Autoriteit Financiele Markten t.a.v. mr. drs. G.W. de Jong Postbus 11723 1001GA AMSTERDAM T F E 070 - 376 06 09 070 - 356 33 37 [email protected] Behandelaar: mr. G.J. Brugman, jhr. mr. G. Hooft Graafland, mr. J.W. de Jong Onze ref. 167/121896 24 mei 2014 Betreft: nadere toelichting bespreking kredietunies op 31 juli 2012 Geachte heer De Jong, Op 31 juli jl. bespraken de heren Lampe en Van Oyen namens Kredietunie Nederland, in het bijzijn van de heer Maas, vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer Vossen van DNB en ondergetekenden de voornemens van Kredietunie Nederland tot het (ondersteunen van) de oprichting van een aantal pilots van kredietunies (hierna: “kredietunies”). Tijdens dit prettig en constructief verlopen gesprek spraken wij af dat BarentKrans namens Kredietunie Nederland op een aantal punten van gesprek nog een nadere toelichting zou geven. Graag doen wij dat in deze brief. 1. Aantrekken van opvorderbare gelden Tijdens ons overleg kwam aan de orde dat de door de kredietunies uit te geven ledencertificaten geen recht op terugbetaling zullen kennen. De ledencertificaten zullen te zijner tijd wel verhandelbaar worden. Om deze verhandelbaarheid te verwezenlijken zal een periodieke markt worden gecreëerd. Daartoe zal gebruik worden gemaakt van een veilingsysteem van, bijvoorbeeld, NPEX. Met betrekking tot dit punt deelde DNB mede dat verhandelbaarheid in het kader van art. 3:5 Wft niet op bezwaren stuit, maar terugbetaling van de inleg en/of tegen tevoren vastgestelde voorwaarden wel. In dit verband zou de terugkoop van ledencertificaten door een kredietunie of de aankoop van ledencertificaten door Kredietunie Nederland problematisch kunnen zijn. opvorderbare gelden Ter toelichting van het onderhavige punt stellen wij voorop dat de Wft opvorderbare gelden definieert als gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald (cursiveringen toegevoegd). Pagina 2 van 4 105 geen recht op terugbetaling, geen terug te betalen nominaal bedrag Tegen deze achtergrond benadrukken wij dat de ledencertificaten geen enkele aanspraak op terugbetaling van enig bedrag zullen geven. Een dergelijke verplichting zal niet in de voorwaarden van de ledencertificaten worden opgenomen. De uitgevende kredietunies en Kredietunie Nederland verbinden zich ook anderszins op generlei wijze tot het terugkopen of aankopen van ledencertificaten tegen welke voorwaarden dan ook. De kredietunies en/of Kredietunie Nederland zullen ook in de praktijk geen ledencertificaten terugkopen of aankopen tegen een tevoren (informeel) vaststaande (minimum)prijs of onder tevoren vastgestelde voorwaarden. Van een verplichting tot terugbetalen van de via uitgifte van ledencertificaten aangetrokken gelden is derhalve geen sprake. Van een verplichting tot terugbetalen van een tevoren (nominaal) vaststaand bedrag te minder. incidentele vrijwillige terugkoop tegen nader overeen te komen prijs Wat in uitzonderlijke gevallen wel zou kunnen voorkomen is dat een kredietunie na onderhandeling over de te betalen prijs bereid is een ledencertificaat over te nemen van een bepaalde eigenaar die dit certificaat wegens bijzondere omstandigheden wenst te verkopen op een moment waarop het veilingsysteem daartoe niet direct de mogelijkheid biedt. Tijdens ons overleg gaf de heer Lampe het voorbeeld van een kredietunie die een ledencertificaat koopt van een persoon die dit certificaat uit een erfenis heeft verkregen. Ook in een dergelijk uitzonderlijk geval geldt evenwel dat de desbetreffende certificaathouder geen aanspraak kan maken op terugkoop van diens ledencertificaat. De beslissing tot aankoop van de desbetreffende kredietunie is in een dergelijk geval