2 8 M 201^ Koopvaardij stichting bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v De heer H.J.H.E. Heet Postbus 90801 2509 LV Den Haag Behandeld door E.G.M. Cramer Doorkiesnummer 020 586 6650 uw kenmerk ons kenmerk Bestuursbureau Bpf. Koopvaardij uw brief van datum 27 maart 2014 Ondenwerp: Wijziging verplichtstelling St. Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Geachte heer Heet, Al geruime tijd is, onder meer door De Nederlandse Bank, geconstateerd dat de tekst van de verplichtstelling niet overeenkomt met de reglementen van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (Bpf. Koopvaardij). Het gaat hierbij om artikel 14 van de Pensioenwet waarin is bepaald dat het venwerven van ouderdomspensioenaanspraken op basis van een pensioenovereenkomst uiterlijk begint op 21-jainge leeftijd. In de in 2007 door Cao-partijen goedgekeurde pensioenreglementen van het pensioenfonds is dit wel geregeld, echter in de verplichtstelling stond nog de leeftijd van 22 jaar vermeld.. Recent hebben de Cao-partijen aangegeven dat zij de verplichtstelling op dit punt willen aanpassen. Bpf Koopvaardij verzoekt namens Cao-partijen om de verplichtstelling op dit punt te wijzigen, in de bijlagen treft u aan: De brieven van de Cao^partners waarin zij aan Bpf Koopvaardij bevestigen dat zij akkoord gaan met 'het voorstel om de bedoelde tekstjrte wijzigen. De Cao-partijen zijn. 'eWerknemersprganisatieïïfjJautilus International - Werkgeversorganisaties Sociaal Maritiem Werkgeversverband (SMW) . ' , Vereniging van Werkgevers.inde Handelsvaart 4 1 Een omschrijving van de werkingsfeer van de verplichtstellmg zoals deze komt te luiden na de gewenste wijziging^(in^vier-voud), » ^ ^ ; . ' 1, ' ^ De actuariële-en bedrijfstechnische nota van Bpf Koopvaardij december 2013 i , ^ ^ Bnef van Mimstene van Sociale Zaken èn.^érkgilegenheid d d 22 februan 2011'met daann de bevestiging dat Bpf Koopvaa'ffafd^ënSe heeft aangetoond,dat zij een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstal< werkzame personen vertegenwoordigt. Vertrouwende u hiermede van dienst te zijn geweest. Met v r i é f ^ ^ e groelL/' - "^rirv^<t4i<4.stfchtinfiffiedrijfspensioenfonds ioi amer Viredfeur Bestuursbureau Bpf Koopvaardij Postadres 1006/LD Amsterdam Tel: 020 586 6651 Fax: 020 586 6665 Bezoekadres Radarweg 60 1043 NT Amsterdam Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Rekening nummer ING 65.78.36.877 www.koopvaardij .nl servicedesk^gjknnpvaardii.nl ©NTVAINIQEN Koopvaardij 1 3 JUNI 2014 stichting bedrijfspensioenfonds voorde Koopvaardij Behandeld door Mw. D. Oppelaar Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. mevrouw mr. P.L.J. van Delft Postbus 90801 Doorkiesnummer 020 586 6651 Bij beantwoording ons kenmerk vermelden Uwkenmerk 2509 LV Den Haag uwhnnfuan UAW/CAV/aO,4«021 2 6 ^ 1 2 , 4 SsSureau Bpf Koopvaardij ^„,20,4 Onderwerp: Aanpassing verplichtstelling St. Bedrijfspensioenfonds voorde Koopvaardij Geachte mevrouw Van Delft, '!izs:xs^s^g:Zs''' " "^^^^^ ^-"-^^«" we?kateSSS^^^ ^^'^"9 "^'"^'Ök het bestand van de ï^fn nnn?no2f^ ".^^^^^^ Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) waarin de werkqevers S n e m e S t ^ n ^ H " ' " ' ' aangesloten hebben bij genoemde organisatie en het we^gTverl en TphSn^!^ f Koopvaardij die door MN, waar wy de uitbesteding van de uitvoerino rtcli^pSreSt^^^^ by KVNR^^''®'^ - dlcemb1r»e werkingssfeer van Bpf Koopvaardy waarvan er 141 zyn aangesloten ^ l ^ m T ' ^ S ^ ^ ^ S ^ T T ^ ^ werknemers werkzaam by de werkgevers die by 5 145 D t bPtPkPn n ï ^ f t ? * f ' werknemers dat onder de verplichtstelling valt bedraagt KVNR Se m S ^ S l h i f f ^'^[knemer^ werkzaam zyn by werkgevers die niet zyn aangesloten by v^Sken ^ ^ v e ^ l S ï f f ^ T ' ' ^ ^ ' ' betreffendetestendenvia V l U u p in Excel te vergelijken en vervolgens een handmatige controle hierop uit te voeren (4 ogen principe). , Zoalslèlefoni^jh besproken .s.de door^mij geg'éven uitlég omtrent het wijzigingsverzoek^^ldoende tvoerraëlyi^r »pensioer fonds ^ ^ ^ ^ ^ - ^ ^ ^ ^ ^ t Doro Oppeiaar Bestuursadviseur bestuursbureau Bpf Koopvaardij Postadres Postbus 9178 1006 AD Amsterdam Tel: 020 586 6651 D . •, J O i^fTr^A . iu4J M i Amsterdam Sticliting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Rekening nummer ING 65.78.36.877 www.koopvaardij.nl servicedesktaikoopvaarriij nl VERPLICHTSTELLING STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ Maart 2014 VERPLICHTSTELLING Beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 27 januari 1954, nr. 390, Nederlandse Staatscourant van 29 januari 1954. nr. 20, zoals deze is gewijzigd by beschikking van: 17 december 1969, nr. 44265, Ned. Ste. van 12 januari 1970, nr. 7; 28 december 1973. nr. 46381. Ned. Ste. van 10 januari 1974, nr. 7; 30 december 1974. nr. 46497, Ned. Ste. van 9 januari 1975, nr. 6; 1 november 1989, nr. 5953, Ned. Ste. van 6 november 1989, nr. 216. BESLUIT: I. het deelnemen in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardy verplicht te stellen voor: a. de Nederlandse zeevarenden b. de zeevarenden, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en. naar de omstandigheden beoordeeld wonen: 1. hetzy binnen het Ryk; 2. hetzy in een land dat lid is van de Europese Gemeenschap; 3. hetzy in een ander land waarmee Nederland een Verdrag of Overeenkomst inzake Sociale Zekerheid heeft gesloten, met uitzondering van de Verenigde Staten van Noord Amerika; een en ander met dien verstande. !de verplichtstelling aanvangt op de eerste dag van de maand jwaarin de werknemer de leeftijd van 21 jaar bereikten eindigt met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leeftyd van 60 jaar bereikt; wordende ten deze verstaan onder: A. zeevarende: degene, die zich by arbeidsovereenkomst verbonden heeft om als kapitein of schepeling aan boord van een zeevaartuig dienst te doen, uitgezonderd: a. degene, die voor eigen rekening aan boord van een zeevaartuig nering doet; b. degene, die by de onder a bedoelde neringdoende in dienst is; c. degene, die aan boord van een zeevaartuig geen arbeid verricht ten behoeve van het doel, waarvoor het zeevaartuig gebezigd wordt, en d. degene, die onder de Algemene burgeriyke pensioenwet valt; B. zeevaartuig: het vaartuig dat voorzien is van een geldige Nederlandse zeebrief, waaronder mede wordt begrepen een buitengewone of voorlopige Nederlandse zeebrief. verplichtstelling, blz -1 - Actuariële en bedrijfstectinischie nota Stictiting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardy 2013 Den Haag, december 2013 ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 1 Inhoudsopgave | I 0 1 Voorwoord Inleiding 1.1 Hetfonds 1.2 Doel van de nota /. 3 Nagestreefde mate van detaillering 1.4 Algemeen beleidsuitgangspunt 1.5 Organisatiestructuur fonds. 1.6 Deskundigheid en zelfevaluatie 1.7 Het interne beheerssysteem van het pensioenfonds. 2 Deelname aan de pensioenregeling 2.1 Verplichte aansluidng. 2.2 Vrijwillige aansluiting. 2.3 Vrijwillige voortzetting , 2.4 Dispensatie 3 Algemene overwegingen 3.1 Continuïteit van de bedrijfstak 3.2 Omvang van het deelnemersaantal 3.3 Verwachte salaristrend(s) 4 De inhoud van de pensioenregeling 4.1 Pensioenregeling voor werknemers geboren in 1950 of later (Reglement A) 4.2 Pensioenregeling voor werknemers geboren in 1949 of eerder (reglement C) 4.3 Premievrijstelling 4.4 WAO-gat-verzekering. 4.5 Enkele bijzondere aspecten 5 De berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen 5./ Kansstelsels. 5.2 De rekenrente, berekeningswijze 5.3 Groepering, leeftijdsbepaling. 6 De waarderingsgrondslagen van de balans 6.1 Balanswaardering van de beleggingen 6.2 De overige voorzieningen en reserves 7 Het toeslagbeleid 8 Het premiebeleid 8.1 Vaststelling van de premie 8.2 De heffingspremie 9 Het beleggingsbeleid 9.1 Het strategisch beleid en beleggingsplan 9.2 Het beleggingsbeleid 9.3 Rendement op belegd prepensioenvermogen 10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen 10.1 De risico 's welke de onverminderde uitvoering van de regeling bedreigen ABTN BPF Koopvaardij 2013 4 5 5 5 5 6 7 16 16 21 ......21 22 22 22 .23 23 23 23 ..24 24 26 27 27 28 29 29 29 30 31 31 33 36 38 38 39 40 40 40 54 55 55 pag. 2 10.2 De redenen waarom gemeend wordt dat het gekozen beleid een onverminderde uitvoering zo veel mogelijk bevordert 57 10.3 De wijze waarop gereageerd kan worden op ontwikkelingen en de mate waarin dat effect zal hebben (sturingsmiddelen) 60 10.4 Jaarlijkse toetsing 63 10.5 De uitkomsten van ALM-studie en continuïtèitsanalyse 63 11 Slotopmerkingen , 65 Bijlage I Actuariële grondslagen en veronderstellingen 66 Bijlage H Parameters berekening marktwaarde-voorziening en beleidsgrenzen per 01-01-2012 67 Bijlage HI Uitwerking kostendekkende premie 68 Bijlage IV Uitwerking (Minimaal) Vereist Vermogen 69 Bijlage V Verklaring inzake de beleggingsbeginselen 71 Bijlage VI Leeswijzer ABTN 78 Bijlage VII Crisisplan Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij 80 1. Beschrijving crisissituatie 80 2. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen ....81 3.1 Aanpassen beleggingsbeleid 83 4. Mate inzetbaarheid van de maatregelen 86 5. Indicatie Jinanciële effect van de maatregelen 87 6. Evenwichtige belangenajweging 87 7. Communicatie met belanghebbenden 87 8. Besluitvormingsproces 89 9. Beoordeling actualiteit 89 ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 3 O Voorwoord Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, zoals vastgesteld in 2007 en aangepast op basis van de bestuursbesluiten tot december 2013. In bijlage VI bij deze ABTN is een korte leeswijzer opgenomen H.J.A.H. Hijlkema voorzitter ABTN BPF Koopvaardij 2013 M.W. Zier secretaris pag. 4 1 Inleiding 1.1 Hetfonds De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij (hiema: het fonds) is : een bedrijfstakpensioenfonds als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, dat de risico's voortvloeiende uit zijn reglementen in principe zelf draagt. In deze nota wordt, mede ten behoeve van de wettelijke verplichting ter zake, het bestuursbeleid - dat wordt gevoerd om de pensioenregeling te kunnen uitvoeren - omschreven, waarbij voomamelijk het strategisch beleid zal worden weergegeven. Het fonds kent per 1 april 2012 naast een bestuur ook een pensioenraad (samenvoeging van deelnemersraad en verantwoordingsorgaan), een geschillencommissie en een Raad van Toezicht. Vanaf juni 2009 is er een bestuursbureau opgericht dat het , bestuur ondersteunt bij de (controle op de) uitvoering van het beleid. 1.2 Doel van de nota Dit is de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Conform het bepaalde in artikel 145 van de Pensioenwet bevat de nota voorts • een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de ; sturingsmiddelen. Met name wordt aangegeven op welke wijze het fonds uitvoering geeft aan het bepaalde in de artikelen 25,95,126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. Ook komen aan de orde de organisatiestructuur, de iiiteme controle, de wijze en voorwaarden waarop het bestuur werkzaamheden heeft uitbesteed, de wijze waarop het fonds invulling geeft aan het op peil houden van de deskundigheid en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan goed pensioenfondsbestuur. 1.3 Nagestreefde mate van detaillering ln deze nota zal het beleid zoveel mogelijk in strategische zin omschreven worden. Het beleid van het bestuur is vastgesteld mede op grond van mogelijke variaties in omstandigheden welke niet tot nieuw beleid aanleiding geven, maar , wel tot een "tactische" aanpassing van de gedragslijn birmen het gekozen beleid. Voorbeelden hiervan zijn de aanpassing van de berekeningsgrondslagen aan nieuwe overievingstafels en wijzigingen van de beleggingsmix op grond van economische omstandigheden zolang deze birmen de in deze nota omschreven grenzen blijven. Indien het bestuur meent dat het algemene beleid bijstelling behoeft, zal deze nota dienovereenkomstig aangepast worden. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 5 1.4 Algemeen beleidsuitgangspunt Het algemene beleidsuitgangspunt van het te voeren beleid is om de pensioenregeling, inclusief de beleidsmatig gewenste toeslagen, onder een breed scala van omstandigheden na te komen en wel tegen een stabiele premie. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 6 I Q (S a. e ï'iS) i_ fll s O i I u x> • . - I <73 4 § ^2 .2 « I i i a .> 5 o CM C (u CO -^3 Ol si Q f§ Q. O 11. Q. m 5 Bestuur Het fonds wordt bestuurd door een paritair bestuur van acht leden. Het bestuur bestaat voor de helft uit personen die voorgedragen worden door werkgeversorganisaties in de geleding werkgevers en voor de andere helft uit personen die voorgedragen worden door werknemersorganisaties in de geleding werknemers. De bestuurssamenstelling is vastgelegd in de statuten van het fonds. Van dit aantal leden worden voorgedragen: • twee leden door de Vereniging Sociaal Maritiem Werkgeversverbond, gevestigd te Rotterdam; • twee leden door de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart, gevestigd te Rotterdam; • drie leden door Nautilus Intemational, gevestigd te Rotterdam; en • één lid door de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij, gevestigd te Den Haag. De leden van het bestuur worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Na afloop van deze termijn zijn zij opnieuw benoembaar. Als overgangsmaatregel zijn per 1 april 2012 twee personen infiinctievoor een termijn van vier jaar als plaatsvervangend bestuurslid benoemd. Plaatsvervangende bestuurders hebben dezelfde rechten en pUchten als bestuurders met dien verstande dat zij geen stemrecht hebben. Het plaatsvervangend bestuurslidmaatschap eindigt indien de persoon in kwestie als bestuurslid wordt benoemd. De functie van plaatsvervangend bestuurslid is tijdelijk en staat niet open voor andere personen, noch voor herbenoeming van het zittende plaatsvervangende bestuurslid. Uiterlijk 1 april 2016 wordt de fimctie van plaatsvervangend bestuurslid opgeheven. In geval van een vacature onder de bestuursleden wordt binnen drie maanden na het ontstaan van de vacature in een nieuwe voordracht voorzien door de organisatie die het gedefiingeerde bestuurslid heeft voorgedragen. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. De voorzitter en de secretaris komen uit verschillende geledingen. De voorzitter en secretaris vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van de voorzitter respectievelijk de secretaris treedt in zijn plaats een ander bestuurslid dat afkomstig is uit dezelfde geleding als de voorzitter of de secretaris op. Het bestuur kan voor een bepaalde tijd of tot wederopzegging een of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een conmiissie uit zijn midden. Een dergelijke commissie wordt paritair samengesteld uit bestuursleden van werkgevers - en werknemerszijde. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 8 Taak van het bestuur Het bestutu- draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en de reglementen. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking bitmen de kring van de doelsteUing van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en uitbesteding van activiteiten. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Daamaast kan het fonds ook in en buiten rechte worden vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris gezamenlijk. Bij de taakverdeling tussen de bestuursleden zijn vier portefeuilles onderscheiden: a) beleggingsbeleid; b)financieelbeleid en risicomanagement; c) pensioenbeleid en juridische zaken; d) communicatie en pensioenuitvoering. Voor elke portefeuille heeft het bestuur een eerste en tweede aanspreekpvint benoemd. Het eerste aanspreekpunt is, aangaande zijn portefeuille, belast met en bevoegd tot: a) de behandeling van de ingekomen stukken en de afdoening van lopende zaken; b) de voorbereiding van de zaken, die in de vergadering van het bestuur aan de orde zullen komen; c) de uitvoering van de besluiten van het bestuur. Het tweede aanspreekpunt ondersteunt het eerste aanspreekpimt bij de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het aanspreekpunt voor beleggingsbeleid heeft de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur vast te stellen meerjarenbeleggingsbeleid, het jaarlijkse beleggingsplan en, indien van toepassing, het korte of lange tennijn herstelplan; b) het adviseren van het bestuur over (macro) economische en financiële ontwikkelingen, balansmanagement en door het bestuur uit te voeren ALM-studies en continuïteitsanalyses; c) het adviseren van het bestuur omtrent de goedkeuring van voorgenomen transacties in het kader van de uitvoering van het beleggingsplan; d) het toezien op de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde (meerjaren)beleggingsbeleid, beleggingsplan en (eventuele) herstelplannen; e) het aansturen van de vermogensbeheerders en -adviseurs; f) overige hem door het bestuur op te dragen taken. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 9 Het aanspreekpunt voorfinancieelbeleid enrisicomanagementheeft de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestuur over de door het bestuur vast te stellen ABTN en het door het bestuur vast te stellen premiebeleid, incassobeleid, indexatiebeleid en uitbestedingbeleid en het toezien op de uitvoering ervan; b) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur te hanteren risicomodel en het toezien op dejuiste werking van de inteme beheersing- en controlesystemen, waaronder verklaringen (bv SAS70/ISAE3402) en rapportages hieromtrent van derden; c) het adviseren van het bestuur over de door het bestuur te hanteren plarming- en controlecyclus en het toezicht houden op dejuiste uitvoering ervan; d) het adviseren van het bestuur over door het bestuur vast te stellen begrotingen, jaarverslagen en jaarrekeningen; e) het aansturen van de accountant, waarmerkend en adviserend actuaris en overige adviseurs; f) overige hem door het bestuur opgedragen taken. Het aanspreekpunt voor pensioenbeleid en juridische zaken heeft de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur vast te stellen pensioenbeleid (o.a. niveau en inhoud van de pensioenvoorziening, acceptatie- en vrijstellingsbeleid en hardheidsbeleid) en het toezien op het door het bestuur vastgestelde pensioenbeleid; b) het adviseren van het bestuur omtrent voorgenomen besluiten in het kader van de uitvoering van de pensioenregeling, zoals besluiten over acceptatie- en vrijstellingsverzoeken, bezwaren en geschillen; c) het nemen van besluiten zoals genoemd in onderdeel b, biimen door het bestuur aangegeven kaders; d) het adviseren van het bestuur over door het bestuur te nemen besluiten tot wijziging van de statuten en de reglementen; e) het toezien op de naleving van de wet- en regelgeving en de werking van de gedragscode; f) overige hem door het bestuur opgedragen taken. Het aanspreekpunt voor conmiunicatie en pensioenuitvoering heeft de volgende taken en bevoegdheden: a) het adviseren van het bestuur over het door het bestuur vast te stellen coimnunicatiebeleid; b) het toezien op de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde commimicatiebeleid naar deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers; c) het adviseren van het bestuur bij het vaststellen van de wensen en ambities omtrent pensioenuitvoering en het maken van afspraken met de pensioenuitvoerder over de kwaUteit van de dienstverlening inclusief verbeteracties (biimen de kaders van het uitbestedingbeleid); ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 10 d) het erop toezien dat de pensioenuitvoering plaatsvindt binnen de kaders van de gemaakte afspraken en dat de verbeteracties worden gerealiseerd; e) het aansturen van de pensioenuitvoerder, partijen die de communicatie verzorgen en adviseurs; f) overige hem door het bestuur opgedragen taken. Pensioenraad Het fonds kent een pensioenraad. In de pensioenraad zijn de functies voor medezeggenschap en verantwoording geïntegreerd. Tot de leden en plaatsvervangende leden van deze raad kunnen worden aangewezen degenen die deelnemer of gewezen deelnemer zijn in het fonds, degenen die de werkgevers vertegenwoordigen, degenen die een ouderdomspensioen van het fonds ontvangen, dan wel de pensioengerechtigde nagelaten betrekkingen van voomoemde categorieën. De pensioenraad bestaat uit twaalf (12) leden, waarvan worden aangewezen: • één (1) lid voor de geleding deelnemers, drie (3) leden voor de geleding gewezen deelnemers en vier (4) leden voor de geleding pensioengerechtigden door Nautilus Intemational, gevestigd te Rotterdam; • één (1) Ud voor de geleding deelnemers en één (1) lid voor de geleding pensioengerechtigden door de Nederlandse Vereniging van Kapiteins ter Koopvaardij, gevestigd te Den Haag; • twee (2) leden gezamenlijk door de geleding werkgevers door het Sociaal Maritiem Werkgeversverbonden en door de Vereniging van Werkgevers in de Handelsvaart, beide gevestigd te Rotterdam. Daamaast benoemen genoemde organisaties voor de door hen benoemde raadsleden voor de geleding deelnemers elk één plaatsvervangend lid. Plaatsvervangende raadsleden hebben dezelfde rechten en plichten als raadsleden met dien verstande dat zij alleen stemrecht hebben indien zij optreden als raadslid. De leden en plaatsvervangende leden van de pensioenraad worden aangewezen voor een periode van vlerjaren. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden aangewezen, met dien verstande dat de zittingsperiode maximaal twaalf jaar bedraagt, te rekenen vanaf de datum van eerste benoeming. De pensioenraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangende secretaris. De pensioenraad heeft - als verantwoordingsorgaan - de bevoegdheid om een oordeel te geven: a. over het handelen van het bestuur op basis van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het inteme toezicht; b. over het door het bestuur uitgevoerde beleid, en over de beleidskeuzes voor de toekomst. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 11 De pensioenraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De pensioenraad adviseert het bestuiu" over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van de statuten en reglement van het fonds; c. vaststelling van het jaarverslag, de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota als bedoeld in artikel 145 PW en een langetermijnhesterplan als bedoeld in artikel 138 PW; d. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 PW; e. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de ovemame van verplichtingen door het fonds; g. ontbinding van het fonds; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. het temgstorten van premie of geven van premiekorting als bedoeld in artikel 129 PW; j . het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; k. de vorm, inrichting en samenstelling van het inteme toezicht; 1. het vaststellen en wijzigen van een inteme klachten- en geschillenprocedure; m. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; n. het wijzigen van het beleid ten aanzien van medezeggenschap en verantwoording. De pensioenraad brengt ter zake van de aangelegenheden als hiervoor omschreven een advies uit aan het bestuur. De raad brengt een advies uit waartoe bij gewone meerderheid van stemmen is besloten. Indien ten minste éénderde van het aantal raadsleden dit wenst, wordt ten aanzien van bedoelde aangelegenheid tevens een minderheidsadvies ter kennis van het bestuur gebracht. Het bestuur deelt de pensioenraad bij afwijken van het uitgebrachte advies zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd mee waarom het een advies niet of niet geheel heeft opgevolgd. Indien de pensioenraad positief adviseert op een voorgenomen besluit van het bestuur verandert de status van het voorgenomen besluit direct in een genomen besluit. Indien de pensioenraad negatief adviseert op een voorgenomen besluit van het bestuur wordt het voorgenomen besluit opnieuw besproken in het bestuur waama het bestuur een definitief besluit neemt. Indien het bestuur afwijkt van het advies van de pensioenraad zal het bestuur de pensioenraad op de voomoemde wijze informeren. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 12 De pensioenraad kan beroep doen op de aan het fonds verbonden (exteme) deskundigen. Pensioenraad Er is een pensioenraad als bedoeld in artikel 109 PW. Deze bestaat uit de leden namens de geledingen deelnemers (2), gewezen deelnemers (3) en pensioengerechtigden (5). Indien ten minste twee leden van de pensioenraad dit wensen, oefent de pensioenraad zijn wettelijke adviesbevoegdheden (onderdeel a tot en met n) buiten verband van de pensioenraad uit, en komt hij daartoe in afzonderlijke vergadering bijeen. De vergaderingen worden niet geleid door de voorzitter van de pensioenraad, maar door een voorzitter die de pensioenraad uit zijn midden kiest. Rechtsgeldige besluiten kunnen slechts worden genomen indien ter vergadering een meerderheid van de pensioenraadleden aanwezig is, waarbij vacante zetels niet worden meegeteld. Klachten- en geschillenregeling Een "klacht" is iedere vorm van ontevredenheid met betrekking tot de behandeling, bejegening of dienstverlening die door de klager als onjuist wordt ervaren. Een klacht heeft betrekking op de uitvoering van het pensioenreglement A,BofC. Een klacht wordt ingediend bij het bestuursbureau. De administrateur handelt vervolgens de klacht af en deelt de beslissing mede aan de klager. Indien klager niet akkoord gaat kan hij een beroep doen op het bestuur van het fonds. Het bestuur doet uitspraak. Als klager niet akkoord gaat met uitspraak van het bestuur kan hij naar de Ombudsman Pensioenen stappen (mits klager geen advocaat in de arm heeft genomen). De Ombudsman Pensioenen behandelt geschillen die betrekking hebben op de uitvoering van de pensioenreglementen. Het advies van de Ombudsman Pensioenen is echter niet bindend. Geschillencommissie Er is sprake van een geschil als een belanghebbende zich niet kan verenigen met een inhoudelijk (uitsluitend) jegens hem genomen besluit van het bestuur. Met inachtneming van het pensioenreglement is de geschillencommissie uitsluitend bevoegd tot beslissen in geschillen tussen de deelnemer en het fonds terzake de uitvoering van de pensioenregeling en individuele beslissingen uit hoofde van die pensioenregeling die het bestuur terzake deze belanghebbende heeft genomen. De beslissing van de geschillencommissie is voor beide partijen bindend. Als een deelnemer in hoger beroep wil gaan tegen de beslissing van de geschillencommissie kan deze naar de civiele rechter stappen. De civiele rechter kan echter geen inhoudelijk oordeel meer vellen over de kwestie. Wel kan deze rechter kijken of er al dan niet sprake is geweest van procedurefouten en ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 13 dergelijke. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke exteme leden en één secretaris. Bestuursbureau Vanaf2009 is een bestuursbureau opgericht. Het bestuursbureau heeft een ondersteunende en controlerende rol en valt onder de verantwoordelijkheid van het bestuur. Het bestuursbureau ondersteunt het (dagelijks) bestuur en de aanspreekpunten aangaande: a) de beleidsvoorbereiding, de besluitvorming en de aan de besluitvorming verbonden acties; b) het aansturen en monitoren van exteme partijen waaraan activiteiten zijn uitbesteed; c) projectmatige werkzaamheden; d) contacten met exteme partijen waaronder sociale partners en toezichthouders. Het bestuursbureau verzorgt de secretariële ondersteuning van het bestuur. Het bestuursbureau is belast met het bijeenroepen van het bestuur, het opmaken van de agenda en het opstellen van het verslag van de vergaderingen, alsmede het voeren van correspondentie en het beheren van de voor het bestuur bestemde en van het bestuur uitgaande stukken. Het bestuursbureau vertegenwoordigt het bestuur in project/stuurgroepen. Het directiestatuut geeft een nadere invulling van de bepalingen uit de statuten van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Het directiestatuut beschrijft de taken en bevoegdheden van de directeur van het bestuursbureau. Dit directiestatuut is definitief vastgesteld door het bestuur in de vergadering van 15 jimi 2010 en is per direct in werking getreden voor onbepaalde tijd. De laatste wijziging is door het bestuur vastgesteld op 27 febmari 2013. Intem toezicht Het fonds heeft vanaf 2012 ten aanzien van de vormgeving van het inteme toezicht gekozen voor het instellen van een raad van toezicht. Tot en met 2011 werd het inteme toezicht vormgegeven door een Visitatiecommissie. De raad van toezicht bestaat uit drie exteme onafliankelijke, deskundige en gezaghebbende personen. De leden zijn op geen enkele wijze, anders dan uit hoofde van de raad van toezicht, betrokken bij hetfianctionerenvan het fonds. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op hetfimctionerenvan het fonds in het algemeen en hetftinctionerenvan het bestuur in het bijzonder. De raad van toezicht heeft de bevoegdheid om het bestuur te schorsen of tussentijds te ontslaan. De leden (3) van de raad van toezicht zijn in 2012 benoemd voor een termijn van drie jaar. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 14 Accountant De exteme accountant controleert jaarlijks de getrouwheid van dejaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB). Hij doet dit overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarderichtlijnenmet betrekking tot conti-oleopdrachten (Titel 9 Boek 2 BW). Volgens dezerichtlijnenwordt de controle zodanig uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. De exteme accountant geeft de uitkomsten van de controle weer in een afzonderlijke controleverklaring bij dejaarrekening en bij de DNB-verslagstaten en rapporteert aan het bestuur zijn bevindingen over de uitgevoerde controle. Verder geeft de exteme accountant een verklaring af aan het bestuur met betrekking tot het vaststellen van een normportefeuille door het bestuur en controleert hij het feitelijk rendement van de gekozen normportefeuille. Momenteel is door het fonds de heer A.J.H. Reijns RA vanKPMG Financial Services als accountant aangewezen, Waarmerkend Actuaris De waarmerkend actuaris van het fonds controleert jaarlijks of de technische voorzieningen, conform de grondslagen van het fonds, juist zijn vastgesteld. Voorts beoordeelt de actuaris of de voorziening pensioenverplichtingen op voldoende veilige grondslagen is berekend en of deze toereikend is ter dekking van de minimumvoorziening. Hiemaast beoordeelt hij jaarlijks of de in het fonds aanwezige middelen toereikend zijnvoor een continue dekking van deze minimumvoorziening. Hiertoe voerthij onder andere een toereikendheidstoets uit. De waarmerkend actuaris legt de bevindingen vast in een afzonderlijke actuariële verklaring bij dejaarrekening en de DNB-verslagstaten. De waarmerkend actuaris stelt jaarlijks ten behoeve van het bestuur een actuarieel verslag op omtrent bevindingen en conclusies. Tevens beoordeelt hij ofde uitvoering van het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de pmdentpersonrichtiijn.Momenteel is door het fonds de heer drs. S.1. Keijmel AAG, verbonden aan Mercer (Nederland) B.V. als waarmerkend actuaris aangewezen. Deze waarmerkend actuaris is onafhankelijk van het pensioenfonds en verricht geen andere werkzaamheden voor hét pensioenfonds. Mercer heeft een door De Nederlandsche Bank N.V. goedgekeurde gedragscode over de onafhankelijkheid van de waarmerkend actuaris. Adviserend Actuaris De heer drs. B. van Boesschoten AAG, werkzaam bij Mercer (Nederland) B.V., is door het fonds aangesteld als adviserend actuaris. De adviserend actuaris woont de bestuursvergaderingen van het fonds bij en ondersteunt en adviseert het bestuur terzake van onderwerpen bejtrefFende de opzet en uitvoering van de pensioenregeling en andere actuariële vraagstukken en ontwikkelingen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 15 Beleggingsadviseur De beleggingsadviseur, de heer dr. Ir. J. Beenen, werkzaam bij Mercer (Nederland) B.V., woont op afroep de vergaderingen van het bestuur bij en ondersteunt en adviseert het bestuur ten aanzien van het beleggingsbeleid en de contacten met c.q. monitoren van de vermogensbeheerder. Lezerspanel Het fonds heeft een lezerspanel met als doel om de communicatie beter af te stemmen op de wensen en kennis van de lezers. Het lezerspanel is samengesteld uit 10 leden en is samengesteld uit gepensioneerden, ex-deelnemers en actieve deelnemers. Compliance officer Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbmik en oneigenlijk gebmik van de bij het fonds aanwezige informatie heeft het bestuur een gedragscode opgesteld conform het model van de pensioenkoepels. In het kader van een adequate beheersing van compliancerisico'sen het toezicht op de naleving van de gedragscode, heeft het bestuur het Nederlands Compliance Instituut B.V. aangesteld als exteme compliance officer. 1.6 Deskundigheid en zelfevaluatie Het fonds beschikt met betrekking tot het bestuur over een deskundigheidsplan en deskundigheidstoets zoals bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 105 lid 3 van de Pensioenwet. Het deskundigheidsplan inventariseert in hoeverre de vereiste deskundigheden binnen het bestuur voorhanden zijn, en indien en voor zover niet voorhanden, op welke wijze een verbetering van die deskundigheden wordt bewerkstelligd. Elk bestuurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende kennis op pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid waar te kunnen maken. Waar nodig zal hij zijn kermis uitbreiden door het volgen van opleiding en cursussen. Daamaast worden aan bestuursleden vakbladen aangeboden. Het bestuur stelt een reglement vast voor een periodieke evaluatie van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Het bestuur van het fonds zal jaarlijks stil gaan staan bij het eigenfimctioneren.Jaarlijks vindt de zelfevaluatie plaats en deze zal mede gebmikt worden voor het actualiseren van het deskundigheidsplan. De zelfevaluatie vindt plaats onder toezicht van een exteme deskundige. De pensioenraad beschikt eveneens over een deskundigheidsplan. 1.7 Het interne beheerssysteem van het pensioenfonds De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij voert de pensioenregeling uit in eigen beheer. Het bestuur is verantwoordelijk voor de ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 16 uitvoering van de regeling. Het pensioénbehèer van de pensioenregeUng heeft het bestuur tot en met 31-12-2014 uitbesteed aan MN. De premieheffing en incasso zijn uitbesteed aan MN. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan MN. In overeenkomsten zijn vastgelegd wat de taken en verantwoordelijkheden van partijen zijn (voor wat betreft de pensioenadministratie: de dienstencatalogus), onderdeel van deze contracten zijn zogenaamde service level agreements. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in een pensioénbehèer overeenkomst met MN. In deze overeenkomst zijn onder meer de volgende elementen verwerkt: • Vastgelegd zijn de specifieke werkzaamheden die de uitvoerder verricht voor het fonds, onder te verdelen in administratieve,financiële,secretariële, actuariële, juridische, en overige werkzaamheden. • De verplichting deze werkzaaniheden op een efficiënte, zorgvuldige en professionele manier uit te voeren. De verplichting tot geheimhouding van de gegevens van het fonds en verklaring in te staan voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast. MN verpUcht zich de boekhoudkundige verwerking en verantwoording uit te voeren onder controle van de Raad van de Jaarverslaglegging volgens in Nederland geldende algemene accountancy principes. De uitvoerder wordt last en volmacht verleend om al datgene te doen wat in het belang van het fonds en voortvloeiende uit de hem opgedragen taken gewenst, nuttig of noodzakelijk wordt geacht. De overeenkomst tussen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en MN Pensioénbehèer is gesloten op 16 febmari 2009 en is ingegaan op 1 januari 2010. Deze overeenkomst heeft een duur van 5 jaar en loopt af op 31 december 2014. De overeenkomst tussen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en MN inzake het vermogensbeheer is gesloten in 2008 en ingegaan per 1 juni 2008 voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn van drie maanden. Het bepaalde in de overeenkomst met MN dient als kader voor de werkzaamheden die zij voor het fonds in het kader van het vermogensbeheer uitvoert. Binnen dit kader kan het fonds nadere invulling geven aan de wijze waarop de werkzaaniheden worden uitgevoerd en de beleidslijnen waarbinnen dit dient te gebeuren. Dit gebeurt door het vaststellen van een beleidsnota en ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 17 beleggingsplan door het bestuur waaraan de gecontracteerde partijen zich dienen te houden. Ook kan het bestuur door middel van een bestuursbesluit aan MN specifieke bevoegdheden verlenen, bijvoorbeeld bij de uitvoering van het pensioenreglement. Deze besluiten worden vastgelegd in de verslagen van de vergadering van het bestuur en nadien ook in de historische leidraad van het fonds. Deze leidraad kan worden geraadpleegd door het bestuur, de pensioenraad, het bestuursbureau en door de bij de uitvoering betrokken medewerkers van MN. Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij wordt door MN, hiema te noemen de administrateur, in de afzonderlijke bestuursvergaderingen op de hoogte gehouden van de aan deze uitbestede werkzaamheden en ontwikkelingen op velerlei relevante gebieden. Dit gebeurt door middel van verslaglegging en notities omtrent onder meer nieuwe wet - en regelgeving. Ook wordt het bestuur door de administrateur meermaals expliciet verzocht een besluit te nemen, zowel in het algemeen als in individuele gevallen. De besluiten, door het bestuur genomen, worden in notulen, besluitenlijsten en actiepuntenlijsten vastgelegd, welke het bestuur in de vergadering volgend hierop, eventueel met inachtneming van op- of aanmerkingen, goedkeurt. Naar aanleiding van besluiten die leiden tot een wijziging in de stukken van het fonds (zoals een van de pensioenreglementen) wordt voor de eerstvolgende vergadering een concept wijziging van het betreffende stuk geagendeerd. Het bestuursbureau heeft onder verantwoordelijkheid van het bestuur een controlerende- en coördinerendealsmede een bewakingsrol om de voortgang en kwaliteit van de actiepunten te waarborgen. Indien het bestuur de administrateur om iets verzoekt dan wel deze toestaat in bepaalde situaties volgens een vastgestelde wijze te handelen wordt dit eveneens opgenomen in de notulen. Controle vindt dus over het algemeen plaats via de notulen van voorgaande bestuursvergaderingen. Daamaast zal een jaarplan worden opgesteld. Hierin wordt een overzicht gegeven van afspraken tussen bestuur en administrateur zodat het bestuur in staat is een aantal werkzaamheden te sturen en te volgen. Ook kuimen er op deze manier afspraken worden gemaakt over kwaliteit en serviceniveau. Het verwachte serviceniveau is bovendien vastgelegd in een Service Level Agreement (SLA). Taakuitvoering van de verschiUende afdelingen van MN De kwaliteit van de taakuitvoering wordt in belangrijke mate bepaald door de integriteit, de zakelijke ethiek en de deskundigheid van de medewerkers, de delegatie van bevoegdheden en het toezicht door de leidinggevenden. Enkele getroffen beheersmaatregelen zijn: beschrijving functievereisten voor alle cmciale fimcties; taakverdeling binnen de afdelingen; verantwoordelijkheden en delegatie van bevoegdheden; ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 18 • aanwezigheid en functioneren van inteme controleafdelingen. Informatie en communicatie Van groot belang is goede informatie en communicatie binnen de diverse afdelingen en vanuit deze afdelingen naar buiten toe. Ook over de opslag en het beheer van informatie dienen duidelijke afspraken te bestaan. Als beheersmaatregelen worden genoemd: • voor alle systemen is bepaald wie toegang heeft en wie bevoegd is tot het invoeren of wijzigen van de betreffende informatie; • duidelijke communicatielijnen binnen de verschillende afdelingen en naar het fondsbestuur; • het verstrekken van (periodieke) infonnatie aan het fondsbestuur en de door hen ingestelde commissies; • stelsel van maatregelen voor beveiliging van informatie: fysieke en logische toegangsbeveiliging, back up and recovery procedures, uitwijkmogelijkheden en duidelijke changemanagement procedure. Risicobeoordeling Derisicobeoordelingbestaat uit het identificeren en analyseren van die risico's die het realiseren van de doelstellingen in de weg kimnen staan. Op deze wijze verschaftrisicobeoordelingeen basis voor de wijze waarop derisico'sbeheerst kunnen worden. Belangrijke beheersingsmaatregelen zijn: • Doelstellingen zijn vastgelegd in administratieovereenkomsten, beleggingsplannen, valuta - en derivatennota's; • Tijdige vaststelling beleggingsplannen en van het derivaten - en valutabeleid door bestuur van het fonds; • Communicatie van beleggings-Zpensioenplannen en nota's naar medewerkers van de organisatie; • Duidelijke voorschriften welke activiteiten, producten, brokers toegelaten of verboden zijn; • Heldere limieten om krediet, markt en liquiditeitsrisico's te beheersen; • Identificatie en meting van alle risico's; • Eenduidige benchmarks; ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 19 • Dynamischerisicobeheersingmodellenzoals recentelijk zijn opgesteld inclusiefrisicodashboarden bewaking via opname van maatregelen in (effect) rapportages. In hetrisicodashboardstaan continu en integraal de risico's van het fonds. Inteme controle Door controle van de inteme beheerssystemen wordt de kwaliteit van de verrichte werkzaamheden gewaarborgd. Dit betreft de conti-ole met betrekking tot: • de betrouwbaarheid van de beleggings-, pensioen- en financiële administratie. Deze wordt door de inteme accountantsdiensten gecontroleerd; • de kwaliteit van de beheersing van de organisatie. Deze wordt op systeemniveau gecontioleerd door de inteme accountantsdiensten; • naleving van wet- en regelgeving door de relevante afdelingen. De pensioenadministrateur en vermogensbeheerder stellen tussentijds door middel van audits vast of de opzet en werking van de administiatieve organisatie en de daarin opgenomen maatregelen van inteme controle voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Het bestuur heeft inzage in deze audits en ontvangt jaarlijks de ISAE 3402 verklaring. Dit wordt aangevuld met het auditplan waarin het bestuur de auditfrequentie van zowel de ISAE 3402 en Non-ISAE processen heeft gedefinieerd. Deze audits worden onafhankelijk van de inteme audits van MN uitgevoerd. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 20 2 Deelname aan de pensioenregeling 2.1 Verplichte aansluiting Werkgevers van werknemers binnen de koopvaardij die voldoen aan de voorwaarden inzake de verplichtstelling dienen zich te melden op het moment dat voor hen de aansluitings- c.q. deelnemingsplicht van toepassing is. De aangesloten werkgever is verantwoordelijk voor het verstiekken van de juiste gegevens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren. Nieuwe werkgevers met personeel in dienst dienen zich voor de werknemersverzekeringen te melden bij de Belastingdienst voor de voor hen van toepassing zijnde sector. De Belastingdienst bepaalt in welke sector zij de ondememing op grond van de bedrijfsactiviteiten moet indelen. Als een werkgever wordt ingedeeld in een categorie waarvoor de verplichting tot deelname aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij geldt, wordt de pensioenbeheerder van het fonds geïnformeerd. Als de werkgever al bekend is en op grond van zijn bedrijfsactiviteiten onder de werkingssfeeromschrijving van het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij ressorteert, wordt de werkgever in de geautomatiseerde administiatie opgenomen. Indien niet met een redelijke mate van zekerheid kan worden bepaald of de pensioenregeling geldend binnen de koopvaardij van toepassing is, wordt een vragenfonnulier verzonden voor het verstiekken van nadere informatie. Als aan het verzoek tot het verstrekken van nadere informatie, ondanks diverse rappels, niet wordt voldaan, wordt er aan de hand van de beschikbare informatie een aansluiting gerealiseerd. Als een aansluiting is gerealiseerd, wordt de werkgever hiervan in kennis gesteld en wordt hem de nodige infomiatie toegezonden. De werkgever verstiekt maandelijks een opgave van het pensioengevend dagloon. Aan de hand van de opgave van de werkgever wordt de pensioenpremie berekend en een premienota vastgesteld. De werkgever ontvangt maandelijks een premie-overzicht. Het pensioenfonds maakt gebmik van looncontioles om de juistheid en volledigheid van de opgave van het pensioengevenddagloon vast te stellen. Bevindingen worden gerapporteerd en zonodig leidt dit tot het opleggen van correctie-facturen. Wanneer een werkgever (met deelnemingsplichtig personeel in dienst) verzuimt zich aan te melden bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij en de administiateur signaleert de werkgever op een later tijdstip, dan is het pensioenfonds gehouden de werkgever met temgwerkende kracht aan te sluiten. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 21 Bovengenoemde procedures en verplichtingen zijn opgenomen in een uitvoeringsreglement. Hierbij zijn de bepalingen van artikel 25 van de Pensioenwet in acht genomen. 2.2 Vrijwillige aansluiting Het bestuur is bevoegd een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, die zeevarenden in dienst heeft op schepen met een niet-Nederlandse zeebrief, maar wel een economische en/of organisatorische eenheid vormt met een verplicht aangesloten ondememing of een verwantschap heeft met de bedrijfstak, op vrijwillige basis aan te sluiten bij het fonds indien de werkgever hierom verzoekt, indien, conform het gestelde in artikel 121 van de Pensioenwet: a. de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die in een bedrijfstak waarin het bedrijfspensioenfonds werkzaam is en de werkgever deelneemt in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak; b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingsfeer van het bedrijfspensioenfonds valt; of c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingsfeer van het bedrijfspensioenfonds viel. Gevolg van de vrijwiUige aansluiting is dat de desbetieffende werknemers van de werkgever gaan deelnemen in de verplichte regeling van het fonds. Het fonds kan voor vrijwillige aansluitingen een afwijkende premie in rekening brengen. Bij een vrijwillige aansluiting zal een uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en de betreffende werkgever worden opgesteld. Hierbij zuUen de bepalingen van artikel 25 van de Pensioenwet in acht worden genomen. 