oplossingen oefensessie 4

Juno KOEKELKOREN D.1.4. OEFENINGENREEKS 4 OEFENING 1 Voor een zekere populatie zijn de scores bij de WISC normaal verdeeld met πœ‡ = 100 en standaardafwijking 𝜎 = 15. Gebruik telkens een tekening om je antwoord te ondersteunen. 1. Welk percentage van deze populatie heeft een score lager dan 100? 𝑃(𝑁(100,15) < 100) 100 βˆ’ 100
= 𝑃 𝑁 0,1 <
15
= 𝑃 𝑁 0,1 < 0 = 𝟎, πŸ“ 2. Welk percentage van deze populatie heeft een score hoger dan 140? 𝑃(𝑁 100,15 > 140) 140 βˆ’ 100
= 𝑃 𝑁 0,1 >
15
40
= 𝑃 𝑁 0,1 >
15
8
= 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 ≀ 2
= 1 βˆ’ 0,9962 = 𝟎, πŸŽπŸŽπŸ‘πŸ– 3. Welk percentage van deze populatie heeft een score lager dan 80? 𝑃(𝑁(100,15) < 80) 80 βˆ’ 100
= 𝑃 𝑁 0,1 <
15
βˆ’20
= 𝑃 𝑁 0,1 <
15
4
= 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 < 3
= 1 βˆ’ 0,9082 = 𝟎, πŸŽπŸ—πŸπŸ– 4. Welk percentage van deze populatie heeft een score lager dan 120? 𝑃(𝑁(100,15) < 120) 120 βˆ’ 100
= 𝑃 𝑁 0,1 <
15
20
= 𝑃 𝑁 0,1 <
15
4
= 𝑃 𝑁 0,1 <
= 𝟎, πŸ—πŸŽπŸ–πŸ 3
1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 1 Juno KOEKELKOREN 5. Welk percentage van deze populatie heeft een score die ligt tussen 90 en 120? 𝑃(90 < 𝑁(100,15) < 120) 90 βˆ’ 100
120 βˆ’ 100
=𝑃
< 𝑁 0,1 <
15
15
10
20
=𝑃 βˆ’
< 𝑁 0,1 <
15
15
4
2
= 𝑃 𝑁 0,1 <
βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 < βˆ’ 3
3
2
= 0,9082 βˆ’ 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 <
3
= 0,9082 βˆ’ 1 βˆ’ 0,7486 = 0,9082 βˆ’ 0,2514 = 𝟎, πŸ”πŸ“πŸ”πŸ– 6. Welk percentage van deze populatie scoort minstens 10% hoger of lager dan de verwachting? 𝑃 𝑁 100,15 β‰₯ 110 + 𝑃(𝑁(100,15) ≀ 90) 110 βˆ’ 100
90 βˆ’ 100
= 𝑃 𝑁 0,1 β‰₯
+ 𝑃 𝑁 0,1 ≀
15
15
2
10
= 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 ≀
+ 𝑃 𝑁 0,1 ≀ βˆ’
3
15
= 1 βˆ’ 0,7486 + 1 βˆ’ 0,7486 = 2 . 0,2514 = 𝟎, πŸ“πŸŽπŸπŸ– 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 2 Juno KOEKELKOREN OEFENING 2 1. Voor π‘₯ = 1,635, met 𝑣 = 6, wat is dan de waarde voor de verdelingsfunctie 𝐹! ! (π‘₯)? 𝐹!!! 1,635 = 𝟎, πŸŽπŸ“ 2. Voor π‘₯ = 11,59, met 𝑣 = 21, wat is dan de waarde voor de verdelingsfunctie 𝐹! ! (π‘₯)? ! 11,59 = 𝟎, πŸŽπŸ“ 𝐹!!"
! π‘₯ = 0,025 3. Zoek π‘₯ waarvoor geldt dat 𝐹!!"
π‘₯ = πŸ’πŸŽ, πŸ’πŸ– ! π‘₯ = 0,975 4. Zoek π‘₯ waarvoor geldt dat 𝐹!!!
