Samenwerkingsovereenkomst tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de strategische agenda van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Versie 7 augustus 2014 Preambule De afgelopen periode is er hard gewerkt aan de inhoudelijke en organisatorische voorbereiding van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De beweging naar de gemeentelijke samenwerking op het niveau van de MRDH is onomkeerbaar. De strategische agenda’s Bereikbaarheid en Economisch Vestigingsklimaat zijn, tezamen met de conceptbegroting en diverse verordeningen inmiddels voor consultatie toegezonden aan de 24 gemeenten. Voorwaarde voor de start van de MRDH is dat de parlementaire behandeling van de Wet afschaffing plusregio’s is afgerond. De beoogde inwerkingtreding van deze wet is 1 januari 2015. In de nacht van 3 op 4 juli 2014 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel. Het voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken vindt plaats op 30 september 2014. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft op 14 juli 2014 het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer. Hiermee is de voorhangprocedure van de Algemene Maatregel van Bestuur gestart. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ligt hiermee op koers. Het is echter nog niet duidelijk wanneer de plenaire behandeling in de Eerste Kamer plaatsvindt. Het doel van de 24 gemeenten blijft dat de MRDH-organisatie per 1 januari 2015 van start gaat (‘Plan A’). Vanwege de onzekerheid over het tempo van parlementaire behandeling, hebben de besturen van de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden op 11 juni 2014 besloten om als noodvoorziening een ‘Plan B’ voor te bereiden voor de situatie dat de Wet afschaffing plusregio’s onverhoopt op een later tijdstip dan 1 januari 2015 in werking treedt. Bovendien biedt dit ook de (wenselijke) mogelijkheid om medewerkers eerder dan 1 januari 2015 te plaatsen. In dit Plan B gaan de twee stadsregio’s een inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking aan in een tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de twee strategische agenda’s van de MRDH. Daarmee wordt de uitvoering van de inhoudelijke agenda’s van de MRDH i.o. mogelijk gemaakt, wordt de Metropoolregio zichtbaar en kan voor 1 januari 2015 de selectie- en plaatsingsprocedure van het personeel afgerond worden. De tijdelijke projectorganisatie wordt daarom zoveel als mogelijk ingericht volgens de structuur en de beoogde werkwijze van de MRDH-organisatie, zodat deze snel omgezet kan worden in de definitieve MRDH-organisatie. Het Bestuursforum MRDH heeft op 12 juni 2014 het belang van een snelle uitwerking van Plan B onderstreept; de inzet van de 24 gemeenten blijft uiteraard onverminderd gericht op Plan A. Met Plan B wordt zo snel mogelijk een einde gemaakt aan de nu al enkele jaren durende onzekerheid voor de medewerkers van beide stadsregio’s. Om er voor te zorgen dat Plan A en Plan B in personele zin naadloos in elkaar over kunnen gaan, vindt er één selectie- en plaatsingsprocedure plaats. Dit geeft de medewerkers van de beide stadsregio’s op korte termijn zekerheid over een perspectief binnen de toekomstige MRDH-organisatie en maakt een ‘warme overgang’ mogelijk van medewerkers van de tijdelijke projectorganisatie naar de MRDH-organisatie. Omdat de tijdelijke projectorganisatie tevens de taken van de stadsregio’s uitvoert voor verkeer en vervoer en economie, wordt het principe ‘mens-volgt-taak’ toegepast. Plaatsing van medewerkers in de tijdelijke projectorganisatie betekent dat zij een opdracht krijgen tot uitvoering van een samenstel van taken die overeenkomen met de taken van een functie uit het Functieboek MRDH. Een plaatsingsbesluit wordt geacht een voorgenomen plaatsing te zijn in de definitieve MRDH-organisatie. Na het instellen van de MRDHorganisatie en de benoeming van de secretaris-generaal worden de medewerkers van de