2.3 Vrijwillige voortzetting Het bestuur is bevoegd aan individuele deelnemers toe te staan de deelname aan de pensioem-egeling voort te zetten na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten werkgever. Vrijwillige voortzetting wordt slechts toegestaan als de deelnemer voldoet aan door het bestuur gestelde voorwaarden en slechts voor een beperkte duur, een en ander in overeenstemming met de wettelijke bepalingen ter zake. 2.4 Dispensatie In een aantal door de wet (Vrijstellingsbesluit Wet Bpf2000) voorgeschreven gevallen is het fonds verplicht op verzoek van een werkgever vrijstelling te verlenen van deelneming aan de pensioenregeling. Als bij een verzoek tot vrijstelling niet voldaan is aan de voorwaarden van een verplichte vrijstelling, kan het fonds ook onverplicht vrijstelling verlenen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 22 3 Algemene overwegingen Bij het vaststellen van de toe te passen actuariële technieken, het beleggingsbeleid en de balanswaardering heeft het bestuur zich laten leiden door de volgende algemene verwachtingen ten aanzien van de bedrijfstak, het verzekerde bestand en algemene economische omstandigheden. 3.1 Continuïteit van de bedrijfstak Er zijn geen redenen om aan de continuïteit van de bedrijfstak te twijfelen. Wel houdt het bestuur rekening met de omstandigheid dat de bedrijfstak conjunctuur gevoelig is. 3.2 Omvang van het deelnemersaantal Er wordt een inkrimping van het deelnemersbestand voorzien. Zoals in paragraaf 3.1 is gezegd, houdt het bestuur rekening met de omstandigheid dat de bedrijfstak conjunctuurgevoelig is en dat de omvang van het deelnemersaantal op termijn blijft dalen. Dit vanwege de verdeling van de werkgelegenheid van EU en niet-EU ingezetenen. 3.3 Verwachte salaristrend(s) Bij het formuleren van het beleid is uitgegaan van de verwachting dat de ontwikkeling van de sociale uitkeringen, zoals de AOW- en WIA-uitkeringen, iets zal achterblijven bij de algemene ontwikkeling van de lonen en ook dat de prijzen langzamer zullen stijgen dan de lonen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 23 4 De inhoud van de pensioenregeling Voor een precieze inhoud van de pensioenregeling wordt verwezen naar de pensioenreglementen. Hiema wordt een korte samenvatting gegeven waarin de verzekeringstechnisch gezien belangrijkste elementen genoemd worden. 4.1 Pensioenregeling voor werknemers geboren in 1950 of later (Reglement A) De pensioenregeling is een middelloonregeling met een opbouw van het levenslange ouderdomspensioen van 2,25% van de pensioengrondslag per deelnemingsjaar en een voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening. De vroegste aanvangsleeftijd van de pensioenopbouw is 21 jaar. Het levenslange ouderdomspensioen wordt opgebouwd tot maximaal het bereiken van de 65 jarige leeftijd. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op leeftijd 65, tenzij de deelnemer gebmik maakt van de mogelijkheid om de pensioeningang (en pensioenhoogte) door middel van het herschikken van pensioenaanspraken aan te passen. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon minus de pensioenfranchise. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Onder loon is naast het vaste loon ook de geldswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen, alsmede onder voorwaarden een forfaitaire overwerkvergoeding. De pensioenfranchise wordtjaariijks vastgesteld en bedraagt voor 2013 € 13.227,60. Het nabestaandenpensioen resp. wezenpensioen bedraagt 70% resp. 14% van het verzekerde levenslange ouderdomspensioen. Het uitgangspunt voor de toeslag op de pensioenaanspraken van de deelnemers is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemere in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli-juli. Deze toeslag is zoals vermeld voorwaardelijk. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze ABTN. Voor de actieve deehiemere geboren in 1951 t/m 1972 die in 2005 en in 1994 in de pensioenregeling van het fonds hebben deelgenomen wordt op 1 januari van het jaar waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt, dan wel bij eerder ingaan van het pensioen een extra aanspraak op ouderdomspensioen (ingaand op leeftijd 65) verkregen. Op basis van de mogelijkheid tot uitstel vanfinancieringis deze toezegging voorwaardelijk tot het moment dat de extia aanspraak is gefinancierd. De hoogte van de extia aanspraak op ouderdomspensioen is afliankelijk van het geboortejaar van de betieffende deelnemer. Zodra de extia aanspraken daadwerkelijk zijn toegekend, tellen deze aanspraken ook mee voor de bepaling van het nabestaandenpensioen. Dit betekent dat bij voortijdig overlijden er geen ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 24 aanspraken op nabestaandenpensioen wordt toegekend over deze extra aanspraken. Indien en voorzover de pensioenaanspraken van actieve deelnemere met een toeslag verhoogd worden, worden de voorwaardelijke extia aanspraken in gelijke mate verhoogd. Het 40-deelnemingsjarenpensioen gaat in bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd. De hoogte bedraagt maximaal 70% van het loon. Dit is inclusief het levenslange ouderdomspensioen en het uit de vóór 1 januari 2006 geldende pensioenreglementen voortvloeiende overbmggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen. Ingeval het 40-deelnemingsjaren pensioen eerder of later ingaat wordt dit pensioen herrekend met inachtneming van de algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. WGA-hiaat verzekering Met ingang van 1 januari 2012 is de WGA-hiaatverzekering ondergebracht in de regeling van het fonds. De WGA-hiaatverzekering bij de OWM Zee-Risico 1996 U.A. is met ingang van 31 december 2011 beëindigd. Eventuele aanspraken van een arbeidsongeschikte (ex) werknemer worden door het fonds overgenomen. De premie voor 2013 is vastgesteld op 0,15%. Voor zeevarenden die onder Bpf Koopvaardij vallen is de effectieve premie 0%. 4.1.1 Prepensioenregeling voor werknemers geboren in 1950 of later (Reglement B) De prepensioenregeling is een middelloonregeling met een opbouw van 0,37% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar, is gestart per 1 januari 2006 en kent een voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening. De vroegste aanvangsleeftijd van de prepensioenopbouw is 21 jaar. Het prepensioen wordt opgebouwd tot maximaal het bereiken van de 60 jarige leeftijd . Het prepensioen gaat in op leeftijd 60, tenzij de deelnemer gebmik maakt van de mogelijkheid om de pensioeningang uit te stellen. Het prepensioen gaat uiterlijk 1 maand voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar in. Van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010 was een opbouwpercentage van 0,30% van toepassing. Vanaf 1 januari 2011 is het opbouwpercentage 0,37%. De prepensioengrondslag is gelijk aan het loon minus de pensioenfranchise. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Onder loon is naast het vaste loon ook de geldswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen, alsmede een forfaitaire overwerkvergoeding. Het uitgangspunt voor de toeslag op de prepensioenaanspraken van de deelnemere is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli- ' Betreffende de leeftijdsbepaling loopt er een dispuut bij de CAO-partijen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 25 juli. Deze toeslag is zoals vermeld voorwaardelijk. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze ABTN. Uit hoofde van de prepensioenregeling wordt voor deelnemers geboren in 1950 of later prepensioen opgebouwd over de deelnemingstijd tot en met 31 december 2005. De opbouw van extia prepensioen bedraagt 0,25% van de prepensioengrondslag per deelnemingsjaar gelegen voor 1 januari 2006. Deze extia prepensioenopbouw vindt rechtevenredig plaats en vangt aan op 1 januari 2006 en duurt tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 60-jarige leeftijd wordt bereikt. Voor werknemers van bedrijven waarvoor de premiebetaling inzake de prepensioenregeling per 1 september 2006 is gestart, geldt dat zij over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006 geen aanspraken op prepensioen en extia prepensioen hebben opgebouwd. 4.2 Pensioenregeling voor werknemers geboren In 1949 of eerder (reglement C) Reglement C is een gesloten pensioenregeling. De pensioenregeling is een gemitigeerde, voorwaardelijke eindloonregeling met een opbouw van het levenslange ouderdomspensioen van 1,71% van de pensioengrondslag per deelnemingsjaar. De vroegste aanvangsleeftijd is 20 jaar, terwijl maximaal 40 jaar lang pensioen wordt opgebouwd. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in bij het bereiken van de 65 jarige leeftijd. De pensioengrondslag is gelijk aan het loon minus eenfranchise.Onder loon is naast het vaste loon ook de geldswaarde van de vrije voeding en de vakantietoeslag begrepen alsmede een forfaitaire overwerkvergoeding. Het per dag in aanmerking te nemen loon is gemaximeerd. Defranchisewordtjaariijks vastgesteld en bedraagt voor 2013 € 13.140. De optiek tot eindloonniveau is, gezien de leeftijd van de betreffende deelnemere en het gesloten karakter van de regeling, gemitigeerd. De mitigering heeft betiekking op het na het bereiken van de 55 jarige leeftijd in aanmerking te nemen loon. Het maximaal in aamnerking te nemen loon bedraagt dan namelijk het met het indexcijfer van de regelingslonen verhoogde loon van het voorafgaande jaar. De gemitigeerde optrek tot eindloonniveau geschiedt overigens indien en zolang het fonds over voldoende weeretandsvermogen beschikt, of, indien dat niet het geval is, het herstel van het weerstandsvermogen ook met het toekeimen van de optiek voldoende snel zal plaats vinden. Indien dat niet het geval is wordt de groei van de (door mitigering al beperkte) pensioengrondslag verder beperkt of eventueel op nul gesteld. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 26 Door de overgang in 1995 naar de huidige regeling zijn er in het pensioenfonds premievrije aanspraken op een tijdelijk ouderdomspensioen uit te keren van de 60 jarige tot de 65 jarige leeftijd. Een deel van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen per 31 december 1994 is in voomoemde aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen verwerkt. Het andere deel van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen is verwerkt in de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 65. Het nabestaandenpensioen resp. wezenpensioen bedraagt 70% resp. 14% van het verzekerde levenslange ouderdomspensioen. De deelnemer die de 60-jarige leeftijd maar nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt komt in aanmerking voor een overbmggingspensioen als aan de volgende voorwaarden is voldaan: • De deelnemer heeft in de periode tussen 47,5- en 60-jarigeleeftijd deelgenomen in het fonds; • De deelnemer stemt ermee in dat, indien hij voor 1 januari 1995 op basis van deelneming in het fonds aanspraken op ouderdomspensioen ingaande op 60-jarige leeftijd heeft opgebouwd, dit ouderdomspensioen gelijktijdig ingaat met het overbmggingspensioen. De hoogte van dit ouderdomspensioen wordt alsdan vastgesteld. 4.3 Premievrijstelling Indien een deelnemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt in de zin van de WAO of de WIA zal de pensioenopbouw zoals gedefinieerd in pensioenreglement A dan wel pensioenreglement C geheel of gedeeltelijk doorgaan, waarbij zo lang deze situatie duurt (gedeeltelijke) premievrijstelling wordt verleend. Wijzigingen in WAO- of WIA-klasse-indeling hebben met ingangsdatum van die wijziging gevolgen voor het niveau van premievrijstelling. De premievrijstelUng vindt plaats tot maximaal het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Jaarlijks kan op 1 januari het voor de bepaling van de pensioengrondslag in aanmerking te nemen loon van deelnemere met premievrije deelneming worden herzien. Uitgangspunt voor deze voorwaardelijke toeslag is de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemere in het particuliere bedrijf over de referteperiode juli-juli. Het toeslagbeleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7 van deze ABTN. 4.4 WAO-gat-verzekering Van 1 juli 1993 tot en met 31 december 2003 is een verzekering van invaliditeitspensioen van kracht geweest waannee het zogenaamde WAO-gat wordt opgevuld. Per 1 januari 1994 is deze verzekering uitgevoerd op basis van het principe van aanvullende verzekering. Op basis van de CAO moest een ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 27 werkgever een dergelijke aanvuUende verzekering sluiten. Het fonds wikkelt de voor 1 januari 2004 ontstane aanspraken zelfstandig af. 4.5 Enkele bijzondere aspecten Het fonds kent een regeling voor vrijwillige voortzetting tegen gereduceerde premie bij niet-verwijtbare werkloosheid en staat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van de regeling toe indien de verplichte deelneming ten einde komt. Met deze aspecten is bij de premiestelling rekening gehouden. Sommige van deze extia voorzieningen zijn overigens nadmkkelijk herroepbaar indien de financiële positie van het fonds de uitvoering niet langer mogelijk mocht maken. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 28 5 De berekening van de Voorziening Pensioenverplichtingen 5.1 Kansstelsels De Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) wordtjaariijks per de balansdatum 31 december berekend op basis van recente overievingstafels Prognosetafel AG2012-2062 waarbij de verwachte sterftetiend wordt meegenomen. Indien nieuw gepubliceerde tafels tot een herziening van de VPV van minder dan 1,5% zou leiden, houdt het bestuur van het fonds zich het recht voor om de omrekening uit te stellen tot de publicatie van de daarop volgende tafels. Voor de tarieven van het nabestaandenpensioen zijn partnerfrequenties in acht genomen. Dezefrequentieszijn vermeld in bijlage I bij deze nota. Bij de berekeningen is steeds aangenomen dat de medeverzekerde partner van een mannelijke verzekerde een vrouw is die vier jaar jonger is, terwijl is aangenomen dat een vrouwelijke verzekerde een vier jaar oudere mannelijke medeverzekerde partner heeft. Met ingang van 1 januari 2010 is gezien de geringe omvang van de premievrijgestelde pensioenopbouw en derijpingvan de invaliditeitspensioenen voor de berekening van de VPV het gebmik van in- en revalideringskansen beëindigd en zal voor wat betieft de overievingstafel aangesloten worden bij de tafel die voor de rest van de VPV wordt gebmikt. 5.2 De rekenrente, berekeningswijze De VPV wordt berekend aan de hand van de rentetermijnstmctuur zoals die door DNB gepubliceerd wordt. De pensioenen zijn continu betaalbaar verondereteld. De netto VPV voor het ouderdoms- en nabestaandenpensioen wordt gesteld op de contante waarde van de op de balansdatum verworven tijdsevenredige aanspraken, met inbegrip van de verhogingen per 1 januari na de balansdatum. Ter bepaling van de netto VPV voor niet ingegane wezenpensioenen wordt geen afzonderlijke voorziening vastgesteld. In plaats daarvan wordt het uitgestelde nabestaandenpensioen behorend bij het uitgesteld ouderdomspensioen voor deelnemers jonger dan 65 jaar op 105% van zijn reglementaire waarde gesteld. Voor ingegane wezenpensioenen wordt voor de vast te stellen VPV sterfte verwaarloosd. De overievingstafels, thans de Prognosetafel AG2012-2062, worden gebmikt met correctiefactoren die voor zowel mannen als vrouwen op alle leeftijden gelijk zijn aan 100% (ofwel geen correctie op de Prognosetafel AG2012-2062). ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 29 Vanaf31 december 2012 wordt als startjaar het startjaar 2013 gebmikt. Jaarlijks schuift het te gebmiken startjaar één jaar op. Voor ingegane invaliditeitspensioenen is de netto VPV gesteld op de contante waarde van het toegekende invaliditeitspensioen. Voor deelnemers aan wie premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid is verleend, wordt de contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen) in de voorziening opgenomen. Met ingang van 2010 wordtjaariijks 2% van de bmto dooreneepremie (de in de hefBngspremie begrepen opslag van 2% voor dekking van het premievrijsteUingsrisico) gereserveerd in een zogenaamde wachttijdvoorziening. Deze voorziening maakt deel uit van de VPV. In geval van invalideringen wordt bij ingang arbeidsongeschiktheid (normaal gesproken na twee jaar) de contante waarde van de toekomstige pensioenopbouw ten laste van deze wachttijdvoorziening gebracht en aan de VPV toegevoegd. Indien de wachttijdvoorziening op enig moment meer bedraagt dan 3 keer een jaarreservering, ofwel 6% van de bmto dooreneepremie van dat jaar, zal het meerdere vrijvallen ten gunste van het resultaat van het fonds. Indien de wachttijdvoorziening op enig moment minder dan nul bedraagt zal het tekort ten laste van het resultaat van het fonds worden aangezuiverd. Dat gedeelte van de VPV dat betiekking heeft op door de premievrijgestelde deelnemers verkregen aanspraken op tijdelijk ouderdomspensioen en overbmggingspensioen, wordt op nul gesteld. De overbmggingen voor premievrijgestelde deelnemers worden namelijk door samenloopbepalingen niet geacht tot uitkering te komen. De voorziening voor niet ingegaan resp. ingegaan ouderdoms- en overbmggingspensioen wordt verhoogd met 0,35% resp. 0,65% in verband met de reglementaire overlijdensuiticering ter grootte van één maanduitkering bij overlijden na ingang van het ouderdoms- of overbmggingspensioen. De netto VPV is met ingang van 31 december 2010 met 2,5% (voorheen 2%) verhoogd voor excassokosten. 5.3 Groepering, leeftijdsbepaling Op de balansdatum worden voor de groepen actieve deelnemere, gewezen deelnemers met uitgestelde rechten en personen voor wie het pensioen is ingegaan, gesplitst per geslacht, de aanspraken samengevoegd voor pereonen geboren in hetzelfde jaar. Per aldus gevormde categorie wordt de leeftijd gesteld op het verelagjaar minus het geboortejaar plus een half. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 30 De waarderingsgrondslagen van de balans 6.1 Balanswaardering van de beleggingen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor eventueel oninbare vorderingen vindt waardering plaats onder aftrek van een voorziening. Derivaten Derivaten (opties, futures, e.d.) worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als deze ontbreekt, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Omrekening vreemde valuta Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers per balansdatum. Voor zover valutarisico's zijn afgedekt door middel van valutatermijnconfracten, worden de valutatermijnconfracten gewaardeerd op basis van een marktconform waarderingsmodel. De waarde van een valutatermijncontiact is op de afloopdatum van het contiact: Nominale waarde * (Wisselkoere op afloopdatum contiact -/- contiactueel vastgelegde koers) Vóór de afloopdatum wordt de wisselkoers op afloopdatum geschat met behulp van de verwachte wisselkoeremutaties in de markt, welke tot uitdmkking komen als 'forwardtics(de verwachte mutaties in wisselkoersen op basis van de renteverechiUen tussen de betiokken valuta's)'. De verwachte kassfromen (zowel de betaling van de te leveren hoeveelheid valuta als de ontvangst van de te ontvangen hoeveelheid valuta) worden contant gemaakt tegen de relevante yieldcurve, waarbij de curve van de befrokken valuta gebuikt wordt. Onroerende goederen De participaties in onroerendgoedfondsen, niet beuregenoteerde aandelen en deelnemingen in onroerend-goedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde c.q. netto-vermogenswaarde. Discretionaire portefeuille 100% eigendommen Ieder kwartaal wordt een kwart van de portefeuille extem gewaardeerd, waarbij de objecten die in Ql, Q2 en Q3 zijn getaxeerd in Q4 nog een update krijgen. Ook objecten die worden uitgepond worden elk jaar minimaal één keer, en in de meeste gevallen twee keer, extem getaxeerd. In kwartalen dat het. object niet ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 31 wordt gewaardeerd, wordt de prijsontwikkeling geïndiceerd op basis van waardeontwikkelingen van objecten die dat kwartaal wel zijn getaxeerd. Portefeuille deelnemingen (SAREF) Voor de objecten bij SAREF in beheer zijnde deelnemingen geldt dat deze eenmaal per jaar volledig extem worden getaxeerd en in de andere drie kwartalen wordt de waarde bepaald middels een statistische benadering. De gehanteerde richtiijnen sluiten aan bij de richtlijnen van de ROZ/IPD-index. AREA fonds Groepsmaatschappijen worden gewaardeerd op basis van netto vermogenswaarde. Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde. Voor beursgenoteerde fondsen betieft dit de beurekoers per rapportagedatum. Voor niet-beursgenoteerde fondsen wordt deze benaderd door de beleggingswaarde zoals opgegeven door de Onderliggende Vastgoedfondsen, welke gebaseerd is op reële waarde zoals deze op het moment van waardering aan de Beheerder ter beschikking staan. Hypotheken De hypotheken in het Particuliere en Zakelijke Hypothekenfonds worden gewaardeerd tegen de euroswapcurve plus een hypotheekspecifieke risicoopslag. Dezerisico-opslagis afhankelijk van het soortfinanciering,het type onderpand, de dekkingswaarde en eventuele garanties (NHG). Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de kasstiomen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden, inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen en rekening houdend met eventuele vervroegde aflossingsmogelijkheden. Aandelen Beursgenoteerde aandelen(fondsen) Omdat beursgenoteerde aandelen(fondsen) een marktnotering hebben, worden deze gewaardeerd tegen de laatste verhandelde dagprijs op de beurs waarop het aandeel(fonds) is genoteerd, weUce tot stand komt door vraag en aanbod. In het geval van een (aanstaand) faillissement of een andere situatie waardoor de waarde van het aandeel in grote mate onzeker wordt, zal intem worden beoordeeld wat een reële marktwaarde is van het betieffende aandeel. Deze handelsprijzen worden gedistribueerd door dataprovidere als Reuters, Interactive Data en Bloomberg. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 32 Niet beursgenoteerde aandelenfondsen Participaties in niet beursgenoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Niet beuregenoteerde participaties in aandelenfondsen worden gewaardeerd op basis van een opgave van (de administrateur van) de uitgevende beleggingsinstelling, waarbij defrequentievan aanlevering verechilt per uitgevende beleggingsinstelling. Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de biedkoers, op basis van de berekende marktwaarde. De waarde van een obligatiepositie wordt als volgt bepaald: de waarde zonder opgelopen rente is gelijk aan de nominale waarde van de obligatiepositie, vennenigvuldigd met de markt (bied) koers. De totale waarde van de obligatiepositie is de voorgenoemde waarde, verhoogd met de opgelopen rente op de waarderingsdatum. De participaties in vastientende waardenfondsen worden gewaardeerd tegen intrinsieke waarde c.q. netto-vermogenswaarde. Niet beursgenoteerde obligatiefondsen Voor participaties in niet beursgenoteerde obligatiefondsen is het de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Participaties in niet beursgenoteerde obUgatiefondsen worden op maandbasis gewaardeerd op basis van een opgave van de uitgevende beleggingsinstelling. 6.2 De overige voorzieningen en reserves Het fonds kent drie regelingen waarvan de bijeengebrachte middelen vanwege de aard van die regelingen apart geadminisfreerd worden. Het betieft de VPLovergangsmaatiegel, de WGA-hiaatverzekering en de prepensioenregeling (Reglement B). De verplichtingen uit hoofde van de prepensioenregeUng maken deel uit van de voorziening pensioenverplichtingenHet pensioenfonds kent naast de voorziening pensioenverplichtingen de volgende reserves: • • • • Bestemmingsreserve VPL Algemene reserve AIP (WGA-hiaat) Solvabiliteitsreserve Algemene reserve Bestemmingsreserve VPL Ter dekking van de lasten die naar verwachting zullen volgen uit de voorwEiardelijke toekenning van extia aanspraken voor deelnemere geboren in 1951 t/m 1972 zoals gedefinieerd in pensioeiu-eglement A is per 31 december 2007 een bestemmingsreserve getioffen. Met betiekking tot de omvang van deze reserve per 31 december 2012, alsmede met befrekking tot de zaken die vanaf die ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 33 datum de omvang van de reserve beïnvloeden, is een overeenkomst gesloten met sociale partnere. Per 31 december 2012 is de reserve vastgesteld op basis van de per die datum aanwezige voorwaardelijke verplichtingen, op basis van de per die datum geldende overievingsgrondslagen en rekeiu-ente. Met ingang van 1 januari 2013 wordt de koopsom in verband met toekenningen uit hoofde van de overgangsmaatregel uit deze reserve onttiokken. De koopsom wordt bepaald op grond van de principes voor de kostendekkende premie zoals beschreven in paragraaf 8.1 van deze ABTN. De in paragraaf 8.1 vermelde opslagen voor premievrijsteUing en kosten zijn niet van toepassing voor de berekening van de koopsommen. Aan de reserve overgangsmaatregel wordtjaariijks het fondsrendement toegevoegd. Het bestuur toetst jaarlijks vóór 1 november of de verwachte aanwezige reserve per 31 december van dat jaar toereikend is om de toekomstige verplichtingen uit tefinancieren.Indien blijkt dat de middelen naar verwachting niet toereikend zullen zijn, kan het bestuur besluiten de voorwaardelijk toegezegde aanspraken te verlagen. Een eventueel overschot in deze reserve dat na de laatste toekenningen, per 31 december 2022, resteert, zal ten goede van het fonds komen. Algemene reserve AIP Ter dekking van lasten die voortvloeien uit toekenning van WGA-hiaatpensioen is een bestemmingsreserve getioffen. Met betiekking tot de zaken die vanaf 1 januari 2013 de omvang van de reserve beïnvloeden, is een overeenkomst gesloten met sociale partners (CAO-partijen). De algemene reserve AIP kan uitsluitend worden gebmikt voor inkoop van WGA-hiaatpensioen, c.q. het verlenen van korting op de WGA-hiaatpremie, tenzij CAO-partijen het fonds verzoeken de bestemming van deze reserve te veranderen. Het fonds beslist jaarlijks vóór 1 november van het volgende boekjaar op grond van de verwachte 'algemene reserve AIP' per einde boekjaar ofeen korting op de WGA-hiaatpremie kan worden verleend. Aan de Algemene reserve AIP wordtjaariijks de ontvangen WGA-hiaatpremie (na aftrek van administiatiekosten) toegevoegd en worden de mutaties in de 'technische voorziening AIP' en 'solvabiliteitsreserve AIP' onttiokken. Aan de Algemene reserve AIP wordt daamaast jaarlijks het fondsrendement toegevoegd. Bij wijziging ofhet vervallen van de WGA-hiaatregeling overleggen het fonds en de CAO-partijen over de bestemming van het saldo. Solvabiliteitsreserve In dejaarrekening wordt aansluiting gezocht bij de uitkomsten van de toereikendheidstoets. De hoogte van de solvabiliteitsreserve is minimaal gelijk aan nul en maximaal gelijk aan de grens die in het Financieel Toetsingskader is gesteld voor het Vereist Vermogen. Hierbij wordt uitgegaan van het Vereist Vermogen berekend op basis van de op balansdatum feitelijk gevoerde ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 34 beleggingsmix. Bijlage IV bij deze nota bevat een uitwerking van de meest recente berekening van het Vereist Vermogen. Algemene reserve Deze reserve dient ter opvang van mutaties in de solvabiliteitsreserve, voor financiering van toeslagen en het dekken van andere algemenerisico's.De hoogte van de algemene reserve mag niet negatief zijn. Jaarlijks wordt, nadat de voorziening pensioenverplichtingen en de solvabiliteitsreserve op een voldoende peil zijn gebracht, het resultaat van het fonds ten gunste dan wel ten laste van de algemene reserve gebracht. In aanvuUing op het vermelde in deze paragraaf geldt dat prepensioengelden vanwege de afwijkendefiscalebehandeling gescheiden worden gehouden van de overige middelen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 35 7 Het toeslagbeleid De op 1 januari opgebouwde pensioenrechten van pensioengerechtigden en de op 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers worden jaarlijks per die datum verhoogd met maximaal de stijging van de afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens tussen juli en juli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. De op 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers onder reglementen A en B worden jaarlijks per die datum verhoogd met maximaal de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemere in het particuliere bedrijf tussen juli en juli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. De pensioengrondslagen van deelnemere welke premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid genieten onder reglementen A en C worden jaarlijks per 1 januari verhoogd met maximaal de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuUere bedrijf tussen juli en juli daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld door het CBS. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Dit besluit wordt per pensioeiu-egeling genomen. Terfinancieringvan deze voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De door het bestuur gebmikte indexcijfers ter vaststelling van de eventuele toeslagen zijn de eerst gepubliceerde cijfers. Mochten deze indexcijfers na het vaststellen van een eventuele toeslag worden gewijzigd dan vindt geen wijziging van de vastgestelde toeslag plaats, maar wordt voor volgende jaren wederom uitgegaan van het eeret gepubliceerde indexcijfer. Samenvattend kan worden gesteld dat het toeslagbeleid van het fonds te typeren is conform categorie Dl van de toeslagenmatrix zoals gepubliceerd door het ministerie van SZW. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 36 In hoofdstuk 10 van deze nota wordt het toeslagbeleid schematisch weergegeven in samenhang met het premiebeleid en het beleggingsbeleid. Toepassing van het beleidskader zoals weergegeven in hoofdstuk 10 leidt uitgaande van de veronderstellingen zoals gehanteerd in de continuïteitsanalyse 2012 tot de volgende verwachte realisatie van de reglementaire voorwaardelijke toeslag: • Aan het eind van de 15-jaars horizon is de cumulatief toegekende toeslag, uitgaande van een startdekkingsgraad van 111,8% in 50% van de gevallen groter dan of gelijk aan circa 25% van de cumulatieve reglementaire toeslag ofwel • Aan het eind van de 15-jaars horizon is de cumulatief toegekende toeslag gemiddeld gelijk aan circa 30% van de cumulatieve reglementaire toeslag. Voomoemde percentages volgen uit de stochastische analyse gegeven een veronderetelde looninflatie van 3,0% en prijsinflatie van 2,1%. Bij een veronderstelde looninflatie van 2,25% ligt de gemiddeld verwachte toeslagrealistatie circa 6%punten hoger op 36%. • Op korte termijn Ugt de verwachte realisatie van de reglementaire voorwaardelijke toeslag onder voomoemde niveaus. • Zie paragraaf 10.5 voor een verdere toelichting op de ALM studie en continuïteitsanalyse. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 37 8 Het premiebeleid 8.1 Vaststelling van de premie Er worden door het fonds twee soorten premie geheven: de premie ter financiering van het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen en de premie terfinancieringvan het prepensioen. In het premiebeleid wordt uitgegaan van een doorsneepremie. De doorsneepremie wordt betaald door de werkgevers en de deelnemere. In de premie is opgenomen • de contante waarde van de daadwerkelijke inkoop van pensioen en de bijbehorenderisicodekkingvan het nabestaandenpensioen, berekend tegen de grondslagen waartegen de voorziening pensioenverplichtingen wordt berekend, • de dekking van het premievrijstellingsrisico, • een opslag voor kosten, • een opslag ter voeding van de solvabiliteit van het fonds waarmee tevens rekening wordt gehouden met mogelijke schommelingen van de rentestand met bijbehorend effect op de benodigde middelen voor inkoop en zo mogelijk definancieringvan de voorwaardelijke delen van de pensioenregeling Gezien het gesloten karakter en de beperkte horizon voor pensioenopbouw onder pensioenreglement C bevat de premie geen expliciete marge voor de optiek naar eindloonniveau. Bovendien heeft, zoals aangegeven in hoofdstuk 4, het bestuur de mogelijkheid om de al gemitigeerde eindloonopfrek verder te beperken. De premie werd tot en met boekjaar 2010 vastgesteld op basis van de rentetermijnstmctuur bij aanvang van het boekjaar. Met ingang van boekjaar 2011 wordt de premie vastgesteld op basis van een gedempte rentevoet van 3,9%. Deze gedempte rentevoet is vastgelegd voor een periode van drie jaar en is gebaseerd op het verwacht rendement op de matchingportefeuille op het moment van vaststelling (najaar 2010). Voor boekjaar 2014 zal de premie worden vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstmctuur van 30 september 2013. De opslag voor premievrije deelneming wegens arbeidsongeschiktheid bedraagt met ingang van boekjaar 2009 2% van de bmtopremie voor het ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks zal vanwege de mogelijke schommelingen in WAO/WIA instioom worden bezien of deze opslag voldoende is. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 38 De premie over de premiegrondslagen bevat verder nog een opslag voor dekking van de jaarlijkse administiatiekosten ad 2,5% van de bmto premie. Jaarlijks wprdt geanalyseerd of deze opslag nog voldoende is. 8.2 De heffingspremie De bijdrage die het fonds met betrekking tot de regeling inzake ouderdoms-, nabestaanden- en wezenpensioen (inclusief premievrijstelling) ontvangt, bedraagt per deelnemer een percentage van de premiegrondslagen. Er wordt over drie verschillende tranches premie geheven. Van de totaal verschuldigde premie komt de helft ten laste van de deelnemer. Premiegrondslag 1 is gelijk aan het in aanmerking te nemen loon verminderd met de premiefranchise. De premiefranchise wordtjaariijks vastgesteld en bedraagt in 2013 € 13.140. Premiegrondslag 11 is gelijk aan het in aaimierking te nemen loon. Voor de heffing over premiegrondslag II geldt tussen 0% en 70% van het maximum loon een ander heffingspercentage dan tussen 70% en 100% van het maximum loon. De premie op basis van reglement A bedraagt 18% over premiegrondslag I (franche 1) plus 4% over het pensioen gevend loon tot een maximum van 70% van het maximum loon (franche 2) plus 8% over het loon boven dit maximum (franche 3). De bijdrage die het fonds met befrekking tot het prepensioen (reglement B) ontvangt, bedraagt per deelnemer 2% van het loon. Van de totaal verschuldigde premie komt de helft ten laste van de deelnemer. De premie op basis van reglement C bedraagt 18% over premiegrondslag I (tranche 1) plus 6% over het pensioen gevend loon tot een maximum van 70% van het maximum loon (franche 2) plus 10% over het loon boven dit maximum (franche 3). In bijlage III bij deze nota is de dooreneepremie afgezet tegen de kostendekkende premie zoals gedefinieerd in het FTK. De heffingspremie voor het WlA-hiaat is vooralsnog op nul gesteld. De vastgestelde kostendekkende premie voor het WIA-hiaat wordtjaariijks aan de reserve AIP onttiokken. In hoofdstuk 10 van deze nota wordt het premiebeleid schematisch weergegeven in samenhang met het toeslagbeleid en het beleggingsbeleid. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 39 9 Het beleggingsbeleid 9.1 Het strategisch beleid en beleggingsplan Jaarlijks wordt in het beleggingsplan vastgesteld op welke wijze in het daarop volgende kalenderjaar het beschikbare vermogen zal worden belegd. In dit beleggingsplan wordt de visie op de geld- en kapitaalmarkt en het daarop gebaseerde beleggingsbeleid zoals gepubliceerd in het beleggingsplan 2013, vertaald in specifieke adviezen voor het betieffende jaar voor de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Het beleggingsplan sluit aan bij het lange tennijn stiategisch beleid. Uitvoering van het beleggingsbeleid vindt plaats door MN (die tevens gebmik maakt van exteme beheerders voor het operationeel vermogensbeheer) en onder verantwoordelijkheid van het bestuur. Het concept beleggingsplan wordt jaarlijks door de portefeuillehouders van het beleggingsbeleid en extem adviseur besproken en met advies ter vaststelUng aan het bestuur voorgelegd. Het bestaande beleggingsbeleid, de beoordeling van de daarmee behaalde resultaten, de resultaten van de meest actuele ALM -studie en omgevingsvariabelen vormen de basis voor het vast te stellen beleggingsbeleid. Het vastgestelde beleggingplan is vervolgens het resultaat. 9.2 Het beleggingsbeleid De basis van de inrichting van het beleggingsbeleid wordt gevormd door de financiële doelstelling van het pensioenfonds: het binnen een acceptabele premiedmk kuimen faciliteren van nominale toezegging enerzijds en het verdienen van voldoende eigen vennogen om bijvoorbeeld (ad hoe) toeslagen te kunnen toekennen. Gegeven de doelstelling wordt de inrichting van het beleggingsbeleid beïnvloed door definanciëlemimte (sturingsmogelijkheden) die geboden wordt vanuit het premiebeleid en de mogelijke voorwaardelijkheid die onderdelen van de pensioenregeling kennen. Met behulp van de ALM-studie 2010 zijn de uitgangspunten voor het stiategisch beleggingsbeleid vastgelegd. De belangrijkste conclusie voor wat betieft het beleggingsbeleid is dat de beleggingen van het fonds blijven geschieden op basis van een nagesfreefde tracking error voor de beleggingsportefeuille als geheel ten opzichte van de verplichtingen. Voor hetrisicobudgeten rente- en inflatieafdekking beleid is de marktwaarde dekkingsgraad bepalend (zie paragraaf 10.3). Voor het beleggingsplan 2013 is uitgegaan van een dekkingsgraad van minder dan 113% (op basis van marktwaarde) en een bijbehorende toelaatbarefrackingerror van 4,2% tot 4,8% voor de totale portefeuille versus de verplichtingen. Op basis van ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 40 dezefrackingerror voor de beleggingsportefeuille is een vertaling gemaakt naar de aan te houden verdeling voor de diverse beleggingscategorieën in de portefeuille om zo te komen tot een normportefeuille. Naast de gedefinieerderisicohoudingmoet de beleggingsportefeuille voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in het mandaat dat aan de vermogensbeheerder is verefrekt. Onderstaand volgt een samenvatting van het beleggingsplan 2013. Doelstelling De doelstelling van het beleggingsbeleid is een zo optimaal mogelijk beleggingsresultaat, gegeven de verpUchtingenstractuur en het door het bestuur gestelderisicoprofiel.De doelstelling vertaalt zich onder andere in de beleggingsbeginselen van het fonds. De verklaring inzake de beleggingsbeginselen is in bijlage V bij deze ABTN opgenomen. Fasen in het beleggingsproces Het beleggingsproces is onder te verdelen in de volgende fasen: uitvoeren ALM studie, vaststellen stiategisch beleggingsbeleid, ontwikkelen tactisch beleggingsbeleid en het uitvoeren van het vermogensbeheer. Deze aspecten worden achtereenvolgens behandeld. a) ALM-studie Het strategische beleggingskader wordt voor een belangrijk deel bepaald door de uitkomsten van de ALM - studie. Het is in de opvatting van het fonds essentieel dat hetrisicoprofielvan de normportefeuille uit het beleggingsplan zo veel als mogelijk in lijn ligt met het beleggingskader resulterend uit de ALM uitkomsten. Het beleggingsplan 2013 is gebaseerd op de uitkomsten van de ALM stixdie 2010. Volgend uit derisicobudgetteringstudie ten behoeve van het beleggingsplan 2013 heeft het bestuur ten opzichte van 2012, gegeven de resultaten van de ALM studie uit 2010, voor het beleggingsplan 2013 gekozen voor de portefeuille welke het beste voldoet aan de vooraf gestelde premissen: • Een handhaving van het aangescherpte landenbeleid, waardoor in een portefeuille staatsleningen buiten de eurozone is opgebouwd; • De huidige non-euro obligaties zijn een integraal onderdeel van de vastrentende portefeuille binnen de matching portefeuille; • Gebmik van kasmiddelen om een uitbreiding naar Amerikaanse Investment Grade bedrijfsobligaties tefinancierenvan ca. EUR 100 mln, het valutarisico van deze belegging wordt voor 100% afgedekt; • Behouden van huidige piositionering (50% afdekking van USD en CAD) naar vreemde valuta. De lagere afdekking biedt bescherming voor een mogelijke verdieping van de eurocrisis en een beperking van het liquiditeitsrisico; ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 41 Een afiiame in ora^oerend goed, kent een herbelegging volgens strategisch beleid. b) Tactisch beleggingsbeleid Tactische beleggingsbeslissingenrichtenzich op tijdelijke afwijkingen van de sfrategische middelenverdeling en het sti-ategische valutabeleid. In het beleggingsplan worden marges aangegeven waarbirmen op tactische gronden mag worden afgeweken van de stiategische middelenverdeling. De doelstelling van het beleggingsbeleid is dat de beleggingsresultaten van het fonds, gegeven de verplichtingen stmctuur en derisicoperceptievan het bestuur, zo optimaal mogelijk zijn. Zoals eerder venneld is het vermogensbeheer uitbesteed aan MN. In een mandaat worden jaarlijks de beheereafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere: • e • • • • • • samenstelling portefeuille tactische marges performancemeting benchmarks valutabeleid derivatènbeleid securities lending afspraken risicometing en -beheersing Het bestuur heeft ingestemd met een geleidelijke afbouw van direct OG. Gezien de illiquiditeit zal dit zeer geleidelijk plaatsvinden. Tevens wordt er gekeken naar de ververeing van de portefeuille. c) Samenstelling portefeuille De beleggingsportefeuille van het fonds heeft twee doelstellingen. Eén betieft het matchen van de verplichtingen van het fonds, de andere doelstelling is het reahseren van een zo hoog mogelijk rendement tegen een acceptabel risico. Beide doelstellingen zijn gereflecteerd in de stiategische portefeuille in tabel 1. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 42 PortefeuKle BPF Koopvaardij NormportefeuSIe PriinoZOlZ Totaai Matchwgportefaullle. vS^ 2,397;747 Totaai Matchingportefeulpe Funded '^•-•^-•.-j * i Euro staatsobligaties ; Non-euro staatsobljgaties 2,116.586 .. 65X11% 1.0a8jS92 _33.44% 18.93% «£315 0.000 0.00% 234.456 7.20% 0.000 0.00% EUR Bedrijfsobligaties USA Bedrijfeobiigaties Onderhandseleningen Hypotheken Tojaal MatchtogpoirfefeutBe Otfjërlay - y Renteswaps inflatieswaps ^73 65% • 1.606 175.517 0.05% 5.39% 20.854 . _ 2CB^302 •2.449 .6.23% 6.31% .0.08% Marktwaarde 31-12-2012 Normportefeuflle 20U gl3^% |2l;i245 2,190.ir^ 980.429 _28.1»S 637^643 18.34% 0.000 0.00% 11.54% 401.218 2,553 ^ 9 0.000 1.227 170.257 4.90% 2^.218 980.429 635.086 0.000 401.218 75.000 1.227 "m2S7 243.382 -6.S68 ' "6JS1% 7.00% -0.19% TM.gi4 43.382 .6.568 ~Të% Totaal UquMit^^^ •8571806 » 2 6 B 5 % jAandeteri Europa jAandelen Noord Amerika iAarxielen Verre C>3St5n_ tdtaal Hoogrentende Obligaties, JA^'WSSi jUS High Yield 'Bank Loans jariekselLB's jEmerging Market Debt* JótailAltemaii^.é'tni ! , 55.678 65.999 24.346 66.015 i85«;5i% 1.71% _ 2 ^ 0.75% 2.03% 48.362 25.479 _ 52.103 26.107 _ 4a. 855 _ t.6.-17% 1.49% O'?* 1.60% 0.80% 1.50% •923!522 » 2 6 ! 5 6 % 66.063 71.833 29.558 75.826 , Totaai OG en.DeëlneinIngen.; ; Onroerend Goed jMN Deelneming 1.90% 2.07% 0.85% 2.18% '--.ïK^ïsïa 54.785 1.58% 30.003 _0.86% 59.694 ~ 1.72% 0.000 116.400 3.35% .• 3.32% 0.78% 2.54Sé i^ES% Commodities Hec^e Funds ëtWriW* 27.345 83.942 0.84% 2.58% 27.210 88.266 :3'33.S76 320.439 13.137 9.84% 0.40% i::^3!i»iM 298.103 6.493 .8.76% 8.57% -0.712 .0.02% 3,477.370 100.00% TgtaalValutaHëdges 3,255.553 100.00% 0.19% Delta Euro ^5396 28.19% 18.26% 0.00% 11.54% 2.16% 0.04% 4.90% .' fów^ 1.25% -0.19% % mim ~ ' 2.^% 0.00% <).07% 0.00% 0.00% 2.16% 75.000 0.000 -2.557 0.000 0.000 o.ooö o!öo% 0.000 0.00% .