GENESIS 11-12 DE LANGSTE ADEM 15e Zondag na Pinksteren, 21 september, Sneek (Martinikerk). Lezingen: Genesis 11:27 - 12:9. Liederen: Psalm76:1,2,3, Gezang 864, Gezang 803, Gezang 756:1 t/m 5, Gezang 1009. GENESIS 11:27 - 12:9 Dit zijn de verwekkingen van Terach. Terach gewint Abram, Nachor en Haran en Haran gewint Lot. Haran sterft voor het aangezicht van Terach, zijn vader in het land van zijn geboorte, in Oer der Chaldeeën. Abram en Nachor nemen zich vrouwen. Naam van Abrams vrouw: Sarai en naam van Nachors vrouw: Milkah, dochter van Haran, vader van Milkah en vader van Jiskah. Sarai is onvruchtbaar, geen kind voor haar. Terach neemt Abram, zijn zoon, en Lot, zoon van Haran, zijn zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, vrouw van Abram, zijn zoon, en zij trekken weg met hem uit Oer der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän en zij komen tot Charan en zij blijven daar. Terachs dagen zijn vijf jaar en tweehonderd jaar en Terach sterft in Charan. HIJ, GOD-MET-ONS zegt tot Abram: Ga jij voor jou uit je land en uit je geboorte en uit je vaders huis naar het land dat ik je zal doen zien. Ik zal je maken tot een groot volk en ik zal je zegenen en groot maken je naam en jij wordt een zegen. Ik zal zegenen die jou zegenen en wie jou verwenst zal ik vervloeken en gezegend worden in jou alle families van de aardakker. En Abram gaat, zoals GOD-MET-ONS gesproken heeft en met hem gaat Lot. 2 Abram is zoon van vijf jaren en zeventig jaar als hij wegtrekt uit Charan. Abram neemt Sarai, zijn vrouw, en Lot, zoon van zijn broer, en hun hele gaarde die zij vergaard hebben en alle levende ziel die zij gemaakt hebben in Charan. Zij trekken weg om te gaan naar het land Kanaän en zij komen naar het land Kanaän. Abram trekt het land door tot de plaats Shechem, tot de eik Moreh, en ook de Kanaäniet is in het land. GOD-MET-ONS laat zich zien aan Abram en zegt: Aan jouw zaad zal ik dit land geven. En hij bouwt daar een altaar voor GOD-MET-ONS, die zich aan hem heeft laten zien. Hij vertrekt vandaar naar de berg ten oosten tot Bethel en spant er zijn tent: Beth-el tegen het westen, Hai tegen het oosten. Hij bouwt daar een altaar voor GOD-MET-ONS en roept de naam uit: GOD-MET-ONS. En Abram trekt verder, gaande en trekkende naar het zuiden. ZEG ME WAAR DE BLOEMEN ZIJN Waar zijn al de bloemen heen? Dat is de beginregel van een liedje dat Pete Seeger schreef, ergens in de jaren ’60. Een anti-oorlogslied dat meteen geassocieerd werd met de 1e wereldoorlog, misschien omdat het beeld van bloemetjes die bloeiden op voormalige slagvelden al sterk was ingeburgerd. Het lied werd een hit in alle talen van de oorlogvoerende partijen: ‘Sag mir wo die Blumen sind’ zong Marlene Dietrich en ze deed er tevens de Franse versie bij: ‘Qui peut dire où sont les fleurs?’ Of er ook een Russische versie is, weet ik niet, maar het liedje is wel ontleend aan een Russisch gedichtje en ook de melodie van ‘Where have all the flowers gone?’ is Russisch 1. Pete Seeger heeft ook een Russisch melodietje gebruikt voor zijn ‘Weet jij waar de bloemen zijn?’ Weet je waar ze zijn? Jonge meisjes plukten ze. En waar zijn die jonge meisjes heen, waar zijn die gebleven? ‘Gone to young men’: jongens kwamen naar ze toe en namen hen mee. En waar zijn die jongens heen? ‘Gone to soldiers,’ ze zijn soldaten geworden. En die soldaten, waar zijn die gebleven? ‘Gone to graveyards’, dood en begraven zijn ze. En wat is er met die graven gebeurd? Ze zijn velden vol bloemen geworden. En dan kan het liedje overnieuw beginnen: ‘Weet jij waar de bloemen zijn?’ Bloemen, meisjes, jongens, soldaten, begraafplaatsen, bloemen, een kringloop. ‘When will they ever learn?’ Wanneer zullen ze het ooit leren? Zúllen ze het ooit leren? Het begin van de grote oorlog van 1914-1918 is in de afgelopen maand op tal van plaatsen herdacht. De kreet ‘nooit meer oorlog’ is na die gigantische slachtpartij Van het volksliedje ‘Koloda Duda’. De basis van de tekst is ‘Tovchu tochu mak’, een gedicht van Mikhail Sholokhov. 