Iedereen klassiek on tour

JOSSE DE PAUW, COLLEGIUM VOCALE GENT, MUZIEKTHEATER
TRANSPARANT
ESCORIAL
Zaterdag 17 januari 2015
Om 20 uur in de Schouwburg
Inleiding om 19.15 uur
De dood waart rond in het paleis van de Spaanse koningen. De koning heeft zijn
koningin vergiftigd. Zijn nar, die haar minnaar was, gaat kapot van verdriet. De
honden blaffen en janken, de klokken luiden de stervende uit. De koning met de
vingers in de oren op zijn troon. En dan stelt de nar een rolwisseling voor om de
tijd te doden. Koning nar, nar koning, voor even. De koning stemt toe. Intussen
sluipt de koninklijke beul door de gangen en bidt een monnik voor de zielenrust
van de koningin.
BRUSSELS PHILHARMONIC
IEDEREEN KLASSIEK ON TOUR
Zaterdag 13 december 2014
Schouwburg
Aanvang: 20 uur
Duur: 60 minuten zonder pauze
Een droomcast in een prachtige setting: Josse De Pauw als koning, Dirk
Roofthooft als nar, Louis Van Der Waal als monnik en Nordine Benchorf als
dansende beul. Ze worden gedragen, gesteund en becommentarieerd door
twaalf zangers van Collegium Vocale Gent. Naast zestiende-eeuwse gezangen
van Orlando Di Lasso zingen ze ook nieuwe composities geïnspireerd door
hondengeblaf, klokkengelui en een waanzinnige lach.
VOX LUMINUS
LIGHT AND SHADOW
Vrijdag 13 maart 2015
Om 20 uur in de Sint-Michielskerk
Inleiding om 19.15 uur
In 1558 werd Elizabeth I koningin van Engeland. De kunsten bloeiden als nooit
tevoren. Het Elizabethaanse tijdperk was dat van William Shakespeare op
theatergebied, terwijl componisten als William Byrd, Thomas Tallis en Thomas
Morley het Engelse muziekleven tot ongekende hoogten stuwden.
Elizabeth regeerde in een tijd waarin Engeland verdeeld was tussen katholieken
en Anglicanen. Ensemble Vox Luminis neemt ons mee naar die late zestiende
eeuw, neemt ons op sleeptouw om de mooiste parels van religieuze muziek te
ontdekken.
Vox Luminis werd in 2004 opgericht door een groep zangers van wie velen hun
opleiding volgden aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Sinds 2009 is
het ensemble vast gevestigd in Namen. Een stabiele kernbezetting
gecombineerd met een groot aantal concerten zorgt voor een ideale balans, een
heel eigen, homogene kleur waardoor Vox Luminis uitgroeide tot rijzende ster in
de wereld van de oude muziek. In de Sint-Michielskerk staat Vox Luminis onder
leiding van Lionel Meunier.
Dirigent: Nicholas Collon | Fagot: Pieter Nuytten | Presentatie: Mark Jannssens
www.brusselsphilharmonicontour.blogspot.com
PROGRAMMA
Wolfgang Amadeus Mozart - Balletmuziek uit Idomeneo: I. Chaconne, II. Pas seul
Johannes Brahms - Hongaarse Dans nr. 5
Serge Prokofiev - Symfonie nr. 1: I. Allegro con brio
John Psathas - Planet Damnation
Carl Maria von Weber - Andante & Rondo Ungarese in c
Edvard Grieg - Klokkeklang (Bell Ringing) uit Lyric Pieces
Jean Sibelius - Finlandia
Igor Stravinsky - Suite uit L'Oiseau de feu: IV. Danse infernale, V. Berceuse, VI. Finale
What passion cannot music raise and quell?
John Dryden, ‘A Song for St. Cecilia's Day, 1687’
Het is voor mij een ontnuchterende vaststelling dat, toen Wolfgang Amadeus Mozart
(1756-1791) zo oud was als ik nu, hij al vijfentwintig jaar overleden was. Nóg meer
onthutsend is dat hij tien jaar eerder, in 1781, zijn eerste grote opera seria had
afgewerkt. ‘Idomeneo’ is het verhaal van een koning die, als dank voor het overleven
van een woeste storm, belooft de eerste persoon die hij ziet aan de goden te offeren.
