Docentenhandleiding - Cursus Ondersteunen bij - Factor-E

Docentenhandleiding - Cursus Ondersteunen bij zelfredzaamheid
Over het leerpakket
In deze cursus leert de student hoe hij een zorgvrager kan ondersteunen bij de zelfredzaamheid. Hij leert ook
hoe hij een zorgvrager kan stimuleren en motiveren bij de zelfredzaamheid. Hij leert welke hulpmiddelen de
zorgvrager daarbij kan gebruiken. En hij leert welke wetten er zijn die de ondersteuning van een zorgvrager
regelen.
Specificaties
Titel:
Ondersteunen bij zelfredzaamheid
Soort:
Cursus
Werksituatie:
verpleeg- en verzorgingshuiszorg, thuiszorg, ziekenhuiszorg, kinderopvang,
gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, basisonderwijs
Eindproduct:
brochure voor de verschillende doelgroepen met daarin hulpmiddelen die de
zelfredzaamheid bij de HDL en ADL bevorderen
Beroepstaak:
15 Zorgvrager ondersteunen bij zelfredzaamheid
Niveau:
2
KD:
Zorg en Welzijn Helpende 2011 - 2012
Kerntaak:
2 Ondersteunen bij het zelfstandig functioneren
Werkproces:
2.2 Ondersteunt een cliënt/zorgvrager bij de zelfredzaamheid
Competenties:
D Aandacht en begrip tonen
R Op de behoeften en de verwachtingen van de ‘klant’ richten
Kernwoorden:
Zelfredzaamheid, Wmo, AWBZ, stimuleren, compenseren, motiveren, observeren
Tijdsduur:
20 SBU
Prestatie-indicatoren
D. De helpende zorg en welzijn maakt het voor de cliënt/zorgdrager makkelijker om eventuele problemen te
overwinnen en herkent wanneer de cliënt/zorgdrager het moeilijk heeft en ondersteuning nodig heeft,
waardoor zij de cliënt/zorgdrager optimaal kan stimuleren in diens zelfredzaamheid.
R. De helpende zorg en welzijn inventariseert de verwachtingen, de mogelijkheden en beperkingen van de
cliënt/zorgvrager m.b.t. zelfredzaamheid en sluit daarbij aan, zodat de cliënt/zorgvrager de regie over zijn leven
behoudt en zijn zelfredzaamheid op het gebied van huishouden, wonen, persoonlijke zorg en (sociale)
activiteiten en recreatie op professionele wijze is ondersteund.
Inleiding cursus
Als inleiding kunt u met studenten bespreken hoe het voor een zorgvrager is om ondersteund te worden bij de
zelfredzaamheid. Welke gevoelens roept dat op? Hoe kun je daar als helpende mee omgaan?
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
1
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Cursusplanning
Bij het inplannen van de cursus kunt u uitgaan van de volgende verdeling:
Totaal: 20 SBU
Beroepsproduct
Docententijd (instructie, inleiding, afronding)
Opdrachten
Toets
Leren voor de toets
:25 %
:10 %
:30%
:5%
:20 - 30%
(5 uur)
(2 uur)
(6 uur)
(1 uur)
(4-6 uur)
Antwoorden
Opdracht 1: Eigen ervaring
De student geeft aan of hij wel eens hulp bij zelfredzaamheid nodig gehad heeft en hoe hij dat vond.
Opdracht 2: Zelfredzaamheid
a. De student legt in zijn eigen woorden uit wat zelfredzaamheid inhoudt. Zelfredzaamheid betekent dat je
geen hulp van anderen nodig hebt bij je dagelijks leven.
b. De student geeft aan of hij zelfredzaam is. Hij geeft minimaal 4 voorbeelden waaruit dat blijkt.
