Algemeen Bestuur vergadering 8 oktober 2014 Agenda voor de vergadering d.d. 8 oktober 2014 van het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam 1. Opening en mededelingen. 2. Verslag van de vergadering d.d. 9 juli 2014 van het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam. Gevraagde beslissing: 1. het verslag vast te stellen. 3. Besluitenlijst van de vergadering d.d. 9 juli 2014 van het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam. Gevraagde beslissing: 1. de besluitenlijst vast te stellen. 4. Vragen halfuur Mondeling 5. Ingekomen en uitgegane stukken. Gevraagde beslissing: 1. in te stemmen met de afhandelingvoorstellen op de lijst ingekomen en uitgegane stukken. 6. Stand van zaken Metropoolregio en Vervoerautoriteit Mondeling 7. Vergaderschema 2015. Gevraagde beslissing: 1. Het vergaderschema 2015 vast te stellen; 2. Kennis te nemen van het vergaderschema van het dagelijks bestuur. Portefeuillehouder: Koen. Samenvatting: In het concept vergaderschema is bij de vergadering van het algemeen bestuur rekening gehouden met de besluitvormingstermijnen in verband met de vaststelling van het liquidatieplan, vaststelling van de opheffingsbesluiten en vaststelling van de wijziging gemeenschappelijke regeling en de daarmee verband houdende consultatieperiodes bij deelnemende gemeenten. Op 1 juli vindt de opheffingsvergadering van de stadsregio plaats. In verband hiermee is de aanvangstijd gewijzigd in 16.30 uur. Aansluitend aan de vergadering is er een informeel afscheidsbuffet. De vergaderlocatie wordt nader bekend gemaakt. AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 1 Bijlage(n): 1. Vergaderschema 2015. 8. Vaststellen Sociaal Plan Gevraagde beslissing: 1. Kennis te nemen van het onderhandelaarsakkoord 2. Kennis te nemen van de intentieverklaring regiogemeente 3. Het sociaal plan opheffing stadsregio Rotterdam vast te stellen, onder voorbehoud van definitieve overeenstemming in het georganiseerd overleg. Portefeuillehouder: Koen Samenvatting: Nadat op 10 april 2014 de Ondernemingskamer van oordeel was dat het vastgestelde liquidatieplan niet in stand kon blijven en het Sociaal Statuut Rotterdam 2013 niet ziet op de opheffing van de stadsregio is het overleg gestart met de vakorganisaties over de inhoud van het Sociaal Plan opheffing stadsregio. Op 11 juni heeft het algemeen bestuur dan ook de portefeuillehouder middelen gemachtigd in overleg te treden met de vakorganisaties over een te bereiken akkoord over een sociaal plan. De bevoegdheid tot het vaststellen van het sociaal plan blijft voorbehouden aan het algemeen bestuur. Na een intensief en constructief proces met de vakorganisaties in het georganiseerd overleg en de ondernemingsraad is er ene onderhandelaarsakkoord bereikt over het bijgaande Sociaal Plan. De ondernemingsraad heeft de vakorganisaties geadviseerd akkoord te gaan met voorliggend Sociaal Plan. Op 22 september 2014 is met de vakorganisaties een akkoord bereikt over het Sociaal Plan opheffing Stadsregio Rotterdam. De vakorganisatie zullen het sociaal plan aan hun achterban voorleggen op 7 oktober 2014. Het sociaal plan ligt nu voor ter vaststelling, voor zover nodig onder voorbehoud van de instemming van de vakbonden en de positieve uitslag van de ledenraadpleging en de definitieve overeenstemming in het georganiseerd overleg. Om het aantal (pré)herplaatsingskandidaten te reduceren op het moment dat de stadsregio in liquidatie gaat, is in overleg met de Kring van gemeentesecretarissen een wederkerige intentieverklaring opgesteld. De gemeenten spreken daarbij de bereidheid uit om, indien financieel en anderszins mogelijk, op vrijwillige basis (pré)herplaatsingskandidaten een duurzaam dienstverband aan te bieden. De stadsregio stelt daar een financiële incentive voor de gemeente tegenover. De Intentieverklaring is als bijlage opgenomen in het Sociaal Plan opheffing Stadsregio Rotterdam. Bijlage(n): 1. Sociaal Plan opheffing Stadsregio Rotterdam inclusief bijlagen 9. Samenwerkingsovereenkomst stadsregio’s Rotterdam en Haaglanden projectorganisatie Plan B. Gevraagde beslissing: 1. Instemmen met de bijgevoegde ‘Samenwerkingsovereenkomst tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de strategische agenda van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag’ en het dagelijks bestuur te machtigen deze te ondertekenen en op te dragen deze te implementeren. Portefeuillehouder: Koen AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 2 Samenvatting: Vanwege de onzekerheid over het tempo van parlementaire behandeling, hebben de besturen van de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden op 11 juni 2014 besloten om als noodvoorziening een ‘Plan B’ voor te bereiden voor de situatie dat de Wet afschaffing plusregio’s onverhoopt op een