Les 4A Steden en Staten MUZIEK

Annemieke Hooijschuur en Hanneke de Jong
Les 4A
Steden en Staten
MUZIEK
Ontwikkeling notenschrift
Voorkennis
De leerlingen zijn enigszins op de hoogte van de levenswijze van de mensen in de steden en
staten zoals beschreven in de juniorcanon.
Korte lesinhoud
De leerlingen leren over middeleeuwse instrumenten en over de ontwikkeling van het
notenschrift. Ook leren zij de beginselen van het moderne notenschrift.
Les 4A Steden en Staten
MUZIEK
Lesdoelen
1. De leerlingen maken kennis met middeleeuwse muziek en instrumenten. Ook wordt er
een vergelijking gemaakt met de instrumenten zoals we ze nu kennen.
2. De leerlingen krijgen inzicht in de ontwikkeling van het notenschrift, leren de
notennamen en hoe we nu noten schrijven.
3. De leerlingen zingen het liedje ‘do re mi’ uit the Sound of Music.
Benodigdheden
1. Computer met digibord
2. Een van de volgende instrumenten: xylofoon, klokkenspel, keyboard, klankstaven.
3. Voor alle leerlingen een blad met notenbalken (zie bijlage)
4. Bijlage met alle afbeeldingen
Ruimte
Klaslokaal met digibord.
Tijd
60/75 minuten. Dit is een lange les. Misschien wilt u hem opsplitsen in twee delen. Een
handige ‘knip’ is te maken voor kern 2.
Voorbereiding
Bekijk van te voren de instrumenten op de site, zodat u zelf vast een beeld heeft van de
instrumenten.
Zorg dat u het liedje ‘do re mi’ uit ‘The sound of Music’ kent.
Let er bij de xylofoon en/of klokkenspel op dat de goede staafjes op het instrument zitten: c-de-f-g-a-b-c (geen fis= f# en geen bes=b♭)
Om als leerkracht zelf iets meer inzicht in het notenschrift te krijgen, kijk het volgende filmpje
waarin de basis in 5 minuten uitgelegd wordt:
https://www.youtube.com/watch?v=ZN41d7Txcq0
Annemieke Hooijschuur en Hanneke de Jong
DE LES
Kern 1
Laat de afbeelding zien van de muzikanten op de trap (afbeelding 1). Welke instrumenten
herkennen de leerlingen? (trommel, triangel, gitaar-achtig instrument). De instrumenten in de
middeleeuwen zijn soms anders dan dat we ze nu kennen. Ze zijn in de loop van de tijd
veranderd. We gaan nu verschillende middeleeuwse instrumenten bekijken en beluisteren.
http://www.music.iastate.edu/antiqua/instrumt.html
De meeste fragmenten duren 10-15 seconden.
Laat de volgende instrumenten zien (leer de leerlingen de namen in het Nederlands, de
Engelse namen zijn om het opzoeken op de site te vergemakkelijken). Bij veel instrumenten
kunt u naar beneden scrollen om meer detailfoto’s te laten zien.
Er waren in de middeleeuwen veel verschillende blaasinstrumenten. Dit zijn instrumenten
waardoor je door erop te blazen een toon kan maken.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
The recorder (=blokfluit)
Transverse flute (=dwarsfluit) – stamt af van de panfluit van de Grieken/Romeinen
Sacbut (=sackbut) – ontwikkelt later door tot trombone (‘schuiftrompet’)
Zink
Schalmei – ontwikkelt later door tot hobo
Bagpipe (=doedelzak)
Organetto (=portatief)- ontwikkelt door tot orgel
MUZIEK
Laat op de volgende site de instrumenten zien en beluisteren:
Les 4A Steden en Staten
Inleiding
Vertel, voor zover de leerlingen nog niet op de hoogte zijn, over de ontwikkeling van de
steden. Gerard van Voorne verleende in 1330 stadsrechten aan Brielle. Dit betekende dat
Brielle zelf wetten mocht maken en straffen kon uitdelen en niet hoefde te wachten tot de
Heer van Voorne in Brielle kwam om dit te doen. Er werd in Brielle veel geld verdiend met de
handel. Dit kan je o.a. ook zien omdat Brielle de grootste kerk heeft in onze omgeving (St.
Catharijnekerk). In deze periode werden de steden steeds belangrijker en kregen steeds meer
macht. Wereldlijke muziek werd dus ook steeds belangrijker. In de kerk werd alle muziek
gezongen; de wereldlijke muziek maakte veel meer gebruik van instrumenten. Ook werd er
steeds meer muziek opgeschreven, omdat er een manier bedacht was om het preciezer te
kunnen opschrijven.
Annemieke Hooijschuur en Hanneke de Jong
Bij de volgende instrumenten wordt de toon gevormd door snaren aan te tokkelen of te
strijken (snaarinstrumenten):
1. Dulcimer (=hakkebord, een soort citer) – de snaren worden aangeslagen met een soort
hamers. Dit ontwikkelt zich later door tot de piano.
