de voorbespreking op 26 05 2014

De voorbespreking van de Jaarvergadering van 7 juni 2014 op 26 mei 2014.
De taak van de Hogeschool voor een reële mogelijkheid tot wereldvrede.
Introductie
Van de, de Leden voorgestelde, kandidaatsbestuursleden bleken Jaap Sijmons, Andreas
Reigersman, Rick ten Cate en Robert Jan Kelder, aanwezig, en Pim Blomaard en Clarine van
Lookeren Campagne verhinderd. Andreas verteld, als de gespreksleider van de avond, dat de
uitnodiging volgens de methode van de kettingbrief gelanceerd was, en de opkomst boven
verwachting groot, dat hem verheugde. Jaap voegde daaraan toe, dat tot het organiseren van
deze extra gespreksmogelijkheid op eigen initiatief besloten was, toen het nog persoonlijk beantwoorden van de mail met vragen aan hem ondoenlijk bleek. De aanwezigen stelden zich
aan ons voor, maar wezen daarbij gelijk ook op een brief, die nog aan alle leden gestuurd zou
worden, met die inhoud, alsmede een gewijzigd dagprogramma voor 7 juni, waarin toch meer
tijd voor het overleg over de, bij het huidige bestuur dus niet met onverdeeld genoegen voorgestelde kandidaten ingeruimd was. Van het zittende bestuur waren alleen Fanina van Nuffelen en Stephan Jordan aanwezig, aan wie de nieuwe kandidaten te kennen hebben gegeven,
dat zij wensen, dat zij hun huidige werk voortzetten: respectievelijk de zorg voor de Ledengroepen, - inclusief die voor de scheidende en gestorven leden -, en voor de website en de
uitgave van Motief. Michel Gastkemper zei uitdrukkelijk, alleen als hoofdredacteur van Motief aanwezig te zijn en niet als huidig bestuurslid en uitte zich verder niet.
De noodzaak en wenselijkheid van de, ter vergadering te presenteren, nieuwe bestuurlijke
kandidaten door de betrokkenen toegelicht
Kees Lam verduidelijkte hierna om te beginnen de situatie nog eens, waarin men helaas op zo
korte termijn nogmaals tot een voorstel voor een vernieuwing van het bestuur in haar kerntaken had moeten komen: voorzitter, secretaris en penningmeester. Hij was zelf feitelijk vanaf 2012 alleen een voorzitter ad interim geweest, met de opdracht nu nog een nieuwe voorzitter te vinden bij het, onder zijn leiding gevonden, nieuwe team, dat natuurlijk meestal ook andersom gaat. In feite was toch de verhouding van het bestuur tot de hogeschool een voortdurend zoeken en aftasten geweest, waarbij sommigen zelfs niet veel aanwezigheid van het
laatste in Nederland konden ontwaren, of ook nog vragen hadden over de noodzaak daarvan.
En tussen december 2013 en februari 2014, toen de begroting voor 2014 er moest komen,
bleek dit toch het breekpunt geweest te zijn. Het bestuur raakte in onmin met een deel van de
Hogeschoolleiders, en splitste zich dientengevolge ook intern. Kees was dus erg blij met het
voorstel van Jaap, en dankbaar voor het nieuwe bestuur- perspectief, dat hij met zijn nieuwe
team bood.
Jaap Sijmons vulde dit van zijn kant aan, met de bekentenis, dat hij al in 2012 voor het
voor-zitterschap gevraagd was, maar dit had geweigerd, toen de (daartoe uitgenodigde) leden,
bij-een in februari 2012, hem te kennen hadden gegeven, dat zij nog véél meer van die functie
verwachtten, dan Ron met een fulltime baan hen had kunnen geven. Hij kon zijn verantwoordelijke bestuurlijke - en hogeschool – onderwijs, en - onderzoeksbanen en zorg voor zijn
gezin daar niet aan opofferen. Zijn schuldgevoel daarover leek hij te kunnen vergeten, toen
het bestuur zomer 2012 goed op weg leek te gaan, en vooral ook, omdat hij vertrouwen in de
inzet en capaciteiten van de beide filosofen, Auke van der Mey en Jesse Mulder had. Hiervan
moest hij dus terugkomen, toen alles toch misliep. Hij sprak hierna met diverse mensen en
kon met hen gezamenlijk besluiten het alsnog te gaan proberen, onder de voorwaarden, dat
men de door hem voorgestelde vervanging van de bestuur kern zou accepteren, die hij gekozen had uit ervaren bestuursleden, met wie hij snel en goed kon samenwerken, en men de
ondersteuning van het bureau zou uitbreiden en Fanina en Stephan hun werk zouden willen
blijven doen (zie boven). Hij hoopte dan ook, het werk van Auke en Jesse voor de club te
2
kunnen behouden, wiens aftreden hem diep geschokt hadden, en die hij helaas niet meer in het
bestuur kon meenemen.