enkel gebaseerd op haar (incidentele) bereidheid daartoe. Bovendien zal een dergelijke aankoop niet plaatsvinden tegen een tevoren vaststaand (nominaal) bedrag, maar tegen een prijs die op dat moment tussen de kredietunie en de verkoper overeen dient te worden gekomen. aankoop ledencertificaten door Kredietunie Nederland Wij merken voorts op dat Kredietunie Nederland in voorkomende gevallen slechts ledencertificaten zal aankopen via ofwel participatie in een emissie van ledencertificaten door een kredietunie, ofwel door aankoop van ledencertificaten via het te creëren veilingsysteem. Indien Kredietunie Nederland ledencertificaten rechtstreeks verkrijgt uit een emissie, zal van het aantrekken van opvorderbare gelden geen sprake zijn. De uitgevende kredietunie is immers op geen enkele wijze gehouden om deze certificaten van Kredietunie Nederland terug te kopen. Laat staan tegen een tevoren vaststaand, nominaal bedrag (zie hiervoor). Indien Kredietunie Nederland ledencertificaten aankoopt via het veilingsysteem zal zij dit slechts doen wanneer zij daartoe tegen de dan geldende marktprijs op grond van haar eigen afweging bereid is. Van een verplichting voor Kredietunie Nederland om (minimaal) de inleg of een anderszins te voren vaststaand nominaal bedrag te betalen is ook dan derhalve geen sprake. 2. Via ledencertificaten aangetrokken gelden eigen vermogen? Tijdens ons overleg wierp de AFM voorts de vraag op of de gelden die kredietunies via de uitgifte van ledencertificaten verkrijgen tot het eigen vermogen van de desbetreffende kredietunie gerekend dienen te worden. Wij begrijpen deze vraag zo, dat de AFM zich afvraagt of áls de kredietunies als beleggingsinstelling zouden kwalificeren, het aldus verkregen kapitaal kan gelden als eigen vermogen in de zin van art. 3:53, eerste lid, Wft (minimum eigen vermogen) dan wel als zogenoemd toetsingsvermogen als bedoeld in art. 3:57 Wft, eerste en derde lid, Wft (vereiste van voldoende solvabiliteit). Pagina 3 van 4 105 eigen vermogen idzv art. 3:53 Wft? De vraag of het via uitgifte van ledencertificaten verkregen kapitaal kan gelden als eigen vermogen van de kredietunies in de zin van art. 3:53 Wft zal naar onze mening dienen te worden beantwoord op grond van art. 50, eerste lid, in verbinding met art. 91, tweede lid, onderdeel d van het Besluit prudentiële regels Wft (hierna: “het Besluit”). Op grond van deze bepalingen wordt het (minimumbedrag aan) eigen vermogen van een coöperatie die optreedt als beheerder van een beleggingsinstelling gevormd door het zogenoemde kernkapitaal. Dit kernkapitaal bestaat uit “het door de leden gestorte of ingelegde kapitaal”. Naar onze voorlopige inschatting kwalificeert het door de kredietunies via de uitgifte van ledencertificaten te verkrijgen kapitaal niet als “het door de leden gestorte of ingelegde kapitaal” (en dus niet als kernkapitaal en daarmee niet als eigen vermogen in de zin van art. 3:53 Wft). De ledencertificaten geven immers recht op een jaarlijks door het bestuur vast te stellen marktconforme rentevergoeding. Daarmee onderscheidt het kapitaal dat de kredietunies via verkoop van ledencertificaten aantrekken zich van kapitaal dat leden van coöperaties in het ‘normale’ geval inleggen. Tegenover dergelijk kapitaal staat voor de coöperatie immers doorgaans niet de verplichting om een jaarlijkse (rente)vergoeding uit te keren. Wij houden ter zake evenwel een slag om de arm, aangezien wij nog bezig zijn met de vormgeving van de exacte modaliteiten waaronder de ledencertificaten zullen worden uitgegeven en deze naar onze mening bepalend zullen zijn voor de beantwoording van de hier besproken vraag. toetsingsvermogen idzv art. 3:57 Wft? De