Jaarverslag Vastgesteld d.d. 23 mei 2014 2013 Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de (oud)werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). Doelstelling De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Missie Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Visie De pensioensector staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid; daarbij is de uitdaging te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige en komende wettelijke kaders streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie acht het pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Om onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de sponsor, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering. 2 Inhoudsopgave 1. 2. 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 4. 4.1 5. 5.1 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 7. 7.1 7.2 7.3 7.4 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Colofon Kerncijfers Personalia Bestuursverslag Voorwoord bestuur Financiële opzet en positie Pensioenbestuur: organisatie en governance Pensioenbeheer Vermogensbeheer Verslag verantwoordingsorgaan Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Bevindingenrapport raad van toezicht Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht Jaarrekening Balans per 31 december 2013 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Overige gegevens Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Pensioenregeling Deelnemersbestand Begrippenlijst Staffel 3 4 6 9 9 11 17 21 28 34 37 38 42 44 45 46 47 48 75 75 75 76 77 79 80 82 83 89 91 1. Kerncijfers Bedragen x € 1,0 miljoen, tenzij anders aangegeven) 2013 2012 2011 2010 Balanswaarde van de beleggingen* Aandelen Obligaties Overige beleggingen 215 957 63 223 935 97 159 815 129 225 698 77 193 664 58 Totaal 1.235 1.256 1.104 999 915 Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen 17% 78% 5% 18% 75% 7% 14% 74% 12% 22% 70% 8% 21% 73% 6% Rendement -1,3% 13,6% 10,1% 9,0% 5,1% Uitvoeringskosten (x € 1.000) Kosten vermogensbeheer Kosten pensioenadministratie Bestuurskosten 3.102 745 96 3.671 765 88 2.860 704 100 3.249 645 92 2.768 787 106 Voorziening Pensioenverplichtingen 1.136 1.168 1.075 926 841 Voorziening WAO-hiaat 1 1 1 2 2 Overig 3 3 2 2 2 Totaal 1.140 1.173 1.078 930 845 Discontovoet 2,77% 2,42% 2,74% 3,44% n.b. MSCI All Countries World Index 23,44% 16,80% -6,86% 13,21% 35,41% Dekkingsgraad** Marktwaarde dekkingsgraad Reële dekkingsgraad 108,9% 106,8% 79,5% 106,9% 102,0% 74,0% 102,5% 107,9% 109,1% 70,7% 80,5% 79,6% 0,58% 0,58% 0,0% 1,21% 1,21% 0,0% 1,75% 1,75% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 1,0% 1,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,53% 0,0% Pensioenpremie van DNB 44 44 44 39 42 Aantal actieve deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal gewezen deelnemers 2.024 1.263 1.481 2.023 1.198 1.474 2.044 1.153 1.432 2.033 1.109 1.367 1.999 1.085 1.337 Totaal 4.768 4.695 4.629 4.509 4.421 Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode 4 2009 * De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. ** Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + totaal technische voorzieningen) / totaal technische voorzieningen) De marktwaarde dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend met behulp van de swaprentes per ultimo boekjaar (economische verplichtingen). De officiële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur (RTS), welke met ingang van 31-12-2012 wordt bepaald op basis van de ultimate forward rate (UFR) methode. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een voorziening pensioenverplichtingen op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt, is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen. 5 2. Personalia Bestuur Naam G. van Ankeren Functie in bestuur/commissies Zittingsperiode (max. Functie/in 2 periodes van 4 jaar) dienst van Lid namens pensioengerechtigden, 1 juli 2007 tot Gepensioneerd plaatsvervangend voorzitter 1 juli 2015 Auditcommissie, plaatsvervangend secretaris bestuur W.H. Bovenschen E. Elvers D. Hendriks Lid namens werkgever, 4 oktober 2008 tot Jurist divisie lid Auditcommissie 1 januari 2014 Juridische Zaken Lid namens gewezen deelnemers, 1 januari 2013 tot Senior Risk lid Beleggingscommissie 1 januari 2017 Manager Delta (herbenoeming mogelijk) Lloyd Groep Lid namens deelnemers, 1 januari 2009 tot Toezichthouder voorzitter Beleggingscommissie, 1 januari 2017 verzekeraars Lid namens deelnemers, lid en 30 juni 2009 tot Toezichthouder plaatsvervangend voorzitter 25 september 2013 banken Lid namens werkgever, 1 januari 2008 tot Gepensioneerd plaatsvervangend voorzitter 1 januari 2016 plaatsvervangend voorzitter bestuur E. Hondius Auditcommissie P.D. van Loo Beleggingscommissie Mw. C.P.M. van Oorschot Lid namens werkgever, voorzitter 26 september 2011 tot Afdelingshoofd Beleggingscommissie 1 augustus 2013 Asset Lid namens werkgever, voorzitter 1 januari 2008 tot Afdelingshoofd Auditcommissie, secretaris bestuur 1 januari 2016 Thematisch Management Mw. G.F.T. Tiellemans Toezicht Banken L.J. van Wechem Lid namens deelnemers, lid 14 oktober 2013 tot 1 Toezichthouder Auditcommissie januari 2019 verzekeraars (herbenoeming mogelijk) F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind Lid namens de werkgever, lid 19 november 2013 tot 1 Hoofd Risico- Beleggingscommissie januari 2018 management (herbenoeming mogelijk) toezicht Lid namens werkgever, lid 8 april 2014 tot 8 april Toezichthouder Auditcommissie 2018 Expertisecentrum (herbenoeming mogelijk) Handhaving/ Markttoegang Voorzitter Naam Functie Benoemingsperiode F.A. Schilthuis Onafhankelijk voorzitter bestuur 9 februari 2012 tot 1 februari 2015 6 Per 1 juli 2014 zal de voorzitter in het bestuur opgenomen zijn als onafhankelijk bestuurslid, dus als bestuurslid dat niet tot een van de geledingen namens de belanghebbenden van het fonds behoort. Hij krijgt dan stemrecht. Gedurende het verslagjaar zijn de heer Hondius en mevrouw Van Oorschot afgetreden. Zij zijn opgevolgd door de heer Van Wechem en de heer De Weert. Aan het eind van het verslagjaar liep de zittingstermijn van de heer Bovenschen af. Hij heeft zich niet herbenoembaar gesteld en is opgevolgd door de heer Ten Westeneind. Onafhankelijke DNB adviseurs beleggingscommissie M.L. Admiraal, Medewerker afdeling Risk Management binnen de divisie Financiële Markten (vanaf 18 december 2013) Mw. D.F. Dijkhuis, senior toezichthouder EC-ECIH (expertise centrum Interventie en Handhaving bij DNB) J.F. de Ruiter, senior portfoliomanager bij DNB (tot 1 januari 2014) J. Veerman, Senior Risk Manager afdeling Risk Management binnen de divisie Financiële Markten (vanaf 18 december 2013) De heer De Ruiter heeft zijn adviseurschap van de Beleggingscommissie neer gelegd, hij wordt opgevolgd door de heren Veerman en Admiraal. Raad van toezicht H.M. Geukers Mw. A. Gram (vanaf 1 augustus 2013, plaatsvervangend voorzitter vanaf 15 oktober 2013) J.Th. van Niekerk (voorzitter, tot 1 augustus 2013) Mw. E.M.F. Schols-Van Oppen (vanaf 1 augustus 2013 voorzitter) De heer Van Niekerk is afgetreden als lid/voorzitter van de Raad van Toezicht. Mevrouw Gram heeft hem opgevolgd als lid, mevrouw Schols is benoemd tot voorzitter. Per 1 augustus 2014 zal de heer Geukers aftreden. De opvolgingsprocedure loopt. Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: J.E. Berndsen (plaatsvervangend voorzitter, tot 1 januari 2014) E.D. de Ruijter P.M.M. Timmer (voorzitter) Namens de deelnemers: R.F. Bharos N.J. Engel-de Groot (vanaf 13 september 2013) U. Karakhalil R.A. Vink (tot 13 september 2013) Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: J.A.T. Denissen A. van Dorssen M.A. Santema De heer Vink is afgetreden en opgevolgd door mevrouw Engel. Met leedwezen heeft het bestuur er kennis van genomen dat de heer Vink eind maart 2014 is overleden. De zittingstermijn van de heer Berndsen als lid van het Verantwoordingsorgaan liep af op 1 januari 2014. In verband met de gewijzigde samenstelling van het Verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 wordt hij niet opgevolgd. Als plaatsvervangend voorzitter is aangewezen de heer Karakhalil. 7 Compliance officer B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut Pensioenbeheer TKP Pensioen BV Vermogensbeheer BlackRock Netherlands BV Bewaarnemingsbedrijf (Custodian) Bank of New York Mellon SA/NV Onafhankelijke externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Sprenkels & Verschuren 8 3. Bestuursverslag 3.1 Voorwoord bestuur 2013 was een jaar met een voorzichtig en langzaam economisch herstel, waarbij grote schokken zijn uitgebleven. Bij de herziening van de pensioenwetgeving werd geen vooruitgang geboekt. Wel werd per 1 januari 2014 het fiscale kader aangepast. De financiële situatie van het fonds is licht verbeterd. De officiële dekkingsgraad bedroeg eind 2013 108,9%. Eind 2012 was deze 106,9%. De dekkingsgraad lag hiermee boven het niveau van het minimaal vereiste eigen vermogen. Hierdoor hoeven de reeds opgebouwde pensioenrechten en ingegane pensioenuitkeringen niet gekort te worden. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad heeft er toe geleid dat het korte termijn herstelplan per ultimo 2013 is beëindigd. Door een verdere verbetering van de dekkingsgraad is er met ingang van eind maart 2014 ook geen lange termijn herstelplan voor het pensioenfonds meer van kracht. De voornaamste consequentie hiervan is dat er formeel geen beperking meer is voor een eventuele verhoging van de risicograad van de beleggingen. De marktwaarde dekkingsgraad bedroeg eind 2013 106,8%, een stijging van 4,8%-punt ten opzichte van ultimo 2012. Het bestuur hanteert voor het beleid (premie-, beleggings- en toeslagbeleid) de dekkingsgraad die wordt berekend volgens de marktwaarde-methode. Deze was eind 2013 lager dan de officiële dekkingsgraad. Het totale beleggingsrendement was negatief (-1.3%). De rentestijging in 2013 veroorzaakte een verlies van 2,5% op de beleggingen in vastrentende waarden die bijna 80 % van het totaal uitmaken. Op de aandelenportefeuille werd een positief rendement van ruim 20 % behaald. Ondanks de stijging van de marktwaarde dekkingsgraad, heeft het bestuur helaas weer moeten besluiten geen voorwaardelijke toeslagen toe te kennen. De afgelopen jaren hebben de gepensioneerden en gewezen deelnemers niet of nauwelijks indexatie ontvangen, omdat de financiële situatie van het pensioenfonds dit niet toestond. De indexatieachterstand voor deze groepen is verder opgelopen tot 4,5% volgens de loonindex en 9,2% volgens de prijsindex. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen. De financiële en economische situatie in 2013 gaf geen aanleiding om de strategische normportefeuille te wijzigen. Het bestuur schatte de kans op een stijging van de aandelenkoersen hoger in dan de kans op een aanzienlijke rentestijging. Daarom is niet overgegaan tot een verlaging van de renteafdekking. Omdat de kans op een rentedaling klein geacht werd, heeft het bestuur ook niet besloten de renteafdekking te verhogen. In 2014 wordt het extra risicobudget op grond van de verbeterde financiële positie hoofdzakelijk ingezet voor een verhoging van het gewicht van de aandelenportefeuille met 2%-punt. Het bestuur heeft zich in 2013 voorbereid op de wijzigingen in de governance, die het gevolg zijn van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen”. Het bestuur heeft, na een uitvoerige, extern begeleide, evaluatie van de huidige governance en het functioneren van het bestuur, besloten om een paritair bestuursmodel te handhaven met een raad van toezicht die het interne toezicht uitoefent. De wijzigingen die uit deze wet voortvloeien, worden per 1 juli 2014 geïmplementeerd. De pensioenregeling is in overleg met werkgever aangepast aan de fiscale wijzigingen per 1 januari 2014. De belangrijkste wijzigingen zijn een verhoging van de pensioenrichtleeftijd tot 67 jaar en een verlaging van het opbouwpercentage van 2,15% naar 2,05%. De premie blijft gehandhaafd op 34,5%. 9 De werkgever voert in 2014 overleg met de vakbonden over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. In dit kader wordt een enquête gehouden naar onder andere risicobereidheid. Het bestuur wordt hierbij betrokken, zodat het tijdig kan wijzen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de afspraken die sociale partners met elkaar willen maken. Deze wijziging zal tezamen met een (mogelijk) nieuw financieel toetsingskader per 1 januari 2015 in gaan. Uit een haalbaarheidsonderzoek naar samenwerking met het pensioenfonds van de AFM is gebleken dat dit op termijn een optie is. Voor de komende periode wordt evenwel prioriteit gegeven aan de invoering van een nieuwe pensioenregeling. 10 3.2 Financiële opzet en positie 3.2.1 Inleiding De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast wordt gestreefd1 naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers. Om deze doelstellingen te realiseren, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling, zoals die overeengekomen is door de cao-partijen en de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van figuur 1. Dit beleid wordt in paragraaf 3.2.3 toegelicht. Figuur 1: Opzet pensioenfonds Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is dat het niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, moet het pensioenfonds handelen. Hiervoor heeft het pensioenfonds een aantal instrumenten. Het pensioenfonds kan in samenspraak met de werkgever de premie verhogen. Ook zal er geen ruimte zijn voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt door de toezichthouder gemeten op basis van de officiële dekkingsgraad. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. 1 Voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad 11 3.2.2 Financiële positie eind 2013 en herstelplan In 2013 is de officiële dekkingsgraad gestegen van 106,9% ultimo 2012 naar 108,9% ultimo 2013. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad van het pensioenfonds van de afgelopen twee jaar is in figuur 2 weergegeven. Figuur 2: Ontwikkeling dekkingsgraad 2012-2013 De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) heeft gevolgen voor de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de door de toezichthouder voorgeschreven RTS, welke gebaseerd is op de Ultimate Forward Rate (UFR) en driemaandsmiddeling van de marktrente. Een lagere rente resulteert in een hogere voorziening en een lagere dekkingsgraad en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur is in bovenstaande figuur in twee componenten gesplitst: ongemiddelde marktrente en UFR. Dit is gedaan om het verband tussen het effect van de wijziging van de marktrente en de beleggingsopbrengsten van de matching assets inzichtelijk te maken. De matching assets hebben als doel om het fonds in te dekken tegen de risico’s die een wijziging van de marktrente met zich meebrengt. Met de mutatie ‘Wijziging rentetermijnstructuur- benodigde interest’ wordt de 1-jaars RTS-rente toevoeging aan de pensioenverplichtingen bedoeld. Over 2013 bedroeg het effect hiervan 0,4%-punt. 12 In 2013 heeft de stijging van de rentetermijnstructuur (RTS) tot een substantiële daling van de voorziening pensioenverplichtingen geleid met een positief effect op de dekkingsgraad van per saldo 3,2 %-punt. De rentestijging had evenwel een waardedaling van de matchingportefeuille tot gevolg die een negatieve invloed op de dekkingsgraad had van 4,4%-punt. In 2012 vond een omgekeerde beweging plaats. Toen werd de stijging van de pensioenverplichtingen als gevolg van een rentedaling gecompenseerd door het resultaat van de matching assets. Voor de afdekking van het renterisico worden obligatiebeleggingen en renteswaps ingezet. Het resultaat op de beleggingen met een rendementsdoelstelling droeg 2,9%-punt bij aan de dekkingsgraad. Ook de voor de actieve deelnemers betaalde premie levert een positieve bijdrage aan de dekkingsgraad. Ontwikkelingen 2013 in het licht van het herstelplan In figuur 3 wordt het verloop van de financiële positie van het pensioenfonds weergegeven door een maandelijkse weergave van de dekkingsgraad over 2013. Daarnaast is ook weergegeven wat het herstelpad volgens het herstelplan is. Figuur 3: Verloop dekkingsgraad gedurende 2013 per ultimo maand Ontwikkeling dekkingsgraad 2013 115% 114% 113% 112% 111% 110% 109% 108% 107% 106% 105% 104% 103% 102% 101% 100% 99% 98% 97% 96% 95% Officiële dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Herstelplan dekkingsgraad Marktwaarde dekkingsgraad dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Ultimo december 2013 bevindt de officiële dekkingsgraad zich boven de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad is nog wel lager dan de verwachte dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan, hoewel het verschil is