Samenvatting advies De Commissie Fusietoets in het

Samenvatting advies
De Commissie Fusietoets in het Onderwijs adviseert de minister van OCW om goedkeuring niet te
onthouden aan de voorgenomen bestuurlijke fusie tussen de Stichting katholiek Onderwijs
Hoofddorp en de Vereniging Christelijk Onderwijs Quercus.
De voorgenomen bestuurlijke fusie levert geen daadwerkelijke belemmering op van de variatie in
het onderwijsaanbod, als bedoeld in artikel 64c, eerste lid, van de WPO en artikel 10 van de
Regeling. Het schoolbestuur dat door de fusie ontstaat, gaat in de gemeente Haarlemmermeer
waar zijn scholen actief zijn 32% van het onderwijsaanbod verzorgen naar het aantal basisscholen
en 37% van het onderwijsaanbod naar het aantal leerlingen dat basisonderwijs volgt.
De Wet fusietoets in het onderwijs is ingegeven door de wens de menselijke maat in het onderwijs
te behouden. Vanuit dit perspectief valt niet in te zien waarom aanvragers overgaan tot een
bestuurlijke fusie, terwijl zij ieder voor zich een gemiddelde omvang hebben en beide financieel
gezond lijken. De risico’s die als een reële bedreiging kunnen gelden voor de continuïteit van
kleinere organisaties zijn voor organisaties met de omvang van die van aanvragers minder groot en
nopende daarom niet tot een volledige (en onomkeerbare) fusie. De commissie is daarom kritisch
over de redenen van aanvragers om te fuseren, maar vindt evenwel geen aanknopingspunten in de
wetgeving om naar aanleiding van de voorliggende aanvraag de minister te adviseren diens
goedkeuring aan de fusie te onthouden.
1
ADVIES
Zaaknummer: OND/13/56877 – AFO099
Inzake de aanvraag voor goedkeuring van de bestuurlijke fusie in het primair onderwijs van:
1
De Stichting katholiek Onderwijs Hoofddorp (hierna: SKOH), bevoegd gezag van acht
scholen voor basisonderwijs naar rooms-katholieke richting, gehuisvest in de gemeente
Haarlemmermeer. Deze aanvrager verzorgt onderwijs aan in totaal 2.666 leerlingen;
2
De Vereniging Christelijk Onderwijs Quercus (hierna: Quercus), bevoegd gezag van elf
scholen voor basisonderwijs naar protestants-christelijke richting, eveneens gehuisvest in de
3
gemeente Haarlemmermeer. Deze aanvrager verzorgt onderwijs aan in totaal 3.046 leerlingen.
Aanvragers zijn voornemens het bestuur over de onder hen ressorterende scholen over te dragen aan
een nieuw op te richten rechtspersoon per 1 augustus 2014. De ontvangende rechtspersoon wordt
een stichting. Er ontstaat per die datum één bevoegd gezag met negentien scholen en in totaal 5.712
leerlingen.
1. Aanvraag en proces
Op 22 november 2013 is bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, de uitvoeringsorganisatie van het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: DUO) de fusieaanvraag ingediend. Bij de
aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: de fusie-effectrapportage (hierna: de fer), de
verklaringen van de betrokken gemeenschappelijke medezeggenschapsraden (hierna: de gmr-en)
waaruit blijkt dat zij instemmen met de voorgenomen fusie, de notitie van 2 september 2013
Ontwikkelingen leerlingaantallen en marktaandeel fusieorganisaties in Haarlemmermeer en de
documenten door aanvragers geduid als Het Fusieboek, dat bestaat uit Deel A: hoofdlijnennotitie en
Deel B: Uitwerking van de plannen voor een nieuwe organisatie, opnieuw met een aantal bijlagen.
Bij brief van 4 december 2013 is de ontvangst van de aanvraag bevestigd en zijn aanvragers op de
hoogte gesteld dat de aanvraag in behandeling is genomen door de Commissie fusietoets in het
onderwijs (hierna: de CFTO).
2. Doel en motivatie fusie
Aanvragers noemen als reden voor de voorgenomen fusie de wens om de kwaliteit van het onderwijs
aan de scholen van aanvragers te behouden. Aanvragers ervaren dat de kwaliteit op verschillende
locaties onder druk staat door de daling van het aantal leerlingen dat de scholen van aanvragers
bezoekt. Door de voorgenomen fusie menen aanvragers ook voor de langere termijn te kunnen
garanderen dat er keuzevrijheid blijft bestaan voor de ouders, in ieder geval tussen openbaar en
bijzonder onderwijs.