Men blijkt inderdaad nog wel gezamenlijk tot een uitwerking tot een concreet beleidsplan van de uitgangspunten voor een beleid gekomen te zijn, die men op de Jaarvergadering
van 2013 gepresenteerd had, en had dit in januari 2014 op de website gepubliceerd, maar tot
een gezamenlijke implementatie daarvan was men niet meer gekomen. Het verhaal van de oppositie in het zittende bestuur zelf horen wij dus pas op 7 juni. Een kabinet biedt wel haar ontslag aan bij het niet meer kunnen functioneren, maar in de AViN zijn de bestuurlijke regels
nog zo, dat men de bestuursfuncties alleen door de dood, op aanwijzing van de ledenvergadering of vrijwillig beëindigt. Die beoordelingsvraag hebben de in het Sijmonsplan overtollig wordende bestuursleden dus pas aan de gewone Jaarvergadering voorgelegd. Een alternatief reddingsplan stelden zij daarbij zelf niet voor. Wellicht moet er, om te beginnen. dus
een nieuwe regel vastgelegd worden, dat bij het vastlopen van het bestuur, intern of in haar
management-zorg voor de hogeschool, éérst op korte termijn, een ALV speciaal daarvoor
bijeengeroepen moet worden, in plaats van een doorgaan van delen van het bestuur voor zich,
waarbij allerlei inbreng van leden ook tussen wal en schip dreigen te vallen.
Robert Jan, die zichzelf nogmaals als reddende voorzitter van de AViN aangeboden
had, na dit ook in 2012 al gedaan te hebben, als alternatief voor Kees Lam, maar nu dus zonder de nieuwe voorstellen nog te kennen, vertelde nu, dat het, anders, dan hij eerst gedacht
had, niet de bedoeling was geweest, dat hij zijn kandidaatstelling op deze avond ook zou
toelichten. Maar, als altijd, had hij in ieder geval weer voor een boekentafel met, in het Nederlands vertaalde, informatie over de door Steiner geïntendeerde bestuursvormen van de samenwerking van vereniging en hogeschool in de hal gezorgd. (Indertijd was zo’n samenwerking,
die voor Steiner tot in de economie van de Secties van de Hogeschool ging, geheel nieuw en
bijzonder, omdat hij in de maatschappij juist van een te nauwe band met de staat en de kerk
ervan af gewild had. IMH). Als eerste mocht hij nu wel Jaap Sijmons aan de tand voelen over
diens kennis en beleidsvoornemens. Hij stelde hem, - terugblikkend en vooruitblikkend-, twee
vragen. Hoe keek Jaap terug op zijn rol als de advocaat van het toenmalige bestuur in zijn
verdediging van Steiner, die indertijd door de redactie van het weekblad De Groene in hun
interpretatie van het door de AViN gepubliceerde onderzoeksrapport, triomfantelijk ‘toch een
rassist’ genoemd was, waarna tot op heden Steiner op internet zo bekend staat, en velen dit
geloven. En hoe interpreteerde hij Steiners beroemde ‘nieuwe hogeschoolconstitutie, waarin
deze zowel (weer) een esoterische school erbij kreeg, als ook de relatie ervan tot de maatschappij, tot in de werkintenties van de leden/studenten begeleid zouden worden.