π‘₯ β‰ˆ πŸ“πŸŽ OEFENING 3 1. Zoek bij de Student t-­β€verdeling de (t-­β€)waarde π‘₯ waarvoor geldt dat 𝐹!!" π‘₯ = 0,95 en zet deze waarde uit op de grafiek. π‘₯ = 𝟏, πŸ•πŸπŸ 2. Indien je t-­β€waarde -­β€1,721 krijgt bij 𝑣 = 21, hoeveel procent van de waarnemingen valt er dan onder deze t-­β€waarde? 𝑃 𝑇!" ≀ βˆ’1,721 = 1 βˆ’ 𝑃 𝑇!" ≀ 1,721 = 1 βˆ’ 0,95 = 𝟎, πŸŽπŸ“ 3. Als je bij 𝑣 = 10, de t-­β€waarde 2,764 vindt, hoeveel procent van de waarnemingen valt dan onder deze waarde en hoeveel procent valt boven deze waarde? 𝑃 𝑇!" < 2,764 = 𝟎, πŸ—πŸ—πŸŽ 𝑃 𝑇!" > 2,764 = 1 βˆ’ 𝑃 𝑇!" < 2,764 = 1 βˆ’ 0,990 = 𝟎, 𝟎𝟏 4. Zoek de t-­β€waarde waaronder 10% van de waarnemingen valt bij 𝑣 = 13. 10% = 0,1 = 1 βˆ’ 0,9 𝑃 𝑇!" < π‘₯ = 0,1 𝑃 𝑇!" < βˆ’π‘₯ = 1 βˆ’ 𝑃 𝑇!" < π‘₯ = 1 βˆ’ 0,9 = 0,1 𝑃 𝑇!" < π‘₯ = 0,09 ⇔ π‘₯ = 1,35 𝑃 𝑇!" < π‘₯ = 0,1 ⇔ π‘₯ = βˆ’πŸ, πŸ‘πŸ“ 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 3 Juno KOEKELKOREN OEFENING 4 1. Stel dat 𝑋 een 𝒳 ! -­β€verdeling volgt met 10 vrijheidsgraden. De variabele π‘Œ is standaardnormaal verdeeld. Definieer 𝑍 als volgt: π‘Œ
𝑍=
𝑋/10
Wat is de verdeling van 𝑍? ! 𝑍 = t-­β€verdeling !
! 𝑇!" = ! !"
!
2. Bij de trekking van de standaard Lotto worden 6 getallen getrokken. Om één van die getallen te trekken gebruikt men een trommel met 40 ballen, elk met een getal van 1 t.e.m. 40. Is de verdeling van die getallen normaal, bij benadering normaal of helemaal niet normaal?` ! Helemaal niet normaal: er is geen sprake van teruglegging. 3. Bij een test moeten de leerlingen 20 Nederlandse woorden correct schrijven. De score (π‘Œ) van een leerling op die test is gelijk aan het aantal correct geschreven woorden. Die score is dus een discrete toevalsvariabele en varieert tussen 0 en 20. Wat is de kansverdeling van π‘Œ? ! De kansverdeling van 𝒀 is afhankelijk van leerling tot leerling. Er kan geen algemene kansverdeling opgesteld worden op basis van de resultaten van één enkele leerling; er mag dus niet veralgemeend worden. 4. Je trekt steekproeven van 10 jongeren in het eerste middelbaar uit Vlaanderen. Bij elke leerling neem je de test van punt 3 af. Je definieert 𝑋 als het aantal geslaagde (score β‰₯ 10) leerlingen in een steekproef wat is de verdeling van 𝑋? ! 𝑿 is binomiaal verdeeld: geslaagd / niet-­β€geslaagd. 5. Je trekt steekproeven van 10 jongeren in het eerste middelbaar uit Vlaanderen. Bij elke leerling neem je de test van punt 3 af. Wat is de verdeling van π‘Œ? ! 𝒀 (𝟏𝟎 < πŸ‘πŸŽ) is niet normaal verdeeld. " Vuistregel: 𝑛 > 30 β‡’ bij benadering normale verdeling 6. Je trekt een steekproef van 60 jongeren in het eerste middelbaar uit Vlaanderen. Bij elke leerling neem je de test van punt 3 af. Wat is de verdeling van π‘Œ? ! 𝒀 (πŸ”πŸŽ > πŸ‘πŸŽ) is bij benadering normaal verdeeld. " Vuistregel: 𝑛 > 30 β‡’ bij benadering normale verdeling 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 4 Juno KOEKELKOREN OEFENING 5 𝑋 = π‘Žπ‘Žπ‘›π‘‘π‘Žπ‘™ β„Žπ‘œπ‘›π‘‘π‘’π‘› π‘π‘’π‘Ÿ 𝑔𝑒𝑧𝑖𝑛 Steekproef Mogelijke waarden van 𝑋: 1 !
Kansverdeling van 𝑋: 𝑃 1 = ! 2 !
