Aan de vaste Kamercommissie voor OCW Per mail: [email protected] Den Haag, 27 juni 2014 Betreft: overleg maandag 30 juni uitwerking maatregelen leerlingendaling PO en VO Geachte voorzitter, Binnenkort spreekt uw commissie over enkele zaken rond de scholenstructurele en bestuurlijke vormgeving van het primair en voortgezet onderwijs in relatie tot leerlingendaling. Uw commissie heeft ter voorbereiding van dat gesprek een brief ontvangen van de PO-Raad en de VO-raad, die meerdere onderwerpen aan de orde stelt. Ten aanzien van de fusietoets wil mijn commissie graag reageren. Fusies zijn ingrijpende beslissingen en worden niet lichtvaardig genomen. Het zijn beslissingen die enerzijds binnen het autonome domein van een schoolbestuur liggen en anderzijds vanwege de effecten op andere besturen die autonomie overstijgen. De wetgever heeft om dat laatste vorm te geven twee samenhangende instrumenten in het leven geroepen, te weten de Fusie-effectrapportage (FER) en een daarmee samenhangende landelijke toets (LT). In 2015 zal een evaluatie van de wet plaats vinden op basis van onderzoek. Het komt de commissie voor dat een goed debat gevoerd moet worden in 2015 waarin over alle varianten gesproken kan worden, met een gedegen en onafhankelijk onderzoek als basis. De PO-Raad en de VO-raad zijn als de fusiecommissie het goed leest voorstander van een zorgvuldig fusieproces. De zorgvuldigheid is door de wetgever voorgeschreven in de Fusie-effectrapportage (FER), die vraagt dat de fuserende partners ingaan op: motieven; doelen en effecten; effecten van de fusie op spreiding onderwijsvoorzieningen; effect op keuzevrijheidKosten en baten van de fusie; effecten op het personeel, de leerlingen/studenten en ouders. De verplichtstelling van de FER borgt de zorgvuldigheid van het proces van besluitvorming rond fusies – inclusief een versterking van de positie van de ouders, leerlingen en leerkrachten. Dit ondersteunt het fusieproces en is een ‘checklist’ voor besturen, medezeggenschap en gemeentebesturen. Samenhang tussen de FER en de landelijke toets (LT) Er is een wisselwerking tussen FER en landelijke toets (LT): de aanwezigheid van een landelijke toets bevordert de kwaliteit van de FER. Afzwakken of zelfs afschaffen van de landelijke toets zal de kwaliteit van de besluitvorming over fusies op lokaal niveau via de FER niet ten goede komen. Het is belangrijk dat een derde en gezaghebbende partij meekijkt en beziet of er geen te dominante posities ontstaan, of keuzemogelijkheden op lokaal en regionaal niveau behouden kunnen blijven. Er is geen sprake van het rigide hanteren van een 50% norm door de rijksoverheid en onze adviescommissie, zoals door sommigen wel eens wordt beweerd. Waar het om gaat is het behouden van een reële keuzesituatie voor ouders. Het beginsel van een redelijk, reëel alternatief is een wezenskenmerk van ons onderwijsbestel. Een aardige illustratie is de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 maart 2014 in hoger beroep over de verwijdering van een leerling van een openbare school: deze was mede toegestaan omdat er een redelijk alternatief voorhanden bleek. Een goed werkende Wet fusietoets (FER en LT), die aandacht vraagt voor alternatieve vormen van samenwerking naast fusie, het behoud van keuzevrijheid voor ouders en leerlingen en zowel schaalnadelen als voordelen in kaart brengt en weegt is voor ons onderwijs van belang. Schoolbesturen en de PO-raad maken soms opmerkingen over de administratieve belasting als gevolg van de landelijke toets, maar dat is ten onrechte: de werkzaamheden zitten in het opstellen van een goede FER en de landelijke toets als sluitstuk is dan bijna geen extra werk meer voor de fuserende schoolbesturen. 