Jammer genoeg is dat zijn eigen zoon. Het hele operaverhaal is een poging deze
noodlottige belofte te omzeilen. Ten slotte tonen de goden erbarmen en eindigt de
opera in een "happy end". Het verhaal is oubollig en voorspelbaar, maar de manier
waarop Mozart de psychologische drijfveren van de hoofdpersonages verkent is
revolutionair en ronduit geniaal, zeker voor een vijfentwintigjarige.
Tot kort voor de première worstelde Mozart nog met de "verwünschte Tänze...", de
"vervloekte dansen", de balletmuziek waarmee, volgens de conventies van die tijd,
een opera seria moest afgesloten worden. Met zijn overvloed aan melodische
vondsten en een knappe orkestratie met symfonische allures breekt deze balletmuziek
uit het strakke keurslijf van "op-het-lijf-geschreven-deuntjes-voor-dansers". Maar het is
vooral in de dramatische aanpak waaruit Mozarts genialiteit ook in dit kleine genre
blijkt. Net zoals de ouverture de gebeurtenissen aankondigt die zich in de opera gaan
afspelen, vat deze briljante balletmuziek het drama aan het eind nog eens samen. In
plaats van een onbenullig staartje is deze balletmuziek een onderdeel van de opera
geworden.
Jeugdimpressies laten vaak diepe sporen na. Johannes Brahms (1833-1897) hoorde
in 1848 rondtrekkende zigeuners musiceren op de straten en pleinen van zijn
geboortestad Hamburg. Even later zal hij, net geen twintig, de flamboyante Hongaarse
zigeunerviolist Ede Reményi begeleiden als pianist op tournee in Duitsland. Brahms
was gefascineerd door de vrijheden in ritme en tempo van deze zigeunermuziek en
verwerkte die in zijn eigen composities, ondermeer in de ’21 Hongaarse dansen’.
Brahms schreef ze voor piano vierhandig en voor uitvoeringen door amateurmusici. In
geen tijd werden deze dansen enorm populair. Ze verschenen in allerlei
arrangementen en vonden in hun orkestversie snel de weg naar de concertzaal.
De ‘Hongaarse dansen’ verhouden zich tot authentieke zigeunermuziek zoals een
ansichtkaart tot een zelfgemaakte foto: op de postkaart worden typische kenmerken
zo sterk uitvergroot dat ze onrealistisch worden. In het ‘Andante en Rondo Ungarese’
van Carl Maria von Weber (1786-1826) is dat "ungarese"-karakter veel minder
duidelijk dan in Brahms' Hongaarse dansen.
Wellicht betekende "Hongaars" voor Weber trouwens weinig meer dan "exotisch,
vreemd en ongewoon". Het meest "vreemde" is meteen ook het unieke van het
‘Andante en rondo’: dit is een miniconcerto voor de fagot in de vreemde rol van
concerterend instrument. Bovendien wordt de fagot vrij ongewoon behandeld:
supersnelle loopjes en onverwachte wisselingen in het register maken van dit
‘Andante en rondo’ een paradepaardje dat elke virtuoze fagottist met dankbaarheid
voor Weber vervult.
“Wat voor passies kan muziek niet bedwingen?” Die bedenking is op zijn plaats
wanneer men beseft dat Sergej Prokofiev (1891-1953) zijn ‘Klassieke symfonie’
voltooide in de zomer die voorafging aan de oktoberrevolutie van 1917. In deze
zorgeloze symfonie klinkt niet de minste voorbode van de gruwelen die Rusland
tijdens de volgende maanden zullen treffen.
Prokofiev wou, bij wijze van oefening om te componeren zonder piano, een symfonie
schrijven in de klassieke stijl van Joseph Haydn. Dat lukt hem best, de symfonie is
naar vorm duidelijk klassiek, de bezetting is deze van het volwassen Mozartorkest.
