Van de voorzitter

inhoud
van de voorzitter
opinie
opinie
De HDP is ons aanspreekpunt!
Tekst: Pieter Rademakers1
Omwille de Plicht:
Etnische diversiteit en internationale
belangen in Mali
Bescherm de koopvaardij,
of delegeer de zwaardmacht
Een kleurrijk doolhof
Een volkenrechtelijk argument voor bescherming tegen piraterij
Cousinage bepaalt onder meer wie er hoger op de hiërarchische ladder staat, of er
sprake kan zijn van een huwelijk, wie de
ander slaaf mag noemen en welk recht van
‘plagen’ er is.
Het op één na oudste beroep ter wereld, dat van piraat, heeft sinds 2008 in de wateren rond de
Hoorn van Afrika weer een angstaanjagende lucratieve invulling gekregen. Jongemannen van
veelal Somalische komaf verkiezen het ruime sop boven de misère van het vaste land om hun
geluk, of dat van hun opdrachtgevers, te beproeven door handelsschepen te enteren en de zee-
Naast bevolkingsgroepen zijn er in Mali
kastes en heeft het land een slavernijverleden. Hoewel de kastes dezelfde rechten en
plichten hebben als iedere andere Malinese
staatsburger, wordt er nogal eens met enige minachting op ze neergekeken.
Afbeelding 1:
kaart van Mali
met de verschillende regio’s
varenden voor losgeld vast te houden. Bij het kapen wordt het gebruik van gewapend geweld,
zoals vol-automatisch Kalashnikov-vuur en raket-aangedreven granaten, niet geschuwd.
Hoewel het waar is dat de groei van dit fenomeen rond Somalië sinds 2011 is afgestompt door het repressieve optreden van
de internationale gemeenschap, stonden
toch ook in 2013 nog zo’n 500 zeevarenden bloot aan gewapende aanvallen van
Somalische piraten en werden twee kleine
schepen gekaapt. Bovendien is de impact
op de mondiale economie geschat op zo’n
6 miljard dollar in 2012 en zo’n 3 miljard in
2013. De scheepvaart droeg tussen de 70
en 80% van die kosten.2 Verhoogde snelheden, omvaren, het weigeren van vracht
en hoge verzekeringskosten zijn enkele
voorbeelden van kostenposten voor rederijen. De consument draagt uiteindelijk bij
in die kosten.
De grootste bevolkingsgroep, Bambara,
brengt van oorsprong landbouwers en
kunstenaars (houtsnijwerk) voort. Hun
taal, het Bamanakan, wordt door bijna alle
Malinezen gesproken. De Bobo zijn voornamelijk woonachtig in de regio Sikasso
(zie afbeelding 1), in het grensgebied met
Burkina Faso. Ze worden vaak in een adem
genoemd met hun feesten, waar alcohol
volop verkrijgbaar is.
De redactie van Carré is via interne contacten een in Mali
woonachtige en werkzame Nederlander op het spoor gekomen en heeft deze persoon bereid gevonden geregeld verslag
te doen van het leven en de gebeurtenissen in dat land. Dit
natuurlijk met het oog op de lopende VN- operaties waar
honderden Nederlandse militairen bij betrokken zijn. We
verwachten met deze rapportages een beter beeld te krijgen
van de ontwikkelingen en de problemen waarmee militairen
aldaar worden geconfronteerd. De in het artikel vermelde
10
meningen en observaties zijn de visie van de individuele
schrijver en zijn niet opgetekend uit hoofde van een bepaalde
functie. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de naam van deze
persoon niet openbaar gemaakt. Hier de tweede bijdrage.
In Carré nr. 4 werd aandacht besteed aan de uitdagingen
rondom de communicatie in Mali, waarin de begroetingen een belangrijke rol spelen. Betreft het een begroeting
tussen mensen, die elkaar nog niet kennen, dan is het vrij
gebruikelijk dat na de vele beleefdheden over en weer gevraagd wordt naar de familienaam van de nieuwe kennis.
Het vissersvolk, de Bozo, woont aan het
water en leidt nog een deels nomadisch
bestaan. De Dogon zijn woonachtig in
dorpen in de vallei en op het plateau van
het Klif van Bandiagara (regio Mopti; zie
ook afbeelding 2). Zij zijn bekend vanwege hun rijke traditie, maskerdansen en
uienteelt. De Sarakolé zijn de handelaren,
die de ruime wereld intrekken om geld te
verdienen en terugkeren naar huis als een
bestaansbasis gelegd is.
‘Coulibaly?’
