Opening academisch jaar Universiteit Hasselt en Hogeschool PXL: lezing Luc Soete Het Vlaams Hoger Onderwijs bekeken vanuit Maastricht Meneer de gouverneur van de provincie Limburg, meneer de Rector van de Universiteit van Hasselt, collega hoogleraren, studenten, dames en Heren, Het is voor mij een bijzondere eer om hier voor U te mogen staan en om hier in deze woelige tijden voor het Vlaamse Hoger Onderwijs, een blik te mogen werpen vanuit het verre buitenland, Maastricht, op uw universitair bestel. Niet op de vele details die U allen veel beter kent dan ik, maar vanuit buitenlands perspectief. Het onderwerp van deze opening is ondernemerschap. Ik heb hier zeker niet de pretentie om vanuit Maastricht naar het Vlaamse Hoger Onderwijs te kijken vanuit het perspectief van “ondernemerschap”, integendeel… Ondernemerschap Grote bewondering in Nederland voor het Vlaamse ondernemerschap als onderdeel van het Vlaamse technologie- en meer algemeen kennisbeleid. Ook grote bewondering voor het Limburgse ondernemerschap, ook in het Vlaams Hoger Onderwijs: deze academische opening van de associatie Universiteit-Hogescholen Limburg met redes van Ben Lambrechts vanuit de Hogeschool PXL en Rector De Schepper zou, en is, bij ons nog steeds ondenkbaar. Vlaanderen, hoger onderwijs en kennis Er was een tijd dat, zeker vanuit Nederland, men het Vlaamse hoger onderwijs bewonderde. Ik heb er zelf heel wat over geschreven ook in het rapport voor de Commissie Rationalisatie, excuses optimalisatie van het Vlaamse Hoger Onderwijs zo’n tien jaar geleden. Ik citeer even mijn eigen schrijfsel: “De erkenning van het belang van technologische kennis voor Vlaanderen’s concurrentiekracht en welvaart gaat effectief terug tot het begin van de industriële revolutie. Zo weken in de 18 de eeuw tal van Vlaamse vaklui uit naar Engeland en legden er de basis voor de snelle spreiding van technologische kennis van b.v. textielweven en spinnen in Vlaanderen, jaren later. Nu nog zijn het sectoren die in belangrijke mate bijdragen aan de Vlaamse concurrentiekracht en werkgelegenheid. Historisch, endogeen gegroeide kennis blijft dan ook een belangrijke factor in het specialistiepatroon van landen en regio’s. De Belgische industrialisatie van de 19de eeuw bepaalde tot in de jaren 50 en 60 in belangrijke mate het specialisatieprofiel van de Belgische in– en uitvoer. Een profiel dat onder meer door Jacques Drèze treffend beschreven werd als één dat gebaseerd was op gestandardiseerde industriële producten. Daar was de koloniale band met Kongo uiteraard niet vreemd aan met een sterke aanwezigheid van Belgisch kapitaal in Kongo in de mijnbouw en de verdere verwerking van grondstoffen tot halffabrikaten in België. Daar waar veel van die sectoren effectief ook sterk technologisch gedreven werden, werden ze niet als technologisch hoogwaardig aanzien. Ze waren echter, samen met de internationale locatievoordelen van België, en Vlaandren in het bijzonder, essentieel in het aantrekken van buitenlandse investeringen in nieuwe sectoren zoals de autmobielsector. De start van Flanders Technology in 1983 en de notie van een “derde industriele revolutie” kwam uit de koker van de toenmalige Vlaamse Minister President Gaston Geens. Blijft natuurlijk de vraag waarom juist Vlaanderen als één van de weinige regio’s in Europa zo activistisch de weg opging van technologie in haar eigen industriebeleid. Daar is mijn inziens ongetwijfeld de opkomende Vlaamse ingenieurselite niet vreemd aan. Zowel in Leuven als Gent was onder leiding van de Faculteiten Toegepaste Wetenschappen, een nieuwe generatie van jonge ingenieurs opgestaan die juist zoals in het geval van de tweede Belgische industriële revolutie, maar nu binnen het Vlaamse kader bereid was zijn nek uit te