Aanvragers willen komen tot schaalvergroting omdat de huidige omvang van de organisaties maakt
dat zij worden geconfronteerd met bestuurlijke, financiële en instandhoudingsgrenzen. Aanvragers
1
Het bevoegd gezag-nummer van de SKOH is 43266.
Het bevoegd gezag-nummer van de Quercus is 26339.
3
De leerlingaantallen zijn die opgegeven door aanvragers per teldatum 1 oktober 2012 en dus relevant voor de
bekostiging van schooljaar 2013/14.
2
2
menen ieder voor zich niet het vermogen te hebben om onderwijs en beleid in eigen handen te
nemen.
Aanvragers willen tevens komen tot een bestuurlijke organisatie die door haar omvang minder
kwetsbaar is. De schaalvergroting moet het voor hen mogelijk maken om te komen tot
professionalisering op stafniveau op belangrijke portefeuilles als personeelsbeleid, financiën en
huisvesting.
3. Beoordeling menselijke maat
4
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet fusietoets in het onderwijs blijkt dat de fusietoets is
5
bedoeld om te bevorderen dat onderwijsinstellingen zich op een menselijke maat organiseren. Een
menselijke maat houdt in dat een onderwijsinstelling overzichtelijk is, zodat de betrokkenen en de
belanghebbenden zeggenschap en keuzevrijheid hebben en zich samen verantwoordelijk weten voor
de onderwijsinstelling en de lijnen van besluitvorming kort zijn.
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat schaalgrootte van de onderwijsorganisatie van invloed is
op legitimatie van bestuur en de keuzevrijheid van leerlingen, ouders en deelnemers voor onder meer
richting en pedagogische-didactische aanpak. Door schaalvergroting kan die menselijke maat onder
6
druk komen te staan en kan een “democratisch gat” ontstaan. Dit democratisch gat ontstaat als de
direct belanghebbenden bij de scholen zich niet langer eigenaar voelen van “hun” school, noch op
relevante wijze een bijdrage kunnen leveren aan onder meer belangrijke besluitvorming van het
bestuur van de school of de instelling.
3.1 Beoordeling schaalgrootte
In de memorie van toelichting bij de Wet staat dat in het primair onderwijs een bestuursomvang van
tien scholen als een hanteerbare schaal wordt beschouwd, waarbij aspecten van schoolnabijheid en
menselijke maat goed zijn te combineren met doelmatigheid en efficiency. De CFTO constateert in dit
verband dat bij de voorliggende fusie-aanvraag sprake is van één bestuur dat verantwoordelijk is voor
acht scholen en één bestuur dat verantwoordelijk is voor elf scholen met gezamenlijk 5.712 leerlingen.
SKOH heeft 2.666 leerlingen in basisonderwijs. Het bevoegd gezag heeft een gemiddelde
schoolgrootte van ruim 330 leerlingen. Quercus verzorgt onderwijs aan 3.046 leerlingen. De
gemiddelde schoolgrootte van dit bevoegd gezag bedraagt bijna 280 leerlingen. Deze
leerlingaantallen bevinden zich reeds boven de gemiddelde schoolgrootte in Nederland. Beide
aanvragers hebben ieder vier scholen die dit gemiddelde ruim overschrijden.
Met de voorgenomen fusie ontstaat een nieuw bevoegd gezag, waaronder negentien scholen zullen
ressorteren. Het referentieniveau voor de bestuursomvang wordt aldus na de fusie overschreden. De
gemiddelde schoolgrootte van aanvragers wordt ruim 300 leerlingen.
3.2 Beoordeling lijnen van besluitvorming
7
In de brief over de menselijke maat in het onderwijs van de minister van OCW uit 2008 wordt
ingegaan op het belang van voldoende legitimiteit van besturen: “Hoewel besluiten van besturen en
instellingen draagvlak nodig hebben van interne en externe belanghebbenden, voelen deze zich vaak
onvoldoende betrokken en vertegenwoordigd. Dit is zelfs het geval bij prioritaire belanghebbenden,
zoals de ouders in het funderend onderwijs. Dat maakt de vraag naar de interne betrokkenheid en
naar de maatschappelijke verankering van scholen relevant. De inzet van gemeenschapsgeld behoeft
legitimatie. Maar legitimatie komt niet louter tot stand via de wet of van de overheid.”