Antwoord 1 van Jaap Sijmons
Jaap antwoordde hierop, dat hij het bestuur indertijd nog een uitgewerkt voorstel overhandigd had, om in hoger beroep te gaan tegen de rechter, die de Groene het recht op die interpretatie wilde laten, maar het bestuur wilde het gevecht daarover niet voortzetten, en had zich
tevreden gesteld met het bereikte doel van het rapport: het ongehinderd mogen voortzetten
van het Vrije Schoolonderwijs, dat door die beschuldiging van de zijde van enkele ouders van
leerlingen, ernstig in gevaar gebracht was. In de jaren van zijn promotie in Utrecht, die in
2004 plaats vond, was hem ook geen enkele maal een dergelijke beschuldiging van Steiner
tegemoet gedragen. Wat zijn constitutiekennis betreft, had hij rond de eeuwwisseling intensief meegedaan met de, in die tijd in Duitsland en Zwitserland voor het eerst na Steiners dood
mogelijk geworden overleggroepen over de intenties van de nieuwe constitutie van 1923/’25
en de stand van zaken heden daarvan, en zijn 3 artikelen daarover staan in de extra edities
hiervoor van het Duitse Mededelingenblad (2, 1998) en in het weekblad Goetheanum (1).
Wat zijn beleid in deze betreft, wilde hij het door Paul Mackay vanaf de jaren negentig in
3
Nederland en Zwitserland gevoerde voortzetten, die geprobeerd had, de Secties van de Hogeschool steeds verder te ontwikkelen.
Voor zelfs een benoemen van de controversen over het hogeschool – en verenigingsbeleid van Paul Mackay, waar velen hier alleen verdiensten van Ate Koopmans en Jörgen
Smit zien, en juist een steeds ondemocratischer, onantroposofischer en onrealistischer wordend bestuur van Paul Mackay, dat door Ron veel te klakkeloos werd gevolgd, waardoor vele
leden sindsdien de Vereniging verlieten, was er helaas geen tijd, maar deze inhoudelijke zaken leken desalniettemin bij Jaap, anders dan bij Ron, toch bespreekbaarder te kunnen gaan
worden.
Vragen en opmerkingen vanuit de zaal samengevat
De vragen en opmerkingen vanuit de zaal, die hierop volgden, wezen ook allen op de meerdere aspecten van het feit, dat men in alle verhalen over het zo snel wederom bestuurlijke
vastlopen van de AViN in de relatie Vereniging-Hogeschool, nog niets concreet inhoudelijks
over de oorzaken hiervan gehoord te hebben, waar de financiën toch alleen een graadmeter
hiervan genoemd konden worden. Unaniem wilde men dus meer aandacht voor de aloude
diepte van deze problematiek, mede in het licht van Steiners vernieuwende sociale wetenschappen vanaf 1917. Rick ten Cate constateerde zo een bestuurlijk onvermogen van de sofen
van al 90 jaar en hoopte, dat men nu toch wegen zou vinden, het de komende 90 jaar beter te
kunnen gaan doen, en Kees Lam bevestigde nog, dat ook een poging van Ed Taylor, om de
verschillen in één zitting met hem van 2 uur met wederzijdse uitspraken en een behandeling
daarvan op te lossen, op een volledige mislukking was uitgelopen. Tussen de radicaal verschillende standpunten had men geen overbrugging meer kunnen ontdekken. Enkelen neigden
ertoe, de oorzaak te zoeken bij het inbrengen van niet sofische bestuursgewoonten door de
jongere bestuursleden, die dus tot mislukken gedoemd waren; anderen meenden dat er juist te
weinig inzicht leefde in de psychologische problemen van het besturen op zich, waarbij steevast die mensen, die iets wilden, buiten boord gezet werden, en de meelopers het altijd wonnen.
Antwoord 2 van Jaap Sijmons
Jaap Sijmons antwoordde hierop, dat men, vooral in de persoon van Pim Blomaard van plan
was, om juist ook aan de scholingsweg in de Vereniging zelf, (dat voor de leden tot het, in alle
niveaus doorwerkende, bereik van de 2de Klasse behoort, IMH), meer aandacht te willen gaan
besteden, zodat men tenminste herkent, wanneer men op de eigen dubbelganger stuit, en het
geestelijke leven van de hogeschool in de samenleving nog niet of, - voorbijgaand -, niet meer
kan waarnemen. Het ging hier niet alleen om de training van vaardigheden, maar om ook om
de harmonie van de levensgemeenschappen, waarin de geestelijke inspiraties alleen werkzaam
konden worden.