steken in nieuwe, risicovolle technologische bedrijfsactiviteiten. Die toegepaste technologische interesse paste bij een ontluikende Vlaamse high-tech creativiteit... de universiteiten en dan met name de twee grote Faculteiten Toegepaste Wetenschappen speelden een sleuterol in de cultuuromslag die zich bij de Vlaamse universiteiten voordeed van uitvoerders van puur fundamenteel onderzoek naar onderzoek met oog op toepassingen op middellange tot lange termijn. Zo werd samenwerken met de industrie een kenmerk van het universitaire onderzoek in Vlaanderen, met de creatie van een aanzienlijk aantal start-ups. Het ontbreken van grote O&O intensieve bedrijven in Vlaanderen speelde hierbij een cruciale rol. Universiteiten werden als het ware gedwongen een veel actievere rol te spelen in relatie tot de zogenaamde derde pijler, de kennistransfer naar en van het bedrijfsleven. Deze sterke betrokkenheid bij kennistransfer leidt binnen de universiteiten al snel tot nieuwe probleemdefinities voor onderzoek die op hun beurt tot nieuwe wetenschappelijke inzichten leiden en zodoende het interne proces van kenniscreatie binnen universiteiten te versterken. Door deze terugkoppeling tussen de verschillende domeinen ontstond een vrij vruchtbare wisselwerking. Universiteiten/werden de katalysator in de emerging Vlaamse kenniseconomie.” Limburg, hoger onderwijs en kennis Zo ook in Limburg. Oprichting LUC met zijn sterke regionale verankering en specialisatie (IMO), de rol van de EHL, PUC met zijn sterke focus op bedrijfskunde, ondernemerschap en de band met de KMO sector. Ook hier een succesverhaal, zie de groei en uitbreiding van het aanbod van de UH, de “inkanteling” en associatievorming met de Limburgse hogescholen. Uiting van “bestuurlijk” ondernemerschap waar het in Nederland grotendeels aan ontbrak. In tegenstelling tot Nederland ook een standvastig beleid zowel het wetenschappelijk onderzoek als het hoger onderwijs over Vlaamse partijen heen. Met een long term commitment aan de Barcelona norm en de OESO hogere onderwijsnorm. Kortom, vanuit Nederland en ook Maastricht keek men met bewondering naar Vlaanderen… Veel minder vandaag. But the times are changing… Over de laatste jaren lijkt deze partijoverschrijdende commitment richting wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs te verwateren. Naarmate Vlaanderen meer bevoegdheden claimt en bij elke nieuwe staatshervorming ook krijgt, beginnen al die andere beleidsonderwerpen aan belang te winnen en worden hierover posities ingenomen waarmee partijen zich kunnen onderscheiden en hun kiezers ook al dan niet mee paaien. En zo verdwijnt de prioritisering van kennis als sneeuw voor de zon uit het Vlaamse politieke landschap. Alsof die vroegere technocratische prioritisering die Vlaanderen gebracht heeft waar het nu staat, vooral te danken was aan de beperkte bevoegdheid die de Vlaamse overheid toen had. Ik noem het de Vlaamse kennisparadox. Nu is de visie, zoals gebruikelijk in nationale begrotingsdiscussies ook in Vlaanderen de kaasschaaf methode: elkeen moet bijdragen of zoals Minister-President Bourgeois het omschrijft: ‘inspanningen’ leveren. Een Vlaamse kennisparadox Het nieuwe Vlaamse beleid lijkt vooral een boekhoudkundig beleid dat geen prioriteiten meer durft te stellen, waarbij ook geen onderscheid gemaakt wordt tussen consumptie- en investeringsuitgaven. Een miljoen euro besparing is een miljoen euro minder overheidstekort. De lange termijn groei impact van deze besparingen speelt geen beleidsrol. Was ook het geval in Nederland ten tijde van het vorige kabinet. Nochtans is het juist voor landen met een hoge overheidschuld essentieel over te gaan tot een “smart fiscal consolidation” zoals door de ex-commissaris Olli Rehn in zijn laatste maanden