tijdelijke projectorganisatie aangesteld bij de MRDH. Het Bestuursforum MRDH heeft op 12 juni 2014 de kwartiermakers van de Vervoersautoriteit (Va) en het Economisch Vestigingsklimaat (EV) benoemd als beoogd directeuren in de MRDH. De beide kwartiermakers zullen voor de betreffende onderwerpen als functioneel leidinggevenden optreden in de tijdelijke projectorganisatie. De voorzitters van de twee stadsregio’s bereiden op verzoek van het Bestuursforum van 12 juni 2014 de selectie van de secretaris-generaal van de MRDH voor. De voorzitters, die in de procedure worden bijgestaan door een selectiecommissie, bereiden een voordracht voor aan het Bestuursforum van 14 november 2014. 1 De rechtspositie van de medewerkers in de tijdelijke projectorganisatie blijft ongewijzigd aangezien zij in dienst blijven van de stadsregio Rotterdam respectievelijk het Stadsgewest Haaglanden. Om mobiliteit op vrijwillige basis te bevorderen, wordt voor het Stadsgewest Haaglanden het vigerende mobiliteitsbeleid verlengd tot het moment dat de Wet afschaffing plusregio’s in werking treedt. De ingangsdatum van het Sociaal Plan Stadsgewest Haaglanden zal daarmee ook verschuiven tot het moment dat de wet in werking treedt. Bij de stadsregio Rotterdam kunnen maatregelen van sociaal flankerend beleid uit het Sociaal Statuut 2013 in het kader van individueel maatwerk worden toegepast om de vrijwillige mobiliteit te bevorderen. Dit doet niets af aan de afspraken die gemaakt worden in het kader van het Sociaal Plan in verband met de opheffing van de stadsregio. Plan B moet zo goed mogelijk vooruitlopen op Plan A maar functioneert op basis van de wet- en regelgeving die nu geldt voor de stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden. De bestaande juridische en bestuurlijke entiteiten blijven in Plan B dus ongewijzigd bestaan en beide algemeen en dagelijks besturen blijven functioneren. In de overgangsperiode tot inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling MRDH is er onvermijdelijk sprake van parallelle bestuurlijke structuren. Naast de formele structuren van de beide stadsregio’s is er een structuur voor de MRDH i.o., die het Bestuursforum van alle 24 gemeenten en het Kernteam van gemeentesecretarissen omvat. In deze structuur wordt samen met de drie kwartiermakers MRDH, Va en EV verder gewerkt aan de gemeenschappelijke regeling MRDH, opdat deze direct in werking kan treden zodra de Eerste Kamer heeft ingestemd met de ‘Wet afschaffing plusregio’s’. Hiermee is er een dubbele verantwoordelijkheid voor alle betrokkenen om in de parallelle structuren, in goede samenspraak en afstemming, tot uitvoering van de strategische agenda van de MRDH te komen en te waarborgen dat de tijdelijke projectorganisatie snel omgezet kan worden naar de MRDH-organisatie. Besluiten die voortvloeien uit de strategische agenda van de MRDH worden, voor zover van toepassing op de betreffende regio en passend binnen wettelijke voorschriften, uniform voorgelegd aan de dagelijks en/of algemeen besturen van beide stadsregio’s. Een stuurgroep van beide regiosecretarissen, de beoogd secretaris-generaal, de verantwoordelijk directeuren/managers en de voorzitter van het Kernteam MRDH stemt deze besluitvorming af. Vanwege de nauwe samenhang tussen Plan A en Plan B wordt deze samenwerkingsovereenkomst ook ondertekend door de voorzitter van het Kernteam MRDH. Belangrijk is dat daarmee benadrukt wordt dat besluiten die nu ten behoeve van de beide regio’s genomen worden door de besturen of secretarissen, ook aansluiten en onderschreven worden door de organen van de MRDH i.o. 2 Het Stadsgewest Haaglanden, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. M.J. Toet, secretaris, hierna te noemen het Stadsgewest; en De stadsregio Rotterdam, rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw drs. J. Fix, secretaris, hierna te noemen de Stadsregio; en De Metropoolregio Rotterdam Den Haag i.o., vertegenwoordigd