4
Stb. 2011, 95.
Kamerstukken II 2008/09, 32 040, nr. 3.
6
Monique Turkenburg, Schoolbesturen over goed bestuur en de maatschappelijke opdracht van de
school,(rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau), Den Haag: juli 2008, p.20.
7
Kamerstukken II 2008/09, 31 135, nr. 16.
5
3
De minister schrijft verder: “Die betrokkenheid […] vergroot ook de kans op succes van de leerlingen
en zorgt voor meer afstemming over de opvoeding en vorming van leerlingen. De Onderwijsraad
signaleert dat mede als gevolg van de hierboven beschreven ontwikkelingen het bestuur wordt
8
“weggeprofessionaliseerd”, waardoor ouders nauwelijks nog kunnen participeren in het bestuur. Het
is onze inzet om het bestuur dicht bij de ouders te houden of te brengen.” De fusietoets draagt hier
aan bij en moet er voor zorgen dat het bestuur dicht bij de ouders blijft.
De CFTO constateert dat aanvragers hebben aangegeven dat de bestuursomvang die ontstaat door
de voorgenomen fusie geen aanleiding geeft om een aanvullende managementlaag in te stellen. De
CFTO ziet hier ook geen aanleiding toe. In die zin zal de menselijke maat waarop het onderwijs aan
de onderwijsorganisaties is georganiseerd, niet lijden onder de voorgenomen fusie.
De commissie neemt evenwel kennis van het feit dat de vereniging Quercus zal ophouden te bestaan.
Dit kan bijdragen aan het eerder beschreven democratisch gat, omdat de ouders van de leerlingen
van de scholen van Quercus niet langer directe inspraak hebben bij het bestuur van de scholen; het
verkrijgende bevoegd gezag is immers een stichting en kent dus geen algemene ledenvergadering als
hoogste orgaan.
4. Interne en externe legitimiteit van het fusieproces
Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de fer primair een instrument is voor belanghebbenden
om inzicht te krijgen in motieven, doelen en effecten van de fusie, en om daarop invloed te kunnen
9
uitoefenen. Voor het bestuur dient de fer om draagvlak onder de belanghebbenden te krijgen. Het is
een vorm van transparantie waarmee het bestuur zich verantwoordt over fusievoornemens.
Indien de fer de vereiste elementen bevat kunnen belanghebbenden zich een goed oordeel vormen
over de noodzaak of wenselijkheid van een fusie en zijn ze optimaal betrokken. Dat is haar
belangrijkste doel. Daarmee wordt ruimte gegeven aan de autonomie van instellingen. Daarnaast is
de fer een middel om te toetsen of instellingen een zorgvuldig proces hebben doorlopen. Het gaat om
de vraag of het voornemen om te fuseren voldoende is gelegitimeerd onder de belanghebbenden. In
artikel 64b, eerste lid, van de WPO is bepaald dat de aanvraag vergezeld gaat van een door de
rechtspersoon of rechtspersonen opgestelde fer en een schriftelijke verklaring van instemming met de
fusie door de betrokken medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden.
4.1 Interne legitimiteit
Samen met de aanvraag heeft DUO van aanvragers de verklaringen van de betrokken medezeggenschapsorganen ontvangen.
De gmr van SKOH heeft tijdens zijn vergadering van 2 oktober 2013 ingestemd met het voorgenomen
besluit om te fuseren en met de bijbehorende fer. Uit de brief van 3 oktober 2013 waaruit de
instemming blijkt, blijkt tevens dat de raad zich tijdens twee afzonderlijke vergaderingen over het
voorgenomen besluit en de fer heeft gebogen. De raad spreekt haar waardering uit over hoe zij bij het
besluitvormingsproces is betrokken, door onder meer op vier verschillende momenten over de
voortgang van de voorbereidingen te zijn geïnformeerd. De raad is tevens in de gelegenheid gesteld
deel te nemen aan verschillende werkconferenties over de fusie.