1 3 ontstaan. De jongens die op de foto op de liturgie hun helm de lucht ingooiden, hoopten en geloofden dat ook echt. Zo ellendig stom zou toch niemand meer zijn na al dit vreselijks? Maar twintig jaar later was het alweer raak, en daarna is het nooit meer vrede geworden. Het nieuws hangt van berichten over gewapende conflicten aan elkaar, de beelden van slachtoffers trekken sneller langs dan wij kijken kunnen, en stompen ons af. Zoals eergisteren toen de Verenigde Naties bezorgd verklaarden dat ‘de ziekte ebola een bedreiging voor de wereldvrede vormde’. Welke wereldvrede, dacht ik meteen, en vond dat cynisch van mezelf. Maar misschien ligt het echte cynisme wel bij de VN die doen alsof er zoiets ís als wereldvrede. In de meeste van de 195 landen die er nu zijn is het rustig, ‘vrede’, maar zolang er nog branden woeden, bommen vallen, de bewapening voortgaat en de machtige landen hun verdeel-en-heers-politiek bedrijven, is ‘wereldvrede’ een niet van toepassing zijnd begrip. Is iets als wereldvrede wel denkbaar? Kan het? Overal vrede? Altijd vrede? OERVERHAAL Wij lazen het verhaal van onze herkomst. Hier komen wij vandaan, van Abram: joden, christenen, moslims. Uit Ur is hij getogen, aartsvader Abraham, en dit is ons oerverhaal geworden. Als Abraham wordt hij de vader van vele volkeren. Een stem heeft hem geroepen. Hij is op weg gegaan. Zomaar, zonder te weten wat de toekomst brengen moge. Wat zoekt hij? Waarheen is hij op weg gegaan? ‘Naar een land dat ik je zal doen zien’, zegt de stem die hem roept. Verlangend naar ‘gezegend zijn’ en ‘tot een zegen zijn’: vijf keer dat woord ‘zegen’ in twee zinnen. Wat is die zegen? In de woorden die Oosterhuis dichtte bij Psalm 112 2: Je zou gelukkig willen zijn: stevig, vrolijk, rechtop, goed werk, goed wonen, wat geld, aardig worden gevonden lief, je grote liefde vinden, kinderen krijgen, gezonde, mooie. Dat zou je willen – wie niet? Dan voel je je gezegend. Als het goed is wil je dan ook voor anderen tot zegen zijn: Wil je ook goed zijn, betrouwbaar, trouw, rechtvaardig, meedogend? Een duistere zaak is de wereld 2 In 150 Psalmen vrij, Amsterdam 2011, 188. 4 maar er zijn mensen van licht. Gierig wreed zelfzuchtig dezen en genen maar er zijn mensen die geven en delen. Er is kwaad en woester kwaad onstuitbaar maar er zijn mensen die de doem doorbreken. Er zijn woorden gesproken die werken ten goede, je hart versterken, je geweten scherpen. Gelukkig wie zoekt ze te horen en leeft om te volbrengen. Een kwaadwillig mens wordt nooit gelukkig. VERDWAALD Abraham wilde gelukkig zijn. Hij zocht een plaats waar dat te realiseren viel. Daar waar hij zat, ging het niet. Dan trek je verder. Je settelt je, en na verloop van tijd ga je verder. Zo hebben mensen dat een mensengeschiedenis lang gedaan. Zo zijn onze verre voorouders hier gekomen. Zo zijn sommigen van ons hier gekomen. Geen probleem: de aarde is van iedereen. Er staat trouwens wel één zin in die ik nooit goed snapte. Ook de geleerden hielpen me niet verder, ze noemden het een in dit verhaal verdwaalde zin. Wel mooi bij het verhaal van een door de woestijn dwalende Abram, maar wat doen verdwaalde zinnen in een verhaal? Dit zinnetje is zich goed thuis gaan voelen: in de reisbeschrijving van Abram, Saraï en Lot, van Charan naar Kanaän, tot de plaats Shechem, tot de eik Moreh, staat er ineens: ‘ook de Kanaäniet is in het land’. Meer niet. Ook die is er. Het land, de aarde is van iedereen. Je mag gaan en staan waar je wilt. Maar ook anderen zijn er. Daar moet je het wel mee zien te redden. Maar de Kanaäniet gaat zich niet tot in zijn parlement en met een daarvoor gereserveerde staatssecretaris afvragen of dat allemaal wel kan, dat er zomaar iemand binnenkomt. En de nieuwkomer jaagt de ingezetene niet weg. Hier niet. Later wel. En toen dat afvragen en opjagen eenmaal begon, hield het niet meer op. De zogenaamd verdwaalde zin in Genesis 12 zegt: dit is de realiteit. Daar moet je mee zien te leven. En vooral: je moet met die ander zien te leven. Het is verreweg het mooist als je dat vanuit nobele beginselen kunt doen. Vanuit je geloof, je overtuigingen. Verdraagzaamheid, je eigen geestelijke ruimte die plaats biedt aan velen. Maar ook als hogere fatsoensprincipes ontbreken, zouden mensen zich moeten realiseren dat de strijd aangaan, in het klein al, maar zeker in het groot, heel veel meer kost dan de vrede zoeken, leven met compromissen in plaats van geschillen. De enige die van burenruzies beter wordt is de rijdende rechter, aan processen verdienen alleen de advocaten en aan oorlogen alleen de misdadigers die voor veel geld wapens verkopen. Vrede is eindeloos veel goedkoper. Dus als je het niet voor je geloof doet, zou ik zeggen, doe het dan voor je portemonnaie. Dat moet ons, na de troonredeweek toch aanspreken: het gaat enkel en alleen maar om de centen en de rest is flauwekul! Doe dan flink aan vrede en laat het uitgespaarde geld naar je toestromen. 