Beoordeling1112_50pct_Opdrachten Ergonomie_Inleiding

Opdrachten Ergonomiedeel Inleiding IO
Het ergonomiedeel van het vak Inleiding IO bestaat uit drie opdrachten die voldoende moeten
worden afgesloten.
Opdracht 1: Scenario analyse
Voer een scenario-analyse uit volgens de opdracht in het college:
• Maak groepen van 5 personen.
• Kies gezamenlijk een product dat je zou willen herontwerpen.
Voorwaarde: je moet gemakkelijk aan 2 verschillende varianten van het product kunnen
komen en deze eenvoudig mee kunnen nemen naar de locatie waar je je gebruikstest wenst
uit te voeren.
• Lever tijdens het college een overzicht in van de groepleden en geef aan welk product jullie
willen onderzoeken. Laat dit goedkeuren.
• Voer voor dit product een scenarioanalyse uit. Vermeld in je verslag duidelijk:
o Wat de gebruikersgroepen zijn
o Wat relevante gebruikerskenmerken zijn voor jullie herontwerp
o Wie jullie mbt deze kenmerken als extreme gebruikers zien
o Wat de doelen zijn waarvoor de gebruikersgroepen het product wensen te gebruiken
o Welke vormen van oneigenlijk gebruik je verwacht en of die acceptabel zijn
o Onder welke omstandigheden het product wordt gebruikt. Geef een overzicht van
alle gebruiksomstandigheden inclusief frequentie en duur.
• Stel op basis van deze bouwstenen minstens 5 scenario’s op.
• Geef per scenario aan of het frequent, noodzakelijk of ‘edge case’ gebruik beschrijft. Zorg dat
je van elk type minstens 1 scenario formuleert.
• Definieer op basis van de geformuleerde scenario’s een overzicht van eisen en wensen
waaraan je product moet voldoen.
Neem de gegenereerde scenario's mee naar het college van woensdag 24 oktober. Ze vormen input
voor Opdracht 2.
Het verslag van de totale opdracht m.b.t. het uitvoeren van een scenario-analyse dient samen met de
gebruiksonderzoeksopdracht (Opdracht 2) als geprint verslag ingeleverd te worden. Deadline: Vrijdag
2 november.
Opdracht 2: Gebruiksonderzoek naar bestaand product
Voer als groep een gebruiksonderzoek uit m.b.t. twee varianten van het bij opdracht 1 gekozen
product:
• Maak een opzet voor het gebruiksonderzoek
• Voer deze uit bij tenminste 8 proefpersonen
• Analyseer de resultaten en geef je conclusie
• Vul het bij opdracht 1 opgestelde programma van eisen en wensen aan met de vergaarde
inzichten
• Geef op basis van het PvE een korte omschrijving van hoe het product kan worden aangepast
tot een gebruiksvriendelijker product dan de varianten die jullie hebben onderzocht.
In de sheets van het college staat precies beschreven wat bij elke stap van je wordt verwacht.
Lever uiterlijk vrijdag 2 november voor 17.00 op papier een beknopt verslag in (max. 12 pag.) waarin
zowel opdracht 1 (scenario analyse) als 2 (gebruiksonderzoek) zijn beschreven. Vermeld duidelijk de
namen van alle groepsleden (die daadwerkelijk een bijdrage hebben geleverd). Inleveren kan bij
Mascha van der Voort, kamer N-205 of bij afwezigheid in haar postvakje in N-204.
Beoordelingsschema Scenario analyse en gebruiksonderzoek (Inl. IO-Ergonomie)
Voorbereiding Scenarioanalyse
Wat de gebruikersgroepen zijn
•
Wat relevante gebruikerskenmerken zijn voor jullie herontwerp
•
Wie jullie mbt deze kenmerken als extreme gebruikers zien
Wat de doelen zijn waarvoor de gebruikersgroepen het product wensen te
gebruiken
Welke vormen van oneigenlijk gebruik je verwacht en of die acceptabel zijn
Onder welke omstandigheden het product wordt gebruikt. Geef een
overzicht van alle gebruiksomstandigheden inclusief frequentie en duur.
Scenarioanalyse
Stel op basis van deze bouwstenen minstens 5 scenario’s op.
Geef per scenario aan of het frequent, noodzakelijk of ‘edge case’ gebruik
beschrijft. Zorg dat je van elk type minstens 1 scenario formuleert.
Definieer op basis van de geformuleerde scenario’s een overzicht van eisen
en wensen waaraan je product moet voldoen.
Voorbereiding Gebruiksonderzoek:
Welke twee specifieke productenvarianten ga je onderzoeken? Beschrijf
deze goed.