afgenomen. In figuur 3 is te zien dat de officiële dekkingsgraad zich in 2013 beweegt richting het niveau van de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan. Uit de grafiek is daarnaast goed af te lezen dat de officiële dekkingsgraad in 2013 een grillig verloop heeft gehad. De volatiliteit in het verloop van de officiële dekkingsgraad is een gevolg van de bepaling van de RTS op basis van de driemaands gemiddelde rentevoet. Hierbij worden mutaties in de marktrente vertraagd verwerkt in de RTS die door de toezichthouder wordt voorgeschreven om de voorziening mee te bepalen. Echter de beleggingen die voor de afdekking van het renterisico worden aangehouden, bewegen mee met de marktrente en reageren direct op schommelingen in de marktrentetarieven. Uit de grafiek blijkt dan ook dat de markwaarde dekkingsgraad een rustiger verloop laat zien. 13 In tabel 1 wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de achterliggende oorzaken weergegeven voor de afgelopen 5 jaar van het korte termijn herstelplan. Tabel 1 – Oorzaak mutaties officiële dekkingsgraad op marktrente Kortetermijnherstelplan (ontwikkeling marktwaarde dekkingsgraad (=MW DG) MW DG primo Wijziging marktrente Benodigde interest Beleggingsopbrengst matching Beleggingsopbrengst return Premie Waardeoverdrachten Kosten Uitkeringen Kanssystemen Toeslagverlening Aanpassing levensverwachting Saldo u.h.v. andere oorzaken Kruiseffecten2 Subtotaal MW DG ultimo Correcties op de ultimo MW DG Wijziging RTS 3mnds middeling Wijziging UFR Officiële DG ultimo Effect 2009 Effect 2010 Effect 2011 Effect 2012 Effect 2013 ∆%-punt ∆%-punt ∆%-punt ∆%-punt ∆%-punt 105,3 109,1 107,9 99,3 102,0 Cumulatief Resultaat ∆%-punt 3,4 -2,6 0,4 4,7 1,4 -0,1 0,0 0,2 0,8 0,0 -3,9 -0,2 -0,3 -9,0 -1,4 7,6 1,3 1,5 -0,1 0,1 0,4 -0,2 0,0 -1,6 0,1 0,1 -17,2 -1,3 14,5 -4,0 0,9 0,0 0,1 0,4 0,6 0,0 -2,0 0,0 -0,6 -8,2 -1,4 13,7 -0,1 0,5 -0,1 0,0 0,0 0,1 0,0 -0,9 -0,2 -0,7 6,0 -0,3 -4,4 3,1 0,8 0,0 0,0 0,3 -0,4 0,0 0,0 0,0 -0,2 -25,0 -7,0 31,8 5,0 5,1 -0,3 0,2 1,3 0,9 0,0 -8,4 -0,3 -1,7 3,8 109,1 -1,2 107,9 -8,6 99,3 2,7 102,0 4,9 106,9 1,6 0,0 0,0 0,0 0,0 3,2 0,0 1,8 3,1 -0,7 2,7 109,1 107,9 102,5 106,9 108,9 De ontwikkeling van de marktwaarde dekkingsgraad over de afgelopen 5 jaar laat zien dat het resultaat van de matching portefeuille de effecten van de wijziging van de voorziening pensioenverplichtingen door marktrente en benodigde interest heeft opgevangen. Daarnaast is de marktwaarde dekkingsgraad verbeterd door de premiebijdrage, maar de positieve bijdrage wordt bijna teniet gedaan door de gestegen levensverwachting. De return portefeuille heeft over de afgelopen 5 jaar (gecumuleerd) 5%-punt dekkingsgraad opgeleverd. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de doelstelling om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken en korting van aanspraken te voorkomen, is behaald. Maar zoals eerder opgemerkt is het streven om de pensioenrechten waardevast te houden niet gerealiseerd. 3.2.3 Beleid en beleidskeuzes De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en een beleggingsstaffel, die het uitgangspunt vormen voor het beleid van het bestuur (zie bijlage 4). Het bestuur heeft de mogelijkheid om van de staffel af te wijken, maar dit moet goed gemotiveerd en na het inwinnen van advies van de adviserend actuaris gebeuren. 2 Kruiseffect wordt verkregen doordat de dekkingsgraadontwikkeling is uitgedrukt ten opzichte van de primo dekkingsgraad. 14 Premiebeleid Conform de premie- en toeslagstaffel bedraagt het premiepercentage bij het huidige niveau van de dekkingsgraad 34,5% van de salarissom. In tabel 2 zijn zowel de kostendekkende premie, gedempte kostendekkende, als ook de feitelijk betaalde premie weergegeven. Hieruit is op te maken dat de feitelijke premie de kostendekkende premie overstijgt, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Tabel 2: Premies 2013 (in EUR x1000) Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie 36.320 44.377 24.074 Toeslagbeleid De toeslagverlening van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers volgt de loonindex en is onvoorwaardelijk. Deze bedroeg over 2013 0,58%. Reglementair is de hoogte van de toeslag voor werknemers in dienst bij DNB gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-cao. Deze toeslagverlening is geëffectueerd per 31 december 2013. Aan inactieve deelnemers (pensioengerechtigden en gewezen deelnemers) kon in 2013 wederom geen indexatie worden verleend, vanwege de financiële situatie van het pensioenfonds. Op de peildatum ultimo september was de marktwaarde dekkingsgraad met 105,4% te laag. Om een (gedeeltelijke) toeslag te kunnen verlenen is een dekkingsgraad van 107,0% nodig. De hoogte van de toeslagverlening is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, geldt reglementair nog de toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever, te weten 0,58% in 2013. Hiervoor betaalt de werkgever de kosten als het pensioenfonds over onvoldoende middelen hiervoor beschikt, zoals in 2013 het geval was. De afgelopen jaren hebben inactieven niet of nauwelijks indexatie ontvangen. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden wordt in tabel 3 een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijke toegekende toeslagen. In de uiterst rechtse kolom wordt weergegeven wat het totaal aan niet verleende toeslagen is. Dit betreft een samengesteld percentage van de niet verleende toeslagen van de individuele voorafgaande jaren. Het totale verlies aan koopkracht is de afgelopen vijf jaar opgelopen tot 9 - 10%. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen. 15 Tabel 3: Verschil volledige toeslagen en werkelijke toeslagen inactieven Jaar Verleende toeslag Maximaal volgens maatstaf Niet verleend Totaal niet verleend (cumulatief) Toeslagen o.b.v. loonindex 2009 2010 2011 2012 2013 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,00% 0,00% 1,75% 1,21% 0,58% 1,00% 0,00% 1,75% 1,21% 0,58% 1,00% 1,00% 2,75% 3,96% 4,61% Toeslagen o.b.v. prijsindex 2009 2010 2011 2012 2013 0,00% 0,53% 0,00% 0,00% 0,00% 0,40% 1,60% 2,70% 2,32% 2,45% 0,40% 1,07% 2,70% 2,32% 2,45% 0,40% 1,47% 4,21% 6,63% 9,24% Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is er op gericht om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken, alsmede op het waardevast houden van de pensioenaanspraken. Bij deze doelstelling zijn de middelen van het pensioenfonds en de hoogte van de dekkingsgraad van belang. Om de doelstelling te realiseren heeft het pensioenfonds gekozen voor een beleggingsstrategie die voornamelijk gebaseerd is op de verplichtingen van het pensioenfonds. Deze strategie kan als prudent worden aangemerkt en de hoogte van het risicobudget wordt hier dan ook op afgestemd. In afwijking van de staffel (zie bijlage 4) is voor 2013 het risicobudget vastgesteld op 3,8%. Op basis van de staffel zou een risicobudget van 2,7% (trede 2) gelden. Met een dergelijk laag budget zou er vrijwel geen sprake zijn van de mogelijkheid tot herstel van de dekkingsgraad. Bij een lage dekkingsgraad wordt het risico teruggebracht. Bij een hogere dekkingsgraad wordt er meer risico genomen. Het besluit van het bestuur om een hoger risicobudget te gebruiken (op basis van trede 3) is genomen, na advisering van de adviserend actuaris en in overleg met de werkgever. Ook voor 2014 wordt er uitgegaan van een risicobudget behorende bij trede 3 van de staffel. Wel is het maximaal toegestane risicobudget herrekend op basis van de huidige parameters van de S-toets en bedraagt 4,18%. Voor een verdere toelichting op het beleggingsbeleid en de keuzes daarin wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5. 16 3.3 Pensioenbestuur: organisatie en governance 3.3.1 Governancestructuur Figuur 4: Governancestructuur 2013 Het bestuur bestaat uit acht bestuursleden en een onafhankelijke voorzitter. Het bestuur wordt ondersteund door twee vaste commissies, te weten de beleggingscommissie en de auditcommissie. De commissies bestaan uit bestuursleden, waarbij de beleggingscommissie aangevuld is met drie onafhankelijke DNB adviseurs. De commissies staan het bestuur bij in de voorbereiding van en advisering over besluiten en de monitoring van de uitvoering van besluiten. Daarnaast kan het bestuur werkgroepen instellen als er onderwerpen uitgewerkt moeten worden die expertise vanuit de verschillende commissies behoeven. In 2013 zijn de werkgroepen Jaarverslag, Samenwerking AFM en Nieuw Pensioencontract actief geweest. De werkgroepen rapporteren aan het bestuur. Twee bestuursleden participeren in de klankbordgroep die de werkgever heeft ingesteld om input te geven voor en mee te denken over de nieuwe pensioenregeling. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de contacten met de uitvoeringsorganisaties, werkgever en andere pensioenfondsorganen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, secretaris en plaatsvervangend voorzitter. Indien nodig kan het dagelijks bestuur optreden bij zeer acute bestuursaangelegenheden. Ook draagt het dagelijks bestuur zorg voor het agendabeheer en monitoring van het functioneren van het bestuur en de bestuursleden. De raad van toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die op 17 voordracht van de raad door het verantwoordingsorgaan worden benoemd. Het bestuur acht dit de meest zuivere benoemingsprocedure, aangezien het bestuur dan niet zijn eigen toezichthouder benoemt. Via het verantwoordingsorgaan legt het bestuur verantwoording af aan de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever. Het verantwoordingsorgaan dient vast te stellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van de vergoedingsregeling voor bestuursleden, wijziging van beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan of het interne toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedure en het communicatie- en voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds. Een externe compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode en relevante weten regelgeving. De compliance officer doet minimaal éénmaal per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur. In het kader van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” heeft het fonds gekozen voor handhaving van een paritair bestuursmodel met een raad van toezicht per 1 juli 2014. De thans nog onafhankelijke voorzitter zal dan als onafhankelijk bestuurslid toegevoegd worden aan het bestuur, waarbij hij stemrecht krijgt. Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit negen leden. Het verantwoordingsorgaan blijft gehandhaafd, maar het aantal leden namens de werkgever zal teruggebracht worden van drie naar twee, waardoor het totaal aantal leden acht wordt. De adviesrechten van het verantwoordingsorgaan worden uitgebreid en de raad van toezicht krijgt goedkeuringsrechten. Het bestuur heeft de stakeholders van het fonds (raad van toezicht, verantwoordingsorgaan, sociale partners) geraadpleegd alvorens een keuze voor het paritaire bestuursmodel te hebben gemaakt. Alle stakeholders begrijpen de keuze van het bestuur. De fondsdocumenten worden in 2014 aangepast aan de nieuwe situatie. Omdat communicatie een steeds belangrijker plek inneemt in de activiteiten van het pensioenfonds, heeft het bestuur besloten formeel een communicatiecommissie in te stellen, die de taken en werkzaamheden overneemt van de voorheen bestaande leescommissie. De communicatiecommissie legt verantwoording af aan het bestuur. Per 1 januari 2014 geldt de “Code Pensioenfondsen” van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, waarin aanbevelingen voor de pensioensector staan. Het pensioenfonds voldoet grotendeels aan deze code en zal op enkele punten waar dit nog niet zo is, actie ondernemen. 3.3.2 Informatie vanuit extern toezicht De toezichthouders hebben geen sancties opgelegd aan het pensioenfonds. Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouders geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouders aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. De toezichthouder DNB heeft in 2012 pensioenfondsen verzocht onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van (individuele) gegevens van pensioenaanspraken (Quinto P-onderzoek). De toezichthouder heeft de besturen van de pensioenfondsen geadviseerd een onderzoek te doen naar de beschikbaarheid van de (historische) brongegevens en de juistheid van de op basis van de brongegevens berekende rechten in de administratie. Uit een eerste onderzoek door TKP, de administrateur van het pensioenfonds, blijken geen ernstige onjuistheden. Bij de overgang van de 18 administratie van het pensioenbureau naar TKP (2007) zijn verklaringen van de Interne Accountantsdienst van werkgever en van de externe, begeleidende actuaris ontvangen dat de gegevens juist waren. TKP doet nog een steekproef op haar systemen, op basis van welke uitkomsten het bestuur zal beslissen of er nader onderzoek naar de periode vóór 2007 moet worden gedaan. De uitvoerders hebben tijdig voldaan aan de SEPA-richtlijnen (Single Euro Payments Area). Naar aanleiding van het themaonderzoek van toezichthouder DNB over de uitbesteding van het vermogensbeheer, heeft het bestuur onderzoek gedaan naar de (vastlegging van) deze uitbesteding. Hieruit kwamen geen grote issues naar voren; wel zullen enkele aanbevelingen meegenomen worden bij de eerstvolgende herziening van de uitbestedingsovereenkomst. Het fonds heeft voorts meegewerkt aan de onderzoeken van toezichthouder DNB naar de beheersing van het renterisico, de uitbesteding van de pensioenadministratie, de transitie naar het nieuwe pensioencontract, en op verzoek van de toezichthouder gecontroleerd of de fondsdocumenten voldoen aan artikel 5 van de Pensioenwet. In artikel 5 is geregeld dat een pensioenuitvoerder verantwoordelijk is voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst richting een werknemer en andere aanspraak- of pensioengerechtigden, ook als de werkgever het pensioenfonds onjuist heeft geïnformeerd. De fondsdocumenten voldoen aan deze bepaling. Ook uit de andere onderzoeken kwamen geen fondsspecifieke issues naar voren. 3.3.3 Geschiktheid In het beleidsdocument “Geschikt pensioenfondsbestuur” is de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Dit document is in 2014 aangepast aan de nieuwe governance en de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur). Het bestuur heeft zijn functioneren en de bestaande governance geëvalueerd, met behulp van een externe deskundige. Daarbij is input gevraagd en ontvangen van de raad van toezicht, het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Deze input is mede gebruikt voor de gedachtenvorming over het toekomstige bestuursmodel. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn dat het bestuur goed functioneert, maar dat er wel bedreigingen zijn die dit kunnen ondermijnen. De belangrijkste bedreigingen zijn het tijdsbeslag, beschikbaarheid van deskundige bestuursleden en de hoogte van de uitvoeringskosten ten opzichte van de schaalgrootte. De bestuursondersteuning zal versterkt worden, door een intensievere inzet van de interne adviseurs, waarbij de nadruk zal liggen op de coördinatie van de verschillende uitvoerders. Vooralsnog staat het voortbestaan van het fonds niet ter discussie, maar als de kosten te hoog worden kan dit consequenties hebben voor de zelfstandigheid van het fonds. Het bestuur zal voorzienbare vacatures tijdig aankaarten bij de voordragende partijen, zodat kandidaten tijd krijgen zich in te werken in het bestuurswerk alvorens zij benoemd worden. Ook zal in overleg met de voordragende partijen getracht worden een ‘pool’ te vormen van geschikte kandidaten. Het bestuur heeft naast zijn reguliere vergaderingen themadagen en workshops georganiseerd, waarin dieper op speciale onderwerpen is ingegaan. Zo is dieper ingegaan op de (fiscale) wijzigingen van de pensioenregeling per 1 januari 2014 en bereidt het bestuur het nieuwe pensioencontract per 1 januari 2015 voor. Ook zijn de effecten van de UFR (nogmaals) onderzocht en is gekeken naar het inflatiebeleid in relatie tot het risicobudget. De “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” is besproken, waarbij het functioneren van de huidige governance is meegewogen bij de uiteindelijke keuze voor handhaving van het paritaire model. 19 3.3.4 Klachten en geschillen In 2013 heeft het pensioenfonds één klacht ontvangen die binnen de gehanteerde termijnen is afgehandeld. De klacht betrof een per abuis gecorrigeerde opgave van rechten in verband met waardeoverdracht. De eerste opgave van omzetting van partnerpensioenrechten naar ouderdomspensioenrechten was juist en de tweede opgave niet. Het overnemende pensioenfonds is hiervan op de hoogte gebracht. 