bepleit. Zo lijken de Vlaamse aspiraties om in 2020 te kunnen behoren tot de top 5 kennisregio slechts gehaald te worden onder curatele van Europa... Ik herinner me nog de vraagtekens in mijn collega’s en mijn eigen ogen toen de leden van de Raad van Bestuur van de UH ons vroegen of wij niet moesten voldoen aan de ERM normen bij de begrotingsopmaak… Nog nooit van gehoord was de reactie van mijn collega’s en van mijzelf (Marie-Paule vragen, secretaris van RvB UH). Nieuwe Vlaamse uitdagingen Die veranderende financiële prioritisering roept een aantal vragen op: Eerst en vooral over de kosten van het hoger onderwijs en onderzoek in Vlaanderen, b.v. in verhouding tot Nederland binnen het kader van een relatief open toegankelijk hoger onderwijssysteem. Ten tweede de verschillen tussen NL en VL wat studie slaagcijfers betreft, zeg maar het rendement van de investeringen in hoger onderwijs.Die veranderende financiële prioritisering roept een aantal vragen op: Uitgaven per student Tabel met Kosten per student tussen Vlaanderen en Nederland over de tijd heen… Studiesucces aan UM en UH 49% van de generatiestudenten van de UH slaagt voor het 1e bachelorjaar (worden studenten die uitvallen tijdens het eerste jaar wel meegerekend dan is dat 45%). 50% van de studenten die zich voor het eerst inschrijven aan de UM behaalt 60 of meer ECTS in het 1e bachelorjaar (Studenten die tijdens het eerste jaar zijn uitgevallen zijn hierin wel meegeteld). 55% van de generatiestudenten van de UH behaalt het bachelordiploma in 3 of 4 jaar. 84% van de UM generatiestudenten heeft na 4 jaar het bachelordiploma behaald voor dezelfde opleiding als waarin ze gestart zijn (Studenten die tijdens het eerste jaar zijn uitgevallen zijn hierbij niet meegerekend.) Tijd voor nieuw ondernemerschap in het Hoger Onderwijs? Vragen rond selectie: voorbeelden uit Nederland: BSA vanaf het eerste jaar, nu ook in het tweede jaar; niet verplicht advies bij inschrijving (matching); numerus fixus in bepaalde gebieden; kleinschalig, selectief excellent onderwijs in zogenaamde University Colleges. Vragen rond inschrijvingsgelden. Isabelle Alders van De Tijd vergeleek een inschrijving voor een jaar studie die hetzelfde kost als een nieuwe i-phone... Tijd voor discussie maar m.i. niet als onderdeel van een bezuinigingsoperatie maar als onderdeel van een kwaliteitsimpuls. Invoering in Nederland van studievoorschot (sociaal leenstelsel) vanaf 2015: maar wel met de opbrengsten voor het hoger onderwijs ter verbetering van de kwaliteit. Vragen als Limburger en wereldburger Vragen rond internationalisering: “English, unless” (UM); “Nederlands tenzij” (UH). UM internationaliseringsbeleid is nu de basis voor sterkere regionale Limburgse verankering met campussen, succes b@sicDutch; UH reeds sterke regionale speler maar hoe dit gebruiken als basis voor verdere internationalisering? Beleidscentralisatie in Vlaanderen (lijkt soms een Vlaams calimero-effect?) ten koste van Limburg; aan Nederlandse kant beleidsdecentralisatie vanuit efficientie overwegingen met vooral Limburgse opportuniteiten. Vertrouwen in ondernemerschap Bewonder b.v. beslissing rond accreditatie. Marginale kosten wegen niet meer op tegen marginale opbrengsten. Accreditatiekosten voor de UM in 2013: €800K, voor Nederland gemiddeld €10M per jaar. Het huidige “domme” fiscale beleid aangrijpen om meer autonomie af te dwingen. Pleidooi voor grensoverschrijdende Limburgs ondernemerschap in het Hoger Onderwijs op basis van: – synergie (wederzijdse versterking); – complementariteit (wederzijdse aanvulling); – coherentie (wederzijdse afstemming). “Een grens is eigenlijk een wens om verder te gaan” (Loesje) - Prof. dr. Luc Soete, rector magnificus Universiteit Maastricht
© Copyright 2024 ExpyDoc