𝑃 2 = ! Kans π‘₯ (1,1,1) 1 (1,1,2) 1,33 (= 4/3) (1,2,1) 1,33 (= 4/3) (1,2,2) 1,67 (= 5/3) (2,1,1) 1,33 (= 4/3) (2,1,2) 1,67 (= 5/3) (2,2,1) 1,67 (= 5/3) (2,2,2) 2 π‘₯ 𝑃(𝑋 = π‘₯) 3 3 3 27
. . = 4 4 4 64
3 3 1
9
. . = 4 4 4 64
3 1 3
9
. . = 4 4 4 64
3 1 1
3
. . = 4 4 4 64
1 3 3
9
. . = 4 4 4 64
1 3 1
3
. . = 4 4 4 64
1 1 3
3
. . = 4 4 4 64
1 1 1
1
. . = 4 4 4 64
1,33 (= 4/3) 1,67 (= 5/3) 2 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 0,75 27
64
9
27
3.
= 64 64
3
9
3.
= 64 64
1
64
1 1BA PSYCH 2013-­β€2014 1,25 1,75 2,25 π“§πŸ -­β€verdeling Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 5 Juno KOEKELKOREN OEFENING 6 𝑁(πœ‡ , 𝜎) πœ‡ = 25, 𝜎 = 5, 𝑛 = 25 β‡’ 𝑁 25 ,
!
!"
= 𝑁(25,1) 1. 𝑃(𝑁 25,1 < 27) = 𝑃 𝑁 0,1 < 27 βˆ’ 25 = 𝑃(𝑁 25 , 5 < 2 = 𝟎, πŸ—πŸ•πŸ•πŸ = πŸ—πŸ•, πŸ•πŸ% 2. 𝑃(22,5 < 𝑁 25 , 1 < 25,5) = 𝑃 22,5 βˆ’ 25 < 𝑁 0,1 < 25,5 βˆ’ 25 = 𝑃 βˆ’2,5 < 𝑁 0, 1 < 0,5 = 𝑃 𝑁 0,1 < 0,5 βˆ’ 𝑃(𝑁 0,1 < βˆ’2,5) = 0,6915 βˆ’ (1 βˆ’ 𝑃(𝑁 0,1 < 2,5) = 0,6915 βˆ’ (1 βˆ’ 0,9938) = 0,6915 βˆ’ 0,0062 = 𝟎, πŸ”πŸ–πŸ“πŸ‘ = πŸ”πŸ–, πŸ“πŸ‘% OEFENING 7 𝑁(πœ‡ , 𝜎) πœ‡ = 185,6; 𝜎 = 12,7 β‡’ 𝑁 185,6 ; 12,7 1. 𝑃 𝑋 > 190 * 𝑛 = 10 12,7
= 𝑃 𝑁 185,6 ;
> 190 10
190 βˆ’ 185,6
= 𝑃 𝑁 0,1 >
12,7/ 10
4,4
= 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 <
12,7/ 10
= 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 < 1,096 β‰ˆ 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 < 1,10 β‰ˆ 1 βˆ’ 0,8643 β‰ˆ 𝟎, πŸπŸ‘πŸ“πŸ• = πŸπŸ‘, πŸ“πŸ•% 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 6 Juno KOEKELKOREN 2. 𝑃 𝐡 10, πœ‹ = 5 * πœ‹ = 𝑃 𝑋 > 198,3 ⇔ πœ‹ = 𝑃 𝑁(185,5 ; 12,7) > 190 198,3 βˆ’ 185,5
⇔ πœ‹ = 𝑃 𝑁(0,1) >
12,7
12,8
⇔ πœ‹ = 𝑃 𝑁(0,1) >
12,7
⇔ πœ‹ = 𝑃 𝑁(0,1) > 1,01 ⇔ πœ‹ = 1 βˆ’ 𝑃 𝑁 0,1 < 1,01 ⇔ πœ‹ = 1 βˆ’ 0,8413 ⇔ πœ‹ = 0,1587 𝑃 𝐡 10, πœ‹ = 5 = 𝑃(𝐡 10; 0,1587 = 5) 10!
⇔ 𝑃 𝐡 10; 0,1587 = 5 =
0,1587! (1 βˆ’ 0,1587)!"!! 5! 10 βˆ’ 5!
30240
⇔ 𝑃 𝐡 10; 0,1587 = 5 =
0,1587! (0,8413)! 120
⇔ 𝑃 𝐡 10; 0,1587 = 5 = 252 . 0,1587! . 0,8413! ⇔ 𝑷 𝑩 𝟏𝟎; 𝟎, πŸπŸ“πŸ–πŸ• = πŸ“ = 𝟎, πŸŽπŸπŸŽπŸ”πŸ—πŸπŸ“πŸπŸ’πŸ 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 7 Juno KOEKELKOREN OEFENING 8 𝑋 = π‘”π‘’π‘ π‘™π‘Žπ‘β„Žπ‘‘ π‘§π‘€π‘’π‘šπ‘šπ‘’π‘Ÿ Mogelijke waarden van 𝑋: J M !"