3.3.5 Compliance Met betrekking tot de naleving van de gedragscode in 2013 zijn geen afwijkingen geconstateerd. De compliance chart van het pensioenfonds wordt minimaal één maal per jaar geactualiseerd. De bevindingen uit de compliance scans bij TKP en BlackRock zijn opgenomen in de compliance chart. In 2014 zal het fonds een compliance scan bij de Bank of New York Mellon laten uitvoeren. 3.3.6 Statuten en reglementen De statuten, het huishoudelijk reglement en de reglementen van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht worden in 2014 gewijzigd naar aanleiding van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” en de “Code Pensioenfondsen” van de Pensioenfederatie en Stichting van de Arbeid. Hoewel het paritaire bestuursmodel gehandhaafd blijft, wijzigen onder andere de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan. De raad van toezicht krijgt goedkeuringsrechten voor bepaalde bestuursbesluiten. 20 3.4 Pensioenbeheer 3.4.1 Pensioenreglement De sterftegrondslagen zijn per ultimo 2012 gebaseerd op de prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap, waarbij de ervaringssterfte gebaseerd blijft op de sociaaleconomische status ‘hoog’. De gewijzigde reglementsfactoren zijn opgenomen in de versie 2013 van de reglementen. Pensioenreglement P2006 is eind 2013 aangepast aan het gewijzigde fiscale kader, dat geldt vanaf 1 januari 2014. De opbouw van nieuwe pensioenaanspraken vanaf 2014 wordt gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in plaats van 65 jaar. Bestaande aanspraken tot 2013 blijven gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. De tweede belangrijke verandering betreft de beperking van het maximaal toegestane opbouwpercentage tot 2,05%. Daarbij is de franchise aangepast aan de maximale wettelijke kaders. Tevens is het arbeidsongeschiktheidsconvenant (inzake in- en uitloop risico) verwerkt in de pensioenreglementen. 3.4.2 Pensioencommunicatie Communicatie was in 2013 voor een groot deel gericht op het managen van verwachtingen. Pensioenen bleven in het nieuws en dat nieuws was niet in alle gevallen gunstig. Het bestuur wil garant staan voor goed beleid en daarover helder communiceren via diverse middelen. Het pensioenfonds benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek, waarbij de communicatiemiddelen afgestemd worden op de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën. Er zijn door het fonds doelstellingen voor de langere termijn vastgesteld en daarvan wordt een jaarlijks actieplan afgeleid. Uitgangspunten hierbij volgen uit de Pensioenwet en de eisen die de toezichthouder stelt. De belangrijkste communicatiedoelstellingen zijn klantgericht communiceren, pensioenbewustzijn bij de deelnemers vergroten en verantwoording afleggen over beleid en uitvoering. Hierbij worden zowel de actieve deelnemers als de in-actieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) betrokken. Periodiek wordt de effectiviteit van de communicatie gemeten door het uitvoeren van nul- en éénmetingen dan wel enquêtes. In 2014 wordt samen met werkgever een enquête onder de deelnemers gehouden over de nieuwe pensioenregeling en de risicobereidheid. Het pensioenfonds richt zich hierbij op de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Pensioenkranten In 2013 zijn twee pensioenkranten verschenen met informatie over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. In de editie van mei werd ingegaan op de discussie rond het gebruik van de UFR bij het berekenen van de dekkingsgraad. Ook was er een artikel over de ontwikkelingen rond het pensioenakkoord (dat toen nog leek te gaan over een keuze tussen een nominaal en een reëel contract). De editie die in december 2013 verscheen stond onder andere in het teken van het einde van de korte termijn herstelperiode. Ook werd uitgebreid ingegaan op de wijzigingen in de pensioenregeling van 2014 en was er een vooruitblik naar de wijzigingen die in 2015 zullen plaatsvinden. Website De website neemt een steeds belangrijkere plaats in bij de communicatie. Op de website heeft de stand van de dekkingsgraad een prominente plaats op de homepage. Op de website en in de diverse andere middelen wordt 21 achtergrondinformatie bij de dekkingsgraad en de actuele financiële situatie van het fonds gegeven. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Verder kunnen er brochures, jaarverslagen en pensioenkranten gedownload worden. Bovendien kunnen deelnemers zich op de website aanmelden voor de digitale nieuwsbrief. Via de website kan men gebruik maken van de pensioenplanner. Hiermee kan men verschillende varianten voor zijn of haar pensioen doorrekenen, waarbij onder andere de ingangsdatum een variabele is. Digitale nieuwsbrief In het najaar van 2013 is een eerste editie van de digitale nieuwsbrief verschenen. Voor dit nieuwe communicatiemiddel hebben zich inmiddels ruim 350 deelnemers ingeschreven. Met een digitale nieuwsbrief kan snel worden ingespeeld op de actualiteit. Hij wordt na publicatie op de website geplaatst, zodat de gehele fondspopulatie kennis kan nemen van de inhoud. Overige (reguliere) communicatie Naast bovenstaande communicatiemiddelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende documenten: Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin staat o.a. de volgende informatie: opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 31 december; A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief en andere procesbrieven en brochures. Pensioencommunicatie in 2014 en daarna In 2014 ligt de focus vooral op het verder duidelijk uitleggen van de veranderingen die per 1 januari 2014 in werking zijn getreden. Ook zal – in samenwerking met werkgever – over de nieuwe pensioenregeling, die naar verwachting per 1 januari 2015 in werking zal treden, gecommuniceerd worden. Het pensioenfonds heeft daarbij een speciale verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie met gewezen deelnemers en pensioengerechtigden omdat deze groepen door de werkgever niet bereikt worden. Het pensioenfonds zal zich blijvend inspannen om in de communicatiebehoefte van alle doelgroepen te voorzien. De manier waarop dat gebeurt, kan wel veranderen, bijvoorbeeld door veranderende wet- en regelgeving op het gebied van pensioencommunicatie. Een beweging naar meer digitale communicatie ligt daarbij voor de hand. Ook omdat het een manier is om de groep jongeren met nieuwe middelen bij het onderwerp te betrekken. 22 3.4.3 Integraal risicomanagement Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee door het fonds richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur. Voor het geheel van de risico’s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing en de monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s. Het risicomanagementproces wordt daarbij continu doorlopen via de onderstaande 7 stappen, conform de “Handreiking Integraal Risicomanagement” zoals uitgebracht door de Pensioenfederatie. Het risicoprofiel van het pensioenfonds is op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. Bij het IRM maakt het fonds gebruik van de FIRM methodiek, die tot voor kort door de toezichthouder DNB gebruikt werd als methode voor risicoanalyse. Hierbij zijn alle risico’s geïdentificeerd. Tevens zijn de mogelijke beheersmaatregelen in kaart gebracht. Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden: Risicocategorieën Financiële risico’s Niet-financiële risico’s Matching-/renterisico Omgevingsrisico Marktrisico Operationeel risico Kredietrisico Uitbestedingsrisico Verzekeringstechnisch risico IT-risico Integriteitsrisico Juridisch risico 23 Beheersingscategorieën Risicospecifieke beheersing Organisatie Management Solvabiliteitsbeheer Liquiditeitsbeheer Bij de uitgevoerde risico-analyse heeft het bestuur de missie en visie van het fonds herbevestigd en de relevante risico’s geïdentificeerd. Vooral de financiële risico’s (te weten het matching-/renterisico, marktrisico en het verzekeringstechnisch risico) worden gekenmerkt door relatief hoge netto-risico’s. Daarnaast wenst het bestuur, vanwege de vergaande uitbesteding van activiteiten, ook focus te leggen op het uitbestedings- en omgevingsrisico. De risico-identificatie en beheersmaatregelen zijn vastgelegd in het Handboek Integraal Risicomanagement. Het bestuur heeft de voornaamste FIRM risico’s gekoppeld aan de fondsdoelstellingen. De beheersing van deze risico’s zijn over de bestuurscommissies verdeeld. Op deze manier zijn alle geselecteerde beheersmaatregelen belegd bij de verschillende commissies. In 2013 heeft het bestuur een IRM dashboard kwartaalrapportage opgezet, waarin door de commissies gerapporteerd wordt over de belangrijkste ontwikkelingen van de geselecteerde risicoitems. Het Integraal Risicomanagement wordt jaarlijks geëvalueerd. 3.4.4 Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn in 2013 gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. In tabel 4 worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Gewezen deelnemers worden volgens de definitie van de Pensioenfederatie buiten de berekening gehouden. De uitvoeringskosten worden opgedeeld in: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. Hierbij is het aandeel van de algemene kosten wat volgens de aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, uitgezonderd. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren (bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd). In tegenstelling tot in 2012 is in 2013 het aandeel van de algemene kosten wat volgens de meest recente aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, hieronder ook opgenomen. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Tabel 4: Uitvoeringskosten pensioenregeling Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen 2013 2012 284 383 0,27% 0,31% 0,22% 0,19% De pensioenuitvoeringskosten zijn met name gedaald als gevolg van de herverdeling van de pensioenuitvoeringskosten voor het aandeel wat betrekking heeft op vermogensbeheer. Dit is gebeurd conform het advies van de Pensioenfederatie. Uit een vergelijking van de kosten over 2012 met pensioenfondsen van vergelijkbare grootte blijkt dat de uitvoeringskosten per deelnemer ongeveer op het gemiddelde zitten. Het bestuur monitort de kosten op kwartaalbasis en stuurt bij waar mogelijk. 24 De lichte daling van de kosten vermogensbeheer wordt verklaard door een gewijzigde methodiek van kostenbepaling met ingang van 2012. Om een volledige weergave van de kosten te presenteren zijn in 2012 eenmalige extra lasten genomen voor nog niet gefactureerde kosten die betrekking hadden op 2012. Hierdoor zijn eenmalig meer kosten gepresenteerd in het betreffende boekjaar. De bepaling van de transactiekosten vindt plaats door een schatting. Ten opzichte van 2013 zijn de kosten gestegen als gevolg van een verfijning van de methodiek. De schattingsmethodiek vindt plaats conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. 3.4.5 Ontwikkelingen in 2013 en daarna Inperking fiscaal kader Als gevolg van de “Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar (en een franchise van € 13.227) naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar (en een franchise van € 12.251). In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. De kernpunten zijn: Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via een vrijstelling in box III. Herziening financieel toetsingskader Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord dient nog steeds nader te worden uitgewerkt in een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK). Lange tijd was de verwachting dat dit zou leiden tot een keuze tussen een ‘nominaal contract’ en ‘reëel contract’. Na consultatie in ‘het pensioenveld’ door de staatssecretaris heeft zij op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. De ‘tussenvariant’ zal onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. 25 Verhoging AOW-leeftijd De AOW- en pensioenrichtleeftijd gaat stapsgewijs omhoog. Dit is opgenomen in de “Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd”, die geldt vanaf 1 januari 2013. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd nog sneller omhoog gaat. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOW-leeftijd zal naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Wet Versterking bestuur pensioenfondsen De “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. Deze wet biedt pensioenfondsen een keuze voor een paritair of onafhankelijk bestuursmodel. Daarnaast kan gekozen worden om het interne toezicht binnen het bestuur uit te laten oefenen of door een apart fondsorgaan. Naast deze wet is, ter vervanging van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur, de “Code Pensioenfondsen”, vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. Wet Pensioencommunicatie Het doel van de “Wet Pensioencommunicatie” is in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s wordt geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel “Pensioencommunicatie” ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. API en APF Naar aanleiding van reacties op een voorontwerp van de wet ter invoering van de Algemene Pensioen Instelling (API), heeft staatssecretaris Klijnsma op 4 november 2013 aan de Tweede Kamer laten weten dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Als alternatief wordt een Algemeen PensioenFonds (APF) voorgesteld. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF dat wordt bestuurd door onafhankelijke bestuurders. De betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Er is een voorontwerp van de wet ter invoering van het APF ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. Heroverweging waardeoverdracht De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hoofdlijnen opgesteld. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de 26 gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in de eerste helft van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Europese Pensioenfondsrichtlijn In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de Europese buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om ‘met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels’. De Europese Commissie wil namelijk de Europese Pensioenfondsenrichtlijn herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. 27 3.5 Vermogensbeheer 3.5.1 Relevante marktontwikkelingen voor de beleggingen Er was in 2013 sprake van een wereldwijde economische groei van circa 3%. De mondiale groei wordt daarbij steeds meer gedreven door ontwikkelde in plaats van opkomende landen. De eurozone klom uit de recessie en met name de perifere landen vertoonden herstel. Hoewel de crisis in Cyprus in het begin van het jaar tot een toename van spanning leidde, bleek dit slechts van korte duur. Het herstel in deze landen was mogelijk dankzij structurele hervormingen maar is echter grotendeels toe te schrijven aan de verwachting dat overheden en centrale bank zullen ingrijpen indien nodig. Dit betekent dat de ECB tijdelijk het risico voor een meer fundamentele verslechtering afgezwakt heeft, maar dat aan een meer duurzame oplossing voor de crisis nog verder moet worden gewerkt. Figuur 5: Europese lange renteontwikkeling en aandelenontwikkeling gedurende 2013 Vanaf historisch lage waarden zijn de rentes op obligaties voor ontwikkelde landen gestegen in reactie op de aankondiging van de afbouw van de liquiditeitsverruiming in de Verenigde Staten. In de eurozone steeg de rente op Duitse 10-jarige staatsobligaties van 1,3% naar 1,9%, hetgeen vanuit historisch perspectief overigens nog steeds laag is. In perifere landen zoals Ierland en Spanje zijn obligatierentes vanaf hun hoge niveaus juist gedaald dankzij de verbeterde economische omstandigheden en aanhoudende steun vanuit de ECB. De wereldwijde inflatie was min of meer stabiel, terwijl de inflatie in de eurozone uitkwam onder de 2% doelstelling van de ECB. Gegeven de lage inflatie kon de ECB tegen het einde van het jaar haar rente tot een nieuw historisch niveau verlagen. De lage renteniveaus zorgden voor een verschuiving van beleggingen naar hoger renderende (risicovollere) vastrentende beleggingen en in zekere mate ook aandelen. De Japanse aandelen behoorden tot de best renderende aandelen in 2013, daarbij profiterende van de inzet van de nieuwe Japanse regering om de economie op gang te krijgen (‘Abenomics’). De Amerikaanse economie profiteerde met een sterk rendement van 32% in lokale valuta van het soepele monetaire beleid, stabiele economische groei en verbetering van de bedrijfswinsten. Aandelen in de eurozone stegen gemiddeld met 25%, met in de tweede helft van het jaar een sterkere groei dan iedere andere regio, gesteund door de ontwikkeling in de perifere landen. Aandelen uit opkomende markten hadden een meer wisselvallig jaar, met een stijging van slechts 3% in lokale valuta en een verlies uitgedrukt in Amerikaanse dollar. Voor de Europese vastgoedmarkt was 2013 geen goed jaar. Commercieel vastgoed heeft het moeilijk, zeker op de niet A-locaties. Lagere huuropbrengsten en toenemende leegstand hebben een negatief effect op de prijzen. 