door mevrouw mr. drs. A.W.H. Bertram, voorzitter van het Kernteam Metropoolregio Rotterdam Den Haag, hierna te noemen het Kernteam; Overwegende dat 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 De 24 gemeenten die samenwerken in het Stadsgewest respectievelijk de Stadsregio hebben besloten tot een nieuwe samenwerking binnen de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en deze beweging onomkeerbaar is. De strategische agenda voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is opgesteld, die de Strategische Bereikbaarheidsagenda en de Strategische agenda Economisch Vestigingsklimaat omvat, die samen met de ontwerpbegroting en de aanvullende verordeningen en regelingen op 8 juli 2014 ter consultatie aan de 24 gemeenten zijn aangeboden. De begroting van de Strategische Bereikbaarheidsagenda is gebaseerd op de vastgestelde programmabegrotingen 2015, onderdeel Verkeer en Vervoer van de Stadsregio en het Stadsgewest. De gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag in werking treedt op de dag nadat de Eerste Kamer de Wet afschaffing plusregio’s heeft aangenomen, nadat de bestuursorganen van de 24 gemeenten met de regeling hebben ingestemd. De Tweede Kamer der Staten Generaal op 4 juli 2014 de Wet afschaffing plusregio’s heeft aangenomen en de inwerkingtreding van deze wet beoogd is per 1 januari 2015. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op 14 juli 2014 het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s heeft voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer, waarmee de voorhangprocedure van de Algemene Maatregel van Bestuur is gestart. Het voorbereidend onderzoek door de Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken plaatsvindt op 30 september 2014. Ingeval de wet niet per 1 januari 2015 inwerking treedt, de Wgr-plus in 2015 de enige wettelijke grondslag voor regionale samenwerking is. De dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest op 11 juni 2014 hebben ingestemd met een inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking in een tijdelijke projectorganisatie als noodvoorziening ter uitvoering van de strategische agenda van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag indien de Wet afschaffing plusregio’s niet per 1 januari 2015 in werking treedt. Hiermee zo snel mogelijk een einde gemaakt wordt aan de al enkele jaren durende onzekerheid voor de medewerkers van de Stadsregio en het Stadsgewest. De plaatsing van medewerkers van de Stadsregio en het Stadsgewest in de tijdelijke projectorganisatie wordt aangemerkt als interne reorganisatie, waarop de rechtspositie van de eigen organisatie van toepassing is, waaronder het principe van ‘mens volgt functie’; Medewerkers van de Stadsregio en het Stadsgewest, die niet worden geplaatst in de tijdelijke projectorganisatie, belast worden met tijdelijke werkzaamheden. Voor medewerkers die niet worden geplaatst bij de MRDH afspraken worden gemaakt in een nog vast te stellen Sociaal Plan opheffing stadsregio Rotterdam en afspraken zijn gemaakt in het Sociaal Plan Stadsgewest Haaglanden. De ondernemingsraden van de Stadsregio en het Stadsgewest op 23 juni 2014 om advies zijn gevraagd over de uitgangspunten op hoofdlijnen voor de tijdelijke projectorganisatie. De dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest op 9 juli 2014 hebben ingestemd met de uitgangspunten op hoofdlijnen voor de tijdelijke projectorganisatie en de secretarissen van beide regio’s de opdracht hebben gegeven om op basis daarvan een samenwerkingsovereenkomst voor te bereiden. 3 16 De algemeen besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest hier op 9 juli 2014 respectievelijk 24 september 2014 over geïnformeerd zijn. 17 De ondernemingsraden van de Stadsregio en het Stadsgewest en de BOR MRDH op .. september advies hebben gegeven en met het Georganiseerd Overleg op 9 september 2014 overeenstemming is bereikt over deze samenwerkingsovereenkomst. 