Wie is de gebruikersgroep en wat zijn hun relevante kenmerken? Wie zijn
extreme gebruikers? Deze vragen heb je al bij opdracht 1 beantwoord.
Welke van deze gebruikers ga je nu als proefpersonen uitnodigen? Zorg
voor spreiding in kenmerken.
Welke mogelijke problemen verwacht je in de interactie? Gebruik hiervoor
de geschreven scenario’s als basis.
Definieer op basis van de verwachte problemen welke interacties je wilt
onderzoeken.
Bepaal per interactie je onderzoeksmethode: observeren, ondervragen of
beide:
Observeren: Definieer de specifieke taken die je proefpersonen wilt laten
uitvoeren, hoe je wilt observeren en wat je gaat vastleggen.
Ondervragen: Stel een vragenlijst op.
Bepaal waar je het gebruiksonderzoek gaat afnemen (omgeving/locatie).
Bepaal wat je vast wilt leggen aan product- en gebruikerskenmerken
Leg bovenstaande vast in een protocol.
Bepaal als groep waar en hoe je proefpersonen gaat benaderen.
Uitvoering & Analyse gebruiksonderzoek
Voer het gebruiksonderzoek uit met tenminste 8 proefpersonen die ieder
beide productvarianten testen. Leg indien mogelijk observaties m.b.v.
foto’s vast en neem deze op in het verslag.
•
Analyseer de verzamelde gegevens.
•
Welke conclusies kunnen worden getrokken m.b.t. de onderzochte
producten? (zowel positief als negatief)
Stel op basis van de conclusies een overzicht op van de eisen en wensen
van gebruikers tav je gekozen productsoort. Vul hiermee het PvE uit
opdracht 1 aan.
Geef op basis van het PvE een korte omschrijving van hoe het product kan
worden aangepast tot een gebruiksvriendelijker product dan de varianten
die jullie hebben onderzocht.
De opdracht wordt beoordeeld met een onvoldoende, voldoende of goed.
De opdracht wordt ‘onvoldoende’ beoordeeld op het moment dat 4 of meer elementen uit het
beoordelingsschema foutief zijn of (volledig) ontbreken. De opdracht wordt als ‘goed’ beoordeeld op het
moment dat alle gevraagde elementen aanwezig zijn en in essentie correct en de opdracht t.a.v. maximaal 5
elementen kleinschalige verbeterpunten bevat.
Ergonomie - Antropometrie
Individuele opdracht: Percentiel sommen
Bronnen:
-
boek Productontwerpen: Figuur 12.5 Antropometrische gegevens van Nederlandse mannen en vrouwen van 18 tot 30
jaar (bron: Daanen e.a., 2003)
-
boek Productontwerpen: Figuur 12.6 Antropometrische gegevens van Nederlandse mannen en vrouwen van 31 tot 60
jaar (bron: Daanen e.a., 2003)
-
DinBelg 2005: Antropometrische gegevens van Belgische mannen en vrouwen van 60 jaar en ouder (alleen aparte
populaties; plus een formule om een gemengde populatie te berekenen)
-
apart document: Antropometrische gegevens van Nederlandse mannen en vrouwen van 31 tot 60 jaar
-
www.dined.nl
1.
Er wordt een nieuw MRI-scanner ontworpen, waarvan de binnendiameter van de cirkelvormige tunnel
bepaald moet worden. De tunnel moet toegankelijk zijn voor 99,9% van de Nederlandse volwassenen
(mannen en vrouwen). Hoe groot moet de doorsnede van de tunnel minimaal worden?