later tijdstip dan 1 januari 2015 in werking treedt. Bovendien biedt dit ook de gewenste mogelijkheid om medewerkers eerder dan 1 januari 2015 te plaatsen. Met de voorliggende overeenkomst gaan de twee stadsregio’s een inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking aan in een tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de twee strategische agenda’s van de MRDH. Omdat de tijdelijke projectorganisatie tevens de taken van de stadsregio’s uitvoert voor verkeer en vervoer en economie, wordt het principe ‘mens-volgt-taak’ toegepast. Plaatsing van medewerkers in de tijdelijke projectorganisatie betekent dat zij een opdracht krijgen tot uitvoering van een samenstel van taken die overeenkomen met de taken van een functie uit het Functieboek MRDH. Een plaatsingsbesluit (zijnde een besluit van de secretaris tot het opdragen van tijdelijke werkzaamheden in de projectorganisatie) wordt geacht een voorgenomen plaatsing te zijn in de definitieve MRDH-organisatie. Na het instellen van de MRDH-organisatie en de benoeming van de secretaris-generaal worden de medewerkers van de tijdelijke projectorganisatie aangesteld bij de MRDH. De beide ondernemingsraden hebben op 23 september 2014 over de samenwerkingsovereenkomst een positief advies gegeven. Bijlage(n): ‘Samenwerkingsovereenkomst tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de strategische agenda van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag’ 10. Zeggenschap RET N.V. Gevraagde beslissing: 1. in te stemmen met het voornemen om door middel van verwerving van één bijzonder aandeel zeggenschap te verkrijgen over RET N.V.; 2. het dagelijks bestuur op te dragen om binnen de in de agendapost gestelde kaders van de voorgestelde uitwerkingsrichting deze zeggenschap uit te werken en te verwerven. Portefeuillehouder: Langenberg. Samenvatting: De bij inbesteding van de railconcessie vereiste zeggenschap van de stadsregio over de RET wordt ingevuld doordat de gemeente één bijzonder aandeel RET overdraagt aan de stadsregio. Daarbij geldt een aantal randvoorwaarden: o. het opdrachtgeverschap van de stadsregio mag niet belemmerd worden door haar rol wat betreft zeggenschap; o. de zeggenschap leidt niet tot financiële risico’s voor stadsregio. Over een aantal onderwerpen, daar waar dit wettelijk vereist is, vindt besluitvorming door beide aandeelhouders plaats op basis van unanimiteit. Over een aantal onderwerpen, daar waar dit wettelijk vereist is of vanwege het opdrachtgeverschap van de stadsregio gewenst is, vindt besluitvorming plaats door beide aandeelhouders op basis van meerderheid van stemmen. Over andere onderwerpen vindt besluitvorming plaats door de gemeente Rotterdam, zonder rol voor de stadsregio. 11. Intrekking Verordeningen Woninggebonden subsidies 1994 en 1995. Gevraagde beslissing: 1. de verordening Woninggebonden subsidies 1994 in te trekken, conform bijgevoegd ontwerpbesluit; 2. de verordening Woninggebonden subsidies 1995 in te trekken, conform bijgevoegd 3. ontwerpbesluit. AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 3 Portefeuillehouder: Karssen. Samenvatting: De verplichtingen op grond van de verordening Woninggebonden subsidies 1994 en de verplichtingen op grond van de verordening Woninggebonden subsidies 1995 zijn voldaan. De beide verordeningen worden niet langer gebruikt en kunnen beide worden ingetrokken. Bijlage(n): 1. ontwerpbesluit intrekking verordening Woninggebonden subsidies 1994; 2. ontwerpbesluit intrekking verordening Woninggebonden subsidies 1995. 12. Treasurystatuut 2014. Gevraagde beslissing: 1. het bijgevoegde Treasurystatuut 2014 vast te stellen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014, onder intrekking van het treasurystatuut 2012. Portefeuillehouder: Koen. Samenvatting: Sinds 15 december 2013 zijn alle decentrale overheden verplicht om alle geldmiddelen die zij niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak aan te houden in ’s Rijks schatkist, kortweg verplicht schatkistbankieren genoemd. De financieringsstructuur van de stadsregio wordt in belangrijke mate bepaald door het verstrekken van middelen in de vorm van subsidies en (project)bijdragen aan gemeenten, bedrijven en instellingen, die (soms al veel) eerder van vooral het Rijk zijn ontvangen. Mede gezien de omvang daarvan is daarmee door de jaren heen sprake van een forse vermogenspositie. Het uitzetten van deze middelen bracht tot nu toe structurele en – ondanks de steeds lagere rentetarieven in de afgelopen jaren – relatief belangrijke rentebaten. Verplicht schatkistbankieren leidt onontkoombaar tot lagere vermogensopbrengsten. Binnen de hiervoor geschetste kaders wordt daarom ingezet op de volgende beleidslijnen om de voorziene negatieve effecten te minimaliseren: 1. Aanhouden van de bestaande