Kelemen Quartet 14|15 04.11.2014 Kwartet 1/5 Praktisch 20u15 start concert | concertzaal 21u00pauze 22u00 vermoedelijk einde concert Kwartet 2014 | 2015 Kelemen Quartet di 04 november 2014 1/5 Quatuor Modigliani & Jean-Frédéric Neuburger za 06 december 2014 2/5 Belcea Quartet wo 10 december 2014 3/5 Pavel Haas Quartet & Slávka Pēchočová wo 04 februari 2015 4/5 Quatuor Terpsycordes, Nurit Stark & Cédric Pescia do 26 maart 2015 5/5 Pralines voor de artiesten worden geschonken door Patisserie & Chocolaterie Joost Arijs. www.joostarijs.be Programma BELA BARTÓK (1881-1945) 44 Duo’s voor twee violen: selectie (1931) JOHANNES BRAHMS (1833-1897) Strijkkwartet in a, opus 51 nr. 2 (1873) Allegro non troppo Andante moderato Quasi Minuetto, moderato Finale. Allegro non assai PAUZE BELA BARTÓK Strijkkwartet nr. 5 in B, Sz. 102 (1934) Allegro Adagio molto Scherzo: alla bulgarese Andante Finale: Allegro vivace Kelemen Quartet Barnabás Kelemen | viool Katalin Kokas & Oskar Varga | altviool & viool Laszlo Fenyö | cello 04.11.2014 | Kelemen Quartet Zigeuners uit de romantiek Door Yanick Maes Gerokte landloper Béla Bartók was een bijzonder figuur. Als vrienden hem op een feestje uitnodigde, hielden ze steevast hun hart vast. Met zijn komst verdween namelijk de hoop op een beschaafde soiree. Je kent zo’n avonden wel: heren in rok slaan een praatje met dames in groene zijde, terwijl een zigeunerorkestje een csárdás vedelt – we bevinden ons tenslotte in Budapest. “Ik heb een voorkeur voor dissonantie,” schreef de componist eens in antwoord op een vriendelijke uitnodiging, “Mijn plan is om dit tafereel van vreselijke orde te verstoren. In zomerkostuum, zonder kraag of manchetten, en op versleten schoenen – enkel om hen te shockeren!” De tweespalt anarchisme conformisme droeg Bartók altijd en overal met zich mee. Nieuwsgierigheid dwong hem vaste patronen en structuren in vraag te stellen, waardoor vele van zijn tijdgenoten hem als een excentrieke radicaal beschouwden, die brak met de burgerlijke tradities. Toch bleef hij in bewondering gebonden aan de elitaire cultuur waarin hij was opgevoed. Zijn zoektocht naar authenticiteit voerde hem naar de eenvoud van de volksmuziek. Uiteindelijk droomde hij voor ons muziek bij elkaar waarin avant-garde versmelt met Hongaarse traditie. Een hu- welijk dat zich voltrekt onder auspiciën van Beethoven en Bach. Zoals bij vele dromers oogstte hij hiermee vooral kritiek. Dissonant en modernistisch? Neen, dat kon geen ware Hongaarse muziek zijn. De hoop om leven te blazen in het cliché botste op een publiek vol vervreemding. Bij Bartók is er nochtans altijd een duidelijk verband tussen het herkenbare verleden en de constructie van een nieuw waardensysteem, aangepast aan de moderne wereld. Uiteindelijk leidt zijn muziek zo tot een curieuze en zelfs wonderbaarlijke combinatie. Een multietnische co-existentie, een humanistisch ideaal van fundamentele eenheid, waarbij het eeuwenoude versmelt met het vergaand nieuwe. Het is in een bepaald opzicht een traject dat Brahms hem vijftig jaar eerder had voorgedaan. Zigeunerwals In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde zich in Oostenrijk-Hongarije een fascinatie voor de zogeheten zigeunerkappelle. Het nieuwe nationalisme zocht immers naar de wortels van de Hongaarse muziek, en meende deze in deze vioolmuziek terug te vinden. Het romantische gedweep van Liszt deed de rest. Tegelijk bleef de Romacultuur wel een vreemd gegeven. Zigeuners waren avontuurlijk anders: emotioneel, sensueel en vanzelfsprekend crimineel. Europese exotiek. Kenners vonden in deze muziek eigenschappen verbonden met het Oosten, zijnde sentimentalisme, naïviteit en een zekere barbaarse oerkracht. De rage sleepte ook Brahms mee. Naast zijn beroemde Hongaarse Dansen, duiken de elementen van de zogeheten style hongroise ook op onverwachte plekken op. Zoals in het tweede strijkkwartet van opus 51 (1873), de wilde tweelingbroer van het