18 De formele bevoegdheden van de tijdelijke projectorganisatie liggen bij de algemeen en dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest binnen de bestaande bestuurlijke en juridische kaders van de gemeenschappelijke regelingen en de Wgr-plus. 19 In de overgangsperiode tot inwerkingtreding van de gemeenschappelijke regeling MRDH naast de formele structuren van de Stadsregio en het Stadsgewest er een parallelle structuur voor de MRDH i.o. is die het Bestuursforum van de 24 gemeenten en het Kernteam omvat. 20 Er daarmee sprake is van een dubbele verantwoordelijkheid voor alle betrokkenen om in de parallelle structuren zo spoedig mogelijk tot uitvoering van de strategische agenda van de MRDH te komen en te waarborgen dat de tijdelijke projectorganisatie snel omgezet kan worden naar de MRDH-organisatie. 21 Partijen verbinden zich dat de ondertekening van deze overeenkomst namens de MRDH i.o. na oprichting van MRDH door het bestuur van de MRDH wordt bekrachtigd. Komen het volgende overeen: Artikel 1 Algemene bepalingen 1.1 Begripsbepalingen In deze samenwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder: a. Plan B: het besluit van de dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest om, ingeval de Wet afschaffing plusregio’s niet per 1 januari 2015 in werking treedt, als noodvoorziening een inhoudelijke en bestuurlijke samenwerking vorm te geven in een tijdelijke projectorganisatie ter uitvoering van de strategische agenda van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en waarmee voor 1 januari 2015 de selectie- en plaatsingsprocedure voor het personeel afgerond kan worden; b. MRDH: de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag; c. Bestuursforum: het bestuurlijk overleg tussen de 24 gemeenten over de oprichting van de MRDH; d. Kernteam: het overleg van de gemeentesecretarissen van Den Haag, Rotterdam, Rijswijk, Delft, Krimpen aan den IJssel en Lansingerland met de kwartiermakers MRDH, onder voorzitterschap van de gemeentesecretaris van Den Haag en onder plaatsvervangend voorzitterschap van de gemeentesecretaris van Rotterdam, dat in opdracht van het Bestuursforum alle voorbereidingen treft voor oprichting van de MRDH; e. Voorzitter Kernteam de voorzitter van het onder punt d genoemde overleg en in deze overeenkomst gelijk gesteld aan de door het Bestuursforum te benoemen beoogd secretaris-generaal van de MRDH. Vanaf het moment dat de benoeming van de beoogd secretaris-generaal van de MRDH in het Bestuursforum heeft plaatsgevonden, neemt de secretaris-generaal in deze samenwerkingsovereenkomst de rol van de voorzitter van het Kernteam over; f. Stuurgroep plan B: het overleg van de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest met de kwartiermakers MRDH en de voorzitter van het Kernteam dat alle voorbereidingen treft om te komen tot de tijdelijke projectorganisatie; g. Functieboek MRDH: het document dat de functiebeschrijvingen omvat van alle functies die binnen de MRDH-organisatie beschikbaar zijn; h. Volgfunctie: een functie wordt als volgfunctie aangemerkt indien minimaal 65% van de nieuwe functie overeenkomt met een bestaande functie; i. Was-Wordt tabel: het overzicht van functies uit het functieboek MRDH waarin aangegeven staat welke functies van de Stadsregio en het Stadsgewest volgfuncties zijn en welke functies dat niet zijn; j. Vrije functie: een functie die niet is ingevuld op basis van een volgfunctie; 4 k. Plaatsing: l. Flexibele schil: m. Medewerker: de opdracht tot uitvoering in de tijdelijke projectorganisatie van een samenstel van taken die overeenkomen met de taken van een functie uit het Functieboek MRDH. Een besluit tot plaatsing in de tijdelijke projectorganisatie wordt geacht een voorgenomen plaatsing te zijn in de definitieve MRDHorganisatie; functies binnen de MRDH-organisatie die vervult worden door medewerkers die op die betreffende functies geplaatst zijn bij een gemeente; diegene die op basis van een vaste ambtelijke aanstelling in dienst is van de Stadsregio of het Stadsgewest. 