‘Diarra?’
‘Guindo?’
In het noorden van Mali, waar een deel
van de Nederlandse militairen gestationeerd is, leven vooral de Songhai, Peul,
Touaregs en Bella.
De kans is klein dat een Nederlander zal vragen naar de
achternaam van de persoon, die hij zojuist ontmoet heeft.
In Mali is dat anders, want wie de achternaam van zijn
gesprekspartner kent, weet in ruim 90% van de gevallen
met welke bevolkingsgroep hij te maken heeft en daarmee of er sprake is van cousinage, verwantschap op basis
van historische gebeurtenissen.
De Songhai hadden eens een machtig koninkrijk, dat een aanzienlijk deel van het
huidige Mali besloeg, met op de plek van
het huidige Gao hun hoofdstad. Zij zijn in
omvang de grootste bevolkingsgroep van
Mali’s drie noordelijke regio’s: Gao, Timboektoe en Kidal.
Met 250 tot 300 Nederlandse koopvaardijschepen die jaarlijks het gebied doorkruisen,3 is de schade voor de Nederlandse
reders en de economie tevens enorm te
achten. De politiek, en zelfs de man op de
straat, begrijpen dat Nederland, als zeevarende natie en havenstaat, grootse economische belangen heeft bij veilige maritieme
handelsroutes. Een causaal verband tussen
het floreren van piraterij en de negatieve
gevolgen voor de BV Nederland en de buidel van de man op de straat is immers met
gemak voor te stellen. Waarschijnlijk ligt
het dan ook in dat gemak besloten dat het
economisch belang als voornaamste, en,
zo lijkt soms, ook als enige argument voor
het Nederlandse aandeel in de bestrijding
van piraterij gebruikt wordt.
 | Carré  | 

24
De maatregelen die de staat neemt, zijn niet gering in omvang;
Nederland draagt bij aan internationale militaire anti-piraterij
operaties in het gebied en aan civiele ontwikkelingsmissies in Somalië. Echter, wegens de enorme afstanden, waardoor patrouillerende marineschepen in het geval van een aanval niet terstond
ter plaatste kunnen zijn, bieden deze maatregelen voor de koopvaardij niet voldoende soelaas. Ook de defensieve stellingen aan
boord van koopvaardijschepen, zoals prikkeldraad en waterkanonnen, volstaan niet. Immers, wat begin je zonder wapens tegen een
wanhopige piraat die met een raketwerper je schip aanvalt?
VPD’s
Vandaar dat de overheid Vessel Protection Detachments (VPD’s)
aan boord van Nederlandse koopvaardijschepen inzet. Een groep
van elf tot de tanden toe bewapende mariniers, inclusief scherpschutters en medisch personeel, monstert een koopvaardijschip
en vormt het om tot een onneembaar fort. Zo konden mariniers
in januari 2012 door gericht vuur voorkomen dat een Nederlands
steenstortschip werd gekaapt.4
Vreemd genoeg, zo doet vermoeden, is in 2013 van de 175 beschikbare VPD’s slechts één derde van dat aantal door reders aangevraagd, en zijn er uiteindelijk 40 daadwerkelijk gedeployeerd.
Volgens de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders
(KVNR) is dit lage cijfer te wijten aan de inflexibiliteit (de officiele aanvraagtermijn bedraagt 6 weken, reders aanvaarden ook
opdrachten die kortstondiger vertrek vereisen), de omvang (ten
minste 11 militairen) en de prijs (€5.000,- per dag) van een VPD,
zo blijkt uit kamerstukken.5 De bureaucratie zou de Nederlandse
koopvaarder tussen wal en schip doen vallen.
De gegrondheid van deze argumenten is niet onaannemelijk. Het
is mede daarom dat de scheepvaartbranche al jaren pleit voor het
toestaan van private gewapende beveiliging aan boord van de
Nederlandse koopvaardijschepen. Die beveiligers zouden goedkoper, kleiner in omvang en meer flexibel zijn. Bovendien staan bijna
alle andere Europese landen zulks beveiligers op de monsterrol wel toe. Omvlaggen, het illegaal inzetten van gewapende
beveiligers of vracht weigeren, zijn de resterende én reeds gekozen opties.
Overstag
Tot genoegen van de branche ging de
regering in april 2013 overstag: Minister
Hennis van Defensie kondigde wetgeving
ter delegatie van het geweldsmonopolie
aan, welke eind 2014 klaar zou gaan zijn.
Maar de vreugde is mogelijk van korte
duur: een motie van regeringspartij PvdA,
gesteund door een kamermeerderheid, is
op handen om roet in het eten te gooien.