De gmr van Quercus heeft eveneens ingestemd met afzonderlijk de voorgenomen fusie en de fer,
blijkt uit de brief van 15 november 2013. De raad heeft zich tijdens twee verschillende vergaderingen
over het onderwerp kunnen buigen. Anders dan bij de besluitvorming bij SKOH zit er niet meer dan
twee dagen tussen deze vergaderingen. Ook de gmr van Quercus spreekt, met dezelfde woorden als
8
De bestuurlijke ontwikkeling van het Nederlandse onderwijs (Advies van de Onderwijsraad), Den Haag:
november 2008, p.33.
9
Kamerstukken II 2008/09, 32 040, nr. 3, p.11.
4
de gmr van SKOH, haar waardering uit over hoe zij bij de besluitvorming is betrokken, door onder
meer op vijf verschillende momenten over de voortgang van de voorbereidingen te zijn geïnformeerd.
Ook de raad van Quercus is in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan verschillende
werkconferenties over de voorgenomen fusie.
Gezien het feit van beide betrokken medezeggenschapsorganen instemmende verklaringen zijn
overgelegd voor de voorgenomen fusie en de fer’s, en daarenboven blijkt dat de algemene
ledenvergadering van Quercus zich uit heeft kunnen spreken over de voorgenomen fusie en de
aanvraag, heeft de CFTO geen aanleiding te veronderstellen dat de voorgenomen fusie intern
draagvlak ontbeert.
4.2 Externe legitimiteit
Voor het succes van een fusie van onderwijsinstellingen is van belang dat er naast interne legitimiteit
ook sprake is van externe legitimiteit. Om deze reden heeft de Tweede Kamer erop aangedrongen,
dat onderwijsinstellingen bij fusies ook advies moeten vragen aan de colleges van burgemeester en
wethouders van betrokken gemeenten. In het advies moet door de colleges worden ingegaan op de
wenselijkheid van de voorgenomen fusie. Het advies maakt onderdeel uit van de fer.
Bij deze aanvraag is het advies gevoegd van het college van de gemeente Haarlemmermeer. Het
college heeft in haar brief haar positieve advies over de voorgenomen fusie vooraf doen gaan van een
uitgebreide overweging. Het college doet onder meer verslag van een aantal afspraken die het met
aanvragers heeft gemaakt om tot een positief advies te kunnen komen. Tot slot merkt het college op
dat zij nog geen kennis heeft genomen van de fer en dat wanneer de fer daar aanleiding toe geeft het,
het advies mogelijk zal herzien. Aanvragers hebben aangegeven geen aangepast advies van het
college te hebben ontvangen, nadat het college kennis heeft genomen van de fer.
Gezien het voorgaande heeft de CFTO geen aanleiding te veronderstellen dat de voorgenomen fusie
extern draagvlak ontbeert.
5. Effect op keuzevrijheid
In artikel 64c, eerste lid, van de WPO wordt de fusietoets omschreven voor de sector primair
onderwijs. De minister kan goedkeuring aan de fusieaanvraag onthouden indien als gevolg van de
fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van richting als van
pedagogisch-didactische aanpak, binnen het voedingsgebied van de te fuseren scholen of
rechtspersonen op significante wijze wordt belemmerd.
Voor de uitoefening van de bevoegdheid van de minister zijn beleidsregels vastgesteld welke zijn
neergelegd in “de Regeling en beleidsregels fusietoets in het onderwijs” (hierna: de Regeling). In
artikel 10 van de Regeling is bepaald dat in ieder geval sprake is van een significante belemmering
van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, indien de door de voorgenomen bestuurlijke
fusie ontstane rechtspersoon een marktpositie van meer dan 50% van het onderwijsaanbod heeft in
de gemeente(n) waarin de rechtspersoon scholen in stand houdt.
De CFTO toetst op basis van de bij de aanvraag overlegde gegevens en op basis van haar eigen
onderzoek of sprake is van een significante belemmering van de keuzevrijheid door de voorgenomen
fusie en, zo dit het geval is, of de belemmering gerechtvaardigd is.