beleggingsportefeuille in lange middelen (obligaties met een looptijd van > 1 jaar) tot het einde van de looptijd, die varieert van 2014 tot 2016; 2. Het verstrekken van leningen aan andere decentrale overheden als substituut voor de belegging in zowel korte (looptijd tot 1 jaar) als lange middelen (looptijd > 1 jaar). Daarmee wordt een substantieel hoger rendement behaald dan het Rijk in rekening-courant en/of in de vorm van deposito’s kan bieden. Hiertoe is een mantelovereenkomst aangegaan met BNG Vermogensbeheer B.V. (onderdeel van de Bank Nederlandse Gemeenten), die dit geheel voor de stadsregio kan faciliteren. Ook enkele andere hierin gespecialiseerde financiële instellingen kunnen hiervoor worden ingezet; 3. Gebruik maken van de depositofaciliteiten van het Rijk op basis van een gemiddelde looptijd van 1 jaar, indien de renteontwikkeling daartoe aanleiding geeft. Deze drie instrumenten worden in een nader uit te werken mix ingezet. De mogelijkheid om leningen aan andere decentrale overheden te verstrekken is niet opgenomen in het vigerende treasurystatuut 2012. Daarom is een nieuw treasurystatuut 2014 opgesteld (zie bijlage). Tenslotte wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat de bestaande rechtstreeks aan de BDU toe te rekenen vermogensbestanddelen en beleggingen van de stadsregio Rotterdam per 1 januari 2015 moeten worden overgedragen aan de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (hierna te noemen: MRDH). Daarom is voor de MRDH een AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 4 treasurystatuut opgesteld, waarin wordt uitgegaan van dezelfde beleidslijnen als hiervoor geschetst. Bijlage(n): 1. Treasurystatuut 2014 (met wijzigingen t.o.v. 2012 en relevante opmerkingen) 2. Treasurystatuut 2014 (gewijzigde versie). 13. Controleprotocol 2014. Gevraagde beslissing: 1. het Controleprotocol 2014 vast te stellen conform bijgevoegd ontwerp. Portefeuillehouder: Koen. Samenvatting: In de Controleverordening 2012 is bepaald, dat het algemeen bestuur voor de jaarlijks uit te voeren accountantscontrole een controleprotocol vaststelt. Bijgevoegd voor u het ontwerp Controleprotocol 2014. In het Controleprotocol zijn de uitgangspunten opgenomen, welke voor de accountant de reikwijdte en de te hanteren goedkeurings- en rapporteringstoleranties bepalen voor het uitvoeren van de accountantscontrole 2014.Inhoudelijk wijkt het protocol niet af van de uitgangspunten, die ook voor 2013 van toepas-sing waren. De in bijlage 1 van het protocol opgenomen Inventarisatie van de vigerende wet- en regelgeving, die op de stadsregio van toepassing is, is geactualiseerd. Het Controleprotocol is aan te merken als het normenkader voor het operationaliseren van de term rechtmatigheid en getrouwheid. Bijlage(n): 1. Controleprotocol 2014 14. Afwikkeling fonds Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam (BOR-fonds). Gevraagde beslissing: 1. het Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam te ontbinden op grond van artikel 2, lid 2 van het convenant Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam; 2. de Subsidieverordening Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam in te trekken. Portefeuillehouder: Langenberg. Samenvatting: Op 12 oktober 2000 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en de stadsregio Rotterdam de bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam gesloten. Deze overeenkomst bevatte een samenhangend pakket aan maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheidskwaliteit van de regio. Door alle partijen is geld ingelegd in het zogeheten BOR-fonds om de bereikbaarheid van de regio Rotterdam te verbeteren door de uitvoering van zowel kleine als grote projecten. Het rijk heeft de inleg van de partners verdubbeld. De partijen zijn overeengekomen dat de stadsregio het fonds beheert. Door het rijk was eenmalig een generiek uitstel verleend voor de financiële afronding van het totale programma tot eind 2011. Voor een aantal projecten is de bestedingstermijn na 2011 vastgesteld, waarvan de laatste in 2014. De laatste subsidie die nog vastgesteld moest worden was het project Pettendijk. Dit is gebeurd in het dagelijks bestuur van 9 juli 2014. Met deze laatste subsidievaststelling zijn alle projecten uit het fonds verplicht, gerealiseerd en financieel afgewikkeld. Aangezien het volledige programma is uitgevoerd en er geen batig saldo meer is, wordt voorgesteld om het fonds te ontbinden en de subsidieverordening Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam in te trekken. AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 5 Bijlage(n): 1. ontwerp intrekking- en ontbindingsbesluit; 2. definitief programma BOR-fonds. 15. Rondvraag en sluiting. AGDB 8 oktober / BZC / CB / 8 oktober 2014 Pagina 6
© Copyright 2024 ExpyDoc