1.2 Werkingssfeer 1 Deze overeenkomst is van toepassing op de inrichting van een tijdelijke projectorganisatie door de Stadsregio en het Stadsgewest indien de Wet Afschaffing plusregio’s niet per 1 januari 2015 in werking treedt. 2 De definitieve plaatsing van medewerkers in de MRDH-organisatie kan plaatsvinden vanaf het moment dat het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de MRDH geïnstalleerd zijn en de secretarisgeneraal van de MRDH-organisatie formeel benoemd is. Artikel 2 Tijdelijke Projectorganisatie 1 De Stadsregio en het Stadsgewest richten een tijdelijke projectorganisatie in als tijdelijke voorziening volgens de structuur en de beoogde werkwijze van de MRDH-organisatie en die tot doel heeft de strategische agenda van de MRDH tot uitvoering te brengen. 2 De tijdelijke projectorganisatie start zodra deze overeenkomst in werking treedt, doch uiterlijk 1 januari 2015 en zal voortbestaan tot het moment waarop het besluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en andere besluiten in verband met de Wet afschaffing plusregio’s inwerking treedt doch ten hoogste enkele maanden daarna wanneer de organisatie van de in werking getreden gemeenschappelijke regeling MRDH volledig operationeel is. 3 De tijdelijke projectorganisatie wordt dusdanig ingericht dat deze snel kan worden omgezet in de definitieve MRDH-organisatie. 4 Het management van de tijdelijke projectorganisatie bestaat uit de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest, aangevuld met de beoogd directeur Vervoersautoriteit, de beoogd directeur Economisch Vestigingsklimaat en de beoogd managers Openbaar Vervoer, Verkeer en Bedrijfsvoering. Er vindt periodiek afstemming plaats met de beoogd secretaris-generaal van de MRDH om een snelle omzetting naar de definitieve MRDH-organisatie zoals beschreven in het derde lid te bespoedigen. 5 De functionele leiding over het personeel van de tijdelijke projectorganisatie komt te liggen bij de beoogde directeuren en managers zoals genoemd in het vierde lid. De hiërarchische leiding berust bij het management van de Stadsregio respectievelijk het Stadsgewest. Voor een aantal functies binnen Bedrijfsvoering, onder meer die betrekking hebben op de bestuurlijke, juridische en financiële control, en die nauw samenhangen met de wettelijke verantwoordelijkheden van de stadsregio’s en waarvoor formele vereisten gelden, worden uitgevoerd onder directe aansturing van de secretaris van de Stadsregio respectievelijk het Stadsgewest. 6 Ten behoeve van eenduidige besluitvorming voor de uitvoering van de strategische agenda’s vergaderen de dagelijks besturen periodiek gezamenlijk. Een stuurgroep van de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest, de beoogd secretaris-generaal en de beoogd directeuren en managers zoals genoemd in het vierde lid en de voorzitter van het Kernteam MRDH bereidt de besluitvorming voor. Artikel 3 Aanwijzing van functies in de tijdelijke projectorganisatie 1 Het functieboek MRDH vormt de basis voor de tijdelijke projectorganisatie. 2 Er wordt wel geplaatst in de functies in de flexibele schil, maar deze medewerkers worden pas aangesteld bij een gemeente bij het omzetten naar de definitieve MRHD-organisatie. 3 Medewerkers krijgen in de tijdelijke projectorganisatie een samenstel van taken opgedragen, die overeenkomen met de taken van een functie uit het functieboek MRDH. 4 Na het instellen van de MRDH-organisatie en de benoeming van de secretaris-generaal worden de medewerkers van de tijdelijke projectorganisatie aangesteld bij de MRDH of in het geval van de flexibele schil bij een gemeente in de functie uit het functieboek die behoort bij het samenstel van de in de tijdelijke projectorganisatie vervulde opgedragen taken. 