Opdracht 3: Functioneren
a. 1. wat de algemene gezondheidstoestand van de zorgvrager is
2. welke beperkingen een zorgvrager heeft
3. hoe de zorgvrager woont
4. hoe de zorgvrager psychisch en sociaal functioneert
5. in wat voor sociale omstandigheden de zorgvrager leeft
b. De student geeft van elk terrein een voorbeeld waardoor de zorgvrager op dat terrein niet meer
zelfredzaam is.
c. De student geeft bij elk voorbeeld aan wat je kunt doen om de zelfredzaamheid op dat terrein te
verbeteren.
Opdracht 4: ADL en HDL
ADL
gezicht en handen wassen
de trap op- en afgaan
in en uit bed komen
buitenshuis lopen
eten en/of drinken
gebruik maken van het toilet
licht huishoudelijk werk
verzorgen van voeten en teennagels, nagels van de
handen verzorgen
overeind komen vanuit een stoel
aan- en uitkleden
zich volledig wassen en afdrogen, inclusief haren
wassen en verzorgen
zich binnenshuis verplaatsen
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
HDL
wassen/ strijken
het opmaken/ verschonen van de bedden
ontbijt/ lunch klaarmaken
boodschappen doen
warme maaltijd klaarmaken
licht huishoudelijk werk
zwaar huishoudelijk werk
2
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Opdracht 5: Gradaties van zelfredzaamheid
1. de zorgvrager kan de activiteit zonder moeite uitvoeren
2. de zorgvrager kan de activiteit wel op eigen kracht uitvoeren, maar met moeite
3. de zorgvrager kan de activiteit wel uitvoeren, maar met hulp van anderen
4. de zorgvrager kan de activiteit helemaal niet uitvoeren
Opdracht 6: Zelfredzaamheid bepalen
Zonder
moeite
ADL
Aan- en uitkleden
In en uit bed komen
Overeind komen vanuit een stoel
Gezicht en handen wassen
Eten en/of drinken
Zich volledig wassen en afdrogen,
inclusief haren wassen en
verzorgen
Gebruik maken van het toilet
Zich binnenshuis verplaatsen
De trap op- en afgaan
Buitenshuis lopen
Verzorgen van voeten en
teennagels, nagels van de handen
verzorgen
HDL
Ontbijt/ lunch klaarmaken
Warme maaltijd klaarmaken
Het opmaken/ verschonen van de
bedden
Boodschappen doen
Wassen/ strijken
‘Licht’ huishoudelijk werk
‘Zwaar’ huishoudelijk werk
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
Met moeite
Alleen met hulp
van anderen
Helemaal niet
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
3
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Opdracht 7: Sociaal netwerk
a. De student legt in zijn eigen woorden uit wat een sociaal netwerk is. Een sociaal netwerk zijn mensen met
wie je omgaat en op wie je bij nood een beroep kunt doen.
b. De mensen uit je sociale netwerk kunnen je mantelzorg geven. Zij kunnen taken overnemen, zoals
boodschappen doen, het bed verschonen of strijken.
Opdracht 8: Waar of niet waar?
Waar
Een mantelzorger is altijd een
bekende van de zorgvrager
Mantelzorg is altijd onbetaald
werk.
Een mantelzorger verleent zorg die
de zorgvrager anders
niet zou krijgen.
Een mantelzorger ondersteunt
altijd bij andere taken dan een
professionele hulpverlener.
Waar
Niet waar
Niet waar
Niet waar
Opdracht 9: Hulpmiddelen
De student zoekt uit welke hulpmiddelen in het huis van meneer De Bakker mogelijk zijn zodat zijn
zelfredzaamheid verbeterd kan worden. Ze schrijven op hoe elk hulpmiddel de zelfredzaamheid van meneer De
Bakker kan verbeteren.
Opdracht 10: Zelfredzaamheid stimuleren
a. Ja, want hij is in staat om deze taken uit te voeren.
b. Ja, want hij kan leren om zijn gedrag te verbeteren.
c. Nee, want zijn kan deze taken niet uitvoeren.
d. Nee, want zij kan deze taken niet uitvoeren.
e. Ja, want hij kan leren om gezonder te eten.
