt onder vuur. Het Centraal Planbureau
onderzocht dit jaar de doorsneesystematiek en berekende welke deelnemers er nadeel van ondervinden. Jongeren profiteren hier niet van als ze niet hun hele verdere werkzame leven pensioen opbouwen. En dat is anno nu,
met veel flexwerk en soms gedwongen keuzes tot zzp’er-schap, bij veel jongeren het geval.
Om ons pensioenstelsel ook bruikbaar te houden
voor de toekomst is meebetalen door jongere generaties onontbeerlijk. Om draagvlak te houden, en
uiteraard een rechtvaardig pensioensysteem voor
jong en oud, kiest CNV Vakmensen ervoor om het
doorsneesysteem aan te passen.
De doorsneepremie moet blijven. Dit om te voorkomen dat oudere werknemers te duur worden door
een hoge pensioenpremie (als werkgeverslast).
Maar de doorsneeopbouw kan wel worden aangepast, zodat het verschil van 8 procent in pensioen
tussen jongeren en ouderen verdwijnt.
Hoe die aanpassing precies eruit ziet moet nog worden
uitgewerkt. Hij zal geleidelijk moeten zijn om te voorkomen dat sommige deelnemers veel nadeel hebben.
In totaal gaat het om een aanpassing van pakweg 100
miljard euro (!). Verderop leggen we uit hoe het werkt.
talen hetzelfde percentage van het loon als premie,
meestal zo’n 20 procent van de pensioengrondslag.
Die grondslag is het salaris minus de franchise. Die
franchise is het salarisdeel waarover geen pensioenpremie wordt betaald. Dit heeft te maken met het
staatspensioen, de AOW. Anders zou je over dat deel
van je salaris dubbel premie betalen: AOW én
pensioen.
Maar je pensioenrechten worden dus alleen opgebouwd over het salaris boven de franchise. Over elke
euro betalen werknemer en werkgever doorgaans
samen 20 cent pensioenpremie. Daarvan draagt
de werkgever vaak tweederde bij. Let wel, de premieverdeling verschilt per pensioenregeling, maar
meestal betaalt de werkgever het grootste deel van
de premie. Over die ingelegde euro bouwt de werknemer pensioenrechten op, doorgaans 2 procent.
Voor jonge deelnemers en oude deelnemers geldt nu
dezelfde premie, én dezelfde opbouw.
”Kiezen voor degressieve opbouw”
Hoe werkt de doorsneesystematiek?
Iedereen die deelneemt in een pensioenregeling
betaalt premie en bouwt rechten op. Jong en oud be-
Dat lijkt eerlijk, maar dat is het niet helemaal. Want
de inleg van de jonge werknemer kan veel langer
worden belegd dan de inleg van de oudere werknemer. De opbrengst is dus ook
veel hoger, daarvan profiteert
het pensioenfonds als geheel.
Het is dus logischer om verschil te maken in de opbouw
bij een gelijke premie-inleg.
Geschiedenis
Dat daarvoor niet al veel
eerder werd gekozen is
eenvoudig te verklaren. Toen
de meeste pensioenfondsen
zo’n 40 tot 80 jaar geleden
werden opgezet, werkten de
meeste mensen hun leven
lang voor dezelfde werkgever of in dezelfde werksector (bijvoorbeeld metaal
of bouw). Ze bouwden van
begin tot eind pensioen op bij
één pensioenfonds. Dat de
jongere verhoudingsgewijs
weinig opbouwde maakte niet
uit. Dat verschil werd immers
weer goedgemaakt als hij/
zij ouder werd en nog steeds
premie inlegde.
Als er wél van baan (en pensi-
Pensioenfederatie is net nieuw
Bondsvoorzitter Arend van Wijngaarden is tevens bestuurslid in de Pensioenfederatie. Wat is die federatie nou precies, en wat doet Van Wijngaarden daar?
De pensioenfederatie is de koepel van pensioenfondsen. Voorheen, tot aan
januari 2014, waren het verschillende clubs: de Vereniging Bedrijfstakpensioenfondsen, de Vereniging van ondernemingspensioenfondsen en de Unie
van Beroepspensioenfondsen.
Arend was eerder bestuurslid in die
eerste club, die van de bedrijfstakken. Die rol gaf hem recht op een
van de twaalf zetels in het bestuur
van de nieuwe Pensioenfederatie.