5 Artikel 4 Uitgangspunten selectie- en plaatsingsprocedure voor de projectorganisatie 1 De stuurgroep plan B draagt zorg voor een zorgvuldige uitvoering van de selectie- en plaatsingsprocedure. 2 Er wordt gebruik gemaakt van afzonderlijke plaatsingscommissies voor de Vervoersautoriteit, het Economisch Vestigingsklimaat en de Bedrijfsvoering. Voorzitter van de plaatsingscommissie is de betreffende beoogd directeur/manager. Leden zijn een P&O-adviseur en een adviseur uit het betreffende werkveld. De plaatsingscommissies worden benoemd door de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest in overleg met de voorzitter van het Kernteam. 3 De Was-Wordt tabel wordt opgesteld door de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest, waarbij de plaatsingscommissies adviseren ingeval er meer volgfunctiehouders zijn dan beschikbare functies. De Was-Wordt tabel wordt vastgesteld door de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest in overleg met de voorzitter van het Kernteam. 4 De selectie voor de vrije functies wordt uitgevoerd door de plaatsingscommissies. De adviezen van de plaatsingscommissies worden gericht aan de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest en de voorzitter van het Kernteam. 5 Voor het nemen van plaatsingsbesluiten in de tijdelijke projectorganisatie zijn de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest bevoegd. Een plaatsingsbesluit wordt, gelet op artikel 2.3, geacht een voorgenomen plaatsing te zijn in de definitieve MRDH-organisatie. 6 De tijdelijke projectorganisatie wordt voor 50% gevuld door de medewerkers van de Stadsregio en voor 50% door de medewerkers van het Stadsgewest, steeds uitgedrukt in fte. De plaatsingscommissies zijn verantwoordelijk om deze verdeling zo getrouw mogelijk te hanteren. 7 Bij het plaatsen in volgfuncties en vrije functies komen eerst de medewerkers met een vaste aanstelling bij de Stadsregio en het Stadsgewest in aanmerking. Zijn die kandidaten niet in voldoende aantal beschikbaar dan komt ook een tijdelijke medewerker in aanmerking voor plaatsing in een vrije functie. Voor de tijdelijke medewerkers gelden de volgende voorwaarden: Het moet gaan om een via tijdelijke aanstelling of via detachering vanuit een gemeente bij de Stadsregio of het Stadsgewest geplaatste medewerker die een reguliere formatieplaats vervuld; Die formatieplaats is niet met een vaste medewerker ingevuld, vanwege het gevoerde personeelsbeleid dat met het oog op de aanstaande opheffing van de stadsregio’s geen vast dienstverband meer wordt aangeboden; De duur van de tijdelijke aanstelling of detachering bedraagt minimaal 24 maanden (1 januari 2015 als peildatum) 8 Zijn de tijdelijk medewerkers zoals bedoeld in lid 7 niet meer beschikbaar, dan worden medewerkers van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid gesteld te reageren op vrije functies. 9 Als geen tijdelijke medewerkers zoals bedoeld in lid 7 en geen gemeentelijke medewerkers zoals bedoeld in lid 8 beschikbaar zijn, kunnen tijdelijke medewerkers die op basis van een inhuurovereenkomst werkzaam zijn bij de Stadsregio of het Stadsgewest in aanmerking komen voor plaatsing in een vrije functie, als zij voldoen aan de volgende voorwaarden: Het moet gaan om een via een inhuurovereenkomst bij de Stadsregio of het Stadsgewest werkzame medewerker die een reguliere formatieplaats vervuld; Die formatieplaats is niet met een vaste medewerker ingevuld, vanwege het gevoerde personeelsbeleid dat met het oog op de aanstaande opheffing van de stadsregio’s geen vast dienstverband meer wordt aangeboden; De duur van de inhuur bedraagt minimaal 24 maanden (1 januari 2015 als peildatum). en waarbij de volgorde van selectie en plaatsing geldt zoals beschreven in artikel 5. Artikel 5 Selectie- en plaatsingsprocedure medewerkers projectorganisatie 5.1 Overig management 1 Als eerste stap vindt de selectie en plaatsing van de managers Openbaar Vervoer, Verkeer en Bedrijfsvoering plaats. 