vraag of het via uitgifte van ledencertificaten verkregen kapitaal kan gelden als zogenoemd toetsingsvermogen als bedoeld in art. 3:57 Wft zal naar onze mening dienen te worden beantwoord op grond van art. 90, derde lid, van het Besluit. In dit artikel is bepaald dat het toetsingsvermogen wordt gevormd door, kort gezegd, zowel het kernkapitaal als het aanvullend kapitaal. Daarbij geldt het in art. 91, tweede lid onder d genoemde “door de leden gestorte of ingelegde kapitaal” als kernkapitaal (zie ook hiervoor). Welke vermogensbestanddelen gelden als aanvullend kapitaal is vervolgens omschreven in art. 92 Besluit. Het betreft onder meer achtergestelde schuldtitels die aan bepaalde, stringente voorwaarden voldoen. De vraag of het door de kredietunies via de uitgifte van ledencertificaten te verkrijgen kapitaal kan gelden als toetsingsvermogen in de zin van art. 3:57, derde lid, Wft dient naar onze mening voorshands ontkennend te worden beantwoord. Van kernkapitaal zal naar onze inschatting geen sprake zijn vanwege de hiervoor gegeven reden. Voorts zullen de via uitgifte van ledencertificaten aan te trekken gelden naar onze voorlopige inschatting evenmin kwalificeren als aanvullend kapitaal in de zin van art. 90, derde lid, van het Besluit. Met name niet omdat de ledencertificaten naar verwachting niet zullen voldoen aan de in art. 92 Besluit gestelde voorwaarde dat het daarbij, voor zover hier van belang, moet gaan om achtergestelde schuldtitels. Ook hier geldt evenwel dat voor een meer definitief antwoord op de gestelde vraag de exacte modaliteiten waaronder de ledencertificaten zullen worden uitgegeven doorslaggevend zullen zijn. Deze moeten zoals gezegd nog worden bepaald. relevantie kwalificatie als eigen vermogen / toetsingsvermogen Met betrekking tot de hiervoor (voorlopig) beantwoorde vragen menen wij overigens dat aan het antwoord daarop slechts belang toekomt indien de kredietunies kwalificeren als beleggingsinstelling en, wat de tweede vraagt betreft, bovendien als een icbe. Zoals tijdens ons overleg op 31 juli jl., besproken is daarvoor evenwel vereist dat de activiteiten van de kredietunies zijn aan te merken als beleggen. De Wft omschrijft een beleggingsinstelling immers als een rechtspersoon of vermogen die/dat gelden of andere goederen vraagt of verkrijgt, dan wel waarin gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen “ter collectieve belegging”. Zoals aan de orde kwam tijdens onze bespreking kwalificeren de activiteiten die kredietunies ondernemen Pagina 4 van 4 105 niet als beleggen. Daarbij komt dat, zo de activiteiten van de kredietunies al (toch) zouden worden aangemerkt als beleggen, de kredietunies naar onze mening niet zullen kwalificeren als icbe. Daarvoor is ingevolge art. 1:1 Wft in verbinding met art. 1, tweede lid, Richtlijn Beleggingsdiensten immers vereist dat de desbetreffende instelling uitsluitend tot doel heeft de collectieve belegging in effecten. Hiervan is bij kredietunies geen sprake. 3. Afsluiting Wij vertrouwen erop u met het voorgaande de nadere toelichting te hebben verstrekt zoals tijdens ons overleg van 31 juli jl. besproken. Mocht u op de hierboven besproken en/of andere punten evenwel nog behoefte hebben aan een nadere onderbouwing van de voornemens van Kredietunie Nederland of de kredietunies dan zijn wij uiteraard graag bereid deze te geven. Mocht dit niet het geval zijn, dan ontvangen wij van u en DNB graag uw voorlopig oordeel met betrekking tot de voornemens van Kredietunie Nederland en de kredietunies, in het bijzonder waar het de verhouding tussen deze voornemens en de Wft betreft. Hoogachtend, mr. G.J. Brugman jhr. mr. G. Hooft Graafland
© Copyright 2024 ExpyDoc