De PvdA, bij monde van Tweede Kamerlid
Sultan Günal-Gezer, erkent de bestaande
problemen met de inzet van VPD’s, maar
‘wil het geweldsmonopolie van de overheid niet loslaten’ en ‘het probleem oplossen binnen de instrumenten van de
overheid zelf.’6 Minster Hennis heeft echter al aangegeven dat de rek er uit is en
dat beveiliging van overheidswege niet
kan worden versoepeld. Het is aldus vooralsnog onzeker of de aangekondigde wetgeving er inderdaad komen gaat.
De vraag rijst of het beleid om private
gewapende beveiligers niet toe te staan
houdbaar en rechtvaardig is. Is de bestrijding van piraterij een vrijwillige inspanning
of zou er ook een zorgplicht zijn om koopvaardijschepen tegen piraterij te beschermen?
Zorgplicht?
Ter beantwoording van die vraag, heb ik
rechtswetenschappelijk onderzoek gedaan
naar het internationaal publiekrecht, waarbij ik het zeerecht, het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (EVRM) en
het jus cogens besprak. Daarbij nam ik niet
de economische schade, maar de risico’s
die Nederlandse koopvaardijschepen en
hun bemanning lopen als uitgangspunt.
Uit het onderzoek is gebleken dat Nederland, als zijnde vlagstaat, alle maatregelen
moet nemen die nodig zijn om de veiligheid van zijn koopvaardijschepen op zee
te garanderen. Daaronder valt ook de
zeewaardigheid van een schip, uit hoofde
waarvan het veiligheidsbeleid adequaat
moet zijn en de levensveiligheid op zee
zou moeten worden gegarandeerd. Het
maritiem arbeidsrecht verplicht Nederland
om een veilige werkplek en fatsoenlijke
werk- en leefomstandigheden aan boord
van zijn schepen te garanderen. De staat
moet zich onthouden de reder te beperken
in het leveren van zo’n plek.
Hoewel reeds diverse rapporten er vanuit
gingen dat het EVRM op de onderhavige
situatie van toepassing is, zoals de Commissie De Wijkerslooth aannam, is nu met
uitgebreide analyse aangetoond dat dit
inderdaad het geval is. Zo bleek dat het
uitblijven van bescherming een schending
van het recht op leven kan opleveren. Kort
gezegd dient de staat ook operationele
maatregelen te nemen in het beschermen
van zijn schepen.
Hoewel het jus cogens oproept tot het
bestrijden, het vervolgen en het uitleveren
van piraten, zoals ook het zeerecht bepaalt, zijn geen bepalingen gevonden die
specifiek nopen tot het beschermen van de
koopvaardij.
Het onderzoek, wat binnenkort als boek
zal verschijnen, concludeert aldus dat op
de Staat der Nederlanden inderdaad een
volkenrechtelijke verplichting rust om zijn
koopvaardijschepen, welke in de internationale wateren van de Hoorn van Afrika
varen, te beschermen tegen aanvallen
van piraten door adequate gewapende
bescherming te bieden. Echter, zo komt
tevens uit het internationaal recht voort,
wanneer deze verplichting een buitenproportionele last voor de staat vormt, is hij
nog gehouden om datgene te doen wat
nog wel in zijn macht ligt: toestaan van
private gewapende beveiligers.
Trigger Happy Cowboys
Maar zou het überhaupt redelijk zijn om
wapengebruik door private entiteiten toe
te staan? Niemand wil trigger happy cowboys die op alles schieten wat beweegt.
Iedereen heugt zich nog wel het incident
met Blackwater, het Amerikaanse beveiligingsbedrijf dat in 2007 op een Irakese
markt 17 burgers doodde. In de publieke
opinie heerst zelfs het idee dat zulke be-
24 | Carré 5 | 2014
25
Opinie
Opinie
Het blijft een kleurrijk doolhof.
De auteur, Pieter Rademakers, behaalde zijn bachelor met de
scriptie ‘Neerlands Koopvaardij onder vuur - Volkenrechtelijke
Verplichtingen voor het toestaan van private gewapende beveiliging’. Deze scriptie zal binnenkort in boekvorm het licht zien en
dit artikel is al een voorproefje daar op.