!"
!"
!"
Kansverdeling van 𝑋: 𝑃 𝐽 = !"" = !" 𝑃 𝑀 = !"" = !" 1. A. 𝑷 𝟏 π’Žπ’†π’Šπ’”π’‹π’† = 𝑃(𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 1) !"!
!"
= !! !"!! ! 0,48! (1 βˆ’ 0,48)!"!! = ! . 0,48 . 0,52!! = 12 . 0,48 . 0,52!! = 𝟎, πŸŽπŸŽπŸ’πŸ‘ B. 𝑷 πŸ’ π’Žπ’†π’Šπ’”π’‹π’†π’” = 𝑃(𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 4) !"!
!".!!.!".!
= !! !"!! ! 0,48! 1 βˆ’ 0,48 !"!! = !.!.!.! . 0,48! . 0,52! = 495 . 0,48! . 0,52! = 𝟎, πŸπŸ’πŸŽπŸ“ 2. 𝑷 π’‰π’π’π’ˆπ’”π’•π’†π’π’” πŸ‘ π’Žπ’†π’Šπ’”π’‹π’†π’” = 𝑃 0 π‘šπ‘’π‘–π‘ π‘—π‘’π‘  + 𝑃 1 π‘šπ‘’π‘–π‘ π‘—π‘’ + 𝑃 2 π‘šπ‘’π‘–π‘ π‘—π‘’π‘  + 𝑃(3 π‘šπ‘’π‘–π‘ π‘—π‘’π‘ ) = 𝑃 𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 0 + 𝑃 𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 1 +𝑃 𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 2 + 𝑃(𝐡 πœ‹ = 0,48; 𝑛 = 12 = 3) =
12!
12!
0,48! 0,52!" + 12.0,48. 0,52!! +
0,48! 0,52!" 0! 12 βˆ’ 0 !
2! 12 βˆ’ 2 !
+
12!
0,48! 0,52! 3! 12 βˆ’ 3 !
= 1.1. 0,52!" + 12.0,48. 0,52!! + 66. 0,48! 0,52!" + 220. 0,48! 0,52! = 𝟎, πŸŽπŸ—πŸ’πŸ‘ 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 8 Juno KOEKELKOREN OEFENING 9 1. We hebben een discrete variabele in dit onderzoek. 2. 𝑃 𝐡 πœ‹ = 0,38; 𝑛 = 15 = π‘˜ 𝑷 π’Žπ’Šπ’π’…π’†π’“ 𝒅𝒂𝒏 πŸ‘ 𝒄𝒉𝒂𝒖𝒇𝒇𝒆𝒖𝒓𝒔 = 𝑃 0 π‘β„Žπ‘Žπ‘’π‘“π‘“π‘’π‘’π‘Ÿπ‘  + 𝑃 1 π‘β„Žπ‘Žπ‘’π‘“π‘“π‘’π‘’π‘Ÿ + 𝑃(2 π‘β„Žπ‘Žπ‘’π‘“π‘“π‘’π‘’π‘Ÿπ‘ ) = 𝑃 𝐡 0,38 ; 15 = 0 + 𝑃 𝐡 0,38 ; 15 = 1 + 𝑃(𝐡 0,38 ; 15 = 2) =
15!
0,38! 1 βˆ’ 0,38
0! 15 βˆ’ 0 !
+
!"!!
15!
0,38! 1 βˆ’ 0,38
2! 15 βˆ’ 2 !
15!
0,38! 1 βˆ’ 0,38
1! 15 βˆ’ 1 !
+
!"!!
!"!!
= 1.1. 0,62!" + 15.0,38. 0,62!" + 105. 0,38! . 0,62!" = 𝟎, πŸŽπŸ’ OEFENING 10 1. Totale trajectduur: 𝑁
17 + 7 + 2 , 4 = 𝑡(πŸπŸ”, 𝟐) 2. 𝑷 𝑿 = πŸπŸ“, πŸπŸ“ = 𝟎 " tijd = continue variabele ! kans op exacte tijd = 0 3. 𝑃 𝑿 < πŸπŸ” = 𝟎, πŸ“ ! 26 is het gemiddelde = 𝑃(𝑁 26,2 < 26) 26 βˆ’ 26
= 𝑃 𝑁 0,1 <
2
= 𝑃(𝑁 0,1 < 0 = 0,5 1BA PSYCH 2013-­β€2014 Statistiek 1 – Oefeningenreeks 4 9