28 3.5.2 Beleggingsresultaten De dekkingsgraad op basis van marktwaarde steeg naar 106,8%, een substantiële stijging ten opzichte van de 102,0% aan het eind van 2012. De verplichtingen berekend op basis van de swaprentes per ultimo 2013 (economische verplichtingen) namen gedurende het jaar af met 4,3%, voornamelijk omdat de rentes van swaps met een lange looptijd (die in grote mate de waarde van de verplichtingen bepalen) iets zijn gestegen vanaf de historisch lage niveaus van eind 2012. De impact op de dekkingsgraad van veranderingen in de swaprentes wordt gemitigeerd door de grote mate van renteafdekking. Evenals in voorgaande jaren is gedurende 2013 het renterisico voor 95% afgedekt. De renteafdekking wordt vormgegeven door een combinatie van een swap portefeuille en de Euro obligatie portefeuilles, waaronder de lang lopende hoogwaardige staatsobligaties. Deze combinatie van instrumenten beoogt de risico’s die horen bij een renteafdekking te spreiden. Renteafdekking met staatsobligaties voegt risico’s toe, omdat de rendementen hierop geen perfecte samenhang kennen met de verplichtingen, terwijl renteafdekking met swaps liquiditeits- en tegenpartijrisico toevoegt. De mate van renteafdekking van 95% bepaalt ook in belangrijke mate het absolute rendement van de beleggingsportefeuille De beleggingsportefeuille heeft voor 95% dezelfde rentegevoeligheid als de pensioenverplichtingen. Iedere verandering in de rentetermijnstructuur heeft dus directe gevolgen voor het absolute rendement. Bij een stijgende rente, zoals in 2013, is het beleggingsrendement op de vastrentende waarden portefeuille negatief. De rendementen op de andere delen van de beleggingsportefeuille (aandelen en vastgoed) waren niet voldoende om een positief rendement op de totale portefeuille te genereren. Gedurende 2012 leidde het zelfde beleggingsbeleid met dalende rentes tot een sterk positief rendement op de totale portefeuille door zowel een positief rendement op vastrentende waarden als aandelen. Op de beleggingen is gedurende 2013 een rendement behaald van -1,3%. De vastrentende waarden beleggingen rendeerden -2,5% en de aandelen beleggingen 21,8%. De vastgoedbelegging kende een verlies -6,1%. In tabel 5 wordt per beleggingscategorie de waarde per ultimo 2013 en het rendement over 2013 weergegeven en waar van toepassing wordt de bijdrage van actief beheer vermeld. 29 Tabel 5: Beleggingsresultaten 20133 Waarde per ultimo 2013 mln. Euro Rendement over 2013 % Bijdrage actief beheer t.o.v. de benchmark % 1.236,1 -5,6 -1,3 n.v.t n.v.t. Totaal vastrentende waarden Euro Core obligaties Euro Langlopende Staatsobligaties Euro Credit obligaties Opkomende Landen obligaties 966,7 270,8 528,8 125,3 41,8 -2,5 2,9 -5,5 1,4 -7,6 0,2 0,7 n.v.t 0,2 n.v.t. Totaal aandelen4 Ontwikkelde Landen Opkomende Landen 224,0 181,5 42,5 21,8 28,1 -3,7 1,7 1,6 3,1 30,9 20,0 -6,1 n.v.t. Beleggingscategorie TOTAAL Renteafdekking overlay Vastgoed Cash Het bruto rendement op actief beheer bedroeg 0,4%. Het actief beheer van de vastrentende portefeuilles liet een overall positief beeld zien. De drie aandelenmanagers behaalden een gezamenlijk actief rendement van 1,7%. De twee managers van de ontwikkelde markten portefeuilles behaalden een actief rendement van 3,4% en -1,1%. Deze laatste manager is niet in staat gebleken de verwachtingen waar te maken en het al eerder opgelopen verlies goed te maken. In 2014 zal worden besloten of er afscheid van deze manager zal worden genomen of dat deze de portefeuille zal blijven beheren omdat het pensioenfonds er vertrouwen in heeft dat de performance zal verbeteren. Met het actief beheer van de opkomende markten aandelen portefeuille werd een positief actief resultaat behaald van 3,1%. Gedurende 2013 zijn er geen wijzigingen in de allocatie aangebracht. De Eurozone klom uit de recessie en het Verenigd Koninkrijk toonde een bijzonder sterk herstel. Binnen de Eurozone vertoonden met name de perifere landen een sterke mate van opwaarts momentum. De langzame maar stabiele groei omgeving met een min of meer stabiele inflatie gaf geen aanleiding tot tussentijdse bijsturing van de portefeuille. De licht stijgende rentes gaven gedurende het jaar geen aanleiding het strategische rente afdekkingspercentage te wijzigen. Het pensioenfonds zag geen redenen om meer renterisico te nemen. Het risico van toch weer dalende rentes en daarmee een dalende dekkingsgraad als gevolg van een grotere rentemismatch tussen de beleggingen en de verplichtingen werd te groot geacht. De stabiele inflatie en de inflatieverwachtingen liggen onder de 2%-doelstelling van de ECB. Met het oog op de huidige financiële situatie van het pensioenfonds en lage inflatieverwachtingen voor de komende jaren heeft het pensioenfonds besloten geen specifieke instrumenten in de portefeuilles op te nemen om het inflatierisico te mitigeren. 3 4 Rendementen zijn voor aftrek van de beheerfees. Het aandelenresultaat is inclusief de valuta-afdekking 30 3.5.3 SNP 2014 Bij de bepaling van de SNP 2014 is het pensioenfonds uitgegaan van geen grote structurele wijzigingen in de portefeuille. Op basis van de verbeterde financiële positie van het fonds is het risicobudget voor de allocatie per ultimo 2013 vastgesteld op 4,18%, wat door het bestuur passend geacht wordt in lijn met de staffel en doelstellingen van het pensioenfonds. Met de SNP 2014 wordt een additioneel rendement ten opzichte van de verplichtingen nagestreefd van 1,2%. In tabel 5 wordt de allocatie over de verschillende beleggingscategorieën weergegeven. De strategische portefeuille 2014 ligt in lijn met de actuele portefeuille van eind 2013. Het hogere risicobudget ten opzichte van 2013 is ingevuld door een 2% hogere allocatie naar aandelen en het verlagen van de strategische rente afdekking van 95% naar 93%. Tabel 6: Strategische normportefeuille 2014 Beleggingscategorie Strategische normportefeuille 2014 Gewicht (%) Beheervorm Totaal vastrentende waarden Euro Core obligaties Euro Langlopende Staatsobligaties Euro Credit obligaties Opkomende Landen obligaties 77,5 21,5 42,5 10,0 3,5 Actief Passief Actief Passief Totaal aandelen Ontwikkelde Landen Opkomende Landen 17,5 14,1 3,4 Actief Actief Vastgoed Cash 3,0 2,0 Actief De strategische allocatie is gebaseerd op een BlackRock lange termijn risicomodel, terwijl de risico’s volgens een BlackRock korte termijn model substantieel hoger zijn, waarbij volatiliteit in intra-EMU renteverschillen en aandelen de belangrijkste risico’s zijn. Het lange termijn risicomodel hanteert aannames voor volatiliteit van rendementen en correlaties tussen verschillende beleggingscategorieën over een periode van 20 jaar. Op basis van deze methodiek bedraagt het risico 4,18%. Het lange termijn risicomodel wordt passend geacht omdat het aansluit bij het lange termijn karakter van de verplichtingen. Daarnaast hanteert het pensioenfonds een korte termijn risicomodel, om een goed beeld te hebben van de risico’s die het pensioenfonds op korte termijn loopt. Deze methodiek gaat uit van een 5-jaars historie en wijst op een risico van 6,4%, voornamelijk als gevolg van de hogere volatiliteit van intra-EMU renteverschillen in de afgelopen jaren. Een sterke daling van de aandelenmarkten of een forse toename van de renteverschillen tussen EMUlanden vormen de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds. Het liquiditeitsrisico is beperkt. Een stresstest heeft uitgewezen dat het pensioenfonds over voldoende buffers beschikt om aan onderpandsverplichtingen vanuit de swapcontracten te voldoen in geval van een zeer sterke rentestijging. Ten aanzien van de afdekking van renterisico is besloten een deel van het hogere risicobudget te gebruiken voor het verlagen van het afdekkingspercentage van 95% naar 93%. Rentes zijn nog steeds op een historisch laag niveau, maar tenderen wel enigszins omhoog. Langzaam aantrekkende economische groei en gematigde verwachtingen voor de aandelenmarkten bieden de mogelijkheid om het risicobudget op verschillende manieren te benutten. Het pensioenfonds kiest ervoor om hier ook te diversifiëren door het aandelen percentage met 2% te verhogen en de renteafdekking met 2% af te bouwen. Het neerwaartse risico is dan minder groot dan bij een nog 31 hogere allocatie naar aandelen. Alleen het afbouwen van het afdekkingspercentage daarentegen geeft minder rendementspotentieel. Het beleid ten aanzien van de afdekking van het valutarisico zal ongewijzigd worden voortgezet. In lijn met de bestaande praktijk zal ook in 2014 het valutarisico op de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen volledig worden afgedekt. Het grootste deel van de beleggingsportefeuille blijft actief beheerd, met uitzondering van de langlopende staatsobligaties. Er wordt gekozen voor actief beheer bij een positief verwacht resultaat ten opzichte van de benchmark na aftrek van kosten. Dit is het geval voor de aandelenportefeuilles, de euro core obligatie portefeuille en de euro credit portefeuille. De langlopende staatsobligaties portefeuille wordt passief beheerd, omdat de kosten van het actief aan- en verkopen van deze obligaties niet opwegen tegen het extra rendement dat hiermee wordt verkregen. Ook de vastrentende waarde portefeuille van opkomende landen wordt passief beheerd door middel van een Exchange Traded Fund (ETF). Voor wat betreft het risico van actief beheer geldt dat actief risico vrijwel ongecorreleerd is met marktrisico, waardoor de toevoeging van actief beheer een beperkte invloed heeft op het totale risico van de beleggingsportefeuille. 3.5.4 Verantwoord beleggen Het pensioenfonds voert een beleid van verantwoord beleggen door het onderschrijven van de UN Global Compact en UN Principles for Responsible Investment. United Nations Global Compact heeft betrekking op mensenrechten, arbeidsomstandigheden, het milieu en corruptie. Het pensioenfonds verwacht dat ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt deze principes respecteren. Aan verantwoord beleggen wordt invulling gegeven door engagement en uitsluiting. BlackRock heeft het mandaat voor actief aandeelhouderschap en om te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Daarnaast is er een uitsluitingenbeleid van ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens, die niet acteren conform door de Nederlandse overheid ondertekende verdragen, die op de zwarte lijst staan van Global Compact, die structureel onvoldoende openstaan voor engagement of betrokken zijn bij ad hoc gebeurtenissen die zwakheden ten aanzien van socially responsible investment (SRI) aantonen. Het pensioenfonds streeft ernaar het uitsluitingenbeleid voor een zo groot mogelijk deel van de beleggingsportefeuille te implementeren, daarom wordt indien de kosten het toelaten een eigen mandaat voor het beheer van een deelportefeuille gegeven (separaat mandaat). Het beleid is niet van toepassing op beleggingen in beleggingsfondsen waar ook andere beleggers in participeren (fondsbeleggingen). De uitsluitingenlijst is in 2013 geactualiseerd en tevens is de rapportage van BlackRock richting het pensioenfonds over engagement verbeterd. Vanaf het vierde kwartaal levert BlackRock elk kwartaal een overzicht van de belangrijkste engagement inspanningen voor de bedrijven waarin het pensioenfonds heeft geïnvesteerd. Belangrijke thema’s zijn nog steeds de beloningen voor bankiers en een betere vertegenwoordiging van vrouwen aan de bestuurstafels. Toezichthouders en wetgevers komen op deze terreinen, maar ook via andere onderwerpen ten aanzien van goed bestuur, geregeld naar voren met initiatieven. Gedurende 2013 is de uitsluitingenlijst uitgebreid met een aantal specifiek door de markt benoemde bedrijven die zich bezighouden met de productie, distributie of andere activiteiten rondom clustermunitie. De focus van het SRI zal in 2014 liggen op onafhankelijke opstellingen van besturen, beschermingsconstructies en toepassing van de SRI screening op de vastrentende portefeuilles. De nadruk bij SRI screening ligt vooralsnog op de aandelenbeleggingen. In de vastrentende portefeuilles kunnen obligaties zitten van niet-beursgenoteerde bedrijven, waardoor het screenen van vastrentende portefeuilles lastiger is. Een effectieve screening op de vastrentende waarden portefeuille is nog niet doorgevoerd. Verwacht wordt dit in 2014 te kunnen implementeren. 32 Doelstellingen en belangrijkste karakteristieken beleggingsportefeuilles Langlopende staatsobligatieportefeuille Aangehouden ter afdekking van het renterisico en bestaat uit Europese staatsleningen met een looptijd langer dan 15 jaar. De grootste holdings zijn in Duitsland (42%) en Frankrijk (27%). België is ultimo 2013 de issuer met de laagste rating. De portefeuille wordt passief beheerd. Euro core obligatieportefeuille Aangehouden voor het afdekken van renterisico en tevens voor extra rendement (boven het vanuit de verplichtingen benodigde rendement) via het lopen van kredietrisico. De portefeuille bestaat uit Europese staatsleningen, semi-overheidsobligaties en bedrijfsobligaties, voor respectievelijk 54%, 10% en 18%. 37% van de portefeuille heeft een AAA-rating, terwijl 32% een rating BBB+ of lager kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Euro credit portefeuille Bijdragen aan het afdekken van renterisico en extra rendement via het lopen van kredietrisico. De portefeuille is voornamelijk belegd in covered bonds (48%) en bedrijfsobligaties (43%). Covered bonds uit Spanje, Italië, Griekenland, Portugal en Ierland zijn uitgesloten, evenals obligaties van financiële instellingen. Het aandeel AAA-beleggingen bedraagt 46%, terwijl 22% een BBB rating kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Obligaties opkomende landen Aangehouden met als doel extra rendement en diversificatie in de vastrentende beleggingen. Het betreft een volledig gefinancierde ETF. De belangrijkste landen waarin belegd is zijn Brazilië en Rusland. De ETF heeft de JP Morgan EM debt index als benchmark. De duration van deze portefeuille is 7,5 jaar. Circa 56% van de portefeuille heeft een investment grade S&P-rating. Aandelen ontwikkelde markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. Deze beleggingen zijn voor 2/3 ondergebracht bij Wellington en 1/3 bij BlackRock en worden actief beheerd met een tracking error van 3-6% respectievelijk 4-7%. Wellington hanteert een fundamenteel gedreven strategie, met een breed gespreide portefeuille met beperkte actieve sectorposities. BlackRock hanteert eveneens een fundamenteel gedreven strategie, maar heeft een geconcentreerde portefeuille met grote actieve sector posities. Beide hebben de MSCI World als benchmark. Het valutarisico wordt afgedekt. Aandelen opkomende markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. De portefeuille wordt beheerd door JP Morgan, op basis van een kwantitatieve aanpak. De benchmark voor deze portefeuille is de MSCI Emerging Markets Index (in Euro). De basis voor de portefeuille wordt bepaald door aandelenselectie en in mindere mate door sector of landenkeuzes Vastgoed Aangehouden voor diversificatie en extra rendement. Daarnaast is het een andere bron van rendement dan aandelenrendement en kan het bescherming bieden tegen inflatie. Er is belegd in een niet-beursgenoteerd indirect vastgoed fonds CBRE. Het fonds is gericht op vastgoed van hoge kwaliteit en belegt in 22 onderliggende fondsen. Voor circa 70% heeft het fonds belegd in Duitsland, Frankrijk, de Benelux en de Scandinavische landen. Beleggingen in de winkelsector zijn met 40% het grootst, terwijl de minste beleggingen plaatsvinden in de industrie sector (15%). Het fonds is gesloten en wordt in de komende jaren geliquideerd. 33 4. Verslag verantwoordingsorgaan Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan heeft zich een oordeel gevormd over het in 2013 gevoerde beleid door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan vergadert regelmatig, waarbij tevens overleg wordt gevoerd met het bestuur, de raad van toezicht, de externe accountant en de certificerend actuaris. In zijn jaarlijkse opleidingsdag heeft het verantwoordingsorgaan zich laten informeren over de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” en de plannen van de wetgever voor wijziging van het financieel toetsingskader. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van fondsdocumenten, zoals het jaarverslag, de bevindingen van de externe accountant en actuaris, het bevindingenrapport van de raad van toezicht en de verslagen van het bestuur en de vermogensbeheerder. Mutaties in de samenstelling van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht De heer Vink is in september 2013 afgetreden en opgevolgd door mevrouw Engel. Helaas is de heer Vink in maart 2014 overleden; het verantwoordingsorgaan heeft zijn medeleven overgebracht aan de nabestaanden van de heer Vink. De zittingstermijn van de heer Berndsen liep af op 1 januari 2014. Omdat hij inmiddels de maximale twee zittingstermijn volgemaakt had, was hij niet herbenoembaar. Inmiddels is besloten dat de omvang van het verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 teruggebracht wordt van 9 naar 8 leden. Er zal een zetel namens de werkgever vervallen. Door het aftreden van de heer Berndsen voldoet het verantwoordingsorgaan al aan de nieuwe samenstelling. In april 2014 heeft de heer Bharos zijn lidmaatschap moeten beëindigen wegens het aanvaarden van een andere functie. Naar een opvolger wordt gezocht. De heer Van Niekerk, lid/voorzitter van de raad van toezicht, is per 1 augustus 2013 afgetreden. Hij was niet herbenoembaar vanwege het volmaken van zijn maximale zittingstermijn. Hij is als lid opgevolgd door mevrouw Gram; mevrouw Schols heeft het voorzitterschap op zich genomen. Per 1 augustus 2014 treedt de heer Geukers af na het volmaken van zijn maximale zittingstermijn. De procedure voor zijn opvolging loopt. Bevindingen en aandachtspunten Situatie in het verslagjaar De verwachting was dat in 2013 duidelijkheid zou komen over de contouren van het wettelijk kader waarbinnen een nieuwe pensioenregeling gestalte zou moeten krijgen. Helaas zijn de contouren van het nieuwe wettelijke kader nog steeds niet duidelijk en daarmee kon ook weinig vooruitgang gerealiseerd worden ten aanzien van een deel van de vorig jaar door het verantwoordingsorgaan gesignaleerde aandachtspunten inzake het hanteren van verschillende dekkingsgraden, het realiseren van een nieuwe pensioenregeling en het beleggingsbeleid. Genoemde aandachtspunten komen daarom ook in dit verslag wederom aan de orde. Het verantwoordingsorgaan is zelf niet direct betrokken geweest bij de samenkomsten van de klankbordgroep, die is ingesteld ter voorbereiding van het nieuwe pensioencontract, maar wordt via het bestuur en de leden van het verantwoordingsorgaan geïnformeerd. Governance Het verantwoordingsorgaan heeft advies uitgebracht over de governance naar aanleiding van de ‘Wet Versterking bestuur pensioenfondsen’. Het verantwoordingsorgaan kan zich vinden in de keuzes die het bestuur heeft gemaakt inzake de vorm en inrichting van het intern toezicht en het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan. De keuze voor een paritair bestuursmodel met een raad van toezicht houdt in dat ook het verantwoordingsorgaan blijft bestaan. Het verantwoordingsorgaan heeft daarbij geadviseerd zijn omvang terug te brengen van 9 naar 8 leden. De verschillende stakeholders 34 (werkgever (2), actieve deelnemers (3), gewezen deelnemers (1) en pensioengerechtigden (2)) worden daarmee voldoende vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan heeft daarmee een stabiele basis, terwijl het slagvaardig en effectief kan opereren en door zijn samenstelling voldoende geëquipeerd is om toe te zien op een evenwichtige belangenbehartiging van alle stakeholders. Communicatie Het verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over het communicatiebeleid. Daarbij heeft het verantwoordingsorgaan erop gewezen dat alle doelgroepen voldoende bereikt moeten worden, ook de gewezen deelnemers. In 2014 zal er veel gecommuniceerd moeten worden in verband met de nieuwe pensioenregeling en het nieuwe financiële kader. Uitvoeringskosten Het verantwoordingsorgaan constateert dat er meer inzicht is in de uitvoeringskosten, waaronder die van het vermogensbeheer. Ondanks de verbeteringen blijven de kosten voor het vermogensbeheer en dan met name de transactiekosten, onvoldoende transparant. Het verantwoordingsorgaan benadrukt dat het bestuur volledig inzicht dient te hebben in de kosten en dat deze transparant gerapporteerd moeten worden. Beleggingsbeleid Het verantwoordingsorgaan betreurt het dat, ondanks alle inspanningen die binnen het fonds gedaan worden met betrekking tot (onder andere) risicomanagement, er een negatief rendement is behaald in 2013. Het bestuur had meer uitleg mogen geven over de oorzaken hiervan. Voor grote groepen stakeholders is het beleggingsresultaat van groot belang, aangezien dit invloed heeft op de toekenning van voorwaardelijke toeslagen. Wel heeft het verantwoordingsorgaan tot zijn tevredenheid geconstateerd dat de dekkingsgraad zich in het verslagjaar zodanig heeft ontwikkeld dat er een eind is gekomen aan de zogenoemde herstelperiode, waardoor er niet gekort hoefde te worden op de nominale pensioenaanspraken. Het valt op dat met name één van de aandelenmanagers en het vastgoedfonds slecht gepresteerd hebben. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur kritisch naar deze beleggingen, alsmede het functioneren van de externe managers, te blijven kijken. Consistentie Mede door het negatieve beleggingsresultaat is het voor het vijfde jaar op rij niet mogelijk voorwaardelijke toeslagen te verlenen aan de inactieven. Duidelijk is dat de huidige pensioenregeling niet consistent is met de doelstellingen van het fonds en dat niet te verwachten is dat de achterstand in toeslagverlening ingehaald kan worden. Het verantwoordingsorgaan ziet dat het bestuur de noodzaak van spoedige invoering van een nieuwe, consistente, pensioenregeling onderkent en werkgever hierbij tot spoed maant. Toch, gezien het belang en de blijvende onduidelijkheid over het nieuwe wettelijke toetsingskader, benadrukt het verantwoordingsorgaan dit nogmaals. Verschillende dekkingsgraden Tevens speelt mee dat het bestuur zijn beleid op de ‘marktwaarde dekkingsgraad’ baseert, in plaats van op de officiële dekkingsgraad, waardoor voorwaardelijke toeslagverlening niet mogelijk was. Zoals vorig jaar al opgemerkt, kan het verantwoordingsorgaan begrijpen dat het bestuur tot dit beleid is gekomen, maar wijst het er wel op dat het gebruik van twee maatstaven tot discussie en gevoelens van onvrede bij de inactieven heeft geleid. Dit blijkt onder andere uit een briefwisseling tussen de Belangenvereniging Pensioengerechtigden en het bestuur van het fonds. Het hanteren van één maatstaf zal leiden tot meer éénduidigheid, waarbij het aansluiten bij de wettelijke kaders voor de hand ligt. 35 Oordeel Hoewel de resultaten voor een grote groep deelnemers teleurstellend zijn en de huidige pensioenregeling niet houdbaar lijkt voor de toekomst, komt het verantwoordingsorgaan op basis van de beschreven werkzaamheden tot het oordeel dat het bestuur een consistent beleid heeft gevoerd en met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever heeft afgewogen. Het verantwoordingsorgaan stelt de goede en open contacten met het bestuur en de raad van toezicht zeer op prijs. Amsterdam, 23 mei 2014 J.A.T. Denissen A. van Dorssen U. Karakhalil (plv. voorzitter) E.D. de Ruijter M.A. Santema P.M.M. Timmer (voorzitter) N.J. Engel-de Groot 36 4.1 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gedegen verslag en de open dialoog. Ook de in de loop van het jaar uitgebrachte, goed onderbouwde en constructieve adviezen, worden door het bestuur zeer op prijs gesteld. Hieronder gaat het bestuur op de aandachtspunten in. Uitvoeringskosten Het bestuur heeft een steeds beter inzicht in de kosten van het vermogensbeheer. In 2014 zal er nader onderzoek gedaan worden of er, met name waar het transactiekosten betreft, nog meer transparantie bereikt kan worden. Ook zal het bestuur kijken waar er kostenreductie te behalen is. Beleggingsbeleid Het bestuur evalueert de externe managers minimaal één keer per drie jaar, waarbij ook een aanhoudende underperformance meegewogen wordt. Deze evaluatie staat voor 2014 gepland. Het vastgoedfonds wordt kritisch gevolgd, maar de mogelijkheden van ingrijpen zijn beperkt omdat het fonds zich in een afbouwfase bevindt. Verschillende dekkingsgraden Met betrekking tot de verschillende dekkingsgraden, wacht het bestuur de wettelijke ontwikkelingen rond het nieuw financiële toetsingskader af. Mogelijk dat er dan verplicht met één dekkingsgraad gerekend moet worden. 37 5. Bevindingenrapport raad van toezicht Inleiding In dit bevindingenrapport heeft de Raad van Toezicht van het Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank de bevindingen en aanbevelingen zoals gebruikelijk ingedeeld in een aantal rubrieken. Voorafgaand aan de bevindingen heeft de raad steeds de norm geformuleerd waaraan wordt getoetst. De raad toetst in beginsel aan de normen, zoals geformuleerd in wet- en regelgeving alsmede de Code Pensioenfondsen. Om de leesbaarheid van dit bevindingenrapport te bevorderen worden in dit rapport deze normen niet stuk voor stuk behandeld, doch deze zijn per rubriek samengevat in één overkoepelende norm. Bevindingen Algemeen beleid Een pensioenfondsbestuur heeft tot taak zo goed mogelijk uitvoering te geven aan de pensioenregeling en daar beleid op te maken. Het beleid en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen dienen voldoende kenbaar te zijn. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur zeer toegewijd is de missie te vervullen. Tevens heeft het bestuur bij zijn beleidskeuzes nadrukkelijk aandacht voor de evenwichtige afweging van de verschillende belangen. Noodzakelijkerwijs kan het fondsbestuur pas acteren op een nieuwe pensioenregeling zodra deze in het CAO-overleg is vastgesteld. Wel is hierbij van belang dat het bestuur duidelijk aangeeft welke tijd men nodig heeft om een nieuwe regeling te implementeren. Waar het strategische beleidskeuzes betreft valt het de raad op dat de aandacht vooral gericht is op de korte termijn. Voor een deel wordt dit wellicht veroorzaakt door de aanhoudende onzekerheid omtrent het nieuwe pensioencontract. Voorts verhinderen overvolle bestuursagenda’s dat naast tal van operationele zaken ook meer strategische kwesties aan de orde komen. Aanbevelingen De raad beveelt het bestuur aan blijvend aandacht te schenken aan de toekomst en toekomstbestendigheid en hiervoor, waar mogelijk voor de lange termijn, een visie te ontwikkelen. Governance De structuur van een fonds dient zodanig te zijn dat goede besturing is geborgd. Voorts dienen individuele bestuursleden en het bestuur als geheel voldoende geschikt te zijn. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur competent is. De bestuursleden stellen zich onafhankelijk op en er wordt op voet van gelijkwaardigheid geopereerd. Zoals al eerder door de raad is aangegeven blijft een voortdurend punt van zorg wel de beschikbaarheid van nieuwe bestuursleden. Daardoor is continuïteit in mindere mate geborgd met name in geval van onverwachte vacatures. Tevens is het tijdsbeslag voor een bestuursfunctie in combinatie met de ‘primaire’ functies van bestuursleden een punt van zorg. Dit waren ook de pijnpunten die naar voren kwamen in de zelfevaluatie van het bestuur. Hierdoor kan er te weinig countervailing power ten opzichte van de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, zijn georganiseerd. De raad heeft begrepen dat het bestuur plannen heeft te werken met een kweekvijver voor nieuwe bestuursleden en tevens met de werkgever in gesprek is over het tijdsbeslag van de bestuursleden in dienst van de werkgever. Tevens is het aantal interne adviseurs verhoogd en hun takenpakket uitgebreid. De raad beoordeelt dit positief. De raad wacht af of beide initiatieven voldoende zijn om structureel een oplossing te bieden voor genoemde zorgpunten. De raad brengt daarbij onder de 38 aandacht dat ook de toevoeging van onafhankelijke externe bestuurders of de inrichting van een bestuursbureau oplossingsrichtingen zouden kunnen zijn. Indien en voor zover kostenoverwegingen een rol hebben gespeeld bij het niet meenemen van deze oplossingen, is naar het oordeel van de raad onvoldoende geanalyseerd wat naast de kosten ook de baten zouden kunnen zijn van deze oplossingen. De raad constateert dat de samenstelling van het bestuur meer divers van aard is geworden indien naar het criterium leeftijd wordt gekeken. De raad juicht dit van harte toe. Indien evenwel de man/vrouwverhouding in ogenschouw wordt genomen is het bestuur juist minder divers samengesteld dan eerder het geval is. Er is feitelijk geen goed onderbouwd diversiteitsbeleid en dat is spijtig. Aanbevelingen De raad beveelt het bestuur aan concrete stappen te zetten met het aanleggen van een kweekvijver voor nieuwe bestuursleden en tevens concrete afspraken te maken met de werkgever inzake het tijdsbeslag. Indien en voor zover een en ander heeft plaats gevonden, moet bezien worden of deze maatregelen daadwerkelijk afdoende zijn. Tevens beveelt de raad aan een diversiteitsbeleid te formuleren. Financiële opzet Het fonds dient een deugdelijke financiële opzet te hebben. De financiële opzet dient zodanig te zijn dat er voldaan wordt aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. De financieringsopzet moet toekomstbestendig zijn. Bevindingen De raad stelt vast dat er een transparante uitvoeringsovereenkomst is waaruit duidelijk is welke de verplichtingen van de sponsor zijn in bepaalde situaties. Er is tevens een duidelijk crisisplan. De financiële situatie van het fonds is het afgelopen jaar aanzienlijk verbeterd doch het herstel is nog broos. De raad juicht het toe dat het bestuur heeft weten te bewerkstellingen dat de werkgeverspremie voor het jaar 2014 – ondanks het feit dat de pensioenregeling werd versoberd – op het afgesproken niveau is gebleven. De indexatie voor (het merendeel van) de inactieve deelnemers en pensioengerechtigden is al enige tijd achterwege gebleven. Daarbij komt de vraag op of en in hoeverre de geformuleerde toeslagambitie waargemaakt kan worden ook naar de toekomst toe. Aanbevelingen Hoewel dit bemoeilijkt wordt door het feit dat slechts de contouren van een nieuw FTK duidelijk zijn, beveelt de raad aan dat bezien wordt of en in hoeverre een nieuwe pensioenregeling (waarin pensioenen bestendig worden geïndexeerd) binnen een gegeven premiebudget waargemaakt kan worden. Beleggingsbeleid Een pensioenfonds dient een beleggingsbeleid te hebben dat in overeenstemming is met de verplichtingen van het fonds en de risicohouding. Tevens dient een fonds overwegingen met betrekking tot verantwoord beleggen vast te stellen. Omtrent een en ander dient draagvlak te bestaan bij belanghebbenden. Bevindingen Het fonds heeft aan het einde van het jaar een goed onderbouwd beleggingsplan vastgesteld. Het plan zou op meerdere punten kunnen worden verdiept en onderbouwd, bijvoorbeeld wat betreft risicobeleid en de visie achter c.q. de invulling van de portefeuille. De raad constateert een verbetering ten opzichte van voorgaande jaren. Voor zover de raad heeft kunnen nagaan is niet of in elk geval niet voldoende onderzocht of en in 39 hoeverre er bij belanghebbenden (waaronder inactieve deelnemers en gepensioneerden) draagvlak bestaat voor onder meer de risicohouding. De raad acht het van belang dat het bestuur genuanceerder op de hoogte is van de risicohouding van belanghebbenden. Naar de raad heeft begrepen zijn hier begin 2014 stappen toe gezet. Risicomanagement Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn vanzelfsprekend is en zorgt voor een adequate organisatie van het integrale risicomanagement. Het bestuur houdt expliciet rekening met risico’s en risicobeheersing bij het bepalen van het beleid en het nemen van besluiten. Deze risicoafweging wordt vastgelegd. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur goede stappen heeft gezet met betrekking tot de implementatie van het integrale risicomanagement. Er liggen uitgebreide en inzichtelijke rapportages waaruit duidelijk wordt welke risico’s er op welke terreinen liggen. In het beleggingsplan mag evenwel uitgebreider op de beheersing van risico’s worden ingegaan. Het valt op dat de gerealiseerde (ex-post) renteafdekking in 2013 is afgeweken van de beoogde doelstelling van 95%. In de implementatie van de renteafdekking wordt niet zuiver op matching van het renterisico gestuurd maar wordt ook actief beleid door de beheerder toegestaan. De feitelijk gerealiseerde renteafdekking kan hierdoor afwijken van het beoogde beleid. Deze implementatie 'gap' introduceert zodoende een additioneel risico. De raad heeft aarzelingen of deze risico’s voldoende worden gemonitord en gemanaged en of een effectieve renteafdekking heeft plaatsgevonden. Aanbevelingen De raad beveelt aan blijvend aandacht te besteden aan het risicomanagement en daarbij nadrukkelijk aandacht te hebben voor de risico’s op langere termijn. De raad vraagt aandacht voor het uitvoerig analyseren van de effectiviteit van de renteafdekking en het mismatchrisico in de renteafdekking en hierover transparant verantwoording af te leggen. Ook zou het renteafdekkingsbeleid en de implementatie hiervan heroverwogen kunnen worden. Uitbesteding Het bestuur dient een visie op de uitvoering van de activiteiten van het pensioenfonds te hebben, inclusief een aanvaardbaar niveau van de kosten en zicht op de keten van uitbesteding. Daarbij dient het bestuur in control te zijn. De overwegingen bij de keuze voor de wijze van uitvoering worden vastgelegd en beschikbaar gesteld aan belanghebbenden. Partijen waar werkzaamheden aan worden uitbesteed, dienen op regelmatige basis te worden geëvalueerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de adviseurs waarmee het bestuur werkt. Bevindingen Het fonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP. Tevens is de bestuursondersteuning uitbesteed aan TKP. Een en ander ligt vast in een heldere overeenkomst en er zijn duidelijke SLA’s en kwartaalrapportages. Hoewel de dubbelfunctie (zowel uitvoering als bestuursondersteuning ondergebracht bij één partij) meer voor komt in de pensioensector, zijn er naar het oordeel van de raad vraagtekens te zetten bij deze constructie. De onafhankelijkheid van de bestuursondersteuning kan immers in gevaar komen. Wat het vermogensbeheer betreft opereert BlackRock als fiduciair manager. De raad merkt op dat ook hier een dubbelfunctie is omdat Blackrock niet alleen de fiduciair manager is maar tevens vermogensbeheerder van een aantal beleggingsfondsen. Dit brengt risico’s met zich mee van te veel afhankelijkheid en te hoge kosten. Het zou prudenter zijn meer spreiding aan te brengen over verschillende partijen. Ook dient hiervoor meer countervailing power bij de beleggingscommissie en het bestuur aanwezig te zijn. Indien dit niet geborgd is, bestaat het gevaar dat het bestuur onvoldoende in control is. De raad stelt vast dat het bestuur meer oog heeft gekregen voor de kosten van vermogensbeheer. Er 40 bestaat echter nog geen volledige transparantie. Aanbevelingen De raad adviseert het bestuur zich in het algemeen bewust te zijn van concentratierisico's bij leveranciers en in het bijzonder grenzen te stellen aan de concentratie van beleggingen bij één partij, zeker als deze partij de fiduciair manager is. Naar het oordeel van de raad zou voorts de helderheid van beleggingsrapportages kunnen toenemen waardoor duidelijk wordt welk doel de verschillende effecten dienen. De raad beveelt aan de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed te evalueren en aan deze evaluatie – zo nodig – consequenties te verbinden. De raad beveelt het bestuur voorts aan er op te sturen dat de kosten van vermogensbeheer zo volledig en transparant mogelijk worden gerapporteerd. Communicatie en transparantie Het bestuur zorgt voor een adequaat communicatiebeleid, waarbij de persoonlijke pensioeninformatie goed toegankelijk is en het pensioenbewustzijn van belanghebbenden wordt bevorderd. Het bestuur meet de effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen periodiek, in elk geval elke drie jaar. Bevindingen De raad vindt dat er goede communicatieactiviteiten ontplooid worden zeker waar het de actieve deelnemers betreft. Omdat de financiële situatie van het fonds vooral effect gehad heeft op de aanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, is het van belang dat de communicatie met hen op orde is en de verwachtingen worden gemanaged. Hoewel veel onderdelen van de communicatie op orde zijn, is er nog geen sprake van een consistent en adequaat communicatieplan waarin het deelnemersperspectief centraal staat. Aanbevelingen De raad adviseert het bestuur het eigen beleid op het terrein van communicatie beter vorm te geven en vast te leggen. Werkwijze van de raad In 2013 heeft de raad zeven keer vergaderd, waarbij drie maal overleg is gevoerd met het bestuur en twee maal met het VO. Eén maal is overlegd met de externe accountant, de certificerend actuaris en de compliance officer. Leden van het VO worden uitgenodigd als toehoorder bij de vergaderingen van de raad aanwezig te zijn. Hier wordt regelmatig gebruik van gemaakt. Naast het reguliere overleg met het bestuur, wordt met het bestuur ook schriftelijk informatie uitgewisseld. Daarnaast neemt de raad kennis van de werkzaamheden van het bestuur via notulen, kwartaalverslagen en aanwezigheid als toehoorder bij commissie- en bestuursvergaderingen. De voorzitters van de raad en het bestuur hebben voorts regelmatig telefonisch overleg. In 2013 heeft de raad afscheid genomen van de heer J. van Niekerk als voorzitter van de raad. Mevrouw Gram is per augustus 2013 benoemd als nieuw lid van de raad, mevrouw Schols fungeert sindsdien als voorzitter. De raad heeft in 2013 zijn eigen functioneren geëvalueerd en daarbij tevens gebruik gemaakt van de input van het bestuur en het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan beveelt de raad aan nog nadrukkelijker naar het risicobeleid op de lange termijn te kijken. De raad ziet het als zijn taak bij te dragen aan de kwaliteit en effectiviteit van de governance en de besturing van het pensioenfonds. Hij wil dan ook te allen tijde graag als gesprekspartner van het bestuur functioneren en hoopt dat het bestuur dit ook zo ervaart. Amsterdam, 23 mei 2014 H.M. Geukers A. Gram (plv. voorzitter) E.M.F. Schols-Van Oppen (voorzitter) 41 5.1 Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht Het bestuur heeft kennis genomen van het bevindingenrapport. Het bestuur bedankt de raad voor het gedegen rapport, de deskundige en constructieve werkwijze van de raad en de open dialoog. Hieronder gaat het bestuur op de aandachtspunten in. Algemeen beleid Het bestuur heeft tot taak het uitvoeren van de pensioenregeling, waarbij het toetst of de regeling uitvoerbaar is. De toekomstbestendigheid van een pensioenfonds hangt er onder andere van af of de pensioenregeling kostenefficiënt kan worden uitgevoerd. Hier heeft het bestuur veel en continu aandacht voor. Mocht de werkgever een andere vorm van pensioenuitvoering willen, dan zal het bestuur hierop acteren. Governance Het bestuur is met werkgever in overleg over het beschikbaar stellen van tijd voor het bestuurswerk en het opnemen van het bestuurslidmaatschap in het developmentprogramma van werkgever. Ook is het bestuur met betrokken partijen in overleg over het aanleggen van een kweekvijver van nieuwe bestuursleden. Per vacature zal het bestuur aangeven waar de voorkeur naar uitgaat qua diversiteit. Een verdere uitwerking van het diversiteitsbeleid zal opgenomen worden in het beleidsdocument 'Geschikt Pensioenfondsbestuur'. Financiële opzet Het bestuur zal de nieuwe pensioenregeling toetsen op uitvoerbaarheid, waaronder het waarmaken van een eventuele toeslagambitie. Risicomanagement Het bestuur betrekt alle risico's, ook die op de lange(re) termijn, bij zijn besluitvorming. Het bestuur heeft bewust gekozen voor een renteafdekking door middel van vastrentende waarden en swaps. De effectiviteit van de renteafdekking wordt continu gemonitord door het bestuur, maar de rapportage hierover zal duidelijker gedaan worden. De ex-post renteafdekking over 2013 is niet wezenlijk afgeweken van de ex-ante renteafdekking van 95%. Uitbesteding Het bestuur evalueert de partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed jaarlijks. Periodiek wordt er een uitgebreidere evaluatie gedaan waarbij een externe partij ingeschakeld wordt. Deze uitgebreide evaluatie staat voor BlackRock gepland eind 2014 en voor TKP eind 2015. Het bestuur is zich bewust van de dubbelrollen van de uitvoeringsorganisaties en is hierover met hen in overleg. Het bestuur heeft een steeds beter inzicht in de kosten van het vermogensbeheer. In 2014 zal er nader onderzoek gedaan worden of er, met name waar het transactiekosten betreft, nog meer transparantie bereikt kan worden. Ook zal het bestuur kijken waar er kostenreductie te behalen is. Communicatie en transparantie Het bestuur neemt de aanbeveling over het communicatieplan van de raad mee bij het opstellen van het plan voor 2015. 42 Amsterdam, 23 mei 2014 G. van Ankeren E. Elvers D. Hendriks P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans L.J. van Wechem F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind 43 6. Jaarrekening 44 6.1 Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 31-12-2013 € 31-122012 € ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen (1) 34.089 215.356 956.564 21.153 31.660 1.258.822 Vorderingen en overlopende activa Overige activa (2) (3) TOTAAL ACTIVA 40.005 223.233 935.223 65.583 39.727 1.303.771 586 8.758 267 12.533 1.268.166 1.316.571 101.175 1.139.590 27.401 80.738 1.172.528 63.305 1.268.166 1.316.571 PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva (4) (5) (6) TOTAAL PASSIVA (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 68. 45 6.2 Staat van baten en lasten 2012 2013 € € € € Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten Totaal baten Lasten Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Aanpassing sterftekansen - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Totaal lasten Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdracht van derden Overige lasten (7) (8) (9) (10) (11) 41.222 1.134 44.377 -17.302 30 27.105 43.789 144.068 46 187.903 41.493 1.233 (12) 29.275 3.474 4.064 -41.388 -35.822 1.032 2.745 0 31.375 6.591 16.120 3.972 -32.648 -290 -2.788 38 (13) (14) (15) 6.668 -41.622 72.158 0 2.965 9.542 -3.913 93.216 410 -2.220 12 134.144 Saldo van baten en lasten 20.437 (-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 85. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve 20.437 46 53.759 53.759 6.3 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2013 € 2012 € € € Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies5 Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig 31.488 5.234 14 45.130 3.002 61 36.736 Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringkosten -41.201 -2.446 -633 Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten 48.193 -41.389 -782 -1.157 -44.280 -43.328 -7.544 4.865 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen 41.531 1.557.146 37.666 1.772.039 1.598.677 Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Mutatie liquiditeiten en collateral -1.600.588 -2.203 7.884 1.809.705 -1.810.735 -2.520 -2.713 -1.594.907 -1.815.968 3.770 -6.263 Netto kasstroom -3.774 -1.398 Mutatie liquide middelen -3.774 -1.398 Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten 2013 € Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar Waarvan: Voor risico pensioenfonds 2012 € 12.533 8.758 13.931 12.533 8.758 12.533 5 De premie voor het eerste kwartaal 2014 is ontvangen in januari 2014, waardoor in 2013 voor drie kwartalen premie is ontvangen. 47 6.4 6.4.1 Toelichting op de jaarrekening Algemeen Activiteiten Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Amsterdam. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41199645. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 23 mei 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting. 6.4.2 6.4.2.1 Grondslagen Algemene grondslagen Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. 48 Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2013 USD GBP JPY 1,3780 0,8320 144,8295 Gemiddel d 2013 1,3482 0,8216 129,4125 31 december 2012 1,3184 0,8111 113,9955 Gemiddel d 2012 1,3083 0,8232 106,9376 Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. In 2013 zijn de grondslagen voor waardering van de voorziening prepensioen aangepast. Dit heeft geresulteerd in een toename van de voorziening van 1.032. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. 1.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum. 49 Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2012-2062 zoals deze is gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap. Deze kansen zijn omgerekend naar een generatietafel om rekening te houden met de verwachte toekomstige daling van de sterftekansen. Bij het gebruik van de AG prognosetafel 2012-2062 wordt rekening gehouden met ervaringssterfte gebaseerd op de indeling sociaal economische status hoog conform de gepubliceerde levensverwachtingen van het CBS. Iedereen wordt geacht een partner te hebben. De toekomstige excassokosten worden bepaald op basis van een kasstroommodel. De vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man. - 50 Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zijnde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Er wordt een voorziening opgenomen voor deelnemers die ziek zijn en wellicht arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. De voorziening voor WAO hiaat/ WIA is onderdeel van de overige technische voorzieningen en is gebaseerd op dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar. 6.4.2.2 Grondslagen voor bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. 51 Indexering en overige toeslagen De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging, zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. De hoogte van de voorwaardelijke toeslagverlening van de pensioenen is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met de maand september in het betreffende jaar). Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. 6.4.2.3 Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. In de jaarrekening worden de betaalde kosten vermogensbeheer apart weergegeven in het kasstroomoverzicht, waarbij de vergelijkende cijfers zijn aangepast. 52 6.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 ACTIVA 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds € Stand per 31 december 2013 Schuldpositie derivaten (credit) Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen € € € € Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Vastgoedbeleggingen Huidig jaar 40.005 2.523 -5.643 -2.792 -4 34.089 € 223.233 195.814 -188.514 28.171 -43.348 215.356 Totaal 935.223 983.110 -945.947 -57.965 42.143 956.564 45.375 19.873 -44.608 -23.873 194 -3.039 39.727 0 0 0 -8.067 31.660 -9.084 1.234.630 1.283.564 1.201.320 -1.184.711 -56.459 24.192 1.258.822 De overige mutaties onder de categorieën aandelen en vastrentende waarden betreft een herrubricering van het iShares Emerging market fund (BlackRock), welke in 2012 onder de aandelen is gerubriceerd, maar in 2013 geheralloceerd is naar de vastrentende waarden. VastgoedVastrentende Overige Vorig jaar Aandelen Derivaten Totaal beleggingen waarden beleggingen € Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2012 Schuldpositie derivaten (credit) € € € € 37.680 4.800 -2.303 -2.093 1.921 40.005 € 159.499 340.511 -280.086 5.967 -2.658 223.233 815.324 763.987 -705.882 61.794 0 935.223 63.239 59.897 -59.448 -18.315 2 45.375 53.821 0 0 0 -14.094 39.727 1.129.563 1.169.195 -1.047.719 47.353 -14.829 1.283.563 20.208 1.303.771 31-12-2012 € € Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed 53 31-12-2013 34.089 40.005 Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2013 2012 € % € % CBRE Eurosiris fonds 30.924 90,7 35.886 89,7 31-12-2013 31-12-2012 € € 211.941 220.950 3.000 414 1.733 550 215.355 223.233 Aandelen Beursgenoteerde aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen Vorderingen Ultimo boekjaar zijn er geen posities binnen de betreffende beleggingscategorie met een belang groter dan 5%. Vastrentende waarden Obligaties Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Vorderingen 898.167 40.687 17.710 916.444 0 18.779 956.564 935.223 Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2012 2013 % € € % Duitsland Frankrijk Nederland België BlackRock Inc. (Ishares) 266.356 173.543 95.768 56.738 66.544 27,9 18,1 10,0 5,9 7,0 285.815 180.785 94.205 56.786 0 30,5 19,3 10,1 6,1 - 658.949 68,9 617.591 66,0 31-12-2013 31-12-2012 € € Derivaten Valutaderivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Kredietderivaten Overige derivaten 3.610 7 16.886 174 476 3.768 -195 41.807 30 -35 21.153 45.375 31.660 39.727 Overige beleggingen Liquide middelen 54 Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen Afgeleide marktnoteringen 3.165 215.356 956.564 0 31.660 Waarderingsmodellen Totaal 0 0 0 3.526 0 30.924 0 0 -6.565 0 34.089 215.356 956.564 -3.039 31.660 1.206.745 3.526 24.359 1.234.630 Direct marktnoteringen Afgeleide marktnoteringen Waarderingsmodellen Totaal 4.120 223.233 935.223 0 39.727 0 0 0 3.568 0 35.885 0 0 41.807 0 40.005 223.233 935.223 45.375 39.727 1.202.303 3.568 77.692 1.283.563 Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Van de vastgoedbeleggingen vindt de waardering van het daadwerkelijke onroerend goed plaats door onafhankelijke taxateurs. De waardering van derivaten vindt plaats door gebruik van interne modellen, waarbij de resultaten van de tegenpartij en van Bloomberg als referentie worden gebruikt voor controle van de uitkomsten van de interne modellen. € 579 7 0 250 1 16 586 267 Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 3. Overige activa Liquide middelen 8.758 De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. 