Opdracht 11: Zelfredzaamheid ondersteunen
De student schrijft een casus over een zorgvrager met de ziekte van Parkinson. Zij maakt voor hem een schema
waaruit blijkt hoe zijn zelfredzaamheid is.
Opdracht 12: Sociaal netwerk
De student brengt haar eigen sociale netwerk in beeld. Zij geeft aan welke personen haar zouden kunnen
ondersteunen bij de zelfredzaamheid en wat ze dan voor haar zouden kunnen doen.
Opdracht 13: Rollenspel
De studenten spelen een rollenspel in groepjes van drie. Eén is Marita, één is Jessica en één is observator. In
het rollenspel laat Marita zien hoe ze Jessica stimuleert om haar woonomgeving schoon te houden. Na afloop
worden de rollen omgedraaid.
Opdracht 14: Vereenzaming
De student zoekt uit welke mogelijkheden er in zijn omgeving zijn om vereenzaming van ouderen te
voorkomen.
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
4
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Opdracht 15: Rollenspel
De studenten spelen een rollenspel in groepjes van drie. Eén is helpende, één is meneer De Bakker, één is
observator. In het rollenspel laat de helpende zien hoe ze meneer De Bakker stimuleert om meer sociale
contacten te krijgen. Na afloop spelen ze het rollenspel nog twee keer, waarbij ze de rollen omdraaien.
Opdracht 16: De zelfredzaamheid van een groep
Ieder lid van de groep is weer ergens anders goed in, zo kunnen leden van een groep elkaar aanvullen.
Opdracht 17: Wetten
a. De student bedenkt zelf nog vier voorbeelden van voorzieningen die een zorgvrager via de Wmo kan
krijgen.
b. De student gaat naar het Wmo-loket van de gemeente waar hij woont. Hij legt uit wat het loket voor
zorgvragers die voorzieningen nodig hebben kan betekenen.
Opdracht 18: Samenvatting maken
De student maakt een samenvatting van onderdeel 8: Wetten.
Opdracht 19: Pgb of niet?
De student geeft aan of hij voor een pgb zou kiezen als hij zorg nodig had en waarom.
Opdracht 20: Waar of niet waar?
Je kunt bij zorg via de AWBZ niet voor een PGB kiezen.
Niet waar
Opname in een verpleeghuis wordt geregeld via de Wmo.
Niet waar
Doel van de AWBZ is dat mensen zo veel mogelijk mee blijven doen
in de maatschappij.
De gemeente heeft twee loketten voor zorg: een Wmo-loket en een AWBZ-loket.
Niet waar
Doel van de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig wonen.
Het CIZ stelt vast hoeveel zorg iemand krijgt.
Waar
Waar
Je kunt de hulp van Stichting Jeugdzorg vanuit een PGB betalen.
Niet waar
Niet waar
Opdracht 21: Instructie
De student schrijft een instructie voor de medewerkers van het verpleeghuis over het motiveren van de
zelfredzaamheid van zorgvrager. Ze geeft aan hoe je de zorgvragers het best kunt motiveren. Ze geeft
voorbeelden van taken die de zorgvragers kunnen doen bij de huishoudelijke activiteiten.
Opdracht 22: Tips
De student geeft tips voor het compenseren van het verlies van de zelfredzaamheid van de zorgvrager. Ze geeft
aan welke hulpmiddelen daarbij voor de zorgvrager handig zijn. Ze bedenkt welke professionele zorg en
mantelzorg ervoor kan zorgen dat zij nog zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen.
Opdracht 23: Ouderen en kinderen
Het is belangrijk om ouderen te stimuleren tot zelfredzaamheid. Dat geeft een gevoel van eigenwaarde: het
gevoel de regie over het eigen leven te hebben. Je kunt een vaardigheid bij kinderen alleen stimuleren als deze
past bij de ontwikkelingsfase waarin ze zitten.
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
5
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Opdracht 24: Zelf eten
a rond 15 maanden.
b Kan een lepel grijpen en deze op het bord leggen.
