Memo voorzitters Dialoogtafel Werkconferentie Drieslag

Memo voorzitters Dialoogtafel
Werkconferentie Drieslag
Op donderdag 23 en vrijdag 24 oktober heeft er op landgoed Ekenstein een werkconferentie
plaatsgevonden over de zogenoemde Drieslag; schadeherstel, preventief versterken en
waardevermeerdering. Bijgaand ontvangt u een samenvattend verslag van de conferentie. In deze
Memo proberen de voorzitters van de Dialoogtafel per onderdeel van de Drieslag de belangrijkste
uitgangspunten en (proces)afspraken ter besluitvorming aan de Tafel voor te leggen.
De gehanteerde volgorde hier is de volgorde van de Drieslag (en niet de volgorde van behandeling op
de conferentie). Aan het eind staan nog een aantal algemene punten die niet direct onder één van de
onderdelen van de Drieslag zijn te plaatsen.
SCHADEHERSTEL
Bureau Lysias heeft op de conferentie een tussenrapportage gegeven over zijn doorlichting van het
Schadeprotocol. In drie werkgroepen is daar themagewijs op doorgesproken en plenair over
teruggekoppeld. De conclusies worden door Lysias verwerkt in de concept-eindpresentatie aan de
Dialoogtafel. De inhoudelijke uitgangspunten voor een nieuw cq. aangepast protocol zullen aan de
hand van die presentatie met de Tafel worden besproken. Punten die niet direct over de inhoud van
het protocol gingen maar in dit kader wel aan de orde kwamen waren de volgende:
1. De procedure voor het herstellen van bevingsschade is door de NAM vastgelegd in een
‘Schadeherstel protocol’. Voor de duidelijkheid is het belangrijk om te realiseren dat de NAM
hiermee de visuele schade bedoelt, de bekende scheuren in de muur, de klemmende deuren,
enz. Het gaat nadrukkelijk níet om de constructieve schade, dat ís weliswaar ook schade
maar in de redenering van de NAM op dit moment hoort deze schade niet in het
schadeherstelproces thuis. Constructieve schade maakt op dit moment onderdeel uit van
preventief versterken. Dat is naar eigenaren toe een onverkoopbare en onwenselijke
redenering.
2. Schadeherstel is onderdeel van de Drieslag. Uiteindelijk zal het herstelproces, waar mogelijk,
nauw verweven moeten worden met de andere twee processen. Vraag is of er drie aparte
protocollen/procedures moeten blijven bestaan of dat er uiteindelijk met één protocol
gewerkt kan worden (zie ook punten 1 & 11). Voor de kortere termijn moet de plek van het
schadeherstel binnen de drieslag op één of andere manier zichtbaar worden, bijvoorbeeld
waar (en hoe) in het proces komen de mogelijkheden voor preventief versterken en/of
waardevermeerdering aan bod? Kan dit in een aangepast Schadeprotocol?
3. Bij de uitvoering van het Schadeherstelproces komen diverse dilemma’s naar voren. Hoe
moet worden omgegaan met constructieve fouten uit het verleden? Hoe moet worden
omgegaan met achterstallig onderhoud cq. eigen gebrek? Hoe moet worden omgegaan met
multi-causale schade? Enz.
De NAM beschouwt deze dilemma’s als onderwerpen waarvoor beleidskaders moeten
worden ontworpen die kunnen landen in diverse regelingen. Het CVW kan binnen die kaders
vervolgens aan de slag. Vraag is waar de verantwoordelijkheid voor het oplossen van deze
dilemma’s ligt. Op de conferentie werd gesteld dat het niet aan de Dialoogtafel is om deze
dilemma’s op te lossen maar dat dit bij uitstek het politieke domein van minister en Tweede
Kamer is. Hooguit kan de Dialoogtafel een adviserende rol richting de minister overwegen.