Dat bestuur bestaat uit vijf vertegenwoordigers uit de oude pensioenbranches en zeven nieuwe
leden. Een onafhankelijk voorzitter,
Kick van der Pol geeft leiding aan
het bestuur van de Pensioenfederatie.
> Wouter de Jong
oenfonds) werd gewisseld bouwde de jongere in de ene
sector eigenlijk te weinig op, maar in de nieuwe sector
eigenlijk teveel. Dus dat probleem loste zich, als het
ware, vanzelf op. Elk pensioenfonds had immers ‘komers’ en ‘gaanders’? Werknemers die zzp’er werden,
waren een uitzondering.
Het systeem bood het voordeel dat oudere werknemers vrij snel een redelijk pensioen konden opbouwen, ook al bestond het pensioenfonds nog maar net.
Het doorsneesysteem was destijds het beste voor
iedereen en dat bleef jarenlang zo.
Op de toekomst gericht
Nu liggen de kaarten anders. Er wordt veel van baan
en sector gewisseld. Het systeem heeft aanpassing nodig om rechtvaardig te kunnen blijven. Het
eenvoudigst is om premies te laten verschillen per
leeftijd. Des te jonger, des te lager de premie. Des te
ouder, des te meer inleg.
Maar dan worden oudere werknemers veel duurder
voor werkgevers (die immers tweederde van de pensioenpremie bijdragen). Niet iets wat het CNV wil.
Dus moet er iets aan de doorsneeopbouw gebeuren.
Bijvoorbeeld kiezen voor degressieve opbouw: niet
langer elke werknemer 2 procent opbouw gunnen,
maar een 21-jarige 3 procent toekennen en een
61-jarige werknemer 1 procent. (n.b. slechts als
voorbeeld; uiteraard moet per fonds het echte percentage worden berekend.)
Geen overgangsregeling
Het voordeel: de aanpak zoals hierboven kan zó worden ingevoerd en het kost ‘niets’.
Het nadeel: wat doen we dan met de middengroep van
35 tot en met 55 jaar oud?. Vooral de mensen jonger
dan 45 hebben jarenlang verhoudingsgewijs te weinig
opgebouwd. Ze krijgen dat ook niet meer ‘gerepareerd’
in de toekomst. Er rest een gat in pensioenopbouw.
Want voorheen bouwden ze minder op en in de toekomst – volgens het degressieve principe - opnieuw.
Eventjes snel compenseren in een overgangsregeling is amper mogelijk. Het gaat hier om circa 100
miljard. Dat compenseert best lastig. Omschakelen
naar een degressieve opbouw moet daarom zeer geleidelijk gaan. Om zo ook de pijn te kunnen verdelen.
Dit vraagt om geduld van de jongere generaties.
Op de voet
Veel pensioendeskundigen studeren nog op mogelijke oplossingen. CNV Vakmensen volgt alle ideeën op
de voet. Maar het enorme bedrag maakt het moeilijk
een bevredigend alternatief te vinden. Oplossingen
waarbij de AOW wordt verhoogd, vinden weinig ingang bij de overheid.
Vooralsnog lijkt een heel geleidelijke ombouw van
de doorsneeproblematiek de enige mogelijkheid.
Hopelijk kunnen de jongere generaties daarvoor het
geduld opbrengen.
> John Koudys
Stichting ZZP Nederland kiest voor de grootste
Stichting ZZP Nederland heeft voor de grootste pensioenuitvoerder gekozen. APG – de
bundeling van ambtenarenpensioenfonds ABP en pensioenfonds voor de bouw, Cordaris – mag ZZP’ers hun collectieve pensioen aanbieden. “Stichting ZZP Nederland,
Zelfstandigen Bouw, FNV Zelfstandigen en PZO-ZZP hebben op 18 juni uiteindelijk hun
keuze op APG bepaald”, stelt ZZP Nederland-voorzitter Maarten Post enthousiast. Volgens hem is de keuze op APG gevallen vanwege de langjarige ervaring op pensioengebied en de lage administratiekosten per deelnemer.
Aantrekkelijk
Volgens Post staat er voor (toekomstig)
aangeslotenen bij Stichting ZZP Nederland nu een aantrekkelijke regeling
klaar. “Niets is verplicht, maar wij gaan
min of meer uit van een arrangement
waarbij zelfstandigen 3.000 euro per jaar
opzij zetten voor later. Gemiddeld dan,
op en neer bewegend met hun gemaakte
jaaromzet.”
