Uitspraak klacht PhD-student-MSM 2014

Uitspraak
op het verzoekschrift van 9 juni 2014
van een voormalig PhD-student aan de Maastricht School of Management, hierna verzoeker,
met betrekking tot gedragingen van de Maastricht School of Management, hierna MSM.
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 9 juni 2014 heeft de Landelijke Commissie een schrijven (hierna het verzoekschrift) ontvangen met
betrekking tot een aantal gedragingen van de MSM. Het verzoekschrift is veelvuldig per e-mail aangevuld met
nadere informatie.
Omdat in het verzoekschrift geen relatie is gelegd tussen de gedragingen van MSM met de Gedragscode is
verzoeker op 16 juni 2014 en op 4 juli 2014 per e-mail verzocht zijn klacht te relateren aan de artikelen van de
gelijknamige Code. In reactie hierop heeft de Landelijk Commissie op 29 juni een uitgebreide e-mail van
verzoeker ontvangen en op 15 juli 2014 een beknopte chronologische uiteenzetting. Verzoeker heeft in beide
e-mails echter nagelaten zijn klacht te relateren aan de bepalingen in de Gedragscode.
De Landelijke Commissie is op 16 juli 2014 bijeen geweest en heeft het dossier besproken. Besloten is
verzoeker nogmaals te bevragen naar de relatie van zijn klachten met de Gedragscode. In reactie op het
verzoek van de Landelijke Commissie van 23 juli 2014 heeft verzoeker bij e-mail van 1 augustus 2014 zijn klacht
opnieuw geformuleerd, ondersteund door 15 bijlagen. Verzoeker noemt, zonder nadere motivering, de
volgende artikelen die naar zijn mening door de MSM zijn geschonden: 2.1(a), 2.1(h), 2.3, 2.5, 5.4 en 5.5.
Verzoeker plaatst hierbij de kanttekening dat de problemen die hij ondervond tijdens zijn studie niet specifiek
worden benoemd in de Gedragscode.
De Landelijke Commissie heeft op 17 september 2014 het verzoekschrift besproken, waarna uitspraak is
gedaan en het dossier is gesloten.
2. INHOUD VERZOEKSCHRIFT
Het verzoekschrift ziet – kort samengevat – op gedragingen en gebeurtenissen gerelateerd aan het besluit tot
uitschrijving van verzoeker door de MSM van medio april 2012. Verzoeker stelt dat de door de MSM
aangedragen redenen voor het besluit tot uitschrijving hem niet aan te rekenen zijn en wenst zijn studie te
hervatten.
Het besluit tot uitschrijving door de MSM zou zijn genomen om redenen dat de promotor verwacht dat
verzoeker het PhD-programma niet binnen de komende 4 jaar succesvol zal afronden en verzoeker één van de
verplichte modules van het programma, Research Method 2, niet binnen een jaar heeft behaald zoals vereist
volgens de Rules and Regulations van de MSM.
Verzoeker stelt dat de onvoldoende studievoortgang hem niet te verwijten valt. Verzoeker stelt vertraging te
hebben opgelopen door de onstabiele politieke situatie in zijn thuisland, door problemen met het verkrijgen
van data en bovenal door het ontbreken van begeleiding tijdens de eerste 20 maanden van het programma.
Verzoeker stelt dat hem pas na 20 maanden een promotor toegewezen is. Betreffende het niet tijdig behalen
van de verplichte module stelt verzoeker dat hij nooit is geïnformeerd over de deadlines voor een herkansing
en de Rules and Regulations.
3. ONTVANKELIJKHEID
De Landelijke Commissie is bevoegd kennis te nemen van gedragingen van de in het register van de
Gedragscode opgenomen onderwijsinstellingen, voor zover deze gedragingen plaatsvonden na de datum van
opname in dat register. De MSM is een instelling voor hoger onderwijs en is vanaf 19 mei 2006 in het register
van de Gedragscode opgenomen. De gedragingen dateren van na de genoemde datum.
Verzoeker is een buitenlandse PhD-student aan wie door de Nuffic een beurs in het kader van het Netherlands
Fellowship Programme is toegekend. De Gedragscode heeft geen betrekking op wetenschappelijk
onderzoekers.
De Gedragscode definieert een internationale student als volgt:
Een student met een buitenlandse nationaliteit die – voor het zover het een verblijfsvergunningplichtige student
betreft op basis van een daartoe afgegeven verblijfsvergunning – onderwijs gaat volgen, volgt of heeft gevolgd
aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling.
Op het verzoek van de Landelijke Commissie een kopie van een verblijfsdocument te overleggen voor de
periode waarin de gedragingen zich hebben afgespeeld, heeft verzoeker aangegeven deze niet te hebben. Het
laatste in Nederland aan verzoeker afgegeven verblijfsdocument afgegeven onder de beperking studie dateert
van 06-04-2010, geldig tot en met 01-06-2011. Verzoeker stelt dat MSM weigerde mee te werken aan een
verlenging van zijn verblijfsvergunning. De Landelijke Commissie constateert dat niet is gebleken dat verzoeker
ten tijde van de gedragingen een geldige Nederlandse verblijfstitel had.
De Landelijke Commissie is van oordeel dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk is om reden dat de Commissie
niet heeft kunnen vaststellen dat de verzoeker, voor de periode waarin de gedragingen zich hebben
afgespeeld, onder de definitie van internationale student valt.
Gelet op het bovenstaande is de Landelijke Commissie van oordeel dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk is.
4. UITSPRAAK
De Landelijke Commissie verklaart het verzoekschrift niet-ontvankelijk.
Prof. mr. R. Fernhout, voorzitter, mevrouw H.A.M.F. Keijzer-Lambooy, mevrouw dr. K.S. Ali, mr. drs. C. Boom, ir.
F. Kuipers en drs. P.M.M. Rullmann leden, in aanwezigheid van mr. dr. A.G.D. Overmars, secretaris, en
mevrouw J.G. van den Bosch MA, beleidsadviseur.
Aldus gedaan te Utrecht op 17 september 2014,
prof. mr. R. Fernhout
voorzitter
verzonden op 3 oktober 2014
mr. dr. A.G.D. Overmars
secretaris