populatie:
- gemengd
- leeftijd: vrije keuze tussen: (1) jong-volwassenen (18-30 jaar) en (2) „gewoon‟
volwassenen (31-60 jaar)
- maatgevend: “de grootste” (P99.9)
relevante lichaamsmaat:
productmaat:
schouderbreedte, maat nr. 8
| buikdiepte, maat nr. 23
(1) : P50 = 447 mm ; sd = 34
| (1) : P50 = 243 , sd = 34
(2) : P50 = 453 mm ; sd = 37
| (2) : niet aanwezig in tabel
tunneldoorsnede (schouderbreedte levert een doorsnede, buikdiepte levert een
straal)
aannames:
- kleding  5 mm
- patiënt moet gewoon „plat‟ in de scanner kunnen liggen
Berekening:
P99.9  z = 3.08 – 3.10
z
P99.9 =
P99.9 = P50 + z  sd
Berekening P99.9 :
(nevenstaande tabel laat zien dat de
heupbreedte in ieder geval niet goed is)
Dus:
Oorspronkelijk hadden we als antwoord:
schouderbreedte (8)
P50 = 447 mm
(1): 18-30 jaar
sd = 34
schouderbreedte (8)
P50 = 453 mm
(2): 31-60 jaar
sd = 37
heupbreedte (20)
P50 = 392 mm
(1): 18-30 jaar
sd = 38
heupbreedte (20)
P50 = 403 mm
(2): 31-60 jaar
sd = 37
buikdiepte (23)
P50 = 243 mm
(1): 18-30 jaar
sd = 34
(1) : minimale doorsnede tunnel = 552 + 2*5 = 562 mm
(2) : minimale doorsnede tunnel = 567 + 2*5 = 577 mm
1
3.08
3.09
3.10
552
552
552
567
567
568
509
509
510
517
517
518
348
348
348
Maar de redenatie dat de buikdiepte de straal voor de tunnel oplevert, geeft:
minimale doorsnede tunnel = 2*(348 + 5) = 706 mm
De vraag hierbij is natuurlijk wel of de buikdiepte liggend wel even groot is als staand, en dat valt
te betwijfelen, vind ik. Daarom mogen beide antwoorden (schouderbreedte en buikdiepte)
goedgekeurd worden.
NB: Indien de mannelijke populatie gebruikt wordt, met als argument dat de P50 voor mannen groter is dan de
P50 voor een gemengde populatie, dan zal blijken dat de P99.9 van mannen in feite kleiner (18-30 jarigen) of
gelijk (31-60 jarigen) is aan die van de gemengde populatie, ten gevolge van een kleinere spreiding (sd) bij
de mannen!
Puntentelling:
2
gemengde populatie
2
lichaamsmaat
2
begrenzing (breedste mensen)
4
correctie voor kleding
5
berekening productmaat
Totaal: 15
2.
Als de bovenste plank van een keukenkastje op 1.50 m is vastgezet, hoe groot is dan het percentage van
de Nederlandse studenten dat nog kan zien wat er achter op die plank staat? En hoe hoog is dat
percentage als dit keukenkastje op dezelfde hoogte in een bejaardenwoning wordt gezet?
populatie:
- gemengd
- jong-volwassenen (18-30 jarigen)
- maatgevend: “de kleinste” (P1)
relevante lichaamsmaat:
ooghoogte ; maat 2
P50 = 1650 mm ; sd = 97
productmaat: plankhoogte
aannames:
- de kleinste personen moeten ook op blote voeten staand op de plank kunnen kijken
 geen schoencorrectie nodig
- aanname: om achterop de plank te kunnen kijken, moeten de ogen zich 50 mm
boven de plankhoogte bevinden. (plankhoogte = ooghoogte : kijken tegen de zijkant
van de plank …)
Berekening:
py = 1500 mm
gecorrigeerd voor 50 mm speling: py* = 1500 + 50 = 1550 mm
P50 - z  sd = Py  z =
1650  1550
97
= 1.03  y = 0.8485 of 0.1515
De 15e percentiel is dus de ondergrens, 15% is te klein om achterop de plank te kunnen kijken.
2
60 plus:
De tabel bevat gescheiden populaties plus een formule om er een gemengde van te maken:
P50 = ½(1650 + 1506) = 1578 mm
sd = (½652 + ½632 + ¼(1650-1506)2 ) = 86 mm
1578  1550
P50 - z  sd = Py*  z =
= 0.33  y = 0.6293 of 0.3707
86
Nu is dus de 37e percentiel de ondergens, en is dus 37% te klein om achterop de plank te kunnen
kijken.
Puntentelling:
1
populatie
2
lichaamsmaat
2
begrenzing (kleinste)
2
correctie productmaat voor het kunnen zien (dus niet plankhoogte = ooghoogte)
3
berekening percentiel & percentage
5
vergelijk met 60+
Totaal: 15
3.
Op de kermis staat een toestel waar je in rond geslingerd kan worden. De mensen zitten er op bankjes,
en voor ieder bankje langs wordt er boven het dijbeen een stalen beugel vastgezet opdat ze er niet uit
kunnen vallen tijdens het slingeren. De afstand tussen de beugel en de zitting van de stoel is altijd 17,3
cm. Onder de aanname dat een maximale indrukking van het bovenbeen van 1 cm nog comfortabel zit,
en dat een maximale speelruimte tussen bovenbeen en beugel van 2 cm nog veilig is, hoeveel procent
van de jongvolwassen Nederlanders zit comfortabel en veilig in dit toestel?