Maar natuurlijk zijn er afwijkingen: zo kruidt Prokofiev zijn samenklanken met moderne
muzikale specerijen en hanteert hij de harmonische schema's met veel vrijheid. Vooral
het eerste deel zit vol verrassende - Haydniaanse - wendingen.
De Deense componist Hans Christian Lumbye (1810-1874) kreeg een "coup de
foudre" toen hij in 1839 in Kopenhagen voor het eerst de walsen van Joseph Lanner
en Johann Strauss Vater hoorde. Hij besloot op de kar van het succes van de
dansmuziek te springen en zelf walsen, polka's, mazurka's maar vooral galops te
componeren, wat hem de bijnaam "de Strauss van het noorden" bezorgde.
De stemmige, trage inleiding van de orkestgalop ‘De Kopenhaagse Stoomtrein’ kan zo
uit de pen van Johann Strauss jr. komen, ware het niet dat dit werk dateert uit 1847,
haast 20 jaar vóór de ‘Blaue Donau’. Belgeluiden, het fluitje van de conducteur en de
stoomfluit van de locomotief zetten een wervelend pleziertochtje in met de stoomtrein
op de pas aangelegde spoorweg van Kopenhagen naar Roskilde.
Edward Grieg (1843-1907) liet, telkens hij zijn woning "Troldhaugen" verliet, een brief
achter voor mogelijke inbrekers waarin hij vroeg "de partituren niet te stelen, want ze
hebben alleen waarde voor Edward Grieg". Hij moet daarbij in de allereerste plaats
gedacht hebben aan zijn vele kleine pianostukjes die een intiem klavierdagboek
vormden. Deze ‘Lyrische Stukken’ bieden een inkijk in de gelukkige dagen die Grieg
met zijn vrouw Nina op Troldhaugen doorbracht. ‘Klokgelui’ is een stemmig
karakterstukje dat een in mist gehuld landschap met klokken op de achtergrond
verklankt. Het is een van de meest impressionistische werkjes uit de hele cyclus en
werd door Grieg zelf raak georkestreerd.
Er is weinig muziek die meer heeft bijgedragen tot het ontstaan van een nationale
bewustwording dan het symfonische gedicht ‘Finlandia’. Sibelius (1865-1957)
componeerde het als ‘Finland ontwaakt’; het was het monumentale slotdeel van een
reeks symfonische gedichten die hoorde bij schilderijen die de roep om Finse
onafhankelijkheid illustreerden. In 1900, toen de autonomie van de provincie Finland
door Rusland werd beknot, herwerkte Sibelius ‘Finland ontwaakt’ tot kortweg
‘Finlandia’. Het werk werd verboden maar dook steeds opnieuw onder de schuiltitel
‘Impromptu’ in concertprogramma's op, ‘Finlandia’ werd hét lijfstuk van het Finse
nationalisme. ‘Finlandia’ beroert meer dan alleen politieke harten, ook muzikaal is het
een sterk werk. Het volgt in feite net hetzelfde patroon als andere bekende
bevrijdingsmuziek zoals bvb. de ‘Egmont-ouverture’ van Beethoven. De dramatische
kopers in de aanvang zetten meteen een donkere toon, nadien volgt een langere
strijdpassage die uitmondt in de overbekende overwinningshymne die zowat iedereen
kan meezingen.
Met het sprookjesballet ‘De Vuurvogel’ maakte Igor Stravinsky (1882-1972) een
grootse entree in de internationale muzikale scene. Naast het aanlokkelijke thema in
sprookjesvorm - de strijd tussen goed (de vuurvogel) en kwaad (Prins Kachei) - werd
het publiek vooral bekoord door de indrukwekkend kleurrijke instrumentatie voor een
reusachtige orkestbezetting die Stravinsky zelf "verspillend groot" had genoemd. Uit
de dansen van het volledige werk werd in 1919 een concertsuite voor een iets kleiner
(lees "praktischer en goedkoper") orkest samengesteld .
Koen Uvin