Feit is dat voor een adequate start van het CVW snel duidelijkheid moet komen over deze
dilemma’s. Het mag geen ‘hete aardappel’ worden die we allemaal blijven doorrollen, daar is
uiteindelijk niemand bij gebaat.
4. Als er uitspraken zijn over óf en in welke mate kosten worden vergoed in geval van de
hierboven genoemde dilemma’s zal nog steeds een vorm van stevige arbitrage nodig zijn in
individuele gevallen. Ook al om de gewenste doorlooptijden te kunnen waarmaken. De Tafel
wil in het verlengde van het nieuwe schadeprotocol met voorstellen/adviezen komen over de
invulling van deze escalatiemogelijkheid.
5. Het zou mogelijk ook thuis kunnen horen in het rijtje dilemma’s zoal hierboven geschetst
maar apart aan de orde kwam de asbestproblematiek. Er moet een heldere uitspraak komen
dat wanneer bij schadeherstelwerkzaamheden (of preventief versterken) men
geconfronteerd wordt met asbest de extra bijkomende kosten door NAM en/of Rijk worden
voldaan.
6. Op de conferentie is nogmaals bevestigd dat de NAM zich vanaf de start van het CVW níet
meer met individuele gevallen gaat bemoeien (behoudens uiteraard de gevallen die in de
overgang naar het CVW nog door de NAM worden afgehandeld).
7. Aandachtspunt wat naar voren kwam (maar niet echt hoort bij) doorlichting Schadeherstel is
de werkwijze van ARUP rond de inspecties. Vooral de gevraagde geheimhoudingsverklaring
draagt niet bij tot het ‘Herstel van Vertrouwen’. Onduidelijk bleef ook waaróm ARUP deze
verklaringen laat tekenen.
PREVENTIEF VERSTERKEN
Vooraf: waar in eerdere documenten steeds over ‘preventief versterken’ wordt gesproken zien we
dat de NAM dit begrip inmiddels stelselmatig vervangt door de term ‘bouwkundig versterken’. Wat
de achtergrond van deze begripswijziging is, is niet helder. Vooralsnog gaan we ervan uit dat met
beide begrippen hetzelfde wordt bedoeld en hanteren we hier ‘preventief versterken’.
De voorzitter van de NPR-cie. Joost Walraven heeft een presentatie gegeven over de NPR en NEN.
Het komt erop neer dat in januari 2015 een (nieuwe) richtlijn uitkomt voor nieuwbouw, aangevuld
met richtlijnen voor bestaande bouw. Voor het vaststellen van wettelijke normen is meer onderzoek
nodig, waarschijnlijk is dit niet eerder dan in 2017 afgerond. Tot die tijd kan in de praktijk gewerkt
worden met de (niet wettelijke) richtlijnen. Parallel aan het ontwikkelen van de richtlijn is er door de
minister een stuurgroep benoemd die adviseert over de maatschappelijke gevolgen van de
implementatie van de richtlijnen (impact assessment). Aansluitend heeft de NAM een presentatie
gegeven over hoe, gegeven de situatie van de richtlijnen, het versterkingsprogramma wordt opgezet.
In de daarop volgende discussie kwamen de volgende onderwerpen naar voren:
8. Duidelijk moet worden welk niveau van (on)veiligheid wordt gehanteerd. Het hoogste
veiligheidsniveau zal misschien zeer belastend uitpakken. Wat betekent dat bijvoorbeeld
voor de beeldkwaliteit? Hoe zorgen we er dan nog voor dat de maatregelen kwalitatief
inpasbaar zijn? Twee voorstellen vloeien hieruit voort:
8a. Er moet uitgezocht worden waar, hoe en wanneer bepaald gaat worden welke risico’s als
aanvaardbaar gelden. Discussie agenderen voor Dialoogtafel.
8b. Er moet gekeken worden naar hoe, naast de technische aspecten van versterking, de
kwalitatieve aspecten geborgd gaan worden.
