Helpdeskvraag Pensioen/Financiële Planning

Helpdeskvraag Pensioen/Financiële Planning
RJ-Uiting 2014-4
Vraag
Moet ik bij de jaarrekening 2013 al rekening houden met de RJ-Uiting 2014-4? En welke grondslagen moet ik
dan gebruiken bij de bepaling van de voorziening, de fiscale, die van de RJ-Uiting, de Benaderde Marktwaarde
van de Belastingdienst of ….?
Antwoord
De RJ-Uiting 2014-4 ziet op de waardering van het pensioen voor de DGA dat in eigen beheer wordt gehouden
en moet worden toegepast vanaf boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014. Vergelijkende cijfers hoeven
niet te worden aangepast. Tot en met boekjaar 2013 is het de kleine en middelgrote rechtspersoon nog
toegestaan om de pensioenvoorziening voor de DGA op fiscale grondslagen te waarderen.
Commerciële jaarrekening 2014: pensioen op grondslagen RJ-Uiting 2014-4
Voor boekjaren vanaf 2014 moet de pensioenverplichting dus conform de RJ-Uiting worden berekend. Om de
helpdeskvraag kort door de bocht te beantwoorden:
1. Op de commerciële balans komt de waarde volgens de RJ-Uiting te staan.
2. Voor de Vpb-heffing is de fiscale pensioenvoorziening nodig.
3. Moet worden beoordeeld of het uitkeren van een dividend mogelijk is, dan stelt het Centraal
Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst dat de Benaderde Marktwaarde volgens Vraag &
Antwoord 13-006 (27-11-2013) en 12-008 (21-09-2012) bepalend is waarbij rekening moet worden
gehouden met het volledige kapitaal dat bij overlijden van de DGA nodig is. Overigens is het de vraag of
dit niet wat ver gaat.
Is bekend dat het pensioen wordt afgestort, dan kan de koopsom van de verzekeraar worden gehanteerd.
Er is al veel geschreven over de gevolgen van de RJ-Uiting. Maar zijn die gevolgen ook zo groot? Volgens de
Raad voor de Jaarverslaggeving moet de voorziening zijn gebaseerd op het principe van de ‘beste schatting’.
Wijkt deze beste schatting niet materieel af van de fiscale voorziening, dan mag de fiscale voorziening worden
opgenomen. Laten we eens kijken naar de te hanteren grondslagen in de beide berekeningen.
Berekeningsgrondslagen
Waardering
Rekenrente
Sterftetabel
Leeftijdsterugstelling
Toekomstige indexatie
- Onvoorwaardelijk
- Voorwaardelijk
Toekomstige salarisstijgingen
Kosten
Waardering † risico voor pdt
Fiscaal 1
Min. 4%
Actuele of..
0/0
RJ
Reëel rendement
Actuele
Ja
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Keuze
Keuze
Nee 2
Ja
In veel DGA pensioenbrieven is een voorwaardelijke indexatie opgenomen zoals ‘het pensioen wordt zoveel
mogelijk welvaarts- of waardevast gehouden’. Er van uitgaande dat een zo laag mogelijke voorziening is
gewenst, zullen de voorwaardelijke indexatie en de toekomstige salarisstijgingen niet worden meegenomen in
1
2
Op basis van Besluit van 3 juli 2008, nr. CPP2008/447M, Stcrt. nr. 133
Indien het pensioen wordt afgestort, kan met een kostenfactor worden gerekend.
1
de waardering volgens de RJ. Maar let op: kent de pensioenregeling een VPL-excedent dat is ontstaan bij de
wijziging van de pensioenregeling op 1 januari 2006, dan is veelal bepaald dat dit excedent onvoorwaardelijk
wordt geïndexeerd. In dat geval moet op basis van de RJ-Uiting een voorziening worden opgenomen voor deze
onvoorwaardelijke toezegging.
De rekenrente heeft een grote invloed op de voorziening. Volgens de verslaggevingsrichtlijnen moet worden
aangesloten bij het rendement op hoogwaardige ondernemingsobligaties. Dit rendement lijkt voor 2013 niet
veel af te wijken van de 4% die in de fiscale berekening wordt gehanteerd.
De laatste twee grondslagen - het al dan niet mogen toepassen van leeftijdsterugstellingen en het al dan niet
mogen waarderen voor het risico van overlijden voor de pensioendatum - geven wel een verschil in de
voorziening, maar of dit leidt tot een ‘materiële afwijking’?
In haar brief aan de Raad voor de Jaarverslaggeving verzocht de NBA al om duidelijkheid over wat moet worden
verstaan onder ‘materiële afwijking’. Helaas is dat antwoord er niet gekomen, evenmin als de meer concrete
beschrijving van de grondslagen.
Fiscale jaarrekening 2014: pensioen op fiscale grondslagen
Kleine rechtspersonen hebben ook voor boekjaren vanaf 2014 de mogelijkheid de fiscale pensioenvoorziening
op te nemen. Dit kan echter uitsluitend als formeel de jaarrekening op fiscale grondslag wordt opgesteld. In de
toelichting wordt dan de commerciële waarde vermeld. Het lijkt logisch dan te kiezen voor de commerciële
waarde die nodig is voor de beoordeling of er dividend kan worden uitgekeerd.
Conclusie
Het lijkt er op dat het verschil tussen de fiscale voorziening en de RJ-voorziening minder groot is dan
aanvankelijk gedacht maar - in verband met de waardering voor het langleven- en overlijdensrisico - is er altijd
een verschil van meer dan 10%. En, wil uw cliënt dividend uitkeren dan zal ook een waardering moeten worden
gemaakt volgens de regels die het CAP voorschrijft. Het boek ‘waardering DGA pensioen’ is nog lang niet
voltooid. Wij hopen en verwachten met u dat er dit (voor)jaar meer duidelijkheid komt van Financiën over de
waardering en de toekomst van het DGA pensioen in eigen beheer.
Zie ook het nieuwsbericht d.d. 3 april 2014 ‘RJ-Uiting 2014-4 Pensioenvoorziening directeurengrootaandeelhouder’. Klik hier om rechtstreeks naar dit bericht te gaan.
In de update financiële planning & pensioenadvies komt deze materie aan de orde.
Voor vragen kunt u terecht bij Anja van Maurik FFP en Mariëtte Elling FFP.
2