5.1 Effect op marktaandeel en regionale bestuursmacht
SKOH heeft in de gemeente acht van de in totaal 59 scholen voor basisonderwijs onder haar bevoegd
gezag. Dit betekent dat zij een aandeel heeft in het onderwijsaanbod in Haarlemmermeer van 14%
naar het aantal scholen voor basisonderwijs en het onderwijs verzorgt aan 17% van de
basisschoolleerlingen in de gemeente. Hiermee is deze aanvrager het op twee-na-grootste
schoolbestuur in de gemeente. Zij moet Quercus, de tweede aanvrager, voor zich dulden. Dit is het
op één-na-grootste schoolbestuur. De Stichting Openbaar Primair Onderwijs Haarlemmeer is het
5
grootste met 22 scholen waaronder één school voor speciaal basisonderwijs. Dit laatste bevoegd
gezag is verantwoordelijk voor het basisonderwijs aan 4.895 leerlingen en aan 124 leerling in het
speciaal basisonderwijs.
Quercus verzorgt in de gemeente aan elf van de 59 scholen onderwijs. Dat is 19% van het
basisonderwijsaanbod. Aan de scholen verzorgt deze aanvrager het onderwijs aan 20% van de
leerlingen die in de gemeente basisonderwijs volgen.
Er zijn nog drie andere besturen die een behoorlijk aantal scholen in het gebied in stand houden. De
Stichting Openbaar Primair Onderwijs Haarlemmeer houdt als gezegd 22 scholen voor primair
onderwijs in stand in de gemeente, waarvan één school voor speciaal basisonderwijs. Het tweede
bevoegd gezag van enige omvang is de Stichting Confessioneel Onderwijs de la Salle; het verzorgt
het onderwijs aan zeven scholen. Elf van de scholen van dit bevoegd gezag zijn in andere gemeenten
gehuisvest, het is dus verantwoordelijk voor achttien scholen in totaal. Het derde bevoegd gezag is de
Vereniging voor Protestants Christelijk Onderwijs 'De Basis', verantwoordelijk voor eveneens zeven
scholen in de gemeenten en vijf daarbuiten. Dit laatste bevoegd gezag is dus verantwoordelijk voor in
totaal twaalf scholen.
Daarnaast zijn in de gemeente nog vier andere besturen actief waarvan drie met één basisschool en
één met twee basisscholen. Hoewel drie van de besturen, één antroposofisch, één evangelisch en
één rooms-katholiek, hier slechts met één school zijn vertegenwoordigd, hebben deze besturen een
behoorlijke omvang en verzorgen zij samen onderwijs aan dertig scholen buiten de gemeente.
Het schoolbestuur dat door de fusie ontstaat, gaat in de gemeente 32% van het onderwijsaanbod
verzorgen naar het aantal scholen en 37% naar het aantal leerlingen dat basisonderwijs volgt in de
gemeente. In de gemeente krijgt het dus geen overwegend aandeel van het onderwijsaanbod.
5.2 Effect op keuzevrijheid naar en binnen richting
Naar richting zullen aanvragers in het hele gebied een aandeel in het onderwijsaanbod innemen van
negentien van de 38 basisscholen voor bijzonder onderwijs. Dat is 50% van het aantal bijzondere
scholen. Naar richting worden aanvragers het op één-na-grootste schoolbestuur naar het aantal
scholen dat in dit gebied actief is.
Het nieuwe schoolbestuur is interconfessioneel. Zij krijgt het bevoegd gezag over acht scholen voor
rooms-katholiek onderwijs en elf voor protestants-christelijk onderwijs. Voor wat betreft het
protestants-christelijk onderwijs in de gemeenten verwerft het een aandeel van 60% en voor wat
betreft het katholiek onderwijs van 53% van het onderwijsaanbod naar het aantal scholen. Het krijgt
50% van het basisonderwijsaanbod binnen het bijzonder onderwijs in de gemeente. Het aantal
scholen naar denominatie in het gebied verandert niet, in de gemeente blijft het aantal verschillende
richtingen op eenzelfde wijze vertegenwoordigd.
De CFTO constateert dat in het gebied het aantal scholen niet afneemt en geen van de scholen van
denominatie verandert. Het aantal verschillende richtingen in dit voedingsgebied blijft divers:
algemeen bijzonder, antroposofisch, protestants-christelijk, evangelisch en rooms-katholiek. De
richtingen blijven op eenzelfde wijze vertegenwoordigd. Wel is het zo dat het aantal besturen met één
afneemt.
5.3 Effect op keuzevrijheid naar pedagogische aanpak
Doordat aanvragers zonder uitzondering op hun scholen het onderwijs vormgeven op basis van een
regulier onderwijsconcept, zal de fusie qua keuzemogelijkheden naar pedagogisch-didactische
aanpak geen wijzigingen tot gevolg hebben.