9. Een belangrijk aspect voor het tempo waarmee maatregelen genomen kunnen worden is de
vergunningverlening. De provincie heeft aangegeven met gemeenten samen te willen kijken
of de crisis- & herstelwet aanknopingspunten biedt om dit traject te versnellen. Ook in de
handhavingssfeer kan winst gehaald worden door een goede systeemcontrole (in plaats van
fysieke controles per geval) op te zetten. Actiepunt voor CVW/NAM.
10. De aantallen voor het versterkingsprogramma (1500 – 3000) zijn van zodanige aard dat die
invloed zullen hebben op de mate waarin gewerkt kan worden met regionaal
arbeidspotentieel. Zeker in de beginfase. Kan de Tafel een uitspraak doen over de gewenste
verhouding?
11. Het werkgebied van het CVW beslaat het totale werkgebied waarop de NAM nu ook
opereert. Met de recente ontwikkelingen (Stad & Hoogezand-Sappemeer) heeft dat ook
invloed op de capaciteitsvraagstukken. In hoeverre heeft dat consequenties voor de
slagkracht van het CVW?
12. Ook hier: hoe opnemen van versterking in het integrale proces van de Drieslag? Voorgesteld
uitgangspunt: twee stromen onderscheiden: 1. Stroom van (acuut) onveilige situaties, die
moet meteen hersteld worden, waar mogelijk –maar niet noodzakelijkerwijs – zoveel
mogelijk integraal. 2. Stroom die systematisch en proactief wordt aangepakt, ‘van binnen
naar buiten’.
WAARDEVERMEERDERING
De interim-regeling is bekend en naar verwachting treedt deze in de week van 5 november in
werking. De opgave voor de Tafel, en daarmee de werkconferentie richt zich nu op de definitieve
regeling. Daar heeft de Tafel een eigen werkgroep voor ingericht en bij de vorige Tafelvergadering is
een voorstel voor externe begeleiding van Ecofys/E&E aangenomen. Ecofys/E&E hebben een
presentatie gegeven over deze opgave, daarna is in subgroepen getracht te komen tot een
inventarisatie van criteria en uitgangspunten voor (mogelijke scenario’s van) de definitieve regeling.
13. Belangrijkste conclusie was dat er veel onhelderheid en verschil van opvatting bestond over
de opdrachtformulering en de kaders voor de definitieve regeling. Ook het proces en rol en
positie van de Tafelwerkgroep in relatie tot Ecofys was onduidelijk. De provincie is gevraagd
om, mede op basis van de gesprekken op de werkconferentie, een heldere
opdrachtformulering te maken, inclusief proces en rollen. Die wordt ter besluitvorming
voorgelegd a/d Tafel.
ALGEMEEN
14. Voor de totale Drieslag geldt dat het ontzorgen van bewoners het leidende principe moet
zijn. Bewoners die, buiten hun schuld en zelfs buiten hun eigen beïnvloedingssfeer,
geconfronteerd worden met consequenties van gaswinning die soms diep ingrijpen in de
woon- en levenssfeer moeten maximaal ontzien worden. Dat betekent een minimum aan
vereist eigen initiatief, een minimum aan eigen verantwoordelijkheid in administratieve
processen en een minimum aan technische informatie die zij moeten verwerken. Het
betekent een maximaal proactieve houding van de NAM, CVW en overheden ten aanzien van
herstel, versterken en compensatie, een maximale inspanning om iedereen zo snel mogelijk
te laten weten waar hij of zij met de eigen woning (maatwerk!) aan toe is en een maximaal
overnemen van de individuele problemen (maatwerk!) veroorzaakt door aardbevingen.
15. Met de komst van het CVW ontstaat een nieuwe driehoeksverhouding Dialoogtafel-NAMCVW. Afgesproken is dat de algemeen directeur van de NAM lid blijft van de Dialoogtafel. De
directeur CVW zal bij elke Tafelvergadering verslag komen doen over de voortgang van de
uitvoeringsorganisatie en het beantwoorden van vragen daarover.