Opdracht 25: 18 maanden
Ze kunnen een kopje optillen en zelf drinken, het lege kopje terugbrengen, een lepel vullen, een leeg bord aan
moeder of vader geven en helpen met uitkleden door sokken en losgemaakte schoenen uit te doen.
Opdracht 26: Vaardigheden stimuleren
Eigen handen afdrogen stimuleren bij 2 to 3 jaar.
Knopen dichtdoen stimuleren bij 3 tot 3 jaar.
Opdracht 27: Veters vastmaken
5-6 jaar.
Opdracht 28: Alleen eten
a 3-4 jaar
b Kan de jaas aantrekken en knopen dichtdoen. Kan de eigen tanden poetsen.
Opdracht 29: Vaktermen uitgelegd
a. De zorgvrager stimuleren om zijn zelfredzaamheid te vergroten.
b. Uitleggen waarom iets belangrijk is, zodat de ander ervoor gaat.
c. Wet maatschappelijke ondersteuning, regelt huishoudelijke hulp, hulp bij persoonlijke verzorging en
hulpmiddelen voor mensen die zelfstandig wonen.
d. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, regelt zwaardere zorg die een zorgvrager nodig heeft.
e. Een bedrag dat je krijgt waarmee je zelf ondersteuning in kunt kopen bij wie je maar wilt.
f. Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen.
g. Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen.
h. Als een zorgvrager iets niet meer kan, moet dat gecompenseerd worden.
Opdracht 30: Casus
De student schrijft een casus over een zorgvrager. Zij mag zelf een situatie bedenken of een situatie nemen die
zij heeft meegemaakt. Uit de casus blijkt dat de helpende de zorgvrager motiveert om zijn zelfredzaamheid te
vergroten
Opdracht 31: Casus
De student schrijft een casus over een zorgvrager met verminderde zelfredzaamheid uit de casus blijkt duidelijk
hoe zijn sociale netwerk hem helpt bij het vergroten van de zelfredzaamheid
Opdracht 32: Het maken van een brochure
Bij deze opdracht moeten de studenten een brochure maken over het ondersteunen van een zorgvrager bij de
zelfredzaamheid. In de brochure moeten de volgende punten aan de orde komen:
1 Hoe kun je een zorgvrager ondersteunen bij de zelfredzaamheid?
2 Welke hulpmiddelen kun je daarbij gebruiken?
3 Hoe kunnen deze hulpmiddelen de zelfredzaamheid vergroten?
4 Hoe ga je daarbij op een respectvolle manier met de zorgvrager om?
Opdracht 33: Wat heb je geleerd?
Bij deze opdracht moet de student de opdrachten nog eens doorlopen en bij elke opdracht aangeven wat hij
van die opdracht geleerd heeft.
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
6
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011
Als de student van die opdracht iets geleerd heeft, geeft hij dat aan met een vrolijke kleur.
Als de student van die opdracht minder geleerd heeft, geeft hij dat aan met een donkere kleur.
Als de student die opdracht prettig en leuk vond om te doen, geeft hij dat aan met zijn lievelingskleur.
Opdracht 34: Hoe is het gegaan?
Dit zijn individuele vragen die de student kan beantwoorden, leg de bedoeling hiervan wel uit.
Opdracht 35: Nabespreken
a. Reflectie: hier gaan de studenten samen met de docent kijken wat de student heeft geleerd en of de kennis
aanwezig is. U kunt hier vragen over de theorie stellen.
b. De student moet duidelijk omschrijven hoe hij zich bepaalde kennis toch eigen gaat maken. Laat de student
vertellen en opschrijven waar hij de informatie vandaan gaat halen en wanneer hij dit gaat doen.
Beoordeling brochure
De student vult eerst zelfstandig het formulier in. Hij geeft het aan de docent, die op zijn beurt het formulier
ook invult.
Bespreek dit samen met de student en kom samen tot een eindbeoordeling.
Extra
www.rijksoverheid.nl
Handleiding cursus: beroepstaak 15 v2
7
Copyright Edu’Actief b.v. © 2011