5.4 Conclusie effect op de keuzevrijheid
Gezien het voorgaande heeft de voorgenomen fusie naar het oordeel van de CFTO geen significant
effect op de keuzevrijheid; de bestaande keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen om voor
6
onderwijs te kiezen dat het best bij hen aansluit blijven nagenoeg dezelfde. De bestuursmacht van
aanvragers verandert: aanvragers verstevigen samen hun positie in de gemeenten, van
onderscheidenlijk 14% en 19% naar 33% van het aandeel in het onderwijsaanbod, en nemen samen
50% van het bijzonder basisonderwijs in de gemeente voor hun rekening. Dit levert naar het oordeel
van de CFTO evenwel geen belemmering op van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod
op significante wijze als bedoeld in artikel 64c van de WPO en artikel 10 van de Regeling, noch in het
opzicht van richting, noch in het opzicht van pedagogische-didactische aanpak.
6. Rechtvaardigingsgronden
Artikel 19 van de regeling fusietoets bepaalt dat rechtvaardigingsgronden voor fusie in ieder geval
kunnen zijn:
•
•
•
De omstandigheid, dat bij het achterwege blijven van de fusie de continuïteit of de variatie van het
onderwijsaanbod in gevaar komt;
De omstandigheid dat bij het achterwege blijven van de fusie de kwaliteit van het onderwijs in
redelijkheid niet geborgd kan worden, en
De omstandigheid dat er binnen de beschikbare financiële middelen geen alternatieve
mogelijkheden dan fusie te vinden zijn.
Deze opsomming is niet limitatief. De CFTO beoordeelt daarom altijd of door de fuserende besturen
nog andere gronden zijn aangedragen die als rechtvaardiging kunnen dienen.
Hoewel er op basis van de hiervoor uitgevoerde analyse geen sprake is van een daadwerkelijke
belemmering van het onderwijsaanbod op significante wijze, worden de motieven voor fusie hieronder
kort behandeld om recht te doen aan de fusie-aanvraag en de aanvragers.
6.1 Continuïteit en krimp
Uit de motivatie zoals die volgt uit de fer, blijkt dat de voornaamste drijfveer voor de voorgenomen
fusie in het verlengde ligt van de in artikel 19 van de Regeling eerstgenoemde rechtvaardigingsgrond:
de voorgenomen fusie moet voorkomen dat de continuïteit van het onderwijsaanbod of de variatie
hiervan in gevaar komt.
Krimp op gemeentelijk niveau
Blijkens de krimpcijfers van het ministerie van OCW bedraagt de demografische-krimp van de
basisgeneratie van 4 tot 12 jarigen in de gemeente Haarlemmermeer in de periode ruim 1% in 2020
ten opzichte van 2010.
Verwachte krimp op bestuurs- en schoolniveau in relatie tot opheffingsnormen
Aanvragers verwachten een afname van het aantal leerlingen over een periode van vijf jaar van
tussen de 6 en 8% en over tien jaar tussen de 11 en 14%.
10
Aanvragers houden in totaal zes scholen in stand onder de gemeentelijke opheffingsnorm. Dit zijn
de Christelijke basisscholen De Tonne, De Wegwijzer, Juliana van Stolberg en De Wijngaard, onder
het bevoegd gezag van Quercus en de rooms-katholieke basisscholen De Wilgen en St. Willibrordus
onder het bevoegd gezag van SKOH.
Op dit moment geven de leerlingaantallen geen aanleiding om aan te nemen dat één van de scholen
van aanvragers zal moeten worden gesloten vanwege de beëindiging van de bekostiging als gevolg
van de leerlingaantallen.
Omdat als hiervoor overwogen geen sprake is van een belemmering op significante wijze als bedoeld
in de Wet heeft de commissie nader onderzoek verder achterwege gelaten op dit punt en onthoudt zij
zich van een oordeel over de aannemelijkheid van deze rechtvaardigingsgrond voor de fusie.
10
Dit volgt uit de telgegevens van 1 oktober 2012, relevant voor de bekostiging van het lopende schooljaar.
7
6.2. Financiële positie
Aanvragers zoeken schaalvergroting ook op basis van een financieel argument: de verwachte
demografische-krimp heeft ook financiële gevolgen, aldus aanvragers.