eerste. Nadrukkelijk klinkt het volkse stereotype in de finale. Dit ingenieus rondo vertelt het verhaal van twee Donausteden: Budapest en Wenen. Een csárdás met typische, ritmisch vrije accenten wisselt af met een meer ontspannen, wals-achtige melodie. In het voorgaande geheimzinnige Quasi Minuetto refereert ook de onderliggende cellopartij, die regelmatig als onderbouw fungeert, naar de typische klank van de zigeunerkapelle. Bovenal is deze beweging een schimmendans uit het verleden, die in het trio onderbroken wordt door de lichte elfenpassen van de viola en viool. Dat moment is één van de vele waar de geest van Bach rondwaart in deze hoogromantische muziek. Typische polyfone technieken duiken op in vrijwel elke beweging: canons, waar de ene stem de andere volgt met een zekere vertraging, inversies, waar men de melodie ondersteboven speelt, en kreeftgang, waar men de melodie achterstevoren speelt. Gevoegd bij Brahms’ voorkeur voor het maximaal manipuleren van uiterst gebald materiaal resulteert dit in een werk met een hoog intellectualistisch karakter. Niet dat dit bij het luisteren opvalt. De muziek roept gevoelens van lyrische ont- boezemingen op, neergepend met haast improvisatorisch spelplezier. En hier lijkt de idee van de Romamuzikant een belangrijke rol te spelen. Luister maar hoe in het ingetogen Andante viool en cello, opgejaagd door drukke tremolo’s, uiteindelijk in dichte canon een Hongaars duet zingen. In dit kwartet probeert Brahms op ontspannen manier het verleden te verzoenen met het moderne Wenen, waar zigeunerklanken een bevrijding van strakke conventies beloven. Voorbij het cliché Béla Bartók verzamelde tijdens zijn etnologische excursies niet minder dan 2 721 liederen en melodieën. De enorme variëteit ervan ontmaskerde het vereenvoudigende label ’zigeunermuziek’. Een vergelijkende en diepgaande studie drong zich op. Uiteindelijk zou uit deze ontmoeting een nieuw ideaal groeien: muziek met allure, gebaseerd op principes uit de Oost-Europese volksmuziek. De 44 Duo’s voor twee violen componeerde Bartók in 1931, op vraag van de Duitse pedagoog Erich Doflein. Die werkte aan een nieuwe vioolmethode. Bartók greep de kans aan en schreef meteen een hele serie van logisch geordende technische studies. De intense dialoog met Doflein gaf hem inzichten in het specifieke karakter van strijkinstrumenten. Zo bekeken voeren de eenvoudige duo’s in rechte lijn naar het compositorische meesterschap van zijn vijfde en zesde strijkkwartetten, die opvallend meer idiomatisch geschreven zijn dan de twee voorgaande. Bartóks oeuvre steunt op een omvangrijke muziekcollectie die hij opgetekende in een uitgestrekt gebied gaande van Oekraïne tot de Arabische wereld. Dansen uit Servië staan broederlijk naast liederen uit Roemenië of een mijmering uit NoordAfrika. Eng provincialisme bezorgt hem koude rillingen. De Duo’s vormen vooral een interessant muzikaal avontuur met verfijnde, harmonisch complexe miniaturen. Polytonale passages, waarin elke viool in een verschillende toonaard speelt, ritmische dwarsigheid en dissonantie zijn daar een voorbeeld van. Daarbij resulteert het vaardige contrapunt in uitdagende en resoluut moderne muziek. Latcho Drom Het vijfde strijkkwartet blaast je als luisteraar omver. Bartók schreef het in 1934, op vraag van de Amerikaanse filantrope Elisabeth Sprague-Coolidge. Extreme en onbuigzame muziek is het, waarin opeens vertrouwde of welsprekende gebaren opduiken. Ritmische figuren en patronen uit pakweg Beethovens muziek waaien ons toe om dan weer te verdwijnen. Bartók zet conventies van klassieke muziek met vrolijke vrijheid in, en ontmaskert tegelijkertijd hinderlijke clichés. Hoewel de taal onherkenbaar lijkt, wortelt het geheel, doorspekt met canons, inversies en kreeftgang, diep in de westerse traditie. Bovendien past deze muziek perfect in de hele evolutie van het strijkkwartet. Ze vormt er, in de woorden van componist Milton Babbitt, het nulpunt