1 In uitzonderlijke gevallen komt de CFTO tot het oordeel dat er (ernstige) vraagtekens te plaatsen zijn bij een fusie. In zulke gevallen lijkt het ons gewenst, dat er ook nauwkeurig onderzoek wordt gedaan naar alle feiten en omstandigheden. Zo heeft bijvoorbeeld een casus als Amarantis laten zien welke gevolgen het kan hebben als meerdere fusies achtereen leiden tot grote conglomeraten. Hier is een rol voor de CFTO weggelegd, die daarbij steun verdient. Het is moeilijk te begrijpen dat de PO- en VOraad alweer een jaar na het debat over Amarantis en het rapport van de commissie die dat debacle heeft onderzocht voor afschaffing pleiten. Keuze voor een school is een keuze voor een bestuur Een ouder die een school voor zijn of haar kind kiest, kiest daarmee ook een bestuur. Dat is onvermijdelijk en het is bestuurlijk onbehoorlijk om de indruk te wekken dat een schoolkeuze ook niet tegelijkertijd een bestuurskeuze is. Het komt de commissie voor dat het een verantwoordelijkheid is van een organisatie als de PO- en VO-raad om ouders voor te lichten over deze keuzegevolgen. Zodra fusieplannen van besturen getoetst moeten worden door de rijksoverheid, wekken deze instanties soms de indruk dat het er niet toe doet “wie het bestuur is”. Het geeft geen pas als College van Bestuur of zelfs als Raad van Bestuur als het om schoolkeuze gaat achter een boom te gaan staan en te roepen: wij zijn er niet. In de jaren vóór de FER en LT heeft de Tweede Kamer bij fusies vraagtekens geplaatst en er was een brede politieke beweging om alle onderwijsfusies te verbieden. De huidige fusietoets is in zekere zin een soepel instrument. Deze aan betekenis doen verminderen lijkt ons vragen om op afzienbare termijn opnieuw een politiek en maatschappelijk debat aan te gaan over schaalgrootte met onzekere uitkomsten. Toenemende steun in het onderwijsveld sinds 2011, juist ook bij besturenorganisaties Onze commissie valt op dat op dat besturenorganisaties zoals Verus, de VKO (Vereniging voor Katholiek Onderwijs), de VGS (Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs), de LVGS (Landelijk Verband van Gereformeerde Schoolverenigingen) en de ISBO (Islamitische Schoolbesturenorganisatie) in een gezamenlijke brief aan Uw Kamer in de aanloop tot dit debat aangeven dat zij ’zijn gaan hechten aan de fusietoets’ vanuit het belang van het behoud van een pluriform onderwijsaanbod voor leerlingen. De VBS (Vereniging voor Bijzondere Scholen) heeft Uw Kamer laten weten verheugd te zijn dat de staatssecretaris het belang van de menselijke maat onderkent. De opvattingen van deze organisaties van schoolbesturen zijn zich sinds de invoering in 2011 sterker gaan aansluiten bij die van organisaties van ouders, leerkrachten (AOb, CNV Onderwijs) en leerlingen (LAKS, JOB). Deze laatste organisaties hebben van meet af het belang van de Wet fusietoets gesteund, ook in brieven aan Uw Kamer. Dat is recent gebeurd door de Algemene Onderwijsbond en in het najaar van 2013 door CNV Onderwijs en de openbare, katholieke en algemeen-bijzondere ouderorganisaties. De CFTO ervaart verder in haar contacten met de scholen waardering voor het kijken met een open blik en te handelen vanuit het belang van goed onderwijs voor ouders en leerlingen. Hoe groter hoe beter als adagium van PO- en VO-raad? Nu pleiten voor afschaffing van de wet met voorbijgaan aan de wettelijke evaluatietermijn, zoals de PO-Raad en VO-raad doen, is op zijn minst merkwaardig te noemen. Allereerst valt op dat beide sectororganisaties de stelling betrekken dat de menselijke maat van het onderwijs en kleinschaligheid voldoende geborgd zijn in de sector zelf en dat er om die reden geen rol is voor de rijksoverheid om toe te zien op fusies en schaalvergroting. Dit is, blijkens de afgelopen debatten tussen Uw Kamer en de staatssecretaris, een extreem en bijgevolg onhoudbaar standpunt. Voorts valt op dat de beide sectororganisaties beweren, dat de fusietoets een gevaar oplevert voor het behoud van diversiteit, bereikbaarheid en kwaliteit van scholen dan dat het daartoe een bescherming biedt. Het belangrijkste argument dat beide organisaties hiervoor aandragen, is dat kleine schoolbesturen niet de slagkracht hebben van grote besturen. 