55 31-12-2012 € 2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Debiteuren Overige vorderingen en overlopende activa 31-12-2013 12.533 PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves 2013 2012 € € Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten 80.738 20.437 26.979 53.759 101.175 80.738 Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit (inclusief een opslag voor actief risico). Verondersteld wordt dat er geen sprake is van materiële risico's die niet door het standaardmodel (op het actief risico na) gedekt worden. Het concentratierisico en liquiditeitsrisico worden als niet materieel beschouwd. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen in de risicoparagraaf. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen 2012 € € 101.175 50.115 85.851 80.738 52.060 96.689 De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 108,9% per 31 december 2013. Omdat de dekkingsgraad hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, is er ultimo 2013 geen sprake meer van een reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan als gevolg hiervan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Herstelplan Het herstel van het vermogen van het pensioenfonds is gebaseerd op het op 27 maart 2009 bij DNB ingediende herstelplan. Op 1 juli 2009 is dit herstelplan door DNB ongewijzigd goedgekeurd. De belangrijkste maatregelen uit het herstelplan zijn: - Voor het korte termijn herstel wordt met een periode van vijf jaar gerekend. - De premie wordt vastgesteld volgens de aangepaste premie- en beleidstaffel. - De toeslagverlening aan actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en zal volgens de loonontwikkeling bij de werkgever worden toegekend. In het bestuursverslag is de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 ten opzichte van de verwachte ontwikkeling in het herstelplan weergegeven. Hieruit blijkt dat het effect van de ingezette herstelmaatregelen voldoende was. 56 2013 31-12-2013 31-12-2012 € € 5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen 1.135.743 3.847 1.168.391 4.137 1.139.590 1.172.528 2013 2012 € € Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Aanpassing sterftekansen Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 1.075.175 31.375 6.591 16.120 -41.622 72.158 0 2.965 9.542 -3.913 1.135.743 1.168.391 Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 2,77% (2012: 2,42%). Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele RTS. Het effect van de verandering van de RTS wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Hieronder is de verhoging van de voorziening als gevolg van aanpassing van de sterftegrondslagen opgenomen. Op advies van de certificerende actuaris is de waardering van het prepensioen aangepast. 57 1.168.391 29.275 3.474 4.064 -41.388 -35.822 1.032 2.745 0 3.972 Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen 5.411 -2.666 3.742 -777 2.745 2.965 Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties Overige technische grondslagen 2.320 -1.401 3.053 0 -2.927 -708 2.186 -2.464 3.972 -3.913 De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 € 2012 Aantallen € Aantallen Actieven Gepensioneerden Slapers Voorziening voor pensioenverplichtingen 548.537 466.304 124.749 2.024 1.263 1.481 581.998 453.619 136.911 2.023 1.198 1.474 1.139.590 4.768 1.172.528 4.695 Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan voor actieve deelnemers worden gekenmerkt als een onvoorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,15% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 13 maandsalarissen en het vakantiegeld onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging, zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in zijn jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslagverlening % Toegekende toeslagen % Verschil Cumulatief verschil % % Actieven 2009 2011 2012 2013 0,58 1,75 1,21 0,58 58 0,58 1,75 1,21 0,58 - - Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil Cumulatief verschil % % % % Inactieven ex-PVK 2009 2011 2012 2013 1,00 1,75 1,21 0,58 1,00 1,75 1,21 0,58 - - Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen % Verschil Cumulatief verschil % % % Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) 2009 2010 2011 2012 2013 1,00 1,75 1,21 0,58 - 1,00 1,75 1,21 0,58 1,00 1,00 2,75 3,96 4,54 Volledige toeslagverlening % Toegekende toeslagen % Verschil Cumulatief verschil % % Inactieven DNB (na 1 jan 2003) 2009 2010 2011 2012 2013 0,40 1,30 2,30 2,50 2,50 0,53 - 0,40 0,77 2,30 2,50 2,50 0,40 1,97 4,21 6,63 9,24 Overige technische voorzieningen 2012 2013 € € Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking Overige actuariële wijzigingen 3.683 5 -146 305 4.137 0 0 0 3.847 4.137 31-12-2013 31-12-2012 € € 6. Overige schulden en overlopende passiva Premieafrekening Schulden u.h.v. terugstortverplichting onderpand derivaten Pensioenuitkeringen Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Crediteuren en overlopende posten Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 59 0 0 65 24.192 101 3.043 27.401 1.629 27.863 42 20.208 193 13.370 63.305 6.4.3.1 Risicobeheer Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico's die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico's. Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het bestuur laat periodiek een ALM studie uitvoeren. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. In 2013 heeft het bestuur naar aanleiding van de nieuwe pensioenregeling een aanvullend onderzoek uitgevoerd op basis van de in 2011 uitgevoerde ALM studie, in verband met de toekomstige premiestelling. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op zowel actief als passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premie- en beleidstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico's zoals beleggingsrisico's, overlijdensrisico's en arbeidsongeschiktheidsrisico's. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een lange termijn herstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt het VEV met behulp van het standaardmodel dat door de toezichthouder is vastgesteld. Per ultimo december 2013 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit (inclusief een opslag voor actief risico). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille en bedraagt ultimo 2013 7,5%. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille per ultimo december 2013, dan zou het vereist eigen vermogen 7,3% bedragen. Ultimo 2012 bedroeg het vereist eigen vermogen 7,7% op basis van de werkelijke portefeuille. 60 De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2013 2012 % % Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Benodigde intrest Beleggingsopbrengsten- return Belegginsopbrengsten- matching Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken 106,9 0,7 0,3 -0,3 3,0 -4,4 4,1 -1,0 -0,1 -0,3 102,5 0,5 0,1 -1,5 2,3 11,1 -9,7 3,1 -0,9 -0,6 Dekkingsgraad per 31 december 108,9 106,9 De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2013 2012 % % S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Totaal 0,7 5,6 1,4 1,6 4,0 0,6 -6,4 0,4 5,9 1,1 1,5 4,1 1,5 -6,7 7,5 7,7 Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10². 2013 2012 € € Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig eigen vermogen Overschot / tekort 96.689 1.172.528 1.269.217 80.738 -15.324 15.951 Uit bovenstaande tabel blijkt dat het zakelijke waarden risico (aandelen) het grootste risico vormt voor het pensioenfonds. Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico's gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0,5. De correlatie tussen de overige risicofactoren wordt door de toezichthouder ten behoeve van vaststelling van het vereist eigen vermogen gelijk verondersteld aan nul. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico's gelijktijdig opgetreden, meegenomen in de formule. 61 85.851 1.139.590 1.225.441 101.175 Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren ook te omschrijven als de waardeverandering van de vastrentende waarde als gevolg van een rente/inflatie wijziging met 1%. Voor de afdekking van het renterisico worden obligaties en rentederivaten (renteswap overlay) ingezet. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt het renterisico doorlopend gemonitord, waarbij minimaal eens per kwartaal de optimale rente afdekking door de beleggingscommissie op advies van de fiduciair beheerder wordt beoordeeld. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Deze portefeuille heeft een rentegevoeligheid die weliswaar afwijkt van de verplichtingen, maar al een deel van de rentegevoeligheid afdekt. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps. Ultimo 2013 is 93,4% van het renterisico afgedekt (2012: 95,7%). De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2013 € Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen 31-12-2012 Duratie 956.564 949.999 1.139.590 € 11,2 14,8 15,8 Duratie 935.223 976.863 1.172.528 10,9 15,5 16,2 De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2013 31-12-2012 € % € % Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar 7.336 162.077 787.151 0,8 16,9 82,3 12.856 183.263 739.104 1,4 19,6 79,0 956.564 100,0 935.223 100,0 De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 31-12-2013 € Resterende Resterende Resterende Resterende looptijd looptijd looptijd looptijd < > > > 5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar 207.533 187.988 325.246 418.823 1.139.590 % 18,2 16,5 28,5 36,8 100,0 31-12-2012 € % 215.862 202.082 342.053 412.531 18,4 17,2 29,2 35,2 1.172.528 100,0 Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten. 62 Valutarisico (S3) De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. Verder wordt 100% van de benchmark exposure in de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond afgedekt naar de euro voor aandelen, wereldwijde high yield obligaties en schuldpapier van opkomende markten. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van 3 maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013 EUR GBP JPY USD Overige Totaal Valutaderivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking € € € 977.807 30.858 15.228 161.327 46.228 183.183 -23.099 -15.322 -140.703 -877 1.160.990 7.759 -94 20.624 45.351 1.231.448 3.182 1.234.630 De valutapositie per 31 december 2012 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2012 EUR GBP JPY USD Overige 63 Totaal Valutaderivaten Netto positie Voor afdekking Afdekking Na afdekking € € € 1.011.185 24.285 7.456 150.904 58.101 180.798 -17.446 -23.756 -126.104 -9.723 1.191.983 6.839 -16.300 24.800 48.378 1.251.931 3.769 1.255.700 Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt: € Europa Noord-Amerika Azië Overig % 70.218 80.254 45.470 19.414 215.356 Totaal 2013 32,6 37,3 21,1 9,0 100,0 2012 € % 53.169 79.107 35.151 55.806 23,8 35,4 15,8 25,0 223.233 100,0 De vastgoedportefeuille betreft een niet-beursgenoteerd fonds van CBRE dat belegt in 22 landen in Continentaal Europa. De beleggingen in dit fonds hebben ultimo 2013 een waarde van € 30,9 mln. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt: 2013 2012 € % € % 23.138 37.428 995 56.493 12.506 26.963 9.596 44.870 3.367 10,7 17,4 0,5 26,2 5,8 12,5 4,5 20,8 1,6 23.339 29.267 5.027 47.755 8.259 20.741 9.225 32.946 46.674 10,5 13,1 2,3 21,4 3,7 9,3 4,1 14,8 20,8 215.356 100,0 223.233 100,0 Energie Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Media & entertainment Informatietechnologie Telecommunicatie Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen Overige Totaal Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito's en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het verlengde van de risicobeheersingmaatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continu monitoren en analyseren van het kredietrisico van uitgevende instellingen. In 2013 hebben zich geen kredietverliezen voorgedaan. De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2013 € 2012 % € % Europa Noord-Amerika Zuid-Oost Azië Overige 886.095 60.723 612 9.134 92,6 6,3 0,1 1,0 914.446 13.912 400 6.465 97,8 1,5 0,7 Totaal 956.564 100,0 935.223 100,0 64 De vastrentende waarden worden via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Moody's, als deze niet beschikbaar is wordt de rating van Standard & Poor's gebruikt en tenslotte Fitch. Onderstaande tabel geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2013. 2013 2012 € % € % AAA AA A BBB BB Geen rating 490.684 242.705 70.818 128.505 16.019 7.833 51,3 25,4 7,4 13,4 1,7 0,8 505.910 254.688 70.058 102.132 1.735 700 54,1 27,2 7,5 10,9 0,2 0,1 Totaal 956.564 100,0 935.223 100,0 Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat mogelijk de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Eind 2012 heeft het pensioenfonds, naar aanleiding van publicatie van de nieuwe prognosetafels, onderzocht welke gevolgen de nieuwe prognosetafels hebben voor de gehele set van voorzieningsgrondslagen. Het bestuur heeft toen besloten de AG-prognosetafel 2012-2062 te implementeren, waarbij een correctie wordt toegepast gebaseerd op de CBS ervaringscurve van de levensverwachting bij een sociaaleconomische status hoog. De toezichthouder is akkoord gegaan met deze methodiek. Er wordt geen leeftijdsterugstelling toegepast. Iedere twee jaar zal het bestuur deze tafel herijken op basis van de nieuwste gegevens. De reglementsfactoren zijn eveneens per 1 januari 2013 aangepast aan de nieuwe prognosetafel. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Voor het overlijdensrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Gezien de schaal van het pensioenfonds is dit risico niet herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Ook dit risico wordt door het pensioenfonds niet herverzekerd. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op de pensioenen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voor niet-actieven voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze. De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 79,5% (31 december 2012: 74,0%). Het fonds heeft deze risico's overwogen en verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2013. 65 Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2013 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2013 31-12-2012 € % € % Vastgoed CBRE Eurosiris fonds 30.924 Aandelen iShares Emerging market fund (BlackRock) 0 Vastrentende waarden 33.423 32.804 173.543 266.357 95.768 56.738 66.543 totaal 756.100 35.886 - Oostenrijk Italië Frankrijk Duitsland Nederland België iShares Emerging market fund (BlackRock) 66 2,4 2,6 2,6 13,7 21,0 7,6 4,5 5,2 59,6 2,7 43.404 3,3 35.454 36.305 180.785 285.815 94.205 56.786 0 2,7 2,8 13,7 21,7 7,2 4,3 - 768.640 58,4 Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, BNY Mellon en BlackRock. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, BlackRock en BNY Mellon een ISAE 3402 type II-rapport of vergelijkbaar rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een onafhankelijke externe accountant certificeert de rapportages. Overige niet-financiële risico's Het integriteitrisico is het gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het pensioenfonds als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven. Het integriteitrisico wordt gemitigeerd door de vaststelling van integriteitbeleid door het bestuur en de jaarlijkse toetsing hiervan. Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds volgt verder een Socially Responsible Investment-strategie. Als gevolg daarvan is een lijst van ondernemingen opgenomen waarin niet mag worden belegd. Juridisch risico Het juridisch risico wordt onder andere beheerst door het sluiten van diverse overeenkomsten. Waar nodig wordt tevens juridisch advies ingewonnen. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error per eind december 0,3% (2012: 0,7%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand. 67 Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden l gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het l neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting L wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan l tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Ultimo 2013 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van € 5,0 mln (2012: € 29,2 mln en € 9,8 mln in stukken). Ultimo 2013 zijn zekerheden gesteld voor de swaps voor een bedrag van € 13,2 mln. Het pensioenfonds neemt geen deel aan securities lending programma's. De portefeuille aandelen bevat onder andere een investering in iShares, die een securities lending component bevat. Deze wordt als gering beschouwd. 68 6.