2 Voor zover deze functies niet zijn aan te wijzen als functievolgers, beslissen de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest in overleg met de voorzitter het Kernteam over de selectie en plaatsing, gehoord de beoogd directeuren Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. 5.2 Volgfuncties 1 In de Was-Wordt tabel wordt aangegeven welke functies als volgfuncties zijn aangemerkt en welke niet. 2 Indien er meer volgfunctiehouders zijn dan beschikbare formatie aan volgfuncties wordt de meest geschikte kandidaat geselecteerd, op advies van de plaatsingscommissies. 6 3 Alle medewerkers ontvangen bericht van de secretaris of er wel of niet sprake is van een volgfunctie. Is een medewerker het niet eens met het besluit of er al dan niet sprake is van een volgfunctie, dan kan hij daar bezwaar tegen maken. Indien er sprake is van een volgfunctie met voldoende formatieve ruimte en een volgfunctiehouder wil daar gebruik van maken, dan is voor hem het selectie- en plaatsingsproces geëindigd. Is er sprake van een volgfunctie en de medewerker wil zijn belangstelling voor een andere functie kenbaar maken, dan behoudt hij het recht om te reageren op een andere beschikbare functie. Zodra de medewerker in die andere functie geplaatst is, vervalt het recht op de volgfunctie. 5.3 Vrije functies open voor medewerkers met vast dienstverband 1 De functies die niet zijn ingevuld op basis van volgfuncties worden opengesteld. 2 De plaatsingscommissies adviseren conform artikel 4.4 over de selectie voor de vrije functies. De betreffende medewerkers ontvangen het besluit van de secretaris of zij geplaatst zijn in een vrije functie of niet. Is een medewerker het niet eens met het besluit, dan kan hij daar bezwaar tegen maken. 5.4 Vrije functies open voor medewerkers met tijdelijke dienstverband en gedetacheerden Vrije functies die na de vorige stappen nog niet zijn vervuld, worden conform artikel 4.7 opengesteld voor medewerkers met een tijdelijk dienstverband of detacheringovereenkomst. De plaatsingscommissies adviseren conform artikel 4.4. De betreffende medewerkers ontvangen van de secretaris het besluit of zij geplaatst zijn in een vrije functie of niet. 5.5 Vrije functies open voor medewerkers bij gemeenten Indien er nog functies onvervuld blijven na de vorige stap, worden deze opengesteld voor medewerkers in vaste dienst van één van de 24 gemeenten die niet al bij de Stadsregio of het Stadsgewest gedetacheerd zijn. De plaatsingscommissies adviseren conform artikel 4.4. De kandidaten worden op basis van detachering geplaatst in de tijdelijke projectorganisatie tot het moment zoals beschreven in artikel 3.4. 5.6 Vrije functies open voor medewerkers die langer dan 24 maanden ingehuurd zijn Indien er nog functies onvervuld blijven na de vorige stap, worden deze conform artikel 4.8 opengesteld worden voor medewerkers die langer dan 24 maanden zijn ingehuurd. De plaatsingscommissies adviseren conform artikel 4.4. De kandidaten worden op basis van inhuur geplaatst in de tijdelijke projectorganisatie tot het moment zoals beschreven in artikel 3.4. 5.7 Vrije functies open voor externe inhuur Indien er nog functies onvervuld blijven na de vorige stap, behoort werving in de markt tot de mogelijkheden waarbij geldt dat deze kandidaten niet in dienst komen van de Stadsregio of het Stadsgewest. De plaatsingscommissies adviseren conform artikel 4.4. 5.8 Bezwaarprocedure 1 Op grond van de artikelen 5.2 en 5.3 kan een medewerker bezwaar maken tegen het al dan niet aanmerken van zijn functie als volgfunctie en het ontvangen besluit inzake de plaatsing. 2 Indien een medewerker bezwaar maakt, heeft dat een opschortende werking ten aanzien van de plaatsing in de betreffende functie. Deze opschortende werking geldt zowel voor de medewerker die bezwaar maakt als, indien van toepassing, voor de andere medewerker die een plaatsingsbesluit heeft ontvangen voor de betreffende functie. 