Peiling lezen en O m na te gaan of voldoende leerlingen de eindtermen beheersen, worden er elk jaar peilingen georganiseerd. Op 30 mei 2013 was het de beurt aan het leergebied Nederlands. Het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen in het basisonderwijs toetste de eindtermen voor de vaardigheden lezen en luisteren. Sinds het schooljaar 1998-1999 wordt er in het Vlaamse onderwijs met eindtermen en ontwikkelingsdoelen gewerkt. De eindtermen van het basisonderwijs beschrijven wat leerlingen aan het einde van de lagere school zouden moeten beheersen. Maar behalen onze zesdeklassers deze minimumdoelen? Welke eindtermen zitten goed? Met welke eindtermen worstelen leerlingen? Om dat te achterhalen worden er sinds 2002 peilingen georganiseerd. Voor het basisonderwijs werd er sindsdien gepeild naar: wiskunde, begrijpend lezen, wereldoriëntatie (domein natuur), lezen en luisteren, Frans, wereldoriëntatie (domein tijd, ruimte, maatschappij en brongebruik) en informatieverwerving en -verwerking. Sommige peilingen werden herhaald. Dat gebeurde bij wiskunde (2002 en 2009), lezen (2002, 2007 en 2013) en luisteren (2007 en 2013). Er wordt gepeild naar het niveau van het Vlaamse onderwijssysteem. Dat betekent dat scholen, klassen en leerlingen die deelnemen niet afzonderlijk worden gepeild. De resultaten van scholen, klassen en leerlingen blijven anoniem. Deelnemende scholen krijgen van de onderzoekers wel informatie over hun resultaten. Meetschalen en normen De peilingtoetsen worden ontwikkeld op basis van de eindtermen. Voor elke getoetste eindterm worden toetsopgaven in verschillende moeilijkheidsgraden gemaakt. De opgaven worden op basis van hun moeilijkheidsgraad gerangschikt op een meetschaal. Deskundigen (leraren, beleidsmakers, lerarenopleiders, inspecteurs, …) duiden op deze meetschaal een cesuur (toetsnorm) aan die de meetschaal in Slechts zes op de tien leerlingen zeggen dat ze graag lezen. 22 BASIS 8 NOVEMBER 2014 SCHOOLWIJZER twee groepen verdeelt: basisopgaven en bijkomende opgaven. Als leerlingen de toetsopgaven hebben opgelost, krijgen hun antwoorden een plaatsje op de meetschaal. Leerlingen die boven de minimumnorm worden geplaatst, behalen de eindterm (figuur 1). Het is niet de bedoeling dat alle scholen deelnemen. De onderzoekers gaan op zoek naar een representatieve steekproef van lagere scholen. Dat betekent dat gecontroleerd wordt welke scholen deelnemen aan de peiling. Er wordt rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van scholen uit de verschillende onderwijsnetten, provincies en schoolgroottes. De peiling Nederlands Aan de peiling Nederlands namen 114 scholen deel. Alle leerlingen van het zesde leerjaar van deze luisteren Eva Tiquet scholen kregen opgaven voorgeschoteld. Het ging om 2.794 leerlingen. Uit het peilingonderzoek blijkt dat 91% van de leerlingen de eindtermen voor lezen beheerst en 87% de eindtermen voor luisteren. Onze leerlingen doen het dus zeer goed. Deze resultaten zijn beter dan de zelfinschattingen van de getoetste vaardigheden. 74% van de leerlingen zegt goed te zijn in lezen en 61% van de leerlingen vindt dat ze het goed doen voor luisteren. Voor lezen is dat een beetje beter dan tijdens de peilingen in 2002 en 2007. Toen behaalde telkens 89% van de leerlingen de eindtermen. Voor luisteren is het resultaat net hetzelfde als tijdens de peiling in 2007. Wat kan beter? Er blijft nog steeds ruimte voor verbetering. De onderzoekers vonden namelijk dat specifieke groepen van leerlingen meer worstelen met de eindtermen lezen en luisteren dan andere leerlingen. Meisjes en jongens doen het even goed voor luisteren, maar voor lezen presteren meisjes (94%) iets beter dan jongens (89%). Leerlingen met dyscalculie (problemen met rekenen) presteren iets minder goed op beide toetsen. Leerlingen met dyslexie (problemen met lezen en/of spellen) ondervinden enkel problemen bij lezen. Deze resultaten stemmen overeen met de peiling uit 2007. De sociaaleconomische status (SES) van het gezin beïnvloedt ook de resultaten voor beide toetsen. Leerlingen met ouders die vaak culturele activiteiten ondernemen, de krant lezen, boeken lezen, voorgelezen hebben aan hun kinderen, … behalen hogere scores op de toetsen. Er werd geen verband gevonden tussen de betrokkenheid van de ouders op affectief-motivationeel vlak (thuis praten over gedrag, activiteiten, interesses en resultaten op school) en de toetsprestaties. Wel zagen de onderzoekers dat leerlin- gen die van hun ouders meer hulp krijgen bij hun huiswerk het minder goed doen voor lezen en luisteren. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat zwakkere leerlingen meer nood hebben aan huiswerkbegeleiding. Als leerlingen en hun ouders er een positieve attitude ten aanzien van lezen op na houden, dan hangt dat positief samen met de resultaten voor leren en luisteren. Slechts zes leerlingen op de tien zeggen dat ze van lezen genieten. Dit is een belangrijk toekomstig werkpunt! Er werd ook gekeken naar de Nederlandstalige contacten buiten school. Leerlingen die thuis een andere taal spreken, al dan niet in combinatie met het Nederlands, presteren minder goed voor beide toetsen dan leerlingen die thuis uitsluitend Nederlands spreken. Een zeer gunstige sociaaleconomische thuissituatie werkt compenserend. En omgekeerd (figuur 2). Leerlingen presteren beter voor lezen en luisteren naarmate ze meer contact hebben met het Nederlands via boeken, tijdschriften, websites, films, verenigingen, … Klassen en scholen Bijna alle leerkrachten van het zesde leerjaar van de deelnemende scholen vinden lezen en luisteren belangrijk. Toch komen deze vaardigheden niet even vaak aan bod tij- dens de lessen. Lezen staat bij 80% van de leerkrachten minstens één maal per week op de agenda. Voor luisteren zegt maar 45% van de leerkrachten dat ze aan deze vaardigheid minstens één keer per week tijd spenderen (figuur 3). Het evalueren van lezen en luisteren gebeurt door 90% van de leerkrachten maximum meerdere keren per maand. De onderzoekers konden geen verband vaststellen tussen de resultaten van de leerlingen op de peilingstoets en het belang dat leerkrachten aan deze vaardigheden hechten of de frequentie waarmee lezen en luisteren aan bod komen in de klas en geëvalueerd worden. Zijn er verschillen tussen scholen? Als de ruwe resultaten van de 104 scholen met elkaar vergeleken worden dan doen zes scholen het minder goed dan het Vlaamse gemiddelde voor lezen en vier scholen doen het beter. Er zijn meer verschillen bij luisteren: acht scholen doen het minder goed en vier scholen doen het beter dan het Vlaamse gemiddelde. De onderzoekers vergeleken de scholen ook met elkaar waarbij ze rekening hielden met de achtergrondkenmerken van de leerlingen in een school. Kenmerken als thuistaal, leeftijd, geslacht en sociaaleconomische status van het gezin kunnen wel een invloed uitoefenen Figuur 1. De toetsnorm met een opdeling van toetsopgaven en leerlingen. Behalen eindterm Behalen eindterm nog niet Bijkomend Deze opgaven moeten de leerlingen nog niet beheersen Toetsnorm Basis Deze opgaven moeten de leerlingen beheersen BASIS 8 NOVEMBER 2014 SCHOOLWIJZER 23 Meer lezen? www.peilingsonderzoek.be www.ond.vlaanderen.be/curriculum/peilingen Figuur 2. Thuistaal. 94% Lezen 82% Nederlands 83% Nederlands met andere taal 92% Luisteren Exclusief andere taal 68% 65% 0% 25% 50% 75% 100% Figuur 3. Frequentie vaardigheden Nederlands. Lezen Elke dag 11 33 37 18 2 Meerdere keren per week 1 keer per week Meerdere keren per maand Luisteren 14 8 23 39 15 1 Meerdere keren per trimester Minder dan 1 keer per trimester 0% 20% 40% op de resultaten. Maar scholen kunnen deze kenmerken niet steeds beïnvloeden. Deze vergelijking geeft aan dat er voor luisteren maar één school is die het slechter doet dan vergelijkbare scholen. Voor lezen zijn er geen uitschieters. De meeste scholen hebben een visie op taalbeleid. 85% van de leerkrachten zegt dat hun school ook een actieplan heeft voor taalbeleid. Leerlingen met een andere thuistaal dan het Nederlands en taalzwakke leerlingen worden volgens de meeste leerkrachten sterk opgevolgd. 60% 80% BASIS 8 NOVEMBER 2014 SCHOOLWIJZER Maximum meerdere keren per maand 100% Gemotiveerde leerlingen Werkpunten Het peilingonderzoek polste ook naar de motivatie van leerlingen. Bijna 90% van de leerlingen gaat naar school omdat ze dat belangrijk vinden en 84% wil nieuwe dingen bijleren. Dat is positief nieuws. Toch is het verontrustend om vast te stellen dat op het einde van het basisonderwijs 10% van de leerlingen zegt dat ze niet altijd het nut van onderwijs inzien. Bijna de helft van de leerlingen uit het zesde leerjaar vindt de taken voor Nederlands niet leuk. Het rapport eindigt met enkele aandachtspunten voor de toekomst. ‘Leren luisteren’ zou meer waardering moeten krijgen. Het is niet omdat leerlingen in een klas zitten dat ze automatisch leren luisteren. De luistervaardigheid van leerlingen moet aangescherpt worden. Vooral bij leerlingen die een andere taal spreken (al dan niet in combinatie met het Nederlands) is dit een heikel punt. n Het is niet omdat leerlingen in een klas zitten dat ze automatisch leren luisteren. 24 Minstens 1 keer per week
© Copyright 2024 ExpyDoc