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst gesloten met TKP Pensioen BV per 1 oktober 2007. Het betreft een overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning welke per 1 januari 2014 is verlengd voor een periode van 1 jaar met een opzegtermijn van negen maanden. De vergoeding voor 2013 bedraagt € 0,7 miljoen (2012: € 0,8 miljoen). Daarnaast heeft het pensioenfonds contracten afgesloten met BlackRock Netherlands BV voor fiduciair managent en beheer van de matching assets. Het contract is per direct opzegbaar en heeft een opzegtermijn van drie maanden. Met Wellington en J.P. Morgan zijn overeenkomsten afgesloten voor het beheer van de aandelenportefeuille. De contracten zijn per direct opzegbaar. Bank of New York Mellon SA/NV is aangesteld als custodian. Het contract is per direct opzegbaar, waarbij een overgangstermijn gehanteerd wordt van 90 dagen. 6.4.5 Verbonden partijen Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst gesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement met een looptijd tot 1 januari 2014. Deze overeenkomst wordt vervolgens stilzwijgend verlengd met telkens drie jaren. De uitvoeringsovereenkomst is niet opgezegd of gewijzigd en loopt derhalve door. In overleg met de werkgever is besloten tot een verlenging tot 1 januari 2015, omdat deze in het kader van een nieuwe pensioenregeling herzien zal worden. 69 6.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2013 2012 € € De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP Inkoop indexatie pensioen 44.188 71 118 43.393 145 251 44.377 43.789 De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 34,5% (2012: 34,5%) van de loonsom. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie 36.320 44.377 24.074 40.452 43.644 27.098 De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgever- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgever in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de werknemers. Het deel van de premie dat de werkgever doorbelast aan de werknemer wordt niet door het pensioenfonds geregistreerd. 8. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2013 Directe beleggingsopbrengst € Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer Indirecte beleggingsopbrengst € Kosten vermogensbeheer 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer € 724 4.976 31.186 -129 5.642 -2.792 28.171 -57.965 -139 -23.873 0 -1.148 -1.647 0 0 -308 -2.068 31.999 -28.426 -268 -18.231 -308 42.399 -56.598 -3.103 -17.302 Directe beleggingsopbrengst Indirecte beleggingsopbrengst Kosten vermogensbeheer € € € Totaal € 724 5.086 32.125 -7 4.186 -1.806 18.504 62.474 -213 26.666 0 -271 -1.497 0 0 -1.903 -1.082 23.319 93.102 -220 30.852 -1.903 42.114 105.625 -3.671 144.068 De kosten vermogensbeheer van de vastgoedportefeuille worden verrekend binnen het vastgoedbeleggingsfonds, derhalve is een opgave hiervan niet beschikbaar. 70 Totaal € 2013 2012 € € 9. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig 10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Eenmalige uitkering (vakantiegeld) Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie 11. Pensioenuitvoeringskosten 42 4 30 46 24.677 6.918 7.375 1.586 183 303 137 43 22.441 9.238 7.404 1.738 185 313 156 18 41.222 41.493 Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Kosten toezicht DNB/AFM 30 0 99 745 49 33 89 15 0 28 76 88 765 82 35 131 18 0 24 90 1.134 1.233 Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 24 (2012: € 33). Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Aan de leden van het verantwoordingsorgaan werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van € 8. Aan de leden van de raad van toezicht werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van € 33. Het pensioenfonds heeft in 2013 en 2012 geen werknemers in dienst gehad. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening Andere controleopdrachten 49 0 50 32 49 82 De kosten voor 'Andere controleopdrachten' in 2012 hebben betrekking op fiscale advisering. 12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Voor het verloop van en de toelichting op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de staat van baten en lasten respectievelijk de toelichting op de balans. 13. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen -290 71 410 Amsterdam, 23-05-2014 72 € € -5.234 2.446 -3.002 782 -2.788 -2.220 16 3 19 12 0 0 38 12 15. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Overig 2012 14. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten 2013 6.5 Actuariële analyse Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het fonds is naar mening van de certificerend actuaris voldoende. Actuariële analyse van het resultaat 2013 2012 Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat kanssystemen Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat andere oorzaken 35.828 -21.370 10.348 42 417 42 -3.977 -71.806 127.922 6.538 -745 297 65 1.449 -1.032 139 -17.793 34 Totaal resultaat 20.437 53.758 Bedragen x € 1.000 Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste onderdelen van het actuarieel resultaat. Wijziging rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur, welke door DNB wordt gepubliceerd. De RTS ultimo 2013 ligt over alle looptijden duidelijk boven de RTS ultimo 2012. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2013 met circa 0,3% gestegen. Dit leidt tot een aanzienlijke daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat. Beleggingsopbrengsten Er is in 2013 een beleggingsrendement gerealiseerd van -1,3% terwijl voor de VPV een rendement van 0,351% nodig was. Dit zorgt voor een negatief resultaat als gevolg van beleggingsopbrengsten. Resultaat kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte (-2.324) en arbeidsongeschiktheid (1.401). Overige mutaties technische voorziening Dit betreft de verhoging van de voorziening als gevolg van aanpassing van de waardering van het prepensioen. Dit heeft geresulteerd in een toename van de voorziening van 1.032. 73 Kostendekkende premie (bedragen * € 1.000) RTS actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling excasso-opslag extra pensioenopbouw toeslagen de risicopremie voor nabestaandenpensioen opslag voor uitvoeringskosten de risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit solvabiliteitsopslag ▪ inkoop voorwaardelijk Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie 26.652 Gedemp t 17.054 551 0 3.356 1.256 582 1.293 2.512 118 36.320 551 0 2.161 917 582 1.094 1.638 76 24.074 44.377 Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Het vereist eigen vermogen eind 2013 is 107,5% en is gebaseerd op de strategische portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille, dan zou het vereist eigen vermogen op 107,2% zijn uitgekomen. Amsterdam, 23 mei 2014 G. van Ankeren E. Elvers D. Hendriks P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans L.J. van Wechem F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind 74 7. Overige gegevens 7.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten van € 20,4 miljoen is toegevoegd aan de algemene reserve. 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum Begin februari 2014 heeft het pensioenfonds de evaluatie van het herstelplan bij de toezichthouder voldaan. De dekkingsgraad ten tijde van deze evaluatie bedroeg 108,8%, een afwijking van 0,1%-punt ten opzichte van de definitief vastgestelde dekkingsgraad van 108,9%. De toezichthouder heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben bij de evaluatie van het herstelplan. Hiermee kan het ingediende kortetermijnherstelplan als beëindigd worden beschouwd. Voor het overige is er geen sprake van gebeurtenissen na balansdatum. 75 7.3 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV te Amsterdam is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Met betrekking tot deze werkzaamheden bevestig ik: - dat ik mijn werkzaamheden volledig onafhankelijk heb uitgevoerd. - dat ik niet bekend ben met zaken of feiten die aanleiding kunnen geven tot een melding overeenkomstig artikel 170 lid 2 PW. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 23 mei 2014 Drs. H.D. Panneman AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V. 76 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. 77 Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag , voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Groningen, 23 mei 2014 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Drs. H.D.M. Plomp RA 78 Bijlagen 79 Bijlage 1Pensioenregeling Het pensioenfonds heeft vier pensioenreglementen: • De per 1 januari 2014 aangepaste Pensioenregeling 2006, welke van toepassing is op alle medewerkers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 al in dienst waren of daarna in dienst zijn gekomen bij DNB. • Pensioenregeling 2003, welke van toepassing is op de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 én 1 januari 2006 in dienst waren van DNB en per 31 december 2005 deelnamen aan het op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenreglement 2003 én degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2003 zoals dat op die datum luidde èn die per 31 december 2002 in dienst waren van DNB. • Pensioenregeling 2005, welke van toepassing is op de werknemers, geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren en per 30 december 2004 deelnamen aan de op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenregeling (in werking getreden op 1 januari 2002) en degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2005 zoals dat op die datum luidde. • Standaard Pensioenovereenkomst Directeuren DNB, welke van toepassing is op de huidige directieleden van DNB. Inhoud van de pensioenreglementen De belangrijkste kenmerken van de per 1 januari 2014 aangepaste pensioenregeling 2006 zijn: • • • • • • • Geïndexeerde middelloonregeling Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,05% per jaar Franchise van € 12.104 per 1 januari 2013 en van € 12.251 per 1 januari 2014 Pensioenleeftijd 67 jaar Partnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 en medewerkers geboren vóór 1 januari 1950. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005) van toepassing waren, geldt dat de voor 1 januari 2006 opgebouwde pensioenaanspraken behouden blijven. Ook voor deze aanspraken gelden de toeslagen en kan de deelnemer de opgebouwde rechten vervroegen of uitstellen. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen van toepassing waren (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005), blijft pensioenregeling 2003 respectievelijk pensioenregeling 2005 van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 (oud DNB) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.227 per 1 januari 2013 en van € 13.449 per 1 januari 2014 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag 80 • • • • Prepensioen ingangsdatum 60 jaar (deelnemer geboren vóór 1 januari 1948) en 60¼ (deelnemer geboren op of na 1 januari 1948, doch vóór 1 januari 1950) Pensioenleeftijd 65 jaar Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 (oud PVK) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.227 per 1 januari 2013 en van € 13.449 per 1 januari 2014 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 62 jaar • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd 81 Bijlage 2Deelnemersbestand Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal Stand ultimo 2012 2.023 1.474 1.198 Bij 168 79 136 Af 167 72 71 Stand ultimo 2013 2.024 1.481 1.263 778 107 36 849 57 339 24 4.695 3 14 12 383 13 13 9 310 47 340 27 4.768 82 Bijlage 3Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Covered bonds Schuldentitels met als onderpand een claim op de verwachte cashflows uit hypotheken of rentevergoedingen op leningen van semi-overheden. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. 83 Crisisplan Een beschrijving van maatregelen die een pensioenfonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt. Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van en rapportage over financiële bezittingen. Daarnaast is de custodian verantwoordelijk voor de monitoring van de in de beleggingsmandaten vastgelegde afspraken. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. ETF (Exchange Traded Fund) Een beleggingsfonds dat continu verhandelbaar is op de beurs en nauwgezet een bepaalde index volgt. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. 84 Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. MSCI ACWI De MSCI All Countries World Index biedt exposure naar aandelen van 23 ontwikkelde en 21 opkomende landen over de hele wereld, die voldoen aan de criteria van MSCI ten aanzien van omvang, liquiditeit en vrije verhandelbaarheid. De index wordt gewogen op basis van de vrij verhandelbare marktkapitalisatie. Nominale marktrente De nominale marktrente is de rente gebaseerd op de zuivere rentetermijnstructuur (zonder driemaands middeling en de UFR). Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. 85 OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. 86 Raad van toezicht Voor het intern toezichthoudend orgaan is gekozen voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Reële dekkingsgraad Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een voorziening pensioenverplichtingen op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de (met 95% statische waarschijnlijkheid) maximale afwijking van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn aannames over de risicograad van de beleggingsrendementen ten opzichte van de nominale verplichtingen. Hiervoor dienen onder meer als input lange periode reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. S-toets (solvabiliteitstoets) Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overgedragen op marktconforme condities. Staffel De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie- en toeslagstaffel en een beleggingsstaffel. De staffels zijn zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. Als leidraad voor de besluitvorming omtrent het beleggingsbeleid is een aparte staffel van toepassing, waarin de risicograad van de beleggingen wordt weergegeven bij de staffeltredes. De staffel is zodanig ingericht, dat de risicograad van de beleggingen meebeweegt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hiermee wordt de kans op en omvang van een mogelijke onderdekking bij zwaar weer op de financiële markten beperkt. De staffel is een leidraad voor de besluitvorming van het bestuur over het premieniveau en de voorwaardelijke toeslagverlening in enig jaar. 87 Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente (rentetermijnstructuur) en voor 80% op de reële marktrente. De reële marktrente wordt afgeleid uit de nominale marktrente en de break-eveninflatiecurve. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langertermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan Een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. 88 Bijlage 4Staffel Premie-, toeslag- en risicobudgetstaffel Trede Premie als % van salaris Toeslagverlening als % van prijsindex 1 dg<105%<VPVN 34,5% 0% 2 105%VPVN<dg<VPV20%R 34,5% 0% 3 VPV20%R<dg<VPV40%R 32% 33,3% 4 VPV40%R<dg<VPV60%R 30,5% 66,7% 5 VPV60%R<dg<VPV80%R 29% 100% 6 VPV80%R<dg<115%VPV80%R 20% 100% plus inhaal tot max. 50% van de prijsindex 7 115%VPV80%R<dg<125%VPV80%R 15% 100% plus inhaal tot max. 100% van de prijsindex 8 125%VPV80%R<dg<135%VPV80%R 10% 100% plus inhaal tot max. 100% van de prijsindex 9 135%VPV80%R<dg<145%VPV80%R 5% 100% plus inhaal tot max. 100% van de prijsindex 10 dg>145%VPV80%R 0% 100% plus inhaal tot max. 100% van de prijsindex Voor het jaar 2013 is voor het bepalen van de hoogte van de premie en de mate van toeslagverlening volgens de uitvoeringsovereenkomst met de rentetermijnstructuur van 30 september 2012 de staffel bepaald. Dit betekent, dat voor het jaar 2013 de volgende staffel van toepassing is voor het bepalen van de premie en als leidraad voor de toeslagverlening. Trede 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Nominale dekkingsgraad Dekkingsgraad < 105,0% Dekkingsgraad vanaf 105,0% tot 107,2% Dekkingsgraad vanaf 107,2% tot 115,4% Dekkingsgraad vanaf 115,4% tot 124,7% Dekkingsgraad vanaf 124,7% tot 135,4% Dekkingsgraad vanaf 135,4% tot 155,7% Dekkingsgraad vanaf 155,7% tot 169,2% Dekkingsgraad vanaf 169,2% tot 182,7% Dekkingsgraad vanaf 182,7% tot 196,3% Vanaf 196,3% 89 Er is een tweede staffel die geldt voor het risicobudget. Deze tweede staffel is rechtstreeks in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen en ziet er als volgt uit. Risicobudget Trede Dekkingsgraad a. Dekkingsgraad ≤ 105% 2,7 b. 105% < Dekkingsgraad ≤ 108% 2,7 c. 108% < Dekkingsgraad ≤ 116% 3,95 d. 116% < Dekkingsgraad ≤ 125% 5,2 e. 125% < Dekkingsgraad ≤ 135% 6,5 f. 135% < Dekkingsgraad ≤ 155% 7,4 g. 155% < Dekkingsgraad 8,1 h. Dekkingsgraad > 175% ≤ 175% 9,9 90 Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam Stichtingenregister Amsterdam nr 41199645 Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon050 582 19 90 Fax050 313 82 01 Websitewww.dnbpensioenfonds.nl [email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen 91 92
© Copyright 2024 ExpyDoc