Etnische diversiteit en internationale belangen in Mali.
en verder
3 Column
Van de voorzitter
4 DenK
In dit nummer een tweetal bijdragen van
onze NOV DenKtank. Naast de gebruikelijke update van lkol b.d. F.A. Ebbelaar
over de activiteiten van de werkgroep,
licht kol b.d. drs J.F.M. Kuklinsky het financieel beheer bij Defensie door op pagina
28. Weer een onvoldoende?
6 Opinie
De COID, integriteitbewaker van
Defensie. Een van de aanbevelingen van
de Commissie Staal destijds beoogde de
oprichting van een Centrale Organisatie
Integriteit Defensie (COID). In 2011 kwam
daar nog een Commissie Integriteitzorg
Defensie bij die tevens de in 2010 opgerichte COID moest evalueren. Gesignaleerd werd dat de COID anders was gaan
functioneren dan Staal destijds had aanbevolen. Kol b.d. drs. B.A. Zonnenberg vreest
dat de COID nog niet veel kan bijdragen
aan het bewaken van de integriteit bij Defensie.
2 | Carré 5 | 2014
Bescherm de Koopvaardij of delegeer de zwaardmacht.
14 Boekbespreking
Soldaten
Lkol MPSD b.d. drs. W. Heijster heeft
zich verdiept in ‘Soldaten’ een boek over
mensen diel deel uitmaakten van de vele
onderdelen van de Duitse krijgsmacht in
WO II. Door het lezen van dit boek dat is
gebaseerd op honderdduizenden pagina’s
afluisterverslagen kwam hij tot verrassende
en niet altijd even prettige inzichten.
15 Prikken en Prikkels
De EU Battle Groups, waarheen toch
met deze snelle interventiemacht?
16 Vierkant Beschouwd
Het personeel wordt wel als het belangrijkste kapitaal van de organisatie
beschouwd. Veel medewerkers zien er
echter door allerlei dissatisfiers geen heil
meer in en zoeken hun heil buiten de organisatie. De redactie roept Defensie op
om zuiniger om te gaan met haar menselijk kapitaal. Door dit op waarde te schatten kan een eerste stap worden gezet naar
herstel van vertrouwen en motivatie bij het
personeel.
18 Opinie
Kol B.S.P. Kamstra vervolgt in dit nummer
zijn beschouwing over de Duits - Nederlandse Extended Air Defence Task Force
(EADTF).
23 Opinie
Geen scheepsrecht. De Tweede Wereldoorlog was een rechtstreeks gevolg van de
Great War, zoals de Eerste Wereldoorlog
wordt genoemd door de er aan deelnemende naties. Een derde wereldoorlog bleef
gelukkig achterwege dankzij de nucleaire
afschrikking. Drs. Leon Wecke ziet ondanks
alle ontwikkelingen redenen tot optimisme.
29 Verenigingsnieuws
30 Boekbespreking
Het Luchtmachtboek
Een selectie op bijna 400 pagina’s van fotografische hoogtepunten uit de luchtmachtgeschiedenis in vredes- en oorlogstijd. Lkol
b.d. P.F.H.N. Dekkers raakte niet uitgekeken.
Foto cover: Photoflight Soesterberg
Het is al weer tien jaar geleden dat Defensie overging van een
organisatie waar de krijgsmachtdelen zelf verantwoordelijkheid
droegen voor hun totale proces, naar een nieuw organisatiemodel.
Om tot een goed en werkend besturingsmodel te komen, werd de
commissie Fransen in het leven geroepen: een aantal wijze mannen uit meerdere disciplines, gepokt en gemazeld in zowel het politieke als het bestuurlijke domein en met een grote kennis van het
specifieke militaire métier. Het advies dat de commissie uitbracht,
was een naar veler mening uitgebalanceerd model voor de besturing van de krijgsmacht.
Maar voor dit model werd niet gekozen. Er kwam een ander model, waar de verantwoordelijkheden onlogisch waren verdeeld. De
CDS kreeg een deel van de ondersteuning, die hij en zijn Operationele Commando’s (opco’s) nodig hadden voor de uitvoering van
hun taken, niet onder zijn bevel. Het Commando Dienstencentra
(CDC) werd opgericht en werd een zelfstandige entiteit onder de
Secretaris-generaal (SG). Maar de SG is alleen geëquipeerd om
zelfstandige staven aan te sturen en is niet toegerust om dit bij
uitvoerende eenheden te doen. De Defensie Materieel Organisatie
(DMO) moest in lijn komen met de opco’s. Onder- en overrealisaties op de begroting toonden aan dat dit besturingsmodel aan alle
kanten faalde.