Is jouw inschatting dat België een grotere of kleinere afzetmarkt zal zijn voor dit toestel, gebaseerd op
lichaamsafmetingen?
populatie:
- gemengd
- jong volwassenen (18-30 jarigen)
- maatgevend: “grootste” (comfort) en “kleinste” (veiligheid)
relevante lichaamsmaat:
dijbeendikte, maat nr. 22
P50 = 153 mm ; sd = 16
productmaat: afstand tussen beugel en zitting = py = 173 mm
aannames:
kleding  3 mm
Berekening:
- effectieve productmaat berekenen:
 correctie voor kleding: py* = 173 – 2*3 = 167 mm
3
 ondergrens (meer dan 2 cm vrije ruimte is onveilig) : py** = 147 mm
 bovengrens (meer dan 1 cm indrukking is oncomfortabel) : py*** = 177 mm
- „comfortabel‟  maatgevend hier zijn dus de dikste benen. Het berekende percentiel zal de
bovengrens van de populatie aangeven, dat met het bovenbeen onder de beugel past.
177  153
P50 + z  sd = Py***  z =
= 1.5
16
 tabel : y = 0.9332 of (1 - 0.9332 =) 0.0668  93e of 7e percentiel
177 > 153  p93 is de grens  7% heeft te dikke dijbenen
- „veilig‟ maatgevend hier zijn dus de dunste benen. Het berekende percentiel zal de ondergrens
van de populatie aangeven, dat met het bovenbeen veilig onder de beugel past.
153  147
P50 - z  sd = Py**  z =
= 0.38
16
 tabel : y = 0.648 of (1 - 0.648 =) 0.352  65e of 35e percentiel
147 < 153  p35 is de grens  35% is te klein
Uiteindelijk zal dus (100 – 35 – 7 =) 58% van de jongvolwassenen veilig en comfortabel in dit
toestel kunnen zitten.
Inschatting: België, 18-65 jaar, gemengd, P50 = 149 mm ; sd = 14 --> dunnere benen dan NL,
dus waarschijnlijk nog meer mensen te dun voor dit toestel --> kleinere afzetmarkt (een echte
berekening is ook goed).
Puntentelling:
2
gemengde, jonge populatie
2
lichaamsmaat
2
begrenzing (dikste & dunste dijbenen)
5
correctie productmaat voor kleding, veiligheid & comfort
4
berekening percentielen
3
bepalen percentage
2
inschatting Belgische afzetmarkt
Totaal: 20
4.
Van een nieuw model werktafel, geschikt om vooral met een decoupeerzaag te kunnen werken, moet het
instelbereik bepaald worden. Met zit nog te twijfelen of er een aparte tafel voor mannen en vrouwen
gemaakt moet worden. Indien minimaal 95 % van de mannelijke populatie en minimaal 95 % van de
vrouwelijke populatie optimaal met de tafel moet kunnen werken, wat wordt dan het minimale
instelbereik van de „mannentafel‟, van de „vrouwentafel‟ en van een tafel waar beide populaties gebruik
van kunnen maken? Wat is het instelbereik van een tafel dat voor 95% van een gemengde populatie
geschikt is?
populatie:
- leeftijd: vrije keuze tussen (1) jong-volwassenen (18-30 jaar) en (2) „gewoon‟
volwassenen (31-60 jaar).
4
- Mannen en vrouwen moeten apart bekeken worden.
- werkhoogte  maatgevend zijn zowel de grootste als de kleinste gebruikers; totale
percentage gebruikers volgt uit de boven- en ondergrens van de populatie
relevante lichaamsmaat: - ellebooghoogte (optimale werkhouding: handen op ellebooghoogte,
eventueel 5 tot 10 cm hieronder, omdat er m.i. "matige kracht en
precisie" in het spel is.)
- (1) mannen: P50 = 1173 mm, sd = 49 mm
- (1) vrouwen: P50 = 1093 mm, sd = 56 mm
- (1) gemengd: P50 = 1132 mm, sd = 66 mm
productmaat: hoogte werktafel, in te stellen
aannames:
- bij de berekening van de werkelijke hoogte moet rekening gehouden worden met
de grootte van het object waarmee gewerkt wordt (de decoupeerzaag) en het gebruik
van schoenen (wel verschillende zooldiktes, 'vrouwen'- & 'mannen'-zolen).