5 Toen we in Nederland na 1973 de aan Pinochet ontvluchte Chilenen opvingen, zonder al te veel restricties, waren we een stuk goedkoper en gelukkiger af dan nu in 2014, met al onze geldverslindende maatregelen om mensen tegen te houden, vast te zetten, terug te sturen. REALITEIT EN LANGE ADEM Leuk bedacht allemaal, maar de realiteit is anders. Die luidt dat de wereld vol is van slechte mensen die ons, helaas, dwingen er af en toe flink tegenaan te gaan, en dan het ene, dan het andere kamp van de vreselijkste wapens te voorzien om het ergste kwaad in te dammen. Dat realiteitsbesef weiger ik te respecteren. De oorlogsindustrie spint er garen bij, ontelbare onschuldigen en weerlozen worden het slachtoffer en ook al zou het zo vrije en democratische westen alle conflicten winnen waar het zich in mengt, dan kost het ons altijd nog grote delen van ons geweten en onze nachtrust. Ik voel meer voor het realisme van de laatste Franse revolutiepoging, die van 1968. Op een muur in Parijs had iemand tijdens de studentenopstand gekalkt: ‘Soyons réalistes, demandons l’impossible’, een kreet die aan Che Guevara wordt toegeschreven: ‘Laten we realistisch zijn en het onmogelijke verlangen.’ Wij verlangen vrede. En ís dat zo onmogelijk? Er zijn vrolijke, optimistische, wijze vredesapostelen die zeggen: alles wat we nodig hebben voor een duurzame vrede is aanwezig in de wereld. Alle middelen om de oorlogen aan de kant te schuiven, zíjn er. We moeten ze alleen durven aanwenden. Dat wil niet zeggen dat we de klus binnen vierentwintig uur kunnen klaren, maar vrede overal ís te doen. Ik kom, na Pete Seeger, met nóg een jaren zestig/zeventig-coryfee, die ons het geloof in het zogenaamd onmogelijke inprent met een beroep op het meest centrale punt van het christelijk geloof, Pasen. Dorothee Sölle dichtte ‘Wij hebben de langste adem’. Ze noemde het een rij argumenten om de machteloosheid te overwinnen. Wij hebben de langste adem wij hebben de betere toekomst nodig bij ons horen de mensen met erger pijn de slachtoffers van het kapitaal bij ons heeft al eens iemand brood verdeeld dat voldoende was voor allen Wij hebben de langste adem wij bouwen de menselijke stad onze bondgenoten zijn de mensen zonder rechten in de inrichtingen de mensen zonder land in de steden bij ons horen de doden van de tweede wereldoorlog die eindelijk gerechtigheid te eten willen hebben 6 bij ons is al eens iemand opgestaan uit de doden 3. En tot slot een laatste getuige uit de vorige eeuw, al had hij met gemak nog uit deze eeuw kunnen zijn als niet een zieke geest hem had doodgeschoten. John Lennon schreef ‘Imagine’, en ik vertaalde het zo: Stel je 'es voor: een wereld waarin honger niet bestond, waarin mensen niet meer vochten om elk lullig stukje grond. Je moet je 's in gaan denken hoe goed het hier kon zijn. Stel je 'es voor dat alle mensen leerden leven zonder angst, dat ze wisten: als we alles delen duurt geluk voor elk het langst. Je moet je 's in gaan denken hoe goed het hier kon zijn. Nu kun je zeggen: wat een dromer! En ja, een dromer ben ik echt. Maar als jij nou met me mee droomt komt er al iets van terecht. Stel je 'es voor dat de vrijheid geen schimmig ideaal zou zijn, en dat we leefden in gelijkheid, blank en zwart, en groot en klein. Je moet je 'es in gaan denken wat er dan mogelijk was. Je kunt zeggen: ach, hij droomt weer en dromen zijn helaas bedrog. Maar als jij nou met me mee droomt, komt die wereld er dan toch. Zo moge het zijn. 3 Dorothee Sölle, De langste adem, gedichten over geduld en revolutie. Baarn 1974.
© Copyright 2024 ExpyDoc