Na zeven jaar werd in 2012 het volgende besturingsmodel ingevoerd. Maar ook bij dit model werden geen echte knopen doorgehakt. Wie is nu verantwoordelijk voor welke output, bijvoorbeeld
die van het CDC? De C-CDC valt onder de SG, maar de CDS mag
hem in de planning aansturen. Stop nu eens met dit halve werk
en plaats het CDC direct onder de CDS. Het zijn immers zijn uitvoerende middelen. Met het CDC onder bevel beschikt de CDS
over de benodigde middelen en kan hij dus ook verantwoordelijk
zijn voor de output. Nu is het schuiven, schoof, geschoven en
niemand is uiteindelijk verantwoordelijk. Hetzelfde zien wij bij het
project SPEER en de hele informatievoorziening (IV). Wie is er nu verantwoordelijk,
de Directeur - DMO of de Hoofddirecteur
Bedrijfsvoering (HDBV)? Of ligt de fout bij
de Hoofddirecteur Financiën en Control
(HDFC)? Er is wel veel geld afgeroomd bij
IV voor de bedrijfsvoering elders, maar,
deels als gevolg van onderrealisatie, is ook weer geld teruggesluisd
naar Financiën. En nu moet er pijnlijk gerepareerd worden waar
een forse besparing voorzien was. Ai, weer een gat in de begroting. Op de werkvloer was dit overigens al lang bekend.
Datzelfde zien wij nu ook in het personele domein; overigens het
domein waar bij Defensie veruit het meeste geld in omgaat. Na
vele jaren gaat en moet ook praktisch alles op de schop. Er moet
een visie komen op de specifieke positie van de militair. Het Flexibel Personeelssysteem (FPS) moet geëvalueerd worden, waarbij in
elk geval een aantal reparaties/aanvullingen moet worden doorgevoerd. Ons loongebouw moet worden herzien. De UKW staat ter
discussie en moet anders worden vormgegeven en als laatste zijn
de pensioenen landelijk een punt van discussie.
Ook hier zal Defensie echt stappen moeten maken. Dit proces
vereist een strakke sturing en er bestaat een groot afbreukrisico.
Dit zijn allemaal zaken die voorbehouden zijn aan het overleg tussen Defensie en de bonden. Met andere woorden SPEER in het
kwadraat. Binnen Defensie wordt dit allemaal aangelopen door de Hoofddirecteur
Personeel (HDP). De HDP is op dit gebied
de directe representant van de minister,
maar zit niet altijd in de bestuursraad. De
volgende speler is de Hoofddirecteur Beleid (HDB), die wel altijd zitting heeft in de
bestuursraad. Ook hier heerst onduidelijkheid over hoe in dit proces nu precies de
verantwoordelijkheden liggen. De commissie De Veer heeft hier in haar conclusies al
op gewezen. De Divisie Personeel en Organisatie Defensie (DPOD) valt onder het
CDC, dat op zijn beurt rechtstreeks onder
de SG valt. In de DPOD zitten veel van de
specialisten die nodig zijn om het veranderproces in het personele domein te ondersteunen. De HDP noch de HDB hebben
zeggenschap over de DPOD. De HDFC is
natuurlijk diepgaand geïnteresseerd in dit
hele proces, het gaat immers om veel
geld en zij zal zeker vroegtijdig proberen
te sturen.
Maar nog steeds blijft de hamvraag, wie
is er nu verantwoordelijk? Wie bepaalt
de strategie, wie bepaalt wat de andere
spelers moeten doen? En wie kan dan
uiteindelijk worden aangesproken en er
op worden afgerekend als het wel of
niet goed gaat? Wij weten dat ‘succes
vele vaders heeft’ en dan staat iedereen
klaar om de eer op te strijken. Maar het
gaat ook vaak
niet goed en wie
staat er dan op en
neemt de verantwoordelijkheid?
Als ik een van de
spelers was in dit
besturingsmodel,
zou ik ook niet
opstaan. Gaarne eerst duidelijkheid, maak
eens echte keuzes, nu is het vragen om
problemen.
Defensie word eens duidelijk! Ga terug
naar de tekentafel, bezie het rapport van
de commissie Fransen en haar conclusies
nog eens kritisch en kom dan met een
doordacht en simpel concept. Het huidige
is dat niet.
Ga terug naar de
tekentafel, bezie het
rapport en kom dan
met een doordacht en
simpel concept.
Voor de GOV/MHB is het wel zo klaar als
een klontje. De HDP is en blijft ons aanspreekpunt en niemand anders. Met hem
bepalen wij de strategie, de te zetten stappen en bespreken wij de uitkomsten.
Lekker duidelijk, dat werkt.
3