2. Psaltery (=psalterium, ook een soort citer)
3. Harp
4. Viol (= vedel)-voorloper van de viool
5. Lute (=luit)
6. Hurdy-gurdy (=draailier)
Het hakkebord, psalterium en harp stammen af van de Griekse cithara en lyra. De cithara was
groter en zwaarder dan de lyra en had een geluid dat tussen de harp en de gitaar in zit.
Voor de laatste groep moet je slaan op het instrument voor het geluid. Dit zijn dus de
slaginstrumenten.
1. Percussie (=trommels, tamboerijn en vingercymbalen)
2. Pipe and tabor (=trommel met fluit)
Bekijk nu nog eens de afbeelding van de muzikanten op de trap. Kunnen de leerlingen er nu
meer herkennen?
Op de trap van beneden naar boven: trommel met fluit, triangel, zink, harp, luit, schalmei en
de man rechtsonder speelt op een portatief.
En welke instrumenten zien de leerlingen op de andere 3 afbeeldingen?
2e afbeelding: van boven naar beneden:
 Vedel, psalterium, luit
 Tamboerijn, portatief en kleppers
 Doedelzak, trommels, Romeinse tuba (lang, recht blaasinstrument)
e
3 afbeelding: harp
4e afbeelding: luit
Kern 2:
Herinner de leerlingen aan de vorige les. We hebben het er toen over gehad dat de monniken
muziek opschreven. Laat, om het geheugen nog wat op te frissen, de afbeeldingen (zie bijlage)
nog eens zien en wijs op de verschillen:
De eerste afbeelding is de oudste: de tekst werd opgeschreven en de muziek werd er in kleine
tekentjes (neumen) globaal boven geschreven (alleen of de melodie omhoog of omlaag gaat).
De tweede (en derde) afbeelding is van later: het kwadraatnotenschrift. De toonhoogte werd
nu preciezer aangegeven door de zwarte blokjes (noten) op of tussen de lijnen te zetten. De
monnik Guido van Arezzo (ca. 995-1050, Italië) ontwikkelde dit systeem. Het grote voordeel
was, omdat de notatie nu zo exact was, dat men muziek kon zingen die men nog nooit eerder
Annemieke Hooijschuur en Hanneke de Jong
gehoord had (dus niet meer leren van voor- en nazingen). Ook gaf Arezzo de noten namen, die
we nu nog steeds kennen: ut (=do), re, mi, fa, sol, la, ti, do (het rijtje begint dan weer opnieuw)
Schrijf deze notennamen op het bord (gebruik do i.p.v. ut) en leer de leerlingen het liedje uit
de Sound of Music: https://www.youtube.com/watch?v=1NR5paMBf1o Tot 2.06 min. is
genoeg.
Voor de tekst: zie bijlage. Eventueel kunt u ook 7 kinderen aanwijzen om, net als in het filmpje,
om de beurt de notennamen te zingen, waarna de rest van de klas de zin afmaakt.
Bij de inleiding van het liedje wordt gezongen dat je lezen leert met letters en zingen met do,
re, mi. Het grappige is dat we bij notennamen ook letters gebruiken.
Wij gaan nu ook noten lezen. Laat de afbeelding van de notennamen zien. Als je kan leren
lezen, kan je in het algemeen ook leren noten lezen. Omdat we de letters a t/m g gebruiken
voor de noten, kunnen we daar woorden mee maken zoals ‘bad’ en ‘gaf’.
Geef de leerlingen nu hun eigen muziekpapier (zie bijlage) en laat ze zoveel mogelijk woorden
verzinnen als ze kunnen en in noten opschrijven.
Trek zelf 5 lijnen op het bord en laat de kinderen om de beurt een gevonden woord in noten
‘opschrijven’. De andere leerlingen moeten lezen wat er staat. Wie bedenkt de meeste
woorden?
Mogelijkheden zijn: bed, bad, cafe, badge, abc, ecg, baf, bef, fade, gaf, ace, cd, gade, dag, af,
fa, eb, eg, ge, ad, de.
Als je afspreekt dat je dezelfde noten vaker mag gebruiken, zijn er natuurlijk nog veel meer
mogelijkheden (bede, geef, beef, gaaf, begaafde, gedaagde, bagage, gebed, gedag, deeg, daad,
deed, eega).
Afsluiting
Zing tot slot nog eens het ‘do-re-mi’. Laat een leerling steeds de beginnoot (do, re, enz) op een
klokkenspel of xylofoon (keyboard kan ook) spelen, de anderen kinderen maken dan steeds de
zin zingend af. Gebruik dan de volgende tonen: do =c, re=d, mi=e, fa=f, sol=g, la=a, ti=b, do=c.
Het is leuk om dit op te nemen/filmen en terug te luisteren. Hoe vinden de kinderen het
klinken? Wat gaat er goed en wat kan er beter? Zingen ze goed gelijk, zuiver?