Laatste dialogen. Gewenste bestuursdifferentiaties en geslachtelijke pariteit van meer ontwikkelde gemeenschappen
Margreet van den Brink benadrukte op een ideaal-vrouwelijke wijze, dat het inderdaad van de
kunst van het omgaan met elkaar van de leden geheel afhangt, hoe de esoterische leiding van
de hogeschool in het levenslichaam van de leden in de diverse werkgroepen werkzaam kan
worden. Dus stelde ik, - nadat ik Jaap erover gepolst had, of hij, gezien de sterke hogeschoolrichting van zijn biografie, toch niet liever alleen de leiding van 1 of 2 Secties, als de centrale
Algemene en de Sociale, waarvoor hij alle gewenste capaciteiten had, op zich had willen nemen, om van daaruit ook het bestuur in een door allen gewenste zin weer zien te bemannen,
waarop hij logischerwijze antwoordde, dat hem dat niet gevraagd was, oftewel de ervaren
noodsituatie daar niet op gewezen had - , na afloop nog de vraag, hoe het met de geslachte-
4
lijke pariteit in het nieuwe bestuur zou staan, die voor Steiner toch altijd een belangrijk middel tot zo’n harmonie van het leven in de Vereniging geweest was. Jaap bekende mij toen
nog, dat hem dit, ondanks pogingen daartoe, helaas niet gelukt was. De vrouwen, die hij bijvoorbeeld tot een voorzittersrol, naast meer een hogeschool leiderschap van hemzelf, in staat
achtte, durfden dat toch niet zo goed, als de mannen. Vandaar dus zijn plan van het mannelijke driemanschap in de kern van het beoogde nieuwe bestuur en een ondersteunende versterking van het bureau.
Conclusie
Jacqueliene van Paasschen berichtte tenslotte, dat in de tijd, dat zij de, door Ron benoemde,
coördinatrice van de Sectie Letteren en Cultuur geweest was, het hogeschoolteam toch vele
jaren met het bestuur uitstekend hadden samengewerkt. Nadat zij met veel sombere gevoelens
gekomen was, had zij nu echter na deze avond toch ook weer alle vertrouwen gekregen, dat
zo’n situatie opnieuw zou kunnen gaan ontstaan en haar woorden leken de overwegende stemming in de zaal weer te geven. Bij het uitblijven van concrete alternatieve mogelijkheden, zal
de Algemene Ledenvergadering op 7 juni 2014 dus nauwelijks anders kunnen doen, dat het
uiteenvallen van het zittende bestuur betreuren en bevestigen. Aan de diepere oorzaken, die
tot de kern van de opdracht van de AAG behoren, kan men immers pas met een, tot in de verwerkelijking van plannen, goed functionerend nieuw bestuur weer zinvol verder werken. Die
opdracht is, naar ieder weer stelde, de maatschappij niet alleen door de politiek als zodanig te
vernieuwen, maar door middel van het (hoger-) onderwijs, waaronder dus ook dat in bestuur
en management, naast een goede gezondheidszorg, psychologie, etc. valt. Voor Steiner was de
juiste inbedding van het leven van de (hoge) scholen reeds het probleem van de brand zelf van
eind 1922 geweest en zo waren zijn laatste 2,25 levensjaren nadien er geheel aan gewijd geweest, om deze, bij uitstek ook Europese problemen hiermee in een te vrije of onvrije en economisch haalbare zin, op te lossen. Voor Steiner ging het hierbij om niet minder dan de, in
zijn ogen enige werkelijke mogelijkheid, een wereldvrede en - broederschap, waarnaar men
zo verlangde en in menige Vereniging streefde, te kunnen bereiken.
Ida-Marie Hoek, Amerongen, 27 mei 2014.