Maarten Post meent dat de bedongen regeling voor zelfstandigen extra plezierig
is omdat niet alleen de oude dag ermee
kan worden betaald maar ook arbeidsongeschiktheid. “Het bestedingsdoel is dus
vrijer, want het is en blijft je eigen geld.
Dat voorkomt dat een ZZP’er zich op
twee fronten moet indekken. Uiteraard
soupeer je als arbeidsongeschikte je
uiteindelijke pensioenuitkering op, of een
deel daarvan. Maar als je niet blijvend
arbeidsongeschikt bent dan kun je de
leemte later weer aanvullen.”
“Nóg een voordeel: als de deelnemer
komt te overlijden verdwijnt z’n inleg niet
in de grote pensioenpotten van het fonds,
zoals elders veel gebeurt. Het valt terug
naar erfgenamen. Niet een afgeleide, zoals het nabestaandenpensioen bij reguliere pensioenfondsen, maar het gehele
nog uitstaande bedrag.”
Risico
Er is ook een keerzijde, al benoemt
Maarten Post die niet zo. “De ZZP’er
kiest bij aanvang een vaste uitkeringsperiode uit. Die kan tien, vijftien of twintig
jaar bedragen. Daarna is het klaar en
resteert de blote AOW-uitkering.” En
daarmee is het zogenoemde langlevenrisico afgewenteld.”
> Wouter de Jong
Nieuwsbrief Pensioen
Vakmensen
Juli 2014 | editie 2 |
Kennisdeling binnen de pensioenafdeling
Wij hebben, als organisatie, enorm veel kennis in huis. Kennis die we toevoegen aan
ons werk. En kennis die ontstaat uit ons dagelijks werk. Deze kennis kunnen we benutten om ons te onderscheiden van anderen. Of om nieuwe markten te bedienen en/of te
voldoen aan de vragen uit de markt. Onze leden stellen immers – en doorgaans terecht
- steeds hogere eisen aan onze dienstverlening; daar waar het gaat om flexibiliteit,
snelheid en kwaliteit. Om slagvaardig te zijn en blijven is kennis nodig die snel kan
worden gevonden en gebruikt. Extern, maar zeker ook intern.
Cultuur
Het eindrapport van Médoc MC, dat eind
2012 werd gepresenteerd, geeft aan dat
de organisatiecultuur bij ons (nog) niet
optimaal is voor kennisdeling. Werk
wordt vaak naar eigen inzicht ingericht
en uitgevoerd. Er is (te) weinig actieve
samenwerking tussen afdelingen en kantoren. Er wordt vooral samengewerkt op
basis van persoonlijke en bekende contacten. Het delen van kennis zou onderdeel moeten worden van ons dagelijks
werk. Dan draagt het bij tot het ‘grotere
geheel’.
Kennismanagement binnen de
pensioenafdeling
De pensioenafdeling heeft als eerste afdeling kennismanagement opgenomen in
haar afdelings-A3. Om zo de cultuur van
kennisdeling te stimuleren, te werken
aan betere werkprocessen en bij te dragen aan het bereiken van onze strategische organisatiedoelen.
Onlangs hebben enkele pensioenfondsbestuurders een brainstormsessie
gehouden over de begrippen kennis en
kennisdeling. Daar ging een kennisscan
aan vooraf om de aanwezigheid, én de
gaten, van/in kennis, taakstelling, leervermogen, leerbereidheid, intrinsieke
motivatie en autonomie aan te tonen.
Werklijst
Uit die brainstorm kwamen diverse wensen naar voren. Maartje Kuperus werkt
met enkele pensioenfondsbestuurders
deze wensen nu verder uit. Punten op die
agenda zijn:
- in kaart brengen huidige (informele)
lijnen en manieren om kennis te delen; zowel binnen de pensioenafdeling
als tussen pensioenafdeling en collectief (cluster) of tussen pensioenafdeling en CNV Info
- welke (informele) lijnen zijn eigenlijk
nodig?