van. De hele constructie van het strijkkwartet is wiskundig uitgebalanceerd en maakt een volmaakte cirkel. Het centrum van het bouwwerk is het Scherzo: alla bulgarese, waarin een stomend dorpsorkest de toon zet. Twee trage bewegingen omarmen dit wilde hart. Prachtige voorbeelden van nachtmuziek zijn het, waarin koralen voorbijglijden te midden van stil dreigende nachtgeluiden. De spanning tussen sardonische humor en brutaal geweld, de vele tempowisselingen en bijtende ritmes, de caleidoscoop aan klankkleuren en onconventionele harmonie maken het de luisteraar niet makkelijk. Deze muziek is weg van de wereld, even abstract als Webern. Maar wat dan met de aanstekelijke dansmuziek of het Weense draaiorgeltje, godbetert, dat in de finale een banale melodie boven een statische bas laat klinken en vervolgens vervormt? De zoete wraak van de Hongaar in zomerkostuum op de style hongroise? Deze muziek zoekt altijd oprecht de dialoog: de ontdekking van het wonderlijke in het gewone, van het vertrouwde in het vreemde. Hier geen triomf van de vervreemding, wel van de verbeelding. Het is een reis langs het bekende naar het onbekende en weer terug. Een projectie van de rijkdom van de wereld. Yanick Maes is doctor in de taal- & letterkunde. Momenteel werkt hij aan de Universiteit Gent waar hij Latijnse letterkunde van de oudheid doceert. Biografie In 2010 richtte Barnabás Kelemen (1978) het Kelemen Quartet op. Deze Hongaarse violist begon zijn studies op elfjarige leeftijd aan de Frans Liszt Muziekacademie, in de klas van Eszter Perényi. Hij behaalde zijn diploma in 2001, het jaar waarin hij de derde prijs won op de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool. Tijdens zijn studietijd nam hij deel aan masterclasses bij gerenommeerde musici als Isaac Stern, György Kurtág, Sergiu Luca en Thomas Zehetmair. Sinds 2014 is Kelemen hoogleraar aan de Hochschule für Musik und Tanz in Keulen, en gastprofessor aan de Universiteit van Indiana in Bloomington. Rode draad door zijn discografie is de liefde voor Hongaarse muziek, in het bijzonder voor die van Bela Bartók. Zo nam hij onder meer met pianist Zoltán Kocsis Bartóks vioolsonates en met zijn echtgenote Katalin Kokas de 44 Duo’s voor twee violen op. Het nog jonge Kelemen Quartet won de voorbije jaren tal van prijzen op internationale kamermuziekwedstrijden. Zij kregen les van Zoltán Kocsis, Miklós Perényi, Günter Pichler (Alban Berg Quartet), András Schiff en Gábor Takács-Nagy. Voor bijzondere kamermuziekconcerten speelden ze samen met Nicolas Altstaedt, Joshua Bell, Pekka Kuusisto, Maxim Rysanov, Ákos Takács en Zoltán Kocsis. Hun eerste cd kwam uit in 2012 met kwartetten van Mozart en Bartók. Barnabas Kelemen bespeelt een Guarneri del Gesú violin uit 1742 en Katalin Kokas een Testore viool uit 1698 (Milaan), beide genereus uitgeleend door de Hongaarse Staat. Binnenkort in de Handelsbeurs De grand dame van de altviool presenteert met ‘Tre Voce’ de mooiste werken voor deze unieke, melancholische triobezetting. Elias String Quartet do 27.11.14 Seizoensselectie Het Britse Elias Quartet is een van de opvallendste ontdekkingen binnen het steeds groeiende aanbod van jonge, professionele strijkkwartetten. In 2010 wonnen ze voor hun debuut-cd de BBC Music Magazine Award ‘Newcomer of the Year’. In de concertzaal van De Bijloke spelen ze Beethoven, zowel vroeg als radicaler later werk. Niet alle meesterwerken uit de muziekgeschiedenis halen het hedendaagse concertpodium. Daarom dient de Handelsbeurs elk seizoen bij de uitgenodigde ensembles specifieke verzoeken in. ‘Tre Voce’ (zie boven) speelt bijvoorbeeld de wondermooie Sonate voor dwarsfluit, altviool en harp van Debussy. Het is een uitgemeten kans om deze weinig uitgevoerde parel te beluisteren. Tekst Yanick Maes | Foto Kim Kashkashian | Coördinatie programmaboekje Handelsbeurs Concertzaal | V.U. Stefaan D’haeze © Handelsbeurs Concertzaal, Kouter 29, 9000 Gent
© Copyright 2024 ExpyDoc