~-sii% -5.75% 0.00% -200.000 0.000 ''"?7.4"i»S BTr"^'-'*- BI9M125 • 2 6 f 4 5 % fe6:9p §:4iikM 65.696 ___r89% 7 0 ^ l 2.yói 27.580 " 0.79% 2.18% 75.826 •0.367 _;5.834 -i.97'8 0.000 -0.01% -0.02% 54.155 30.003 59.694 0.000 1.58% 0.86% 1J2% -0.630 0.000 0.000 0.00% 0.00% 0.00% 115.438 3.32% 0.000 -0.03% g3Mii39 \ 26.888 87.251 -331% 0.77% 2.54% -0.322 -1.015 ^1.01% 0.00% 298.103 '6.493 iifi:;8i76% 8.57% 0.19% li 3,477.370 ÖAmi 100.05% ^).oe% 0.00% '•- 0.00% 0.00% 0.00% 0.000 0.00% 0.000 l*Rb:7tt 0.02% 0.000 0.05% 0.000 De normweging voor USA Bedrijfsobligaties zal ingaan op het moment van aankoop. De Matching portefeuille heeft als doelstelling de verplichtingenstmctuur en waar mogelijk de waarde van de toeslagambitie van het fonds te matchen. De rentegevoeligheid van de hypotheken portefeuille en de bedrijfsobligaties die onderdeel vormen van de (il)liquide portefeuille wordt meegenomen in de berekening van de rente match van de beleggingen met de verplichtingen. Het matchingsbeleid gaat uit van een model, waarbij de verplichtingen naar 6 'Keyrates' zijn ingedeeld, en dat aansluit bij de ambitie om een dynamische afdekking voor de inflatie in te regelen welke aansluit bij het beleid van Bpf Koopvaardij. Afhankelijk van het niveau van de dekkingsgraad, neemt de afdekking voor inflatie ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 43 toe of af Bij hogere nominale dekkingsgraden wordt hierdoor het inflatierisico lager en daarmee het verwachte indexatieresultaat beter. Als basis voor de verdeling van de portefemlle hanteert Bpf Koopvaardij een scenario-analyse waarbinnen een optimalisatie van verwachte rendementen en risico's plaatsvindt. In de volgende tabellen wordt hetrisicobudgetvan de onderliggende mandaten van de Liquide beleggingscategorieën in de portefeuille nader beschouwd. Tab^ :JÜsici^bti^ Belegginf^scitcgo'riP actief behéer J,Belèg6in|f||ïg^^ t X ante . Intern/extern:. -.Beleid • ;-:Trackirïg:;i Error; : Ï ; ' ; ; Vastrentende Waarden langlopende Staatsobl^aties Discretionair Intern Passief av.t Non-euro Staatsobligaties Discretionair Intem Passief itv.t Investment Grade Bedrijfsobllgaties Stichting Mn Seivices Euro Bedrijfsobligatiefonds Intern Actief 1.0% Hoogrentende obl^aties Bank Loans Babsoii Capital Europe LTD -Dover Credit Umited Extern AcHef 7.096 Noord Amerika Söchting M n Services US High Yield Fonds Extern Acbef 5jmt Europa SUchting M n Services Euro High rreld Fonds Extem Actief 5.0% Ho<^entende Staatsobligaties Stichting M n Services Obligatiefonds Emerging Markets Intern/Extern Actief 4.0% Aandelen Noord Amerika Süchtir^ M n Services Aandelenfonds Noord-Amerika Extern Passief 03% Europa Stichting M n Seivices Aandelenfonds Eurapa Intern Passief 0J% Verre Oosten Stichting Mn Services Aandelenfonds Verre Oosten Extem Passief 0.5% Opkomende Landen Stichting M n Seivices Aandelenfonds Opkomende Landen Extem Actief Axm Discretionair Intern/Extern Actief av.t Grorvistoffen SdchHng M n Sewices Commodities Fonds Intem Passief 13% Hedge Funds Stichting M n Sereices Hedgefunds Fund Extem Actief sm Oiwoerend Goed & Infrastructwir Dfrect Onroerend Goed Altematieve Investeringen Bandbreedtes Met de vermogensbeheerdere zijn bandbreedtes afgesproken waarbinnen de samenstelling van de portefeuille zich kan bewegen. Deze bandbreedtes geven de bewegingsvrijheid van de vermogensbeheerder aan. De bandbreedtes gelden rondom de herechaalde actuele normgewichten in de liquide rendementsportefeuille. Hiemaast zijn de marges bedoeld om bij waardeveranderingen niet dfrect gedwongen te worden tot aan- en/of verkoop. De bandbreedtes worden wekelijks uiterlijk twee werkdagen na weekeinde gemeten. Bij overschrijding van de bandbreedtes door de feitelijke portefeuillegewichten wordt de feitelijke weging zodanig aangepast dat deze weer binnen de bandbreedte komen. De vermogensbeheerder heeft de opdracht om er voor te zorgen dat de portefeuille binnen het mandaat wordt gebracht zoals aangegeven in het beleggingsplan 2013. Dit om te voorkomen dat er vertraging opfreedt bij ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 44 ongewenste marktbewegingen door interactie met het bestuur. Hierbij moet opgemerkt worden dat bijvoorbeeld voor illiquide beleggingen het temgbrengen binnen de bandbreedte op een korte termijn niet uitvoerbaar kan zijn. Deze beleggingen worden zo snel als de liquiditeit van de befreffende belegging het toelaat aangepast. Aanpassingen van het mandaat zelf is de verantwoordelijkheid van het bestuur. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 45 Tabel 3: Bandbreedtes Totaal Matchingportefeuille Totaal Matchingportefeuille Funded Euro staatsobligaties Non-euro staatsobligaties Investinent Grade bedrijfsobligaties Onderhandse leningen Hypotheken Totaal Matchingportefeuille Overlay Renteswaps Inflatieswaps Weging (73,4%) Bandbreedte Relatief t.o.v. norm 28,2% 18,3% 11,5% +/-5% +/-5% +/-5% 0,0% 4,9% n.v.t. n.v.t. Absoluut 7,0% -0,2% +/-10% +/-10% 3,6% 0% -10% Weging (26,6%) Bandbreedte Totaal Aandelen Aandelen Europa Aandelen Noord Amerika Aandelen Verre Oosten Aandelen Opkomende landen Private Equity 7,2% 1,9% 2,1% 0,9% 2,1% 0,2% +/- 5% Totaal Hoogrentende Obligaties US High Yield EU High Yield Bank Loans Emerging Market Debt 7,5% +/- 5% Totaal Liquiditeiten Totaal Retumportefeuille 1,6% 0,8% 1,7% 3,3% Totaal Altematieve Investeringen Commodities Hedge Funds 0,8% 2,5% Totaal OG en Deelnemingen Onroerend Goed MN Onroerend Goed SAREF Deelnemingen 8,6% 4,7% 3,1% 0,7% ABTN BPF Koopvaardij 2013 3,3% +/- 2,5% n.v.t. pag. 46 Benchmarks Vaststelling van benchmarks is noodzakelijk voor een eenduidige bepaling van de normportefeuille en voor de perfonnancetoets. De volgende benchmarks zijn vastgesteld: iPófamiaiKe bendimarfc j langlopende obligaties 1 Non-euro ob^iatiei tatéfeidle Porteléidle Ciistoinlsed Euro Senior Corporates Imednient Grade Index j Eurapese BedrSf soliGgaties i US Bedn7saMigaties Customised ÜS Senicr Corporates Investment Grade Index i . ^^^^fe^S^^^St^wi^iSIIIIS^WHBi iOraterinndse lerfngen i Hypotheken tatefeuHe Barclays Capital Belwether Swaps - customized Rentenvaps Inflatieswaps 1 . ' tluiderètu'mpoiiefeiiniB' i tatefeuiHé l*ortefeuaie ' T rir'r\ • Aandeten Europa Aandelen Noord Amenka Aandelen Verre Oosten Aandelen opL Landen - i-^-.z-i' ^,T"'Ï \K 'J^' : * " " • : V r-" MN £xdusinnscn MSCi Europe Net Total Retum Index (uniiedged) Dussen IOOO Net Return Index (unhedged) tiBQ Oalhr Net Total Return Pacific Free Index (unhédged) 1 ^ Daily Net Tota 1 Return Emerging Markets tndex (unhedged) K ^ . « j , :.,<-..-.. . - v t s . "» BoA Merrill Lynch BB4 US NervFinancia 1 High Yield Constrained Index (unhedged), na implementate — US High Yield strategie. Tot ele Ujd géldt de oude benchmark: BoA Merrll lynch BB-B US High Yield Constrained 1 ndex. 9oA Merrill Lynch BB-B European Currency Non-Ftnancial HighrmM Constrained Index (unhedged), na implememie strategie. Tot die tW geldt de oude benchmark: BoA Merrill Lynch European Currency H^h Yleid Constrained ex. Subordhated Fimcials Index. EU High Yield fiank Loans EMD EuiifaorS^naands» 200 basispunten . . . . . 75K Ojstom'sed JP Morgan Emerging Market Bond Index Global Diveiiated (EMBI) (unhedged) 2SK Ojstomned IP Morgan Govennnent Bond Index EM Global ENversffied (GBI) (uidiedged) Tota^^lfeimleB^BiveMaliiiliin • ICpmmodities ISistgeFiinds Credit Suisse Cbrnmodities BenchmaricS8>PGSa ex Natural GasTotalR^urn (unhedged) 4 «letelQkse T4^ll rente * 200 basispunten 1 IIBquttefetuVnpwtefeulie f -.i s Onroerend Goed, MN Onroerend Goed, Syntrus OnroerendGoed, Euro Area Oeeiiïeming MN ABTN BPF Koopvaardij 2013 Sector gewogen ROZ/IPD^enchmarks. Weging sector norm - weging sector in oortefeuile Sector gewogen R0Z/IPD4)enchmarks, Weging sector norm - weging sector in port^euüle INREV. all properties ftnteleuille pag. 47 Performancemeting De performance wordt door de vermogensbeheerder intem gemeten. De performancemeting vindt plaats op basis van 'total retum' volgens de GIPS richtlijnen. Elk kwartaal wordt de performance afgezet tegen de vastgestelde benchmarks. De vermogensbeheerder levert hierbij tevens een attributieanalyse. Middels deze analyse kan de bijdrage van diveree beleidsbeslissingen aan de performanceverschillen met de benchmark worden toegewezen. Valutabeleid De doelstelling van de valuta-afdekking is het valutarisico van de liquide beleggingen met exposure naar de Amerikaanse dollar en de Canadese dollar voor de helft af te dekken en voor het Britse pond, de Japanse yen en Austialische dollar volledig af te dekken. De USD exposure naar USA Bedrijfsobligaties zal voor 100% worden afgedekt. Valuta-afdekking USD-retum USD-matching GBP, YEN NOK, SEK, overige Norm 75% 100% 100% 0% Bandbreedte +/- 1,0%* +/- 1,0%* +/-1,0%* n.v.t Frequentie meting Wekelijks Wekelijks Wekelijks Wekelijks vreemde valuta exposure). De exposure naar de vreemde valuta kan, bijvoorbeeld door rendementsontwikkelingen, in de loop van de tijd wijzigen. De omvang van de afdekking van de valutarisico's zal, conform de doelstelling van een volledige afdekking, indien nodig worden aangepast. Op weekbasis zal de valuta-afdekking worden getoetst aan bandbreedtes rondom de beoogde mate van afdekking: • De totale afwijking in de wekelijkse monitoring bedraagt maximaal 1 % van het belegd vermogen; • De afwijking per beleggingscategorie bedraagt in de wekelijkse monitoring maximaal 20% van de afdekkings norm; • Na de maandelijkse rebalancing bedraagt de afwijking maximaal 0,1 % van het belegd vermogen. De exacte weging van vreemde valuta binnen de befreffende beleggingscategorieën kunnen wijzigen in de tijd. Maandelijks zuUen de relevante vreemde valuta-wegingen van de verechlliende beleggingscategorieën worden herijkt. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 48 Per eind van ieder kwartaal lopen alle centrale valuta-afdekkingen contiactueel af en worden dan afgerekend. Dit geldt dan tevens voor de centrale valuta-afdekkingen. Er zuUen op dat moment nieuwe decentiale valuta-afdekkingen worden geïnitieerd aansluitend bij de vreemde valuta-exposure van de bijbehorende beleggingscategorieën op dat moment. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met eventuele allocaties en/of onttiekkingen aan de befrokken categorieën. Dit betekent dat ieder kwartaal de omvang van de decenfrale valuta-afdekkingen wordt rechtgezet, óók als de afwijking zich binnen de bandbreedtes bevond. Er worden immers nieuwe 3 maands valuta-afdekkingen afgesloten vanwege het aflopen van de bestaande valuta-afdekkingen. Het resultaat van de aflopende decenfrale valuta-afdekking zal worden weggehaald bij de decenfrale valuta-afdekkingen. Neufraal uitgangspunt is om het resultaat te allóceren aan de befreffende categorie, echter de wijze waarop middelen in de feitelijke portefeuille worden belegd is ook afliankelijk van de gewenste tactische invuUing van de portefeuille. Afwijking in verband met eurocrisis Op dit moment bevindt de eurozone zich in een fase waarbij de kredietwaardigheid van diveree landen onder druk staat. In het basis scenario zal de eurozone in staat zijn om benodigde maatregelen te nemen om het vertiouwen in de euro voldoende te ondereteunen. In het altematieve scenario zal de kredietcrisis zich verder uitbreiden waarbij het vertiouwen in de euro verder daalt. In een dergelijk scenario vindt er een depreciatie van de euro ten opzichte van andere valuta, maar met name de USD plaats. Om het vermogen enigszins te beschennen in een dergelijk scenario, is het mogelijk om de valuta afdekking te verlagen. Voor 2013 is het doelgewicht van de valuta afdekking voor de USD en de CAD op 50% van de exposure vastgesteld. Maandelijks zal in overleg met MN worden bepaald of de verminderde valuta afdekking nog steeds wenselijk is gegeven de actuele ontwikkelingen van dat moment. De Austialische dollar is in 2013 voor 100% afgedekt. De investering in USA Bedrijfsobligaties zal bij aankoop voor 100% afgedekt worden. In het derde kwartaal van 2013 is besloten, vanwege de afiiemende kans op een Euro crisis, om de USD afdekking te verhogen naar 75%. Tevens is besloten pm de Canadese- en Austialische staatsobligaties te verkopen waardoor het valutarisicovan de Canedese en AustraUsche doUar in het vierde kwartaal 2013 niet meer van toepassing is. De exposure ultimo het derde kwartaal 2013: ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 49 Valuta Amerikaanse Dollar (USD) Totale positie in valuta Beoogde Afdekking conform beleid Omvang afdekking Afwijking Bandbreedte (*/-) 13.5% 8-2% 8.2% 0.0% Britse Pond (GBP) 0.9% 0.9% 0.9% 0.0% 0.1% Japanse Yen (JPY) 0.6% 0.6% 0.6% 0.0% 0.1% Australische Dollar (ADD) 2.2% 2.1% 2.1% 0.0% 0.5% Canadese Dollar (CAD) 1.9% 1.0% 1.0% 0.0% 0.2% Deense Kroon (DKK) 4.7% 0.0% Noorse Kroon (NOK) 4.2% 0.0% Zweedse Kroon (SEK) 4.7% 0.0% Overig 5.0% 0.0% 0.8% Derivatènbeleid Het fonds hanteert derivaten instmmenten als middel om snel en goedkoop een marktpositie in te nemen of juist af te dekken, echter niet om te speculeren. Daar waar het gaat om aandelen en vastrentende waarden zijn derivaten bedoeld om op efficiënte en doeltreffende wijze een als tijdelijk bedoelde markt-exposure aan te gaan, die geleidelijk zal worden vervangen door de onderliggende waarden, dan wel zal worden afgebouwd. (Index)opties op aandelen en vastientende waarden worden, gegeven het lange termijn karakter van de beleggingen, bij voorkeur geschreven of verkocht. Tegenpartij risico bij derivaten De posities in derivaten houden voomamelijk verband met het afdekken van valuta-, rente- en inflatierisico en bestaan uit forward contiacten en swaps. Deze derivaten zijn zogenaamde OTC-derivaten en worden rechtstieeks met een tegenpartij afgesloten. Ten aanzien van de selectie van tegenpartijen heeft de beheerder (MN) een procedure en beleid vastgelegd. Een broker dient een bepaalde liquiditeit te kimnen verschaffen en dient kredietwaardig te zijn. Ten aanzien van dit laatste punt is vastgelegd dat een tegenpartij minimaal dient te beschikken over een Al-rating van Moody's of A+-rating van S«&P. Tevens dient deze tegenpartij onder toezicht te staan van een Toezichthouder die de financiële markt in een betieffend land reguleert. Het tegenpartijrisico kent een wekelijkse monitoring door de afdeling Risk Control van MN die de limieten en de kredietwaardigheid van tegenpartijen evalueert. Collateral management Om het tegenpartijrisico bij derivaten verder te beperken vraagt Bpf Koopvaardij collateral (onderpand) voor openstaande posities. Tevens dient Bpf Koopvaardij onderpand te plaatsen bij tegenpartijen indien de positie een negatieve waarde heeft. Het collateral wordt op dit moment in liquiditeiten geplaatst. Wekelijks vindt er een waardebepaling van de derivaten plaats waama achtereenvolgens ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 50 een afrekening plaatsheeft op basis van deze waardering. Het minimale bedrag voor een afrekening is gesteld op euro 250.000, het collateral wordt op euro 10.000 nauwkeurig afgerond. Naast liquiditeiten is het tevens mogelijk om staatsleningen als onderpand te versfrekken bij bepaalde tegenpartijen. Risicometing en -beheersing De beleggingsresultaten worden per kwartaal door de vermogensbeheerder gerapporteerd en geanalyseerd. In de rapportage wordt aangegeven of en op welke wijze is voldaan aan de vooraf vastgestelderisicolimieten,waaronder minimum en maximum allocatie van de beleggingscategorieën en valuta's. Verder wordt, naast het algemene valuta- en derivatènbeleid, bij elk product in samenspraak met de vermogensbeheerder een specifiek beleid gevoerd tot beheersing van derisico's.Hierbij worden onder andere afspraken gemaakt omfrent minimale creditrating. Zo gelden bij beleggingen in het specifieke product bedrijfsobligaties het uitgangspunt dat de kredietwaardi^eid van de obligaties in principe minimaal "Investment Grade" bedraagt en dat als criterium voor de kredietwaardigheid de "credit rating" van de beoordelingsinstituten Moody's en Standard & Poor's geldt. Daarbij kan maximaal 5% van de creditportefeuille belegd worden in leningen zonder rating waarvan het aannemelijk is dat de kredietwaardigheid minimaal Investment Grade bedraagt, in obligaties met een Barating, opkomende markten en converteerbare obligaties met minimale rating Ba; Daamaast heeft de vermogensbeheerder een duidelijke procedure voor het afdekken van intemerisico's.Zoals onder anderefimctiescheidingen contiole door intemeen exteme accountants. In onderstaande tabel wordt een schematische overzicht weergegevan van de verschillenderisicobeheersmaatiegelenrondom de aansturing van de beleggingsportefeuille. Risico-onderdee Balansrisico VEV Rente-afdekking Valuta-afdekking Norm Bandbreedte 4,3% 4,0% - 4,6% 108,0 Max. 108,3 Zie paragraaf 10.3 Zie paragraaf 10.3 Zie paragraaf 9.2 Zie paragraaf 9.2 Frequentie meting Maandelijks Maandelijks Wekelijks Wekelijks Aanvullend op het overzicht de volgende opmerkingen: • De norm en bandbreedte van de renteafdekking zijn gebaseerd op de markfrente; • De bandbreedte van de renteafdekking is bedoeld om afwijkingen van de richtiijn die ontstaan door marktbewegingen en/of wijzigingen in de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen tijdig te signaleren en te corrigeren. De bandbreedte wordt niet gebmikt door MN om actieve posities in te nemen. Correctie van de renteafdekking zal worden uitgevoerd na ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 51 akkoord van Bpf. Koopvaardij of en zo ja, over de wijze waarop de renteafdekking wordt aangepast; Er worden geen harde bandbreedtes op de liquiditeitspositie afgesproken, omdat liquiditeit voldoende geborgd is doordat het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille in liquide beleggingen is belegd. Indien het liquiditeitsprofiel naar de toekomst toe verandert, zal het liquiditeitsbeleid voor het fonds opnieuw geëvalueerd worden. Deze liquiditeitspositie wordt in belangrijke mate bepaald door de ontwikkeling van de waarde van de valuta- en rentederivaten met als gevolg de uitwisseling van cash en fysiek onderpand. Deze positie kan derhalve zeer beweeglijk zijn. Inzake het liquiditeitsbeleid wordt geïnventariseerd welke marge benodigd is om een schommeling van 70 basispunten op rente en 10% waardedaling van de euro op te vangen. Tussen deze twee wordt een correlatie van 0,1 aangenomen. Uitlenen effecten Binnen de Fondsen voor Gemene Rekening (FGR) waarin het vermogen van Bpf. Koopvaardij voor een deel is belegd, past de beheerder het uitienen van effecten toe. Door het uitlenen van stukken aan partijen ontstaat er tegenpartijrisico. Dit risico bestaat uit de mogelijkheid dat de tegenpartij niet in staat is om de geleende stukken temg te leveren vanwege bijvoorbeeld een faillissement van deze partij. Onderpandrisico is het risico dat het onderpand ontoereikend is bij een faillissement van een tegenpartij om de geleende stukken temg te kopen. Deze risico's worden gemitigeerd door (1) eisen die gesteld worden aan tegenpartijen, (2) het opvragen van onderpand met strikte kwaliteitseisen en (3) een Indemnification ('vrijwaring'), afgegeven door Citibank (de agent lender van de FGR's voor het Securities Lending programma). ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 52 Ad 1: Eisen t.a.v. tegenpartijen Tegenpartijen die stukken van de FGR's mogen lenen, moeten aan de volgende eisen voldoen: • Door Citibank goedgekeurd zijn en zijn voorgedragen door Citibank voor Securities Lending; • Een onder toezichtstaande instelling zijn; • Aan bepaalde rating voorwaarden voldoen. Voor de credit rating wordt een gemiddelde rating bepaald, op basis van maximaal drie ratingbureaus (S&P, Moody's en Fitch). De composite rating algoritm van Bank of America MerriU Lynch (BoA ML) wordt gevolgd om deze ratings op een juiste manier te middelen (zie onderetaande tabel). De tegenpartij dient een rating te hebben van minimaal BBBl, voordat stukken aan hen mogen worden uitgeleend. Bij partijen met een rating lagder dan BBBl wordt geëist dat de moedermaatschappij een minimum credit rating heeft van BBBl. Voordat aan de dochter wordt uigeleend, dient deze moedermaatschappij een garantie af te geven voor de dochter. In geval van een downgrade van de tegenpartij naar een credit rating lager dan BBBl of indien de moedermaatschappij van de tegenpartij de garantie heeft ingetrokken, dienen de uitstaande leningen per omgaande te worden beëindigd. Uitlening toegestaan ja ja ja ja ja ja ja ja nee nee BoA IVlL Composite AAA AAI AA2 AA3 Al A2 A3 BBBl BBB2 BBB3 Standard & Poor's AAA AA+ AA AAA+ A ABBB+ BBB BBB- Moody's Fitcln Aaa Aal Aa2 Aa3 Al A2 A3 Baal Baa2 Baa3 AAA AA+ AA AAA+ A ABBB+ BBB BBB- Ad 2: Onderpand De tegenpartij levert onderpand om hetrisicodat de tegenpartij failliet gaat en de geleende effecten niet worden temggeleverd aan de FGR's, te mitigeren. Het onderpandrisico wordt verminderd doordat de FGR's uitsluitend stukken, die aan bepaalde strikte kwalteitseisen voldoen, accepteren als onderpand. Voor exfra risicomitigatie ontvangen de FGR's altijd meer onderpand dan de waarde van de uitgeleende stukken, namelijk 102% voor vastientende portefeuilles en 105% voor aandelenportefeuiUs. Citibank contioleert deze posities dagelijks en vraagt waar nodig om meer onderpand. In het Securities Lending programma is het volgende als onderpand toegestaan: staatsobligaties van een aantal OECD landen; ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 53 • • • speeifieke door de Britse overheid gegarandeerde obligaties; specifieke door de Duitse overheid gegarandeerde obligaties; obligaties uitgegeven door supranational issuere (bijv. IMF en Europese Unie). Bovenstaande landen worden minimaal jaarlijks herijkt. Indien de obligaties in de toekomst niet meer voldoen aan de eisen, dan worden deze direct niet meer geaccepteerd. Ad 3: Indemnification ('vrijwaring') Citibank heeft voor het tegenpartijrisico een Indemnification afgegeven aan de FGR's. Indien een tegenpartij failliet gaat en de uitgeleende stukken niet temggeleverd kunnen worden aan de FGR's, zal Citibank direct met het onderpand de uitgeleende stukken op de markt temgkopen. Indien het onderpand ontoereikend is, zal Citibank het verechil vergoeden. Mocht het niet mogelijk zijn om gelijkwaardige stukken te kopen, dan zal Citibank een bedrag gelijk aan de marktwaarde van de stukken betalen aan de FGR's. De mitigerende maafregelen voor het tegenpartij- en onderpandrisico hebben het gevolg dat de kans op een verües vanuit Securities Lending minimaal is. Er moeten zich 3 gebeurtenissen tegelijk voordoen willen de FGR's verlies lijden op het programma: (1) een tegenpartij moet failliet gaan én (2) het onderpand moet ontoereikend zijn om de uitgeleende stukken temg te kopen (3) Citibank moet niet in staat zijn dit tekort in onderpand (op basis van de Indemnification) te betalen. Deze combinatie van factoren is niet ondenkbaar, maar zeer onwaarechijnlijk en heeft zich sinds het begin van het programma bij Citibank niet voorgedaan. 9.3 Rendement op belegd prepensioenvermogen Gezien de verwachte omvang van het prepensioen vermogen ten opzichte van het totale vermogen van het fonds wordt geen apart beleggingsbeleid gevoerd voor het prepensioenvermogen. Naar verwachting zal in 2016 het prepensioenvermogen circa 1% van het totale vermogen van het fonds bedragen. Naar verwachting stijgt het prepensioenvermogen niet boven 2% van het totale vermogen van het fonds. Bij invoering van de prepensioenregeling was het beleggingsbeleid als geheel terisicovolvoor de prepensioenregeling op zich. Het rendement op het belegd prepensioenvermogen is daarom op voorhancï vastgelegd en is gelijk aan het rendement op de nominale prepensioenverpUchtingen plus de stijging van de CAO lonen (inclusief bijzondere beloningen) van volwassen werknemers in het particuUere bedrijf over de referteperiode juli-juli. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 54 10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen 10.1 Derisico'swelke de onverminderde uitvoering van de regeling bedreigen De belangrijksterisico'swelke de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen bedreigen zijn het inflatierisico en het beleggingsrisico, waar onder begrepen het rekenrenterisico. Daamaast zal bij een vemiindering van het aantal arbeidsplaatsen in de bedrijfstak de gemiddelde kostprijs van de pensloeninkoop stijgen en kan het arbeidsongeschiktheidsrisico veranderen. Het fonds heeft thans geen verzekeringstechnischerisico'sherverzekerd. Naast verzekeringstechnischerisico'sonderkent het bestuur de aanwezige niet-verzekeringstechnischerisico's.Dezerisico'sbetieffen onder andere de nog niet volledig gerealiseerde kennisoverdracht in het bestuur en de afhankelijkheid van de uitbesteding zoals beschreven in paragraaf 1.7 van deze ABTN. Naar aanleiding van de in 2006 onder begeleiding van KPMG gemaakte risicoanalyse en het aan de hand daarvan opgestelderisicobeheersingsdocumentis een aantal acties ondemomen. Hieronder zijn begrepen het verduidelijken en aanscherpen van service level agreements en het aanpassen van het besturingsmodel, zodanig dat wordt voldaan aan hetgeen door de STAR is vastgelegd in de "Principes voor goed pensioenfondsbestuur". Aanbevelingen rapport Frijns Het bestuur doet veel omrisico'sinzichtelijk te maken en te koppelen aan doelstellingen. Het beleggingsplan 2013 is voomamelijkrisicomijdend.Het meten van derisicobereidheiden hetrisicodraagvlakvan de deelnemers zal naar verwachting een diffuus beeld opleveren. Niet alleen de differentiatie van de afzonderlijke leeftijdsgroepen speelt hierbij een rol maar ook de leeftijdsopbouw en de individuele situatie van de deelnemers (financiële positie, risicohouding etc). Met befrekking tot de vaststelling van de houding van de deelnemere t.o.v. de duurzaamheid geldt hetzelfde als met befrekking tot het vaststellen van de risicobereidheid enrisicodraagvlak.Bpf Koopvaardij belegt bewust voor een deel in producten die gekoppeld zijn aan duurzaamheid. Het fonds monitort de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Het minimaal vereist vermogen gekoppeld aan de nominale dekkingsgraad is de ondergrens. Het bestuur bepaalt in samenspraak met de actuaris wat de kritische ondergrens van de reële dekkingsgraad mag zijn. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 55 Het model vanrisicobeheereingwordt geactualiseerd en uitgebreid met een risicodashboard voor vermogens- en pensioénbehèer (en de relatie tussen beiden met als voorbeeld het cashmanagement). De doelstelling van het risicodashboard is om de risico's inzake pensioen- en vermogensbeheer te actualiseren en het monitoren van de risico's te faciliteren. Hetrisicodashboard,maakt het mogelijk om: • Inzicht te verkrijgen in de pensioen- en vermogensbeheerrisico's die het fonds loopt; • Inzicht te verkrijgen in de positie van het fonds op het gebied van belangrijke stuurvariabelen, op een zeer overzichtelijke wijze wegens het gebmik van een dashboard; • Risico's te monitoren, indien gewenst op een continue basis, en naar aanleiding hiervan tijdig bij te sturen. Hetrisicodashboardis vast agendapunt van de bestuursvergaderingen. Hiemit vloeien afspraken met de uitvoerder over het onder meer houden van audits op dié onderdelen die het fonds van belang acht. Op basis van een recent door het bestuur vastgesteld fiinctieprofiel voor bestuurders, houdt het bestuur bij het aanfrekken van nieuwe leden rekening met de op dat moment bepaalde behoefte aan kennis en expertise. Het bestuur behandelt integraal de materie omfrent vermogensbeheer in zijn maandelijkse vergadering. Binnen het bestuur is een tweetal personen benoemd met als exfra aandachtsgebied het beheer van het vermogen. Het bestuur is gezamenlijk voldoende geëquipeerd om initiërend op te freden maar heeft desondanks stappen gezet om te zorgen dat kennisverbreding en verdieping binnen het bestuur plaatsvindt. Enkele vacatures van bestuursleden worden ingevuld met exteme deskundige bestuurders namens de werkgevers- of werknemereverenigingen die een positieve bijdrage leveren aan het niveau van het bestuur. Het bestuur heeft, onder meer op grond van verplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving, een Integriteitbeleid bepaald. In dit beleid zijn de uitgangspunten opgenomen over de wijze waarop het fonds hetrisicoop schending van de integriteit tot een aanvaardbaar minimumtiachtte beperken en zo snel mogelijk adequaat maatiegelen neemt indien nodig. Hiermee wordt inteme- en exteme partijen inzicht verschaft over het integriteitbeleid, de onderkenning van integriteitiisico's, de beheersmaafregelen en de confrole daarop. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 56 10.2 De redenen waarom gemeend wordt dat het gekozen beleid een onverminderde uitvoering zo veel mogelijk bevordert Het bestuur heeft met de gekozen "technische" beleidsuitgangspunten gefracht de kans dat het pensioenfonds gedurig aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen, zo groot mogelijk te maken. Belangrijk aspect daarbij is dat het bestuur op grond van de ervaring over een grote reeks van jaren verwacht dat, uit de combinatie van het rendement op de beleggingen en de vrijval van solvabiliteit zowel de rekenrente als de toename op grond van de inflatie, conform het beleidskader van het fonds, te kunnen financieren. De gewenste omvang van het weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen wordt gevormd door de middelen die niet nodig zijn voor de dekking van de voorziening pensioenverplichtingen. Het beleid van het fonds is erop gericht een weerstandsvermogen ter grootte van minimaal het door DNB vereiste niveau van de solvabiliteitsreserve, zoals beschreven in hoofdstuk 6 van deze nota, te hebben dan wel te krijgen. Dit betekent dat het fonds periodiek zal toetsen hoe het vermogen van het fonds zich op dat moment verhoudt tot de grenzen zoals die op dat moment kunnen worden berekend conform derichtiijnenvan DNB. Indien die toets daartoe aanleiding geeft, zal het fonds een plan van aanpak opstellen c.q. wijzigen omrichtinghet gewenste vennogen te sturen. Eerste uitgangspunt bij het opstellen c.q. wijzigen van een dergelijk plan zal zijn hetgeen dat in paragraaf 10.4 van deze ABTN is beschreven. Het nagesfreefde weerstandsvermogen (de sfreefgrens) is als volgt gedefinieerd gelijk aan: Sfreefgrens = maximum van (met toeslag verhoogde pensioenverpUchtingen; vereist vermogen). De "formule" max(x;y) geeft als uitkomst de hoogste waarde van de marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen en het vereist vermogen. Dit betekent dat als x hoger is dan y dat de sfreefgrens gelijk is aan x en als y hoger is dan x de streefgrens gelijk is aan y. De marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverpUchtingen wordt bepaald door de verwachte uitkeringssfromen inclusief toeslag te disconteren tegen de rentetermijnstmctuur zoals die door DNB gepubUceerd wordt, exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Het toeslagniveau dat wordt gehanteerd om de uitkeringssfromen inclusief toeslag te bepalen wordt gesteld op de inflatieverwachting. De parametere en grondslagen die bij de berekening van de marktwaarde van de met toeslag verhoogde pensioenverplichtingen gebmikt worden, zijn in bijlage II van deze nota opgenomen. Indien hetrisicoprofielvan het fonds daartoe aanleiding geeft, dat wil zeggen indien het actuelerisicovan de beleggingsportefeuille ten ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 57 opzichte van de pensioenverplichtingen hoger ligt dan het op basis van het beleidskader nagesfreefderisicoprofiel,kan het bestuur besluiten de sfreefgrens te verhogen. Vooralsnog zal het fonds geen premiekorting toepassen. Indien het beleid ten aanzien van premiekorting veranderd wordt, zal de streefgrens als premiekortingsgrens worden gehanteerd. De ondergrens is gelijk aan 105% van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. Ten behoeve van vrijwel alle beleidsbeslissingen wordt hierbij gelijk aan de bepaling van de sfreefgrens uitgegaan van de rentetermijnstiiactuur zoals die door DNB gepubUceerd wordt, exclusief de effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Alleen voor een mogelijk kortingsbesluit zal ook de ondergrens zoals berekend tegen de door DNB gepubliceerde rentetermijnstmctuur in beschouwing worden genomen. Naast de gedefinieerde streefgrens en ondergrens heeft het bestuur een middengrens vastgesteld. De middengrens is gedefinieerd als het gemiddelde van de sfreefgrens en 105%. De drie grenzen worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. De grenzen worden bepaald als percentage van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. De marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen is gelijk aan de VPV berekend tegen de rentetermijnstmctuur. Grens (definitie) Grenzen per 01-012012 als % van (de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen Stieefgrens Marktwaarde van de pensioenaanspraken inclusief toeslag, of indien dat meer is, is de streefgrens gelijk aan het Vereist Vermogen 135% Middengrens Het gemiddelde van de sfreefgrens en 105% 120% Ondergrens 105% van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen 105% De genoemde grenzen worden jaarlijks geijkt gegeven de economische omstandigheden en zijn gebaseerd op de nominale pensioenverplichtingen berekend tegen de DNB rentetermijnstmctuur exclusief de effecten van 3 ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 58 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. Indien gedurende het jaar het beleid stmctureël wijzigt, kan het bestuur de grenzen op dat moment herijken. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 59 10.3 De wijze waarop gereageerd kan worden op ontwikkelingen en de mate waarin dat effect zal hebben (sturingsmiddelen) Doordat jaarlijks de korting op de premie en de omvang van de toeslag worden vastgesteld, kan het bestuur van jaar tot jaar zpwel een directe bate als dfrecte kostenposten beïnvloeden. Verder zal het bestuurfrachtenbij het vaststellen van het beleggingsplan voor een komend jaar zoveel mogelijk in te spelen op de conjuncturele omstandigheden. Dit gebeurt door de allocatie naar de beleggingscategorieën te beoordelen aan de hand van een aantal sfress scenario's en de veronderetelde waarschijnlijkheid dat die sfressscenario's opfreden. In deze paragraaf wordt het beleidskader van het fonds geschetst. In het beleidskader wordt de term "reglementaire toeslag" gebmikt in combinatie met de hoogte van de dekkingsgraad. Dat betekent niet dat indien aan een bepaalde eis voldaan wordt, dat er automatisch een toeslag verleend wordt. Het beleidskader geeft aan dat het bestuur bij een bepaald vermogen kan besluiten om een bepaalde mate van toeslag toe te kennen. Het beleidskader geeft in die zin welrichtingaan, maar geen recht. In het beleidskader wordt de marktwaarde dekkingsgraad als maatstaf gebmikt voor de inzet van de sturingsmiddelen. De marktwaarde dekkinggraad (DG) is gedefinieerd als: DG = (totaal activa -/- kortlopende schulden) / (marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen) Waarbij de nominale pensioenverplichtingen zijn berekend tegen de DNB rentetermijnstmctuur exclusièfde effecten van 3 maandsmiddeling van de rente en exclusief toepassing van de UFR. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 60 Beleggingsbeleid: te behalen extra rendement / nagestreefde fracking error t.o.v. de gedefinieerde benchmark ^) Beleidsgrens Toeslagbeleid Premiebeleid Actuele DG > Sfreefgrens Reglementaire toeslag plus mogelijkheid tot exfra toeslag') Reglementaire premie ^) 0,69%/3,68 ^*) Actiiele DG > Middengrens Maximaal de reglementaire toeslag Reglementaire premie 0,58% / 3,09 ^^) Actiiele DG < Middengrens Maximaal 50% van Reglementaire de reglementaire premie toeslag 0,36%/1,92 ^') Actiiele DG < Reglementaire 0,36%/1,92 ^') Geen toeslag Ondergrens premie 1) Extra toeslag zal slechts worden toegepast indien in eerdere jaren gekort is op de toeslag 2) Het bestuur kan besluiten een korting op de reglementaire premie te hanteren voor zover de middelen van het fonds uitgaan boven de streefgrens. Het premiebeleid voorziet vooralsnog niet in de mogelijkheid van premiekorting. 3) De beleggingen van het fonds geschieden op basis van een van de actuele DG afhankelijke maximaal toegestane tracking error. Bij het opsteUen van het beleggingsplan voor een kalenderjaar wordt voor de vaststelling van de benchmark uitgegaan van de actuele DG van dat moment. 3a) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag. 3b) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark bestaat voor 50% uit de marktwaarde van de pensioenverplichtingen inclusief toeslag en voor 50% uit de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. 3c) De voor de beleggingsportefeuille als geheel vastgestelde benchmark is de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen. In 2009 is in aanvulling op het beleidskader aanvullend beleid ontwikkeld voor het aan te houdenrisicoop totaalniveau en voor de mate van afdekking van rente- en inflatierisico in de matchingportefeuille. Gegeven de waargenomen volatiliteit in de voorafgaande jaren, gegeven het beleid om zo veel als mogelijk het rente- en inflatierisico fysiek af te dekken en gegeven de noodzaak om een deel van de portefeuille te blijven beleggen in liquide stukken is besloten tijdelijk met een hogerefrackingenor te werken dan defrackingerror zoals vermeld in ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 61 bovenstaande tabel. Eind 2012 bedroeg defrackingerror ten opzichte van de nominale pensioenverplichtingen als gevolg van deze keuzes, gegeven de waargenomen volatiliteit over de vijf voorliggende boekjaren circa 4,5. Dit hogererisicoprofielheeft niet geleid tot aanpassing van de beleidsgrenzen. Deze beleidsimplicaties zijn in 2010 middels een ALM studie getoetst. Voor de matchingportefeuille wordt het onderstaande beleidskader gevolgd: Range Ondergrens Target Bovengrens 90% - nominaal* nominaal nonrtinaal 35% nominaal inflatieverwachting nominaal •I- 43% nominaal inflatieverwachting nominaal -t- 60% nominaal inflatieverwachting (Dekkingsgraad) <il3 113-119 119-126 126-134 >134 nominaal nominaal + 15% nominaal inflatieverwachting nominaal + 53% nominaal inflatieverwachting nominaal + 85% nominaal inflatieverwachting agv agv agv nominaal + 3 1 % nominaal inflatieverwachting nominaal •i- 3 1 % nominaal inflatieverwachting nominaal + 75% nominaal inflatieverwachting nominaal •^ 100% norninaal Inflatieverwachting agv agv agv agv agv agv nominaal + 95% nominaal inflatiéverwachting agv agv nominaal -I- 100% nominaal Iriflatieverwachting agv *Een ondergrens lager dan nominaal is toegestaan onder de volgende marktomstandigheid: Indien de reële rente met een looptijd van 10 jaar lager is dan 1 %. De rentegevoeligheid van de verplichtingen wordt gemeten middels de rente DVOl. Dit staat voor 'dollar value of a basispoint' en representeert de waardeverandering van de verplichtingen in euro's (in dit geval) als gevolg van een renteverandering van 1 basispunt (bp). De inflatiegevoeUgheid van de verplichtingen wordt gemeten middels de inflatie DVOl. Dit staat voor de waardeverandering van verplichtingen (alleen de reële verplichtingen) in euro's als gevolg van een verandering van de verwachte inflatie van Ibp. Bij de gedefinieerde grenzen en beschreven beleidsaanpassingen zijn zogenaamde herstelperiodes gedefinieerd. Deze herstelperiodes worden als volgt toegepast: Indien de financiële positie van het fonds zich onder de gedefinieerde ondergrens bevindt, zal het bestuur het beleid van het fonds zodanig toepassen dat binnen afzienbare tijd de financiële positie naar verwachting weer op het niveau van de ondergrens wordt gebracht. Bij dekkingsgraden onder de sfreefgrens is het beleid van het fonds in eerste instantie gericht op het voorkomen van een situatie van (reserve)tekort. Het beperken van risico is leidend boven het willen bereiken van de sfreefgrens. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 62 In paragraaf 10.5 zijn de uitkomsten van de meest recente ALM studie en continuïteitsanalyse weergegeven. Deze resultaten tonen aan dat met de in het beleidskader opgenomen inzet van sturingsmiddelen de beoogde hersteltermijnen gehaald kunnen worden. 10.4 Jaariijkse toetsing De toets in hoeverre het gevoerde beleid tot het gewenste resultaat leidt zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van de door het fonds en adviseurs uitgebrachte rapportages. In de jaarlijkse toets zal in ieder geval getoetst worden aan de in bijlage FV bij deze nota genoemde grenzen voor het minimaal vereist vermogen en het vereist vermogen. Bijlage FV bevat een specificatie van de meest recente uitwerking van deze grootheden. Rapportages over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en over de beleggingsresultaten alsmede het verloop van de dekkingsgraad zullen bovendien per kwartaal plaatsvinden. Op basis van de ontwikkeling van de uitkomsten in de loop der jaren kan bijstelling van het beleid of de invulling daarvan plaatsvinden. 10.5 De uitkomsten van ALM-studie en continuïteitsanalyse De gekozen uitgangspunten zijn voor het laatst in 2010 getoetst aan de hand van een ALM model. De doelstelling van de ALM studie in 2010 was om het beleggingsplan 2010 en het daarin opgenomen beleidskader voor het matching mandaat te toetsen. Door middel van deze toetsen is tevens het in 2006/2007 vastgestelde beleidskader getoetst aan gewijzigde economische omstandigheden en recente demografische ontwikkelingen. De eerete conclusie van de ALM studie is dat het huidige beleidskader (exclusief het matching mandaat uit het Beleggingsplan 2010 (dat daama vrijwel ongewijzigd gecontinueerd is)) nog steeds voldoet, gegeven de demografische en economische veronderstellingen, aan derisicohoudingvan het fonds. De risicohouding van het fonds is daarbij als volgt gedefinieerd: de solvabiliteit van het fonds is in grote mate gewaarborgd wanneer de kans op onderdekking (dekkingsgraad onder 100%) onder de 2,5% blijft op korte en lange termijn. Bij de toetsing van het beleidskader inclusief het voomoemde matching mandaat, is naar voren gekomen dat het matching mandaat adequaat fungeert als het gaat om de doelstellingen van het matching mandaat, namelijk het afdekken van rente en inflatierisico's.Het mandaat biedt voldoende neerwaartse bescherming tegen dalingen van de nominale of (deels) reële dekkingsgraad en het mandaat draagt ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 63 positief bij aan de realisatie van het toeslagbeleid en tevens aan de stabiliteit van de toeslagverlening. Uit de ALM studie is naar voren gekomen dat bij de dekkingsgraad (ultimo 2009) de combinatie van het reglementair verlenen van toeslag, het heffen van de reglementaire premies, en het voeren van een beleggingsportefeuille zoals opgenomen in het beleidskader ten opzichte van de marktwaarde van de nominale pensioenverplichtingen na 15 jaar in 50% van de gesimuleerde scenario's leidt tot het bereiken of overtreffen van een dekkingsgraad van 130% (5% punten onder de gedefinieerde sfreefgrens). De gemiddelde stijging van de dekkingsgraad bedraagt in de gesimuleerde scenario's ongeveer l,0%punt per jaar. In de verdere analyses in de ALM studie is afbouw van de onroerend goed portefeuille (OG portefeuille) geanalyseerd. Als de afbouw van de OG portefeuille wordt toegevoegd aan de zakelijke waarden portefeuille wordt de door het fonds geaccepteerderisicohoudingoverschreden vanuit de gedefinieerde ondergrens. Als de afbouw van de OG portefeuiUe wordt toegevoegd aan de matching portefeuille, dan wordt derisicohoudingniet overechreden vanuit de gedefinieerde ondergrens. De allocatie van het verkochte onroerend goed is meegenomen bij de samenstelling van het Beleggingsplan 2011. Periodiek kan door het fonds een ALM-studie worden uitgevoerd, ter onderbouwing van het uit te voeren beleid en om de gevolgen van mogelijk gewijzigde omstandigheden in kaart te brengen. De uitvoering van het beleid van het fonds kan op grond hiervan aangepast worden. In 2012 is een continuïteitsanalyse uitgevoerd. Uit deze continuïteitsanalyse volgen grotere kansen op onderdekking en kleinere kansen op realisatie van de toeslagambitie. Deze slechtere resultaten zijn een direct gevolg van de gewijzigde uitgangspunten (startdekkingsgraad en economische parameters). Het fonds heeft sociale partners verzocht met de uiticomsten van de continuïteitsanalyse rekening te houden bij het inrichten van de gewijzigde pensioenregeling als gevolg van de aanstaande beperking van de fiscale facilitering van pensioenopbouw en de infroductie van nieuwe pensioenconfracten. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 64 11 Slotopmerkingen Deze actuariële en bedrijfstechnische nota beschrijft het fonds naar de situatie per december 2013. Wijzigingen vinden plaats door middel van een wijzigingsblad of door het vervangen van een bijlage, tenzij het bestuur meent dat een volledig nieuwe actuariële en bedrijfstechnische nota noodzakelijk is. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 65 Bijlage I Actuariële grondslagen en veronderstellingen sterftegrondslagen Prognosetafel AG2012-2062 met fondsspecifieke correctiefactoren die voor zowel mannen als vrouwen gelijk zijn aan 100%. Per 31 december 2012 wordt als startjaar tiet jaar 2013 gebruikt. Jaarlijks schuift het te gebruiken startjaar één jaar op. Voor ingegane wezenpensioenen wordt zonder sterftekansen gerekend. Leeftijdsverschil man - vrouw 4 jaar. Gehuwdheidsfrequentie 0,30 op 20-jarige leeftijd, vervolgens per jaar oplopend met 0,05 tot 0,75 op leeftijd 29, en voor 30-jarigen tot en met 59-jarigen gelijk aan 0,825- Op leeftijd 60 jaar is de gehuwdheidsfrequentie op 1 gesteld. Vanaf leeftijd 60 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie vervolgens af met de sterftekans van de medeverzekerde. Voor geboortejaren 1936 en eerder bedroeg de gehuwdheidsfrequentie op leeftijd 60 0,825. Rekenrente rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Voorziening voor uitgesteld wezenpensioen 5% van de contante waarde van het NP behorend bij OP, voor zover de verzekerde jonger is dan 60. Voorziening voor overlijdensuitkering (1 maanduitkering na overlijden na ingang OP/OBP/OBU) 0,35% van de voorziening van niet-ingegaan OP/OBP/OBU plus 0,65% van de voorziening voor ingegaan OP/OBP/OBU. Voorziening voor premievrijgestelde pensioenopbouw arbeidsongeschikten Contante waarde van de vrijgestelde pensioenopbouw voor OP en NP vermeerderd met een wachttijdvoorziening. De wachttijdvoorziening is maximaal gelijk aan 3 maal de opslag voor premievrijstelling zoals opgenomen in de heffingspremié. Er wordt geen gebruik gemaakt van reactiveringskansen. Voorziening voor ingegane invaliditeitspensioenen Contante waarde van de ingegane invaliditeitspensioenen. Opslag voor excassokosten 2,5% van de netto voorziening pensioenverplichtingen exclusief de voorziening voor premievrijgestelde pensioenopbouw. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 66 Bijlage II Parameters berekening marktwaardevoorziening en beleidsgrenzen per 01-01-2013 De inflatieverwachting die gehanteerd is voor de berekening van de marktwaarde van de pensioenverplichting inclusief toeslag bedraagt 2,0%. De rentetermijnstmctuur die gebmikt is, is de rentetermijnstmctuur per 31 december 2012 en is weergegeven in onderetaande tabel. DNB heeft besloten een correctie toe te passen op de rentetermijnstmctuur per 31 december 2012. Looptijd 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 RTS 0.351% 0.413% 0.524% 0.690% 0.884% 1.085% 1.275% 1.449% 1.605% 1.741% 1.872% 1.981% 2.075% 2.155% 2.225% ABTN BPF Koopvaardij 2013 Looptijd 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 RTS 2.259% 2.288% 2.315% 2.338% 2.359% 2.373% 2.393% 2.418% 2.446% 2.477% 2.507% 2.539% 2.571% 2.604% 2.637% Looptijd 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 RTS 2.674% 2.710% 2.745% 2.779% 2.812% 2.844% 2.875% 2.905% 2.934% 2.961% 2.989% 3.015% 3.041% 3.066% 3.089% Looptijd 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 pag. 67 RTS 3.112% 3.134% 3.155% 3.176% 3.195% 3.215% 3.233% 3.251% 3.268% 3.285% 3.301% 3.316% 3.331% 3.346% 3.360% Bijlage III Uitwerking kostendekkende premie In onderstaande tabel is de kostendekkende premie (het totaal van de premies van de regelingen A en B) in duizenden euro's weergegeven. De kostendekkende premie is berekend aan de hand van de rentetermijnstmctuur per 31-12-2012 zoals gepubliceerd door DNB en de overige grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen zoals van toepassing ten tijde van het indienen van staat K401 (DNB Q4 rapportage, 2012). Boekjaar 2013 Gebaseerd op RTS Gebaseerd op gedempte rentevoet 50.897 3.715 1.171 37.626 2.747 1.171 Opbouw kostendekkende premie a. onvoorwaardelijke onderdelen b. opslag solvabiliteit c. opslag uitvoeringskosten d. voorwaardelijke onderdelen subtotaal Overige elementen te betalen premie e. vrijval solvabiliteit f. herstelpremie minimaal te betalen premie (totaal) 55.783 41.544 55.783 41.544 feitelijk geheven premie 46.837 46.837 Overschot/tekort (geheven premie minus minimaal te betalen premie) -8.946 5.293 ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 68 Bijlage IV Uitwerking (Minimaal) Vereist Vermogen Het minimaal vereist vermogen is gelijk aan de som van: • • De voorziening pensioenverplichtingen 4% over de voorziening pensioenverplichtingen plus 0,3% over het risicokapitaal. Gezien de opbouw van het deelnemerbestand van het fonds is de som van voomoemde elementen maximaal gelijk aan 5% van de voorziening pensioenverplichtingen. De totale opslag is om die reden gelijkgesteld aan 5% van de voorziening pensioenverpUchtingen. In onderstaand overzicht is de berekening van het minimaal vereist eigen vermogen opgenomen Berekening Minimumbèdrag Eigen Vermogen Berekeningsdatum: 31-12-2012 Risicofactor 1. percentage van de VPV 2. percentage van het risicokapitaal Totaal ABTN BPF Koopvaardij 2013 Als % van In euro's de VPV (x 1.000) 4,00% 123.100 1,00% 30.774 153.874 5,00% pag. 69 Het vereist vermogen is gelijk aan het vereist vermogen zoals berekend volgens de wortelformule. Berekening Vereist Eigen Vermogen Berekeningsdatum: 31-12-2012 Risicofactor 1. Rente 2. Zakelijke waarden 3. Valuta 4. Commodities 5. Krediet 6. Verzekeringstechnisch Divereificatievoordèel Vereist eigen vermogen Mutatie Eigen Vermogen In euro's Als % van (x 1.000) de VPV 36.724 1,2% 119.675 3,9% 154.233 5,0% 7.625 0,2% 30.118 1,0% 73.718 2,4% -197.921 -6,4% 191.144 6,2% De berekening van het Vereist Eigen Vermogen is geschied op basis van de beleggingsportefeuille per 31-12-2012. Bij de berekening van het Vereist Eigen Vermogen is voor inflatiegerelateerde producten die zijn meegenomen in Sl (Inflation Linked Bonds en Inflatie Swaps) uitgegaan van de veronderstelling dat de nominale renteschok voor 80% door een schok in de inflatieverwachting wordt veroorzaakt en voor 20% door een schok in de reële rente. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 70 Bijlage V Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' ('Verklaring') beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds. Doelstelling van het beleggingsbeleid van het fonds is het behalen van een maximaal reëel langetermijn rendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds. Het bestuur bepaalt welkerisico'shet fonds bereid is daarbij te nemen, met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Het fonds laat op reguliere basis ALM-studies en jaarlijks beleggingsplannen opstellen en na goedkeuring uitvoeren. Hierbij wordt er gekeken naar de samenhang tussen het beleggingsbeleid en de overige financiële sturingsinstmmenten, waaronder in het bijzonder het toeslagenbeleid. Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt voldoende spreiding in de beleggingen gerealiseerd en wordt steeds rekening gehouden met het effect van een belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verpUchtingenstmctuur. Op voorhand wordt geen enkele afzonderlijke beleggingscategorie, beleggingsinstrument of beleggingstechniek uitgesloten. Het fonds weegt telkens expliciet af ofhet gebmik van de aan de beleggingen verbonden , zeggenschapsrechten kan bijdragen aan de realisatie van de beleggingsdoelstelling. Het fonds heeft het vermogensbeheer volledig uitbesteed. Het bestuur ziet erop toe dat de kosten die verband houden met het beleggingsbeleid redelijk en proportioneel zijn. I. Doelstelling Het Bpf Koopvaardij en zijn deelnemers Het Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij is het bedrijfspensioenfonds voor werkgevers en werknemers in de bedrijfstak Koopvaardij. Op basis van een middelloonregeiing bouwen werknemers geboren op of na 1 januari 1950 in de genoemde bedrijfstak bij het fonds eenfinanciëleaanspraak op ten behoeve van definanciëlegevolgen van overlijden of pensionering. Op basis van een eindloonregeUng bouwen werknemers geboren voor 1 januari 1950 in de genoemde sectoren bij het fonds eenfinanciëleaanspraak op ten behoeve van de financiële gevolgen van overlijden of pensionering. Eind 2012 bestond het totale bestand van deelnemers van het fonds uit 5.128 actieven, 16.712 ex-deelnemers (slapere) en 32.136 gepensioneerden. Duurzaam pensioenstelsel De rechten en plichten van de bij het fonds aangesloten werkgevers en werknemers, zoals de te betalen premies en op te bouwen pensioenaanspraken, zijn omschreven in de pensioenreglementen en de actuariële en ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 71 bedrijfstechnische nota. Betaalbaarheid in combinatie met de toeslagambitie vergt een voldoende hoog rendement op het belegde vermogen. Dit vereist het voeren van een consequent langetermijn beleid birmen het vastgestelderisicoprofielvan het fonds. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het financiële toetsingskader dat meer aandacht vraagt voor kortetermijn fluctuaties in de financiële positie van het fonds. Een duurzaam pensioenstelsel vergt daarom een evenwichtige en door de tijd heen consistente financiële sturing. Doelstelling beleggingsbeleid De doelsteUing van het beleggingsbeleid is het behalen van een maximaal reëel langetermijn rendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfonds. Het bestuur bepaalt welkerisico'shet fonds bereid is daarbij te aanvaarden, met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Verklaring inzake de beleggingsbeginselen Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds is voor zowel de veiligheid als de betaalbaarheid van het pensioen van cmciaal belang. Tegen die achtergrond heeft het fonds deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' ('Verklaring') opgesteld. Zij beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemere in het pensioenfonds én ten opzichte van de samenleving waarin het fonds zich beweegt. Wijziging van deze Verklaring De in deze Verklaring behandelde onderwerpen zijn voortdurend onderwerp van discussie, binnen het fonds en daarbuiten. Het fonds zal deze Verklaring daarom periodiek herzien na iedere belangrijke wijziging van het beleggingsbeleid. Nieuwe inzichten zullen in deze Verklaring worden opgenomen. II Organisatie Beleggingsproces Onder beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat ziet op de voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen. Rol van het bestuur in het beleggingsproces Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het gehele beleggingsproces, en neemt beslissingen van beleidsmatige en strategische aard. Deze beslissingen worden voorbereid door de portefeuillehouders en extem vermogensadviseur. Het daadwerkelijk beleggen van de beschikbare gelden heeft het bestuur opgedragen aan MN die belast is met de dagelijkse uitvoering van het beleid. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 72 Rapportage en verantwoording De exteme vermogensbeheerder brengt ieder kwartaal verslag uit aan het bestuur over de wijze waarop het beleggingsplan wordt uitgevoerd en van de behaalde beleggingsresultaten. Het bestuur legt ieder jaar in de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af over het door haar gevoerde beheer van het pensioènvermogen en geeft inzicht in definanciëletoestand van het fonds. Integraal financieel- en risicobeleid Het fonds geeft op integrale wijze, met inachtneming van alle sturingsinstrumenten waarover het fonds beschikt, inhoud aan hetfinanciëleen risicobeleid van het fonds. Hierbij bestaat een functioneel onderecheid tussen sturing (ex anterisicomanagement),riskcontrol en (intem) toezicht. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid periodiek, met een jaarlijkse update, in samenhang met de overigefinanciëlesturingsinstmmenten geanalyseerd tegen de achtergrond van verechiUende economische scenario's. Belangrijk analyseinstiiiment hierbij is het Asset Liability Management (ALM), waarbij ontwikkelingen in de beleggingen en verplichtingen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd. Beleggingsplannen Het fonds maakt onderscheid tussen het stiategisch (meerjaren) beleggingsbeleid gebaseerd op de ALM-studie, beschreven in de ABTN en het jaarlijkse beleggingsplan. Het bestuur stelt de beleggingsplannen vast. Strategisch beleggingsplan Het stiategisch beleggingsplan neemt als uitgangspunt de relatie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuzes die het fonds moet maken, te weten: a. de gewenste vermogenssamenstelling ('sfrategische allocatie') naar beleggingscategorieën. Hetrisicoprofielvan deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichtingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange tennijn; b. de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdmkking gebracht in één of meer vergelijkingsmaatstaven ('benchmarks'); c. in hoeverre het fonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk) te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille; d. het valutabeleid. Jaarlijks beleggingsplan Het jaarlijks beleggingsplan zet uiteen op welke wijze het fonds in het desbefreffende jaar uitvoering zal geven aan het strategisch beleggingsplan. Deskundigheid Het fonds draagt er zorg voor dat het in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 73 - een optimaal beleggingsresultaat; een professioneel beheer van de beleggingen; en de beheereing van de aan beleggingen verbonden risico's. Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt gewaakt voor belangenveretiengeling. Met het oog daarop zijn bestuur en medewerkers van het fonds gebonden aan de gedragscode van Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Markt-, krediet- en operationeel risico Voor de generieke sturing van het mismatchrisico zijn de 'exposures' naar de strategische assets in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico's vindt plaats met behulp van onder andere: - De standaarddeviatie: dit befreft een spreidingsmaatstaf, befreffende de gemiddelde afwijking van het gemiddelde; - De 'fracking error': dit betreft een spreidingsmaatstaf, befreffende de afwijking tussen de ontwikkeling van de respectievelijke rendementen van de beleggingsportefeuille en de benchmark; - De 'value at risk' (VAR) methodieken: VAR is het maximale verlies dat binnen een bepaalde tijdsinterval kan plaatsvinden, met dien verstande dat de kans op een nog groter verlies kleiner is dan een van tevoren vastgestelde waarde a. Voor kredietrisico's wordt gewerkt met exposure limieten en credit ratings. Voor de beheersing van operationele risico's is een aantal maafregelen geïmplementeerd waaronder bevoegdhedenregeling, uitwijkbeleid en incidentenmanagement. III Uitvoering "Prudent person" (beleggen als een 'goede huisvader' betaamt) Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de "pmdent pereon"-regel centraal. De "pmdent person"-regel mst op de volgende pijlers: - deskundig vermogensbeheer; - de activa worden belegd in het belang van de (gewezen) deelnemere en gepensioneerden; - de activa worden zodanig belegd dat de veiligheid, de kwaliteit, de Uquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaarborgd; dit betekent dat het risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd moet zijn op de verplichtingenstmctuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversificatie). ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 74 Beleggingsvrijheid Het fonds beoordeelt elke belegging zuiver op grond vanrisico-en rendementsoverwegingen. Volgens de "pmdent person"-regel is daarbij op voorhand geen enkele afzonderlijke beleggingscategorie, beleggingsinstmment of beleggingstechniek uit te sluiten, omdat steeds wordt gekeken naar het effect van de belegging op de totale portefeuille in relatie tot de verplichtingenstmctuur. Het fonds wil als belegger noch anderezins een zodanige verantwoordelijkheid aanvaarden voor een ondememingsactiviteit dat daamit een niet beoogde verplichting tot additionele vermogensversfrekking kan voortvloeien. In algemene zin zal het fonds zich verzetten tegen iedere vorm van beleggingsdwang en beleggingsrestricties; deze doen afbreuk aan een optimaal risico- en rendementsprofiel. Grenzen aan beleggingsvrijheid Het fonds werkt uiteraard niet mee aan een beleggingsfransactie die bijvoorbeeld op grond van het intémationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: - indien daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; - indien de belegging - zo zij zou worden verricht - in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. Uitbesteding De beleggingen ter uitvoering van het beleggingsplan komen tot stand via uitbesteding aan derden die daartoe door het fonds zijn geconfracteerd. Op deze wijze wordt optimaal gebmik gemaakt van de beschikbare deskundigheid, schaalvoordelen enflexibiliteit.De selectie van vermogensbeheerders en de beoordeling van hun prestaties vinden plaats op basis van objectieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Voorts beschikt het fonds over afdoende contiolemechanismen om uitbestedingsrisico's te beheereen. Kosten Bij de uitvoering van het beleggingsplari maakt het fonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegde vermogen en de doelstellingen van het pensioenfonds. Waardering De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, aangepast met de daaraan toewijsbare vorderingen, schulden, transitoria en liquide middelen. Indien mogelijk wordt de beurswaarde als actuele waarde gehanteerd. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 75 Zorgvuldig ondernemerschap Het fonds legt - als langetermijn belegger - de aandacht op de langetermijn doelstelling van de ondememing waarin het belegt in termen van duurzame economische groei. Het fonds betiekt informatie over duurzame economische groei - vaak van niet-financiële aard - bij zijn analyses van de kwaliteit van ondememingen. Hierdoor worden kansen en risico's opgespoord die in het bijzonder relevant zijn voor een langetermijn belegger maar die onvoldoende waardering krijgen op de 'traditionele' balans van een ondememing. Het fonds is van mening dat duurzaamheid en goed ondememingsbestuur onlosmakelijk met zorgvuldig ondememerechap verbonden zijn. De ondernemingsleiding moet in staat zijn hierover verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording is inherent aan goed ondememingsbestuur en daarmee van belang om te voorkomen dat de ondememing zich gaat vervreemden van de samenleving waarvan zij deel uitmaakt. Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) Het fonds heeft gekozen voor de dienstverlening van MN en daarmee voor een integrale benadering van goed ondememingsbestuur, de uitvoering van stemrecht op aandelen en maatschappelijk verantwoord beleggen. Deze dienstverlening bestaat uit 4 speerpunten: • verantwoord beleggen: het rekening houden bij beleggingsbeslissingen met MVB criteria. Een voorbeeld is het Enhanced Analytics Initiative; Een intemationaal samenwerkingsverband van institutionele beleggere gericht op het aanmoedigen van beleggingsonderzoek dat rekening houdt met de invloed van niet-financiële factoren op de lange termijn resultaten van bedrijven. MN committeert zich daarmee om ten minste 5% van haar aandelentiansacties toe te kennen aan analisten die zich onderscheiden op het gebied van ESG (Environment, Social and Govemance) onderzoek. • thematisch beleggen: bij thematisch beleggen wordt gekeken naar investeringsmogelijkheden die zowel vanuit rendementsoogpunt als vanuit ESG oogpunt aantiekkelijk zijn. uitsluitingsbeleid: bedrijven die direct befrokken zijn bij de productie, distributie en/of onderhoud van antipersoonsmijnen en/of clustermunitie worden uitgesloten uit portefeuilles. actief aandeelhouderschap: dit is een belangrijk instmment om invloed uit te oefenen bij de bedrijfsvoering van ondememingen, ten aanzien van goed ondememingsbeleid, goed ondememingsbestuur en maatschappelijk verantwoord ondememen. Het is geen doel op zich, maar gericht op het creëren van waarde, in termen van rendement enrisicovan de portefeuille. Om actief aandeelhouderschap effectief te maken wordt wereldwijd samengewerkt met andere institutionele beleggers. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 76 Nevenactiviteiten Het fonds ontwikkelt activiteiten die het in staat stellen zijn maatschappelijke fimctie - de verzorging van (gewezen) deelnemere voor definanciëlegevolgen van overlijden of pensionering op basis van solidariteit en collectiviteit - zo goed mogelijk uit te voeren. Voor zover die activiteiten niet behoren tot de kemtaken van een pensioenfonds, voert het fonds deze niet uit. Verantwoording Het fonds is zich bewust van de maatschappelijke rol die het als belegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in zijn handelen. Het fonds is te allen tijde bereid verantwoording af te leggen over zijn beleggingsgedrag. Het fonds voert een samenhangend premie-, beleggings- en toeslagenbeleid met een relatie tussen dekkingsgraad en mogelijke toeslagen. De toeslagen zijn hierbij voorwaardelijk. De uitgangspunten voor toeslagverlening zijn: - Het fonds streeft naar volledige en bestendige toeslagverlening van pensioenaanspraken; - de premiestelling is niet gebaseerd op de opbouw van volledige toeslagveriening van pensioenaanspraken, de feitelijke toeslagverlening is afhankelijk van definanciëlepositie van het fonds; - inhaal van gemiste toeslagverlening is geen onderdeel van de toeslagverleningsambitie. Dit is de tekst die het fonds in alle uitingen (brochures, brieven, etc.) gebmikt: Uw pensioenfonds probeert iederjaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met de verhoging van de cao-lonen van volwassen werknemers in het particulier bedrijf. Uw opgebouwde pensioen is dit jaar met <a%> verhoogd. Uw pensioenfonds heeft uw opgebouwde pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: - Over het jaar <t-1 > met <b%>. De prijzen gingen toen met <f%> omhoog - Over het jaar <t-2> met <c%>. De prijzen gingen toen met <g%> omhoog - Over het jaar <t-3> met <d%>. De prijzen gingen toen met <h%> omhoog Uw pensioenfonds betaalt de toekomstige verhogingen van uw opgebouwde pensioen uit beleggingsrendement. U hebt door deze verhoging en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst. Uw pensioen wordt op een andere manier aangepast aan de stijging van de prijzen, als u niet meer meedoet aan deze pensioenregeling of als u al pensioen krijgt. Uw opgebouwde pensioen wordt dan verhoogd met maximaal de stijging van de feitelijke afgeleide consumentenprijsindex voor alle huishoudens tussen juli en juli van hetjaar daaraan voorafgaand, zoals vastgesteld doorhet Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 77 Bijlage VI Leeswijzer ABTN Deze leeswijzer geeft een korte toelichting op de stmctuur van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij. Hoofdstuk 1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het doel en de organisatie van het fonds beschreven. Ingegaan wordt op de samenstelling en bevoegdheden van bestuur, pensioenraad, verantwoordingsorgaan en de diveree commissies. Daamaast wordt aangegeven welke adviseurs door het fonds zijn aangesteld en wordt het inteme beheereingssysteem beschreven. Hoofdstuk 2 Deelname aan de pensioenregeling Dit hoofdstuk gaat in op verplichte en vrijwillige aansluitingen bij het fonds. Hoofdstuk 3 Algemene overwegingen Dit hoofdstuk beschrijft kort de verwachtingen van het bestuur van het fonds ten aanzien van demografische ontwikkelingen bij het fonds. Tevens wordt ingegaan op de verwachte verhouding tussen loon- en prijsontwikkeling. Hoofdstuk 4 De inhoud van de pensioenregeling In dit hoofdstuk worden de door het fonds gevoerde pensioenregeUngen beschreven. Deze pensioenregelingen zijn gebaseerd op de CAO-afspraken in de bedrijfstak. De verplichtsteUing zoals beschreven in hoofdstuk 2 wordt door de CAO-partijen aangevraagd. Hoofdstuk 5 De berekening van de voorziening pensioenverplichtingen Voor de opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken moet vermogen worden aangehouden. De omvang van dit vermogen is onder andere afliankelijk van de pensioentoezegging zoals gedefinieerd in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe de voorziening (voor opgebouwde) pensioenverpUchtingen wordt berekend. Hoofdstuk 6 De waarderingsgrondslagen van de balans Zoals aangegeven moet het fonds vermogen aanhouden om de gedane beloften na te kunnen komen. De bezittingen en de verplichtingen van het fonds, waaronder de voorziening pensioenverplichtingen, worden geregisfreerd op de balans van het fonds. In hoofdstuk 6 worden de diverse balansposten benoemd en wordt aangegeven welke waarderingsregels er gelden voor elk van de balansposten. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 73 Hoofdstuk 7 Het toeslagbeleid Onderdeel van het pensioenreglement is de voorwaardelijke verlening van toeslagen op opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat het sfreven naar voorwaardelijke toeslagverlening inhoudt en hoe deze voorwaardelijke toeslagen gefinancierd wordt. Tevens wordt in dit hoofdstuk de meest recente verwachte realisatie van de toeslagambitie opgenomen. Hoofdstuk 8 Het premiebeleid Voor de pensioenopbouw die geschiedt op basis van de pensioenreglementen zoals beschreven in hoofdstuk 4 moet premie geheven worden. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de hoogte van de premie door het fonds wordt vastgesteld. Hoofdstuk 9 Het beleggingsbeleid Zoals aangegeven moet het fonds vermogen aanhouden ter dekking van de pensioenverplichtingen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke doelstellingen met het beleggingsbeleid worden nagestreefd en welke benchmarks en restricties ten aanzien van het beleggingsbeleid worden gehanteerd. Tevens wordt een samenvatting van het meest actuele beleggingsplan gegeven door de allocatie naar beleggingscategorieën uit dat plan weer te geven. Hoofdstuk 10 Het weerstandsvermogen van het fonds, inzet van sturingsmiddelen Teneinde de doelen van het fonds na te kuimen komen moet het fonds het toeslagbeleid, het premiebeleid en het beleggingsbeleid zoals beschreven in de hoofdstukken 7, 8 en 9 gestmctureerd gecombineerd in kunnen zetten. Periodiek wordt de stuurkracht van deze beleidsterreinen onderzocht middels een ALM studie. De resultaten van deze studie en het daarop gebaseerde beleidskader (de samenhang tussen voomoemde beleidsterreinen) worden in dit hoofdstuk beschreven. Bijlagen In de bijlagen bij de ABTN wordt aangegeven welke parameters het fonds thans hanteert voor bijvoorbeeld de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen. Tevens wordt de meest recente waarde van een aantal toetsgrootheden weergegeven. Het befreft daarbij het (minimaal) vereist vermogen en de kostendekkende premie. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 79 VII Crisisplan Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij Inleiding In hoofdstuk 10 van deze Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) zijn de risico's waaraan het pensioenfonds blootstaat beschreven. Dezerisico'skunnen ertoe leiden dat de doelstellingen van het fonds nu of op langere termijn in gevaar komen. De doelstellingen van het fonds luiden: • • Het verschaffen van pensioenuitkeringen; Het zo veel als mogelijk waarborgen van de opbouw van de pensioenaanspraken; • Het minimaliseren van de kansen op onderdekking en reservetekort, alsmede de mate hiervan; • Het, met in acht neming van de voorgaande doelstellingen, maximaliseren van het beleggingsrendement om de nagesfreefde toeslagen te realiseren. Wanneer de doelstellingen van het fonds in gevaar komen is het bestuur genoodzaakt aanvuUende maatregelen te nemen, aan te duiden als crisismaatregelen. Dit crisisplan bevat een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn effectief zou kunnen inzetten indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegtrichtingkritische waarden waardoor het realiseren van de doelsteUingen van het pensioenfonds in gevaar komen. Dit crisisplan is bedoeld voor het geval zich in de toekomst dergelijke situaties voordoen waarbij crisismaatregelen genomen moeten worden. Het plan geeft de te hanteren kritische ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen communicatieen besluitvormingsprocessen aan. 1. Beschrijving crisissituatie Het bestuur onderkent dat marktwaardering van de pensioenverplichtingen en de bezittingen met onzekerheid is omgeven. De toekomstige rente is een voomame factor hierbij, evenals de toekomstige levensverwachting. De onzekerheid hieromfrent heeft het bestuur doen besluiten pas crisismaafregelen te treffen als naar oordeel van het bestuur sprake lijkt van een stmcturele en significante crisissituatie. Het bestuur voert immers een langetermijn beleid en wenst in het beleid naar alle betrokkenen niet aanvullend op dagvolatiliteiten te reageren. Op basis van het reguliere beleid van het fonds is bijvoorbeeld het renterisico over de pensioenverplichtingen grotendeels afgedekt. Dit crisisplan treedt in werking als de doelstelling tot het onverkort uitkeren van pensioenen in gevaar komt. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 80 Het bestuur stelt vast dat er sprake is van een crisissituatie als de dekkingsgraad lager is dan het Minimaal Vereist Vermogen (circa 105%). Uiteraard zijn er meer crisissituaties te onderscheiden, maar zover deze onderkend zijn, zijn de maatregelen die in zulke situaties getioffen (moeten) worden onderdeel van het bestaande beleid. Een voorbeeld hiervan is het stoploss beleid voor de match-portefeuille waarbij bij een oplopend kredietrisico vroegtijdig beleggingen met een te hoog opgelopen kredietrisico worden vervangen door gelijkwaardige beleggingen met een lager kredietrisico. 2. Dekkingsgraad waarbij het fonds er zonder korten niet meer uit kan komen Wanneer de dekkingsgraad zich op enig moment onder het Minimaal Vereist Vermogen bevindt stelt het pensioenfonds een kortetermijn herstelplan op waarin wordt aangegeven hoe het pensioenfonds binnen de wettelijk gestelde tennijnen een dekkingsgraad boven het Minimaal Vereist Vermogen zal bereiken. Het bestuur heeft als onderdeel van dit crisisplan daamaast een zogenaamde "kritische dekkingsgraad" vastgesteld. Dit is de dekkingsgraad waarbij het fonds er niet langer in slaagt om binnen de wettelijk gestelde maximale termijnen de technische voorzieningen en het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (financieel) aan te vullen zonder de belangen van betrokkenen onevenredig te schaden of tot het korten van pensioenaanspraken en- rechten over te moeten gaan. van waarden te voorzien, zonder de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig te schaden en tot het korten van pensioenaanspraken over te moeten gaan. Het niveau van de kritische dekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de rentetermijnstmctuur en de verwachte meerrendementen op enig moment. In de volgende tabel is de kritische dekkingsgraad voor een aantal scenario's opgenomen (uitgaande van een wettelijke hersteUermijn naar het Minimaal Vereist Vermogen van driejaar). Het meerrendement is het extia rendement dat wordt verwacht boven het rendement (de rekenrente) dat nodig is voor aangroei van de technische voorzieningen. Bij het opstellen van de tabel is uitgegaan van het huidige premiebudget. .2 « a iX V u 2,0% 2,5% 3,0% 3,5% 4,0% 4,5% 5,0% 0,0% 106,0% 105,4% 104,8% 104,3% 103,8% 103,4% 102,9% ABTN BPF Koopvaardij 2013 verwacht 0,5% 104,4% 103,9% 103,4% 102,9% 102,5% 102,0% 101,6% meerrendement 1,5% 1,0% 101,6% 103,0% 101,1% 102,5% 100,7% 102,0% 100,2% 101,6% 99,8% 101,1% 99,4% 100,7% 99,0% 100,3% 2,0% 100,2% 99,8% 99,3% 98,9% 98,5% 98,1% 97,7% pag. 81 Opgemerkt zij dat naar de situatie per 30-09-2011 de kritische dekkingsgraad van het fonds circa 102,5% bedroeg, uitgaande van een Minimaal Vereist Vermogen van 105%. Het beleid van pensioenfonds Koopvaardij is reeds gericht op het beperken van de kans dat de dekkingsgraad zich richting deze kritische dekkingsgraden beweegt (zie ook de doelstellingen van het pensioenfonds). Middels een ALMstudie wordt dit beleid regelmatig getoetst en indien nodig herijkt. 3. Maatregelen die ter beschikking staan Het bestuur is in het geval van een crisissituatie genoodzaakt maafregelen te nemen, aan te duiden als crisismaafregelen. Het bestuur heeft alle mogelijke crisismaafregelen onderzocht en besproken: • • • • • • Premieverhoging In de pensioenovereenkomst (onderdeel van de CAO-afspraken) zoals overeengekomen tussen werknemers- en werkgeversvertegenwoordigers is een vast premiebudget overeengekomen. Het bestuur acht een premieverhoging niet op een korte termijn realiseerbaar. Bovendien is gezien de rijpheid van het fonds van een premieverhoging nauwelijks effect op de financiële positie van het fonds te verwachten. Bijstorting werkgevers Gezien het feit dat het fonds een bedrijfstakpensioenfonds is, behoort een bijstorting niet tot de mogelijkheden en kan daarom niet als maatiegel in dit crisisplan aan gemerkt worden. Beperken of niet toekennen van toeslagen Het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van de voorwaardelijke toeslagverlening van de deelnemers, gewezen deelnemere en pensioengerechtigden wordt niet als crisismaafregel aangemerkt, maar als een regulier onderdeel van de pensioenregeling en het beleidskader. Toepassen gesplitste kortingsregeling (zonder premie te verlagen) De pensioenopbouw kan per regeling (A,B) worden verlaagd tot het peil waarop de premie kostendekkend is, de strikt gescheiden regelingen hebben andere kenmerken en B kan A, maar vooral C en voorgaande regelingen niet subsidiëren. Het fonds gebmikt een gedempte rentevoet van 3,9% voor de vaststelling van de kostendekkende premie. In een crisissituatie dient de premiedekkingsgraad minstens 105% te bedragen. Gezien het zeer geringe premiestuur zal het bestuur van het fonds in een crisissituatie overwegen een adempauze voor aanpassing van de pensioenopbouw aan te vragen. Versoberen pensioenregeling (zonder premie te verlagen) Het eventueel versoberen van de pensioenregeUng dient plaats te vinden in overleg met werknemere- en werkgeverevertegenwoordigers die de CAOafspraken hebben gemaakt. Het bestuur acht deze maatiegel niet snel inzetbaar onder de huidige CAO-afspraken. Aanpassen beleggingsbeleid Het aanpassen van het beleggingsbeleid bij verechiUende mveaus van de ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 82 dekkingsgraad is onderdeel van het reguliere beleidskader zoals beschreven in de ABTN. De te nemen maafregelen zijn uitgewerkt in paragraaf 3,1. • Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten De pensioenaanspraken en pensioenrechten van actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden in het geval van een crisis procentueel evenveel (unifonn) gekort. Er wordt niet meer gekort dan strikt nodig is om voldoende te kunnen herstellen. De korting wordt jaarlijks vastgesteld zolang die nog noodzakelijk is. Bovenstaande resulteert in de volgende crisismaafregelen, in volgorde van prioritering: 1. Gebmik maken van een eventueel toegestane adempauze voor wat betieft de eis tot voldoende premiedekkingsgraad; 2. Toepassen gesplitste kortingsregeling voorzover de premie niet kostendekkend is; 3. Korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 3.1 Aanpassen beleggingsbeleid Risicobudget Bpf. Koopvaardij hanteert een stiategisch beleggingsbeleid gebaseerd op risico en rendement naar aanleiding van de ALM-studie 2010. De sfrategische uitgangspunten zijn in hoofdstuk 10.3 weergegeven. Door hetrisicobudgetin het strategisch beleggingsbeleid mee te laten ademen met het niveau van de dekkingsgraad is een automatische demping ingebouwd, in lijn met de doelstelling van het crisisplan. Echter, naast dit sfrategisch beleggingsbeleid kunnen er omstandigheden zijn waardoor het wenselijk is om hetrisicobudgetverder in te perken als gevolg van een crisis. Eerder genoemde niveaus van de dekkingsgraden kunnen hier aanleiding voor zijn. Risicofactoren Onderliggend aan hetrisicobudgetzijnrisicofactorente benoemen die de waarde van beleggingscategorieën beïnvloeden. De voomaamste factoren zijn: 1. Vreemde valuta 2. Marktrisico; aandelen, onroerend goed, commodities 3. Rente en inflatie 4. Krediet/spread risico Een daling van de dekkingsgraad is in belangrijke mate terag te voeren op bovenstaande factoren. Daamaast spelen er nog verzekeringstechnische risico's, zoals het langlevenrisico.Deze factoren zijn nauwelijks te beïnvloeden en zullen in deze paragraaf verder buiten beschouwing worden gelaten. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 83 Te nemen maatregelen Vreemde valuta Hetrisicovoor de dekkingsgraad is dat de waarde van de netto-positie naar vreemde valuta ten opzichte van de euro daalt. Hierdoor zal de waarde van investeringen die in vreemde valuta noteren, in waarde dalen, wat een negatief effect heeft op het vermogen. Strategisch is het valutarisico van de liquide valuta en de liquide beleggingen voor 100% afgedekt. Echter, gezien de huidige eurocrisis, staat de euro onder druk. Om te kunnen compenseren voor een verdere verdieping van de eurocrisis, waarbij kredietrisico 's toenemen en ook marktrisico op aandelen, is het valutarisico verhoogd. In dit specijieke geval, compenseert het valutarisico voor het krediet- en aandelenrisico. Om het valutarisico te verlagen worden derivaten ingezet om de exposure naar vreemde valuta te verminderen. Middels forwardconfracten of valutaswaps wordt een tegengestelde positie ingenomen ten opzichte van de onderliggende investeringen, waardoor het valutarisico wordt geneutraliseerd. Met name de posities naar liquide valuta zoals USD, GBP, YEN, NOK, SEK en CAD zijn tegen relatief lage kosten, snel te implementeren. De exposure naar 'overige' valuta bestaat voomamelijk uit valuta van Emerging Markets. Het afdekken van dit risico is onmogelijk of enkel tegen hoge kosten. Deze maatregel is hierdoor niet effectief voor deze valuta's in geval van crisissituaties. Marktrisico Het marktrisico is het gevolg van de volgende beleggingscategorieën, met bijbehorend gewicht (per ultimo 2012): 1. Aandelen; 7,2% 2. Onroerend goed; 8,6% 3. Commodities; 0,8% 4. Hoogrentende obligaties; 7,5% 5. Hedgeftinds;2,5% Marktrisico heeft als doel een exfra rendement te genereren boven de swaprente waarmee de verplichtingen worden verdisconteerd. Dit extra rendement is op lange termijn benodigd om te kunnen voldoen aan de ambities van het fonds, zoals een indexatie voor de deelnemers. In theorie zijn er twee altematieven om marktrisico af te bouwen: 1. Verkopen van beleggingen 2. Neerwaarts risico beschermen door middel van derivaten. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 84 Adl. Verkopen Het afbouwen van investeringen is de meest effectieve manier om marktrisico te verkleinen. Voor de meer Üquide categorieën is in een relatief korte periode een flink deel van de portefeuille af te bouwen. Hierbij keimen aandelen de hoogste liquiditeit (de positie is grotendeels in 1 week af te bouwen), gevolgd door commodities en hoogrentende obligaties. Voor onroerend goed is de liquiditeit zeer laag tot nihil, daar het direct onroerend goed betieft. Ad2. Derivaten Het gebmik van derivaten om marktrisico te beperken is enkel realistisch voor de beleggingscategorie aandelen en dan met name voor de ontwikkelde markten. Voor het gebmik van derivaten zijn een tweetal varianten mogelijk, opties en futures. De toegevoegde waarde van opties hangt in sterke mate samen met de prijsvorming van opties. Bij een hoge volatiliteit van de markt, zijn opties relatief duur waardoor de mogelijke bescherming wordt beperkt. In een crisissituatie is dit vaak het geval. Een andere mogelijkheid om snelrisicoaf te bouwen, is het gebmik van futures. Deze derivaten kennen een zelfde systematiek als de forward-confracten bij het afdekken van valutarisico. Rente en inflatie Bpf. Koopvaardij hanteert een stringentrisicobeleidten aanzien van rente en inflatie zoals weergegeven in hoofdstuk 10.3 van de ABTN.: Door het beleid goed te volgen, blijft het rente- en inflatierisico beperkt ten opzichte van de verplichtingen zoals Bpf. Koopvaardij die heeft vastgelegd (boven de middengrens van nominaal 120, zijn de verplichtingen voor een deel reëel). Het beleid is er op gericht om de rentegevoeligheid van de verplichtingen te repliceren. Hiervoor worden de volgende instrumenten ingezet: • Staatsleningen • Bedrijfsobligaties • Hypotheken • Swaps In tijden van crisis is het rente- en inflatierisico relatief snel aan te passen middels staatsleningen en renteswaps. Krediet/spread risico Het kredietrisico manifesteert zich in de volgende beleggingscategorieën: 1. Staatsleningen 2. Credits/Bedrijfsobligaties en hypotheken 3. Hoogrentende obligaties Adl. Staatsleningen Voor de staatsleningen is een stringent landenbeleid geformuleerd waardoor tijdig afscheid wordt genomen wanneer het kredietrisico van een specifiek land ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 85 te veel oploopt. Dit beleid heeft zich het afgelopen jaar bewezen. Het kredietrisico op staatsleningen is hierdoor beperkt. Echter, door de grote positie in staatsleningen heeft een beperkte stijging van de spread al een impact op de dekkingsgraad. Een stijging van 25 basispunten in spread ten opzichte van de swapcurve, staat gelijk aan 1% dekkingsgraad. Het bestuur monitort ook de omvang van de uitstaande staatsschuld en het begrotingstekort, waar nodig wordt de exposure-omvang beperkt. Ad2. Credits en hypotheken De positie in credits en hypotiieken bedraagt 16,4% van de portefeuille. Hiervan komt 70% uit credits en het overige deel uit hypotheken. De positie in hypotheken is illiquide en daardoor zeer moeilijk verhandelbaar. In geval van een crisis in hypotheken, zal de portefeuille hier hinder van ondervinden. Dit risico is niet te mitigeren op dit moment. De positie in credits is relatief Üquide, waardoor bij een dreigende escalatie het mogelijk is deze positie voor een deel af te bouwen. Ad3. Hoogrentende obligaties De positie in Hoogrentende obligaties bestaat uit bedrijfsobligaties en obligaties van 'emerging markets'. Deze beleggingscategorieën zitten bevmst in de portefeuille vanwege de vergoeding op het kredietrisico. De obligaties zijn relatief liquide in normale marktomstandigheden, maar de liquiditeit droogt snel op in tijden van spanning. Een afbouw in geval van calamiteiten zal zich daardoor beperken tot een relatief klein deel van het vermogen. Het totale gewicht in Hoogrentende obligaties bedraagt 7,5% per ultimo 2012. Procedure Daar iedere crisissituatie specifieke kenmerken heeft, is het vooraf niet mogelijk de actie te definiëren. Echter, een crisissituatie heeft altijd befrekking op bovengenoemde factoren. In deze paragraaf is besproken welke risicofactoren redelijkerwijs zijn te beïnvloeden en welke instmmenten hiervoor beschikbaar zijn. In geval van een crisissituatie, zijn de volgende stappen te bepalen ten aanzien van het beleggingsbeleid: 1. Bepaal wanneer sprake is van een crisissituatie (zie paragrafen hiervoor) 2. Bepaal welkerisicofactorenleidend zijn in deze specifieke situatie 3. Bepaal mogelijkheden omrisicofactorente beïnvloeden 4. Besluitvorming implementatie 4. Mate inzetbaarheid van de maatregelen Op grond van artikel 10 lid 3 van het pensioenreglement A is het mogelijk de pensioenopbouw in een jaar te verlagen indien de premie niet toereikend is. Dit is een beslissing die het bestuur zelfstandig kan nemen. De mogelijkheid tot het korten van pensioenaanspraken en pensioenrechten is opgenomen in artikel 10 lid 4 van het pensioenreglement A. Ook dit is een beslissing die het bestuur zelfstandig kan nemen. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 86 5. Indicatie financiële effect van de maatregelen Het toepassen van de gesplitste kortingsregeling, door het verlagen van de pensioenopbouw voorzover de premie niet kostendekkend is, draagt niet direct bij aan herstel van de dekkingsgraad, maar zorgt ervoor dat de dekkingsgraad niet verder wegzakt door de inkoop van nieuwe pensioenaanspraken. Een uniforme korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten van 1% voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden betekent bij een dekkingsgraad van 100% een stijging van de dekkingsgraad met circa 1%. Uitgaande van een dekkingsgraad van 97,4% en een uniforme korting van de pensioenaanspraken en pensioenrechten van 5% voor alle groepen kan het pensioenfonds (bij een rekenrente van 2,5% en een verwacht meerrendement van 1,0%) naar verwachting birmen de wettelijk gestelde termijnen herstellen naar het Minimaal Vereist Vennogen. 6. Evenwichtige belangenajweging Het bestuur maakt voor wat befreft de korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten geen onderscheid tussen de verschillende groepen. Naar de mening van het bestuur is dit een evenwichtige verdeling van de lasten. Het bestuur realiseert zich dat pensioengerechtigden geen verdiencapaciteit meer hebben en hierdoor in eerste instantie zwaarder getroffen lijken dan de deelnemere en gewezen deelnemers. Het uitsluiten of beperken van korting voor pensioengerechtigden zou echter een te zwaar beslag leggen op de solidariteit. Bovendien heeft een (belangrijk) deel van de gepensioneerden een pensioen op basis van een gemitigeerde eindloonregeling kunnen opbouwen, terwijl thans voor actieven een voorwaardelijk geïndexeerde middellooru-egeling van toepassing is. 7. Communicatie met belanghebbenden In deze paragraaf beschrijft het pensioenfonds de communicatie over het financieel crisisplan en de communicatie wanneer zich een crisis voldoet. De in de Pensioenwet opgenomen uitgangspunten duidelijkheid, begrijpelijkheid en tijdigheid vormen de basis voor de communicatie die voortvloeit uit dit financiële crisisplan. In onderetaande tabel staat weergegeven hoe het pensioenfonds zal communiceren over het crisisplan en in de verschillende stadia van een crisis. Communicatiefase Fase 1: Communicatie over het crisisplan Moment van communiceren Na vaststellen crisisplan, binnen een maand ABTN BPF Koopvaardij 2013 Hoofdboodschap Doelgroep Kanalen/ middelen -Bestaan en doel van crisisplan -Inhoud op -Actieve deelnemers -Gewezen deelnemers -Pensioengerechtigden -PensioenKompas -Website -Werkgeversnieuwsbrie pag. 87 hoofdlijnen Fase 2: Aanvang crisissituatie Binnen 1 maand na aanvang crisis Fase 3: Bestuursbesluit(en) over maatregelen Binnen 3 weken na besluit bestuur Fase 4: Ongedaan maken maatregelen Binnen 2 weken na besluit bestuur -Verslechtering financiële situatie fonds -Mogelijke maatregelen inclusief gevolgen -Impact en afweging maatregelen -Belangenafweging -Financiële situatie -Maatregel(en) die genomen worden -Gevolgen van de maatregelen voor de deelnemer -Evenwichtige verdeling en belangenbehartiging -Verwachtingen -Verbetering financiële situatie -Maatregelen (gedeeltelijk) ongedaan gemaakt -Gevolgen van het ongedaan maken van de maatregelen voor de deelnemer -Evenwichtige verdeling en belangenbehartiging -Werkgevers -Sociale partners -Overige organen -Toezichthouders idem -Brief aan belanghebbenden -Website -Werkgeversnieuwsbrie -Mondeling aan toezichthouders en overige organen idem idem Idem idem In het geval van een crisis zal het bestuur met de toezichthouder communiceren op de daarvoor voorgeschreven wijze en met inachtneming van de daarvoor voorgeschreven termijnen. Aan alle actieve deelnemers en pensioengerechtigden zal in aanvulling op al eerder gedane maandelijkse mededelingen over de financiële situatie van het pensioenfonds op de website middels een brief worden gecommuniceerd dat van een crisis sprake is en dat maatregelen moeten worden genomen. Er zal tevens worden aangegeven welke maatregelen dat zullen zijn en per welke datum ze zullen worden toegepast. Beleid ongedaan maken crisismaatregelen Wanneer de dekkingsgraad het niveau van 135% heeft overschreden zal de toegepaste korting van de pensioenaanspraken (gedeeltelijk) ongedaan worden gemaakt. Bij het ongedaan maken van de toegepaste korting van de pensioenaanspraken zal ervoor worden gezorgd dat de dekkingsgraad het niveau ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag. 88 van 135% niet zal onderschrijden. Er wordt maximaal éénmaal per jaar gecompenseerd. Het bestuur stelt op het moment van het compenseren van de toegepaste korting het te compenseren percentage van de aanspraken en rechten vast. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks over het al dan niet compenseren van de toegepaste korting. 8. Besluitvormingsproces ln het geval van een crisissituatie zal het bestuur handelen conform de wettelijk gestelde termijnen voor een kortetermijnherstelplan en op basis van het gestelde in dit crisisplan. Besluiten kunnen door het bestuur worden genomen conform artikel 12 van de statuten. Het dagelijks beleid van het pensioenfonds wordt intensief beoordeeld door de eerste aanspreekpunten van de verschillende aandachtsgebieden in samenwerking met het dagelijks bestuur. De eerete aanspreekpunten zijn daarom bij uitstek in de positie om tijdig een dreigende crisissituatie te signaleren. Omdat het bestuur zeerfrequentvergadert, kunnen de portefeuillehoudere met het dagelijks bestuur als crisisteam opfreden, met verantwoording aan het voltallige bestuur. 9. Beoordeling actualiteit Het bestuur zal het crisisplan opnemen als vast agendapunt bij de periodieke toetsing van de ABTN. Bij continuïteitsanalyses en ALM-studies zal onderdeel 2 van dit crisisplan van nieuwe informatie worden voorzien. ABTN BPF Koopvaardij 2013 pag.
© Copyright 2024 ExpyDoc