- welke pensioenbestuurder is voor
welke vragen het gewenste aanspreekpunt
- ontwikkelen van een overzicht van de
diverse regelingen met hun specifieke
kenmerken en de balans binnen deze
regelingen ten behoeve van de bestuurders collectief
- handleiding ontwikkelen voor de
meest voorkomende procedures met
als doel dat minder onnodige (en veel
voorkomende) vragen bij de pensioenafdeling terecht komen en tegelijk
bestuurders collectief beter uitgerust
zijn aan de start van een procedure
als je een beetje beter
wilt zijn, wees dan
competitief
als je heel veel beter
wilt zijn: wees dan
coöperatief
- in kaart brengen welke kennisbehoefte er is bij nieuwe pensioenbestuurders
- uitvinden welke kennis verdwijnt (of
dreigt te verdwijnen) als van een van
de huidige pensioenfondsbestuurders
vertrekt
- mogelijkheden onderzoeken voor
breed ontsluiten van de kennis die
pensioenfondsbestuurders nu nog
hebben gestald in mailboxen en kasten
Geheugensteun
Goed om te weten, waar onze pensioenbestuurder hun vinger in de pap hebben en in
welke melk ze nu precies iets te brokken
hebben.
We houden jullie graag op de hoogte
over de voortgang! Wil je meer weten
over dit onderwerp, neem dan contact
op met Maartje Kuperus.
William Shakespeare
> Marcel Hulsegge
“Eenheid nodig in handelen”
CNV, FNV en werkgevers komen elkaar vaak tegen. Bijvoorbeeld in de Stichting van de Arbeid
(StAR), maar ook in de Pensioenfederatie. En in het bestuur van een of ander pensioenfonds.
Arend van Wijngaarden (Pensioenfederatiebestuurder) vindt dat nuttig maar óók lastig.
“Wat ik tegenkom in het dagelijks werk is dat CNV, FNV en werkgevers aan al die overlegtafels niet
altijd hetzelfde zeggen. En dan wordt het wel heel erg ingewikkeld om elkaars standpunt te leren
kennen, laat staan daar rekening mee te willen/kunnen houden!”
Aart van den Brink:
pensioenfondsen Bouw, Woningcorporaties, Waterbouw, Bitumineuze
en Kunstof Dakbedekkingsbedrijven
(BIKUDAK), Zeevisserij;
Jan Wevers:
Spoorwegpensioenfonds (SPF),
pensioenfondsen Openbaar Vervoer,
Vlees, Vleeswaren, Gemaksvoeding en
Pluimveevlees (VLEP)
Harm Roeten:
pensioenfondsen Kunststof en Rubber, Schoonmaak, Orsima, Tandtechniek, Houtverwerkende Industrie en
Jachtbouw.
Marco van Straten:
pensioenfondsen Bakkers, Horeca en
Catering, Recreatie.
Henk Wuijten:
pensioenfondsen meubelindustrie en
meubileringsbedrijven, Betonproducten, Schilders.
René Lahoye:
pensioenfondsen Kappers, Dranken,
Zoetwaren en Bakkers.
Rob Vlietman:
pensioenfondsen Slagers, Baksteenindustrie, Rijn en Binnenvaart, Vlakglas.
John Koudijs:
pensioenfondsen Landbouw, Molenaars, Sigaren, Groente en Fruit.
Volgens Van Wijngaarden is het zeer belangrijk dat elk van die ledenvertegenwoordigende instellingen zijn mensen duidelijk maakt wat precies de beleidslijnen zijn van vakbond X/Y en werkgeversclub. “Als vakbond hebben wij ons ooit uitgeroepen tot oprichter en verdediger van de pensioenfondsen. Dat kun je alleen goed doen als er een eenduidige koers vaststaat.
> Wouter de Jong
Theo Katerberg:
pensioenfonds Mode Interieur, Tapijt en Textiel (MITT), Textielverzorging, pensioenfonds Schoenmakerij,
Schoen- Leder- en Lederwarenindustrie (PSL).
Lex Raadgever:
pensioenfondsen Metalectro,
Houthandel.
Marcel Hulsegge:
pensioenfonds Metaal en Techniek.
Buiten de pensioenafdeling bemoeit
Frans van de Veen zich met het pensioenfonds Slagers, Wyb Kusters met
het pensioenfonds Beroepsgoederenvervoer en is Arend van Wijngaarden
onze vertegenwoordiger in de Pensioenfederatie.
Colofon
Samenstelling en redactie: Wouter de Jong | Bijdragen: de pensioenbestuurders | Fotoredactie: Bernadine de Mooij/Wouter de Jong
Vormgeving: Bernadine de Mooij/Robert-Paul van Hardeveld | Juli 2014
Tiberdreef 4 / 3561 GG Utrecht | Postbus 2525 / 3500 GM Utrecht
T 030 75 11 007 | e-mail redactie [email protected]
website www.cnvvakmensen.nl