Uit de financiële gegevens die DUO heeft gepubliceerd op zijn site, blijkt dat de cijfers van aanvragers
met betrekking tot de solvabiliteitsratio’s 1 en 2, alsmede die over de liquiditeitsratio in ieder geval in
2011 een positief beeld geven. De rentabiliteit van aanvragers heeft in de periode tussen 2007 en
11
2011 en met name in de laatste jaren een positieve ontwikkeling laten zien. De besturen staan niet
onder verhoogd of hoog financieel toezicht van de inspectie.
Er is derhalve geen directe aanleiding om aan te nemen, dat de beide besturen zelfstandig niet in
staat zouden zijn het hoofd boven water te houden of de financiële consequenties van de verwachte
afnamen van de leerlingaantallen op te vangen binnen hun eigen organisatie.
7. Conclusie
Aanvragers beogen door de voorgenomen schaalvergroting te realiseren, dat de consequenties van
de verwachte daling van het aantal leerlingen dat de scholen van aanvragers bezoekt, beter kan
worden opvangen. De verwachte daling van de leerlingaantallen zorgt volgens aanvragers ervoor dat
de kwaliteit van het onderwijs op hun scholen onder druk komt te staan, en dat de daling financiële
consequenties met zich meebrengt die door bezuinigingen zullen moeten worden opgevangen. Door
schaalvergroting wordt het volgens aanvragers mogelijk om op stafniveau van de nieuwe organisatie
de verdere professionalisering te realiseren die voor deze bezuinigen noodzakelijk is. Aanvragers
willen komen tot een bestuurlijke organisatie die door haar omvang minder kwetsbaar is.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraden van aanvragers hebben zonder voorbehoud
ingestemd met de voorgenomen fusie en ook de algemene ledenvergadering van Quercus heeft zich
over de voorgenomen fusie uitgesproken en hiermee ingestemd. De CFTO heeft daarom geen
aanleiding om aan te nemen dat het de fusie of het fusieproces aan interne legitimatie ontbreekt. De
externe legitimatie wordt beoordeeld aan de hand van het advies van het college van burgemeester
en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Het college heeft positief geadviseerd,
kennisneming van de fer heeft hier geen verandering in gebracht.
De Wet fusietoets in het onderwijs is ingegeven door de wens de menselijke maat in het onderwijs te
behouden. Vanuit dit perspectief valt niet in te zien waarom aanvragers overgaan tot een bestuurlijke
fusie, terwijl zij ieder voor zich een gemiddelde omvang hebben en beide financieel gezond lijken. De
risico’s die als een reële bedreiging kunnen gelden voor de continuïteit van kleinere organisaties zijn
voor organisaties met de omvang van die van aanvragers minder groot en nopende daarom niet tot
een volledige (en onomkeerbare) fusie.
De commissie is daarom kritisch over de redenen van aanvragers om te fuseren, maar vindt evenwel
geen aanknopingspunten in de wetgeving om naar aanleiding van de voorliggende aanvraag de
minister te adviseren diens goedkeuring aan de fusie te onthouden.
Voor wat betreft belemmering van de variatie in het onderwijsaanbod, stelt de commissie vast dat het
schoolbestuur dat door de fusie ontstaat 32% van het onderwijsaanbod gaat verzorgen naar het
aantal basisscholen en 37% van het onderwijsaanbod naar het aantal leerlingen dat basisonderwijs
volgt in de gemeente. Voor leerlingen en ouders in het voedingsgebied blijft het onderwijsaanbod voor
wat betreft richting en pedagogische aanpak hetzelfde. Er is geen sprake van een belemmering van
de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, althans niet op significante wijze, als bedoeld in
de Wet.
11
Financiële gegevens primair onderwijs, jaarrekeningen 2007 tot en met 2011.
8
8. Advies
Alles overwegende adviseert de Commissie fusietoets in het Onderwijs de minister van OCW om
goedkeuring niet te onthouden aan de bestuurlijke fusie tussen De Stichting katholiek Onderwijs
Hoofddorp en De Vereniging Christelijk Onderwijs Quercus.
Het advies is aldus vastgesteld te Den Haag, 14 januari 2014, door de Commissie Fusietoets in het
Onderwijs.
Namens deze,
De voorzitter,
prof. dr. A.M.L. van Wieringen
9