„Hij bleef maar op me insteken‟

Het verhaal van Shira
„Hij bleef maar op me insteken‟
De Israëlische Shira (19) werd neergestoken door haar broer. Hij vond dat Shira te westers was en
wilde haar daarvoor straffen. Shira liep meerdere steekwonden op, maar overleefde de aanval. Ze wist
te ontsnappen en verblijft nu bij Zahir, de opvang van Fier voor slachtoffers van eergerelateerd
geweld.
„Het begon op mijn zestiende. Ik wilde dingen ontdekken. Uitgaan, drankjes drinken, met vrienden en
vriendinnen de stad in… Toen mijn broer daar achter kwam, begon de ellende. Misschien was hij bang
dat mensen slecht over me zouden praten. Een moslim die drinkt, ik was een schande. Hij begon me te
controleren, wilde de roosters van mijn school en mijn werk zien. Hij wilde weten wat ik deed en met
wie. Ik mocht niet meer naar de bibliotheek, terwijl ik zo van lezen houd. Hij controleerde mijn
telefoon om te zien of er geen rare foto‟s of vreemde telefoonnummers in stonden. Hij beheerste mijn
hele leven. En dat terwijl ik gewoon een net meisje ben. Ik ben normaal, zoals andere meiden van mijn
leeftijd. Maar hij accepteerde me niet. En ineens werd mijn hele leven door hem beheerst.
Als mijn broer thuis was, durfde ik niets te zeggen, geen muziek op te zetten. Ik durfde me bijna niet
eens te bewegen, want op alles wat ik deed en zei kreeg ik commentaar. Ik wilde hem niet zien, niet
bij hem zijn, want ik was bang voor hem. Doodsbang. Hij accepteerde mij en mijn manier van leven
niet. Zelf was hij heel erg gericht op geloof en cultuur; ik heb dat niet zo. Maar mijn broer, hij zat er
bovenop. „Het is niet Islamitisch wat je doet‟, zei hij dan, „Je moet jezelf veranderen. Doe je dat niet,
dan zijn de consequenties groot.‟ Hij bedreigde me, telkens opnieuw.
Hij zei alleen maar „je moet, je moet, je moet‟. Ik moest van alles van hem. Ik moest bidden, ik moest
een hoofddoek dragen, ik moest binnen blijven. Strakke kleding was uit den boze, naar buiten gaan
met vrienden ook. Als hij kwam, deed ik snel mijn hoofddoek op. Hij heeft me wel eens betrapt
zonder. Opnieuw waren er de klappen. Waarom? Vroeg ik hem wel eens. Waarom dwing je me om een
hoofddoek te dragen? Je kunt niemand dwingen om dat te doen, dat mag niet. “Schaam je”, was alles
wat hij zei. “Schaam je om zo rond te lopen.”
Klappen
Mijn broer woonde op zichzelf, maar kwam nog veel bij ons thuis. Buiten het gezin om kende ik hem
eigenlijk niet. Ik wist niet wie mijn broer was, hoe hij leefde, met wie hij omging, hoe hij dacht. Hij was
een vreemde voor me, ik begreep hem gewoon niet. En ik vond zijn gedachtewereld maar raar, nog
steeds trouwens. De vraag waarom hij zo is, heeft me heel erg beziggehouden. Waarom ben je zo?
Waarom denk je zo? Waarom wil je zo mijn leven bepalen? Ik heb er nooit antwoorden op gekregen. Ik
durfde het hem ook niet te vragen. Bang voor de klappen die zouden komen.
Het kon echt om de kleinste dingen gaan. Als mijn kamer hem niet beviel, sloeg hij me. Als ik iets zei
wat hem niet beviel, sloeg hij me. En ga zo maar door. Hetzelfde deed hij bij mijn zusjes. Het is zo
gek: iemand die niet eens bij je woont, niet eens weet wie je diep van binnen bent, dat zo iemand zegt
hoe je moet leven en wat je moet doen. Mijn broer bepaalde alles in huis, terwijl hij niet eens bij ons
woonde. Ook mijn moeder sloeg hij. Omdat hij vond dat het haar schuld was dat haar dochters hoeren
waren.
Mijn moeder ging er op haar eigen manier tegenin. Ze deed wat ze kon. Als hij me sloeg, trok ze hem
weg en zei tegen hem dat hij mij met rust moest laten. Hij luisterde nooit. Eigenlijk stond ze
machteloos tegenover hem. Zij wist ook niet wat ze moest doen om hem te stoppen. Hij was de oudste
van vijf kinderen. We hadden allemaal last van hem, maar we konden er niets tegen doen. En dus
vluchtte ik als mijn broer thuis kwam. Zoveel mogelijk. Naar vriendinnen, naar de stad. School. Daar
kon ik tenminste mezelf zijn, leven zoals ik dat wilde. Daar hoefde ik niet bang te zijn voor klappen,
voor zijn invloed. En die energie van hem, ik kon het overal om hem heen voelen: zijn slechte energie.
Mes
Mijn zusje zei het al: er gaat iets gebeuren vandaag. Ze voelde het gewoon. En daar was hij. Via via
had hij gehoord dat ik de avond ervoor op een feestje was geweest en dat ik had gedronken. Hij liep
naar boven, sleurde me van mijn bed en eiste dat ik mijn telefoon aan hem af. Toen hij daarin niets
kon vinden, gooide hij de telefoon stuk.
Ik moest beneden op de bank gaan zitten terwijl mijn broer naar foto‟s zocht op internet. Daar vond
hij een foto van mij samen met nog een paar anderen. Een heel onschuldige foto, maar mijn broer
werd woest. Hij noemde me een hoer, beschuldigde mij ervan dat ik dronken was geweest, dat ik met
jongens was omgegaan. Eerst ontkende ik dat ik naar dat feestje was geweest, zo bang was ik, maar
uiteindelijk gaf ik toe. Mijn broer schreeuwde. Onophoudelijk. En ineens had hij een mes in zijn
handen. Voordat ik ook maar iets kon doen, stak hij op me in. Razendsnel ging het. Hij bleef maar
steken. Het voelde vreemd. Ik wilde wegrennen, maar ik viel op de grond. Ik stond op en rende naar de
keukendeur. Zo kon ik ontsnappen. Bij de buren heb ik de politie gebeld. Daar zakte ik opnieuw in
elkaar.
Of ik dit had zien aankomen? Ja. Hij had er al vaak mee gedreigd. Ik ga jou en al je vriendjes
neersteken, zei hij dan. Mijn broer heeft rare gedachten en die blijft hij altijd houden. Ik wil er niet
meer aan denken, hij is mijn broer niet meer. Althans, zo zie ik het. Ik wil alleen nog maar vooruit
kijken, niet meer denken aan alles wat is geweest. Ik wil mijn leven opbouwen, een studie doen,
werken, op mezelf gaan wonen. Helemaal opnieuw beginnen. Ik heb voor mezelf gekozen door
aangifte te doen, iets wat ik eerder niet durfde. Nu is het mijn tijd. Toch kan ik pas goede beslissingen
maken als ik weet wat de rechter gaat zeggen. Mijn broer zit nu vast, maar als hij vrij komt, gaat hij
naar me op zoek, dat weet ik zeker. Mijn broer laat nooit los.‟