Wat is geloof? - Jan Willem Stam

Preek op zondag 21 september 2014 in de Dorpskerk te Barendrecht
Door ds. Jan Willem Stam
Gemeente van Jezus Christus,
Wat is geloof? En waar komt het vandaan? Komt het uit ons? Heeft het te maken met opvoeding? Ja
en nee. Moet je er aanleg voor hebben? Ja en nee. Of komt het van God? Ja. En nee, want het valt niet
mee om je vinger er op te leggen waar God dan geloof geeft.
Wat is geloof? ‘Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de
waarheid van wat we niet zien.’ zegt Hebreeën 1. En vervolgens wordt een heel aantal gelovigen uit
het Oude Testament opgevoerd. Eregalerij der geloofshelden.
Vrij aan het begin wordt Abraham genoemd. ‘Door zijn geloof ging Abraham gehoorzaam op weg.’
Abraham wordt ook wel de ‘vader aller gelovigen’ genoemd. Bij hem is het geloof begonnen. Joden,
moslims en christenen zien hem als vader en het is een belangrijk aanknopingspunt dat we die
gezamenlijke afkomst hebben. Toen is het begonnen.
Maar er is meer dan die gezamenlijke afstamming. Misschien is Abraham ook wel de vader aller
gelovigen, omdat zijn weg zo lijkt op de weg van elke gelovige. Wat er met hem gebeurt, hoe hij
gelooft, leert ook ons wat geloven is. Daarom volgen we zijn weg. Om onszelf en ons geloven beter te
begrijpen.
De weg van Abraham dus. De weg van Abraham begint niet bij Abraham. Niet Abram gaat op weg,
maar zijn vader Terach. Terach neemt het initiatief. Hij neemt de anderen met zich mee staat er. Dus
het begint helemaal niet met Abram, zoals wij vaak denken. Het begint met Terach. ‘Dit is de
geschiedenis van Terach en zijn nakomelingen.’, zó begint het.
Abram wordt geroepen terwijl hij al halverwege is. Dan pas. Later zal de Eeuwige tegen Abram
zeggen: ‘Ik ben de HEER, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën.’ (Genesis
15:7) Dat is wijsheid achteraf natuurlijk. Abram kon op het moment dat zijn vader hem meenam uit Ur
onmogelijk weten dat hij op weg ging naar het land van God.
Waarom verlaat Terach zijn vaderland Ur der Chaldeeën? Daar zwijgt het verhaal over. Er zijn heel
wat verklaringen mogelijk. Het is op zich niet zo’n heel vreemde reis die Terach maakt. De route van
Ur naar Kanaän valt samen met het gebied dat bekend staat als de “vruchtbare halve maan”. Die loopt
van de Perzische golf langs de rivieren de Eufraat en de Tigris, vervolgens langs de Middellandse Zee
naar de Nijldelta in Egypte. Een gebied dat door zijn ligging geweldig vruchtbaar is en waar
duizenden jaren voor Christus de landbouw werd uitgevonden. En waar landbouw is, daar wordt
gehandeld en daar zijn dus handelsroutes.
Terach en zijn gezin gaan langs die handelsroutes op weg naar Kanaän. Misschien verwachtte Terach
daar nieuwe kansen. Misschien hoorde hij over de goede omstandigheden. Misschien was hij gewoon
een avontuurlijk type. Een soort prehistorisch ‘Ik Vertrek’. Wie zal het zeggen?
1
Maar Terach zal nooit in Kanaän aankomen. Halverwege stop hij. In Charan. Hij strandt op een plek
met een naam die zo doet denken aan de zoon die hij ooit had, Haran. Haran ‘stierf nog tijdens het
leven van zijn vader Terach, in Ur, een stad van de Chaldeeën, in zijn geboorteland.’, hoorden we.
Letterlijk staat er dat Haran stierf ‘voor het aangezicht’ van zijn vader. Het is een klap in het gezicht
van deze vader, de dood van zijn jongste zoon. Zo hoort het niet te gaan! Een zoon sterft niet voor zijn
vader. Een ouder hoort zijn kind niet te zien sterven. Misschien kon Terach Ur wel niet verdragen,
omdat zijn zoon daar overleed.