2 Dit gaat bijna lijken op een oorlog tegen de eenpitters. Terwijl passende facilitering en ondersteuning van de eenpitter een taak van de PO-Raad zou moeten zijn. Ook getuigt deze opstelling van weinig respect voor ouders die zich vrijwillig inzetten in onderwijsbesturen en maatschappelijke verantwoordelijkheid willen dragen. Feiten over de fusietoets in de praktijk In eerdere brieven aan Uw Kamer heeft de CFTO inzicht gegeven in de belangrijkste feiten en cijfers over de werking van de fusietoets in de praktijk. Voor een goed overzicht vindt u ze hier op een rij: Veruit de meeste fusies vinden plaats in de sectoren PO en VO; de sectoren BVE en HBO zijn immers al grootschalig. Fusies in de sectoren PO en VO vinden ook veel plaats in grote steden en minder verstedelijkte gebieden, daar waar krimp helemaal niet aan de orde is en dat is nog altijd 80% van het land. Ernstige krimp vindt immers slechts plaats in 20% van alle gemeenten in ons land. Fusies in ernstige krimpgebieden worden door de CFTO al vanaf de start positief benaderd, zo blijkt uit de eerste casussen die wij reeds eind 2011 hebben behandeld. De versoepeling die de staatssecretaris nu wil doorvoeren, bevestigt de toetslijn die wij destijds al hebben ingezet. De fusietoets is in de kern een redelijk instrument: de meeste fusies krijgen een positief advies. De fusietoets draagt eraan bij dat fusies zorgvuldig verlopen ‘Andere ogen kijken over de schouders van schoolbesturen en medezeggenschapsraden mee”. De landelijke fusietoets geldt, zeker in het PO, voor een beperkt aantal fusies. De meeste fusies daar vallen onder de wettelijke toetsdrempels van 500 leerlingen en 10 scholen. Eerder hebben wij Uw Kamer ons jaarverslag over 2013 toegestuurd. Hierin kunt u nader beschreven diverse casussen terugvinden, die laten zien waar toetsing van fusies in de praktijk op neer komt. Versoepeling van de fusietoets en de wetsevaluatie 2015 In de afgelopen maanden heeft de staatssecretaris met uw commissie overleg gevoerd over aanpassing van de fusietoets. Verdere aanpassingen zullen volgende jaar aan de orde komen bij de wetsevaluatie in 2015, conform de motie die u breed heeft aangenomen. De CFTO heeft in haar tussentijdse evaluatie al gepleit voor enkele maatregelen, die nodig zijn om de fusietoets nog beter uit te kunnen voeren. De belangrijkste maatregel die naar onze mening nodig is betreft een fusie-ondervoorwaarden. De fusietoets in het onderwijs heeft – in tegenstelling tot fusietoetsen in andere sectoren zoals de zorg – een digitaal karakter. Een fusie mag 100% doorgaan, of moet 100% worden tegengehouden. Zoals de minister onlangs heeft bepleit voor de sector MBO, kan het helpen als aan de besluitvorming over fusies voorwaarden kunnen worden verbonden. Dit geeft zowel de minister, de CFTO en aanvragende partijen meer handelingsruimte. Wat onze commissie betreft wordt dit model ook ingevoerd voor de sectoren PO, WEC en VO. Een onafhankelijke partij zoals de CFTO verkeert in een positie om in dialoog met de partijen die een fusie willen doorvoeren afspraken te maken over de voorwaarden waaronder zo’n fusie kan worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van ouders en leerlingen op de langere termijn in de vorm van behoud van minimale keuzevrijheid waar dat haalbaar is. Dit vraagt wel om een steviger en onafhankelijker organisatie van de uitvoering van de wet. Zaken die goed aan de orde kunnen komen bij de wetsevaluatie in 2015. Met vriendelijke groet, Namens de Commissie Fusietoets Onderwijs Prof. dr. A.M.L. van Wieringen 3
© Copyright 2024 ExpyDoc