3 Voor de behandeling van de bezwaren wordt een onafhankelijke hoorcommissie ingesteld door de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest. De onafhankelijke hoorcommissie bestaat uit een jurist als voorzitter, een lid aangewezen door de vakbonden en een lid gezamenlijk aangewezen door de Stadsregio en het Stadsgewest. 4 De onafhankelijke hoorcommissie brengt binnen twee weken een advies uit aan de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest en de voorzitter van het Kernteam. De secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest nemen op basis van dit advies een besluit over het bezwaar, waarna de opschortende werking als bedoeld in artikel 5.8, lid 2, komt te vervallen. Artikel 6 Huisvesting tijdelijke projectorganisatie 1 De tijdelijke projectorganisatie is gevestigd daar waar de MRDH-organisatie gevestigd zal worden conform de besluitvorming daarover in de dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest en het Bestuursforum. 2 De huidige huisvestingen van de Stadsregio en het Stadsgewest worden beëindigd via daartoe in het liquidatieplan en eventuele aanvullende besluiten van het dagelijkse bestuur opgenomen besluiten. 3 Deze regeling treedt niet in de frictiekosten die rond de huisvesting mogelijk aan de orde zijn. Iedere regio voorziet daarin zelf door middel van liquidatiebesluiten. 7 Artikel 7 Communicatie 1 De projectcommunicatie voor Bereikbaarheid en Economisch Vestigingsklimaat wordt ondergebracht in de tijdelijke projectorganisatie van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en uitgevoerd in lijn met de uitgangspunten die in het communicatieplan ‘Werken aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag’ (april 2014) zijn geformuleerd. 2 De bestuurlijke woordvoering voor de portefeuillehouders Verkeer en Vervoer en Economie en de voorzitters van de twee stadsregio’s blijft – in lijn met het principe van verlengd lokaal bestuur – een taak van de woordvoerders van de stadsregio’s. De eenheid van de communicatie wordt geborgd via een afstemmend overleg tussen de projectorganisatie, de stadsregio’s en de (betrokken) gemeenten parallel aan de besluitvorming in de besturen van de twee stadsregio’s. Slechts de formele (juridische) communicatie zoals bekendmakingen gebeurt door de stadsregio’s afzonderlijk. Artikel 8 Kosten 1 De kosten van de tijdelijke projectorganisatie vanaf 1 januari 2015 worden gelijkelijk door de Stadsregio en het Stadsgewest gedragen. Hiertoe wordt een gezamenlijke projectadministratie ingericht die de basis vormt voor de onderlinge verrekening. Het betreft met name de kosten voor huisvesting en de salarissen. De bekostiging vindt plaats vanuit de nieuwe stadsregionale begrotingen 2015. 2 De kosten van de inhoudelijke programma’s worden gefinancierd uit de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer respectievelijk uit de inwonerbijdrage voor het programma Economisch Vestigingsklimaat. 3 De besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest zijn ieder voor zich verantwoordelijk voor de eigen begroting, de regio specifieke werkzaamheden, de afbouw van de gemeenschappelijke regeling en de daarmee samenhangende (frictie)kosten. Artikel 9 Slotbepalingen 9.1 Hardheidsclausule 1 De secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest kunnen in overleg met de voorzitter van het Kernteam afwijkend beslissen over de plaatsing in de tijdelijke projectorganisatie van medewerkers met een arbeidsovereenkomst met de Stadsregio of het Stadsgewest. 2 In gevallen waar deze overeenkomst niet in voorziet, beslissen de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest in overleg met de voorzitter van het kernteam. 9.2 Inwerkingtreding Deze overeenkomst treedt in werking na ondertekening door de secretarissen van de Stadsregio en het Stadsgewest en de voorzitter van het Kernteam en nadat deze bekrachtigd is in de dagelijks besturen van de Stadsregio en het Stadsgewest en het Bestuursforum. 8
© Copyright 2025 ExpyDoc