Terach komt niet verder dan Charan. Hij blijft steken in het verleden dat hij zo graag wilde
ontvluchten. Charan. Terach blijft er tot ook hij sterft. Nooit is hij verder gekomen dan het land van
verdriet en rouw.
Daar in Charan ontvalt hem ook een tweede zoon. Abram gaat naar Kanaän. Hij gaat verder waar zijn
vader niet verder kan. Ook dat hoort niet zo. Een zoon hoort zijn vader na zijn dood op te volgen en
pas dan zijn eigen weg te gaan. Een zoon hoort zijn vader niet bij zijn leven al te verlaten. Arme
Terach… Haran sterft voor zijn aangezicht, Abram trekt weg van voor zijn aangezicht.
Was het eerst nog Terach die zijn gezin met zich meeneemt. Nu onttrekt Abram zich aan zijn vaders
gezag. De HEER roept hem. ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten,
en ga naar het land dat ik je zal wijzen.’ Het is een roeping die het normale van bloedbanden en
sociale structuren doorbreekt. De lijn der geslachten, zeker toen o zo belangrijk, wordt doorgesneden.
Abram verlaat zijn vader. Onbestaanbaar, juist toen.
Later zegt Jezus: ‘Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie
meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard.’(Matteüs 10:37) De roep van God
waar wij in geloof op antwoorden, doorbreekt het normale. Dat wat voor de hand ligt, is opeens
onmogelijk. Dat wat natuurlijk is, kan opeens gewoon niet meer. De stem van God breekt in onze
geschiedenis in en opeens is niks meer zoals het altijd was.
Weet jij wel zeker, Abram, dat je Gods stem hoorde? Was het niet de stem van je hart? Wilde je,
Abram, niet gewoon je vader overtreffen? Was het niet dat mechanisme dat we allemaal kennen, dat
een kind het beter wil doen dan zijn ouders? Hoeveel kinderen zijn er geen dominee geworden, omdat
vader het wilde, maar niet kon? Hoe wist jij, Abram, dat het de HEER was die tegen je sprak? Kende
jij hem? Nee, toch? Waarom kon je niets anders dan luisteren naar wat je dacht te horen, Abram?
Waarom ging je?
Juist vanwege die vervlechting van geschiedenis, toeval, eigen keuzes en het luisteren naar Gods stem
is Abram de vader aller gelovigen gaan heten. Want, wat is geloof? Kenmerkt ook ons geloof zich niet
door de vermenging van opvoeding, karakter en persoonlijke keuzes, terwijl het toch meer is dan de
optelsom daarvan? Dat het Gods stem is die ons roept?
Waarom geloven wij? Omdat we zo zijn opgevoed. Gelovige ouders, christelijk onderwijs. Omdat we
er aanleg voor hebben, zoals sommigen gevoel hebben voor muziek of taal of humor. Omdat we er
voor kiezen, betrokkenheid, toewijding. Omdat, ja het hoge woord moet er uit, omdat God ons roept.
Die stem die zegt: ‘Trek weg uit je land en ga naar het land dat ik je zal wijzen.’
2
Een stem die je pas later hoort. Terwijl je al onderweg bent. Halverwege pas wordt je gewaar dat God
je roept. Blijf dus niet zitten wachten tot je genoeg redenen hebt om te geloven. Ga je levensweg. En al
gaand zal je roeping je duidelijk worden.
Geloven is vooral ook de moed hebben te gaan en ondertussen die dubbelheid te verdragen. Dat
geloven helemaal menselijk verklaard kan worden en tegelijkertijd helemaal gave Gods is. Geloven is
overtuigd zijn van de dingen die wij niet zien, zei Hebreeën 1. Wat wij niet zien. Wat wij vooral niet
zien, is het bewijs dat wat wij denken dat geloof is door God gegevens is.
Verborgen is God. Verborgen is de grond van ons geloof. Verborgen is Christus. Brood en wijn zijn
brood en wijn. Brood en wijn zijn lichaam en bloed van Christus. Gelukkig wie het bij die spanning uit
kan houden. Juist het heilig avondmaal leert ons wat geloven is. Wie komt om brood en wijn te
ontvangen trekt weg uit zijn land, weg uit het gewone en het gewende. En gaat naar het land dat God
hem wijst, naar het land van belofte. Een land dat je niet ziet, maar toch bezit, omdat het je beloofd is.
Amen.
3