Toonaarden

Toonaarden
Er zijn twee soorten toonaarden: de grote tertstoonaarden en de kleine tertstoonaarden. De naam
zegt het zelf: de grote tertstoonaard begint met een grote terts, de kleine heeft een kleine terts aan
het begin van de toonladder. De halve tonen hebben in deze toonladders een vaste plaats. In een
grote toonladder liggen ze tussen de 3e en de 4e en tussen de 7e en de 8e toontrap. In een kleine
toonladder tussen de 2e en de 3e en tussen de 5e en de 6e toontrap.
Bijvoorbeeld:
do groot
la klein
Bij do groot en la klein liggen de halve tonen vanzelf op de juiste plaats. Als we op een andere noot
een grote of kleine toonladder willen bouwen, moeten we er met kruisen of mollen voor zorgen dat
de halve tonen tussen de juiste toontrappen komen te liggen.
Als we bijvoorbeeld een grote toonladder willen bouwen op re, moeten de halve tonen tussen de 3e
en de 4e toontrap (fa en sol) en de 7e en de 8e toontrap (do en re) liggen. Zonder wijzigingstekens is
dit niet zo.We voegen dus wijzigingstekens toe, zodat het wel klopt.
Zo klopt het niet:
Zo wel:
Deze wijzigingstekens worden normaal gezien aan de sleutel geschreven in plaats van bij de noot
zelf. Je zou voor elke toonaard zelf kunnen gaan zoeken welke kruisen of mollen er nodig zijn, maar
je kan het ook allemaal samenvatten in een handige tabel:
4
mollen
sib
mib
lab
reb
3 mollen
2 mollen
1 mol
sib
mib
lab
sib mib
sib
Lab
groot
Fa
klein
Mib
groot
do klein
Sib groot
Fa
groot
re klein
sol klein
Niets
Do
groot
la klein
1 kruis
2 kruisen
3 kruisen
fa#
fa# do#
fa#
do#
sol#
Sol
groot
mi
klein
Re groot
La groot
si klein
fa# klein
4
kruisen
fa#
do#
sol#
re#
Mi
groot
do #
klein
5
kruisen
fa#
do#
sol#
re#
la#
Si
groot
sol #
klein
Uit deze tabel kan je een aantal dingen afleiden:
- De kruisen en de mollen hebben een vaste volgorde. Bij de kruisen is dat fa-do-sol-re-la-mi-si, bij de
mollen net het omgekeerde: si-mi-la-re-sol-do-fa. Als er twee kruisen aan de sleutel staan, zijn het
de eerste twee van de kruisenreeks, als het er drie zijn de eerste drie enz.
- Wanneer er een kruis bijkomt of een mol weggaat, stijgt de naam van de toonaard een kwint. In de
omgekeerde richting (een mol bij of een kruis minder), dalen we natuurlijk een kwint. Je herkent
hierin ook de volgorde van de kruisen.
- Tussen een grote en een kleine tertstoonladder met dezelfde voortekening zit steeds een kleine
terts.
- Bij de kruisen is de naam van de grote toonladder telkens één noot verder dan het laatste kruis.
Bijvoorbeeld: bij twee kruisen is de laatste kruis do#, één noot verder is re  re groot heeft twee
kruisen aan de sleutel.
- Bij de mollen is de voorlaatste mol gelijk aan de naam van de grote toonaard.
Bijvoorbeeld: bij twee mollen is de voorlaatste mol si b  si b groot heeft twee mollen aan de
sleutel.