Berekening:
Keuze: de kleinste en de grootste 2.5% worden uitgesloten:
y = 0.0250 of (1 - 0.0250 =) 0.9750  z = 1.96
Mannen:
p2.5 = P50 - zsd = 1173 – 1.96  49 = 1077 mm
p97.5 = P50 + zsd = 1173 + 1.96  49 = 1269 mm
Dus, de „blote‟ productmaat is = py = 1077…1269 mm
De effectieve productmaat berekenen:
- aangenomen dat de decoupeerzaag 100 mm hoog is: py* = py – 100 = 977…1169 mm
- de kleinste mensen moeten met dunne zolen kunnen zagen  ondergrens wordt 977 + 20 =
997 mm
- de langste mensen moeten met dikke zolen kunnen zagen  bovengrens wordt 1169 + 35 =
1204 mm
Gevraagde instelbereik van de 'mannen'tafel = py** = 997…1204 mm
(instelgebied = 207 mm = 20.7 cm)
Vrouwen:
p2.5 = P50 - zsd = 1093 – 1.96  56 = 983 mm
p97.5 = P50 + zsd = 1093 + 1.96  56 = 1203 mm
Dus, de „blote‟ productmaat is = py = 983…1203 mm
Op dezelfde manier de effectieve productmaat berekenen:
ondergrens = 983 – 100 + 20 = 903 mm
bovengrens = 1203 – 100 + 35 = 1138 mm
Gevraagde instelbereik van de 'vrouwen'tafel = py** = 903…1138 mm
(instelgebied = 235 mm = 23.5 cm)
5
Gevraagde instelbereik van de tafel voor beide populaties = 903…1204 mm
(= 301 mm = 30.1
cm)
Voor welk percentage van de gemengde populatie is dit geschikt:
pymin = P50 – z1sd = 1132 – z1  66 = 903 - 20 + 100 = 983 mm
pymax = P50 + z2sd = 1132 + z2  66 = 1204 - 35 + 100 = 1269 mm
z1 = 2.26  ymin = 1 – 0.9881 = 0.0119 = 1.19%
z2 = 2.08  ymax = 0.9812 = 98.12%
Geschikt voor 96.91% van de gemengde populatie!
Alternatief voor berekening van tafel voor 95% van de vrouwen en 95% van de mannen: neem 5% van de
kleinste vrouwen en 5% van de langste mannen niet mee
p5,vrouwen = P50 - zsd = 1093 – 1.645  56 = 1001 mm
p95,mannen = P50 + zsd = 1173 + 1.645  49 = 1254 mm
ondergrens = 1001 – 100 + 20 = 921 mm
bovengrens = 1254 – 100 + 35 = 1189 mm
Gevraagde instelbereik van de tafel voor beide populaties = 921…1189 mm (= 268 mm = 26.8 cm)
Voor welk percentage van de gemengde populatie is dit nu geschikt:
pymin = P50 – z1sd = 1132 – z1  66 = 921 - 20 + 100 = 1001 mm
pymax = P50 + z2sd = 1132 + z2  66 = 1189 - 35 + 100 = 1254 mm
z1 = 1.98  ymin = 1 – 0.9761 = 0.0239 = 2.39%
z2 = 1.85  ymax = 0.9678 = 96.78%
Geschikt voor 94.39% van de gemengde populatie!
Puntentelling:
1
populaties (aparte berekeningen)
2
lichaamsmaat
4
correctie voor gebruik werktuig (= strijkijzer)
4
correctie voor schoeisel
5
berekening grenzen productmaat (mannen, vrouwen, mannen & vrouwen)
4
berekening percentage
Totaal: 20
5.
De scootmobiel zoals die nu veel op straat te zien is, biedt weinig bescherming tegen weer en wind.
Tijdens het proces om een herontwerp te maken dat wel deze bescherming biedt, moeten alle afmetingen
bepaald worden. De vraag is dus: welke zijn de relevante productmaten, en welke mensmaten moet je
daarvoor weten?
- Vul onderstaande tabel verder in en aan met alle relevante maten (voeg nog minimaal 5 verschillende
maten toe).
- Zorg dat er minstens 1 verstelbare productmaar bij zit
- Maak een snelle schets van de scootmobiel, met de relevante maten er in getekend.
6
kleinste /
mensmaat (P5 / P95)
grootste
minimaal /
productmaat
maximaal
welke
grootte
grootste
voetbreedte
P95 = … cm
…
…
…
welke
grootte
minimale
voetsteunbreedte
= … cm
…
…
…
Bv: „de grootste voetbreedte (met P95 = … cm) bepaalt de minimale voetsteunbreedte (= … cm).
Bij het omzetten van de mensmaat naar de productmaat moet er uiteraard weer rekening
gehouden worden met kleding, en evt. „comfort‟ marges.
Puntentelling:
2 (x5)
voor elke min/max keuze
2 (x5)
voor elke productmaat
1 (x5)
berekening
2
instelbaarheid
3
schets
Totaal: 30
7