De Libische Jaren - Free Musketeers

De Libische Jaren
Eerste druk, 2014
© 2014 San Daniël
Coverfoto: Karin Smit
isbn:
nur:
9789048431908
402
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer
www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en
onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan.
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen
het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige
digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming,
organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet
strikt privé van aard is.
De
Libische
Jaren
San Daniel
De zevendaagse oorlog werd uitgevochten tussen 5 en 10 juni 1967,
tussen Israël en Syrië, Egypte en Jordanië. De oorlog wordt ook wel
eens de zesdaagse oorlog genoemd. De echte officiële vijandigheden
duurden vijf dagen maar in werkelijkheid is en was het betreffende
gebied een broeinest van onrust. De schermutselingen en provocaties
vonden al veel langer plaats. Egypte had in die tijd Abdul Nasser als
president, die gezien werd als de grote man in de Arabische wereld.
In die tijd woonde ons gezin in Lybië, het buurland van Egypte.
Al maanden broeide het, ook in Lybië waar wij woonden. Mijn vader werkte bij de Oasis Oil Company, een Amerikaans conglomeraat
dat vele concessies had in de woestijn. Wij hebben daar vele jaren
gewoond. Mijn vader was een van de oil-boys, een groep Texaanse
experts die turnkey projects over de hele wereld realiseerden. De opdrachtgever hoeft na de bouw van raffinaderijen en krakers, boorputten en wat dies meer zij alleen maar de sleutel om te draaien om het
proces te starten, vandaar turnkey projects. Het waren mannen met
een zwaar technische opleiding en veel olie-ervaring. Mijn vader en
ik waren zo gelijk in naam en wezen dat wij jaren lang niet door één
deur konden, veertig jaar lang. Sterk individualistisch zou je kunnen
zeggen.
Mijn vader werkte altijd op vier-jaarcontracten, dan was de hele
reutemeteut operationeel, dan werd er een jaar proefgedraaid, het
vijfde jaar, dat ook werd besteed om trouble shooting te verrichten en
de overdracht naadloos te laten verlopen. Je praat over miljoenen en
miljoenen projecten. Zo woonden wij elke vijf jaar wel weer in een
ander land. Het heeft zo zijn nadelen maar aan de andere kant ontwikkel je wel een andere kijk op de wereld.
In Libië was de scheiding onder autochtonen tussen arm en rijk
erg groot. Rusland, of ik zou eigenlijk over de Sovjet-Unie moeten
spreken in die tijd, stookte altijd in de Arabische landen en de meeste
Arabieren zagen de Amerikanen en alles wat daarmee te maken had
als duivels en de Russen als de vrienden die vanuit de heilstaat hen
hielpen. Het was schijnhulp van de Sovjet. Zij grepen de Palestijnse
kwestie gretig aan om Amerika als pro-Israël te projecteren en dus
anti-Arabisch, wat niet zo was, en zo een wig te drijven in een schijn5
oorlog die later de Koude Oorlog genoemd zou worden. De Koude
Oorlog was niet alleen een spanningsveld in Europa maar omvatte
tevens de Arabische wereld. Zij werden pion in die conflicten om
maar één reden: olie.
Mijn vader, die in Indonesië geboren was, had een scherp oog voor
negatieve, politieke en bedreigende ontwikkelingen en hij kon de tijd
waarin wij leefden goed inschatten. Hij was een man met een sterk
overlevings instinct en is een van de meest intelligente mensen die
ik ooit in mijn leven heb ontmoet. De beschaafde wereld kwam nog
altijd bij van de slachtpartijen in de Belgische Congo, en de Japanse
overval op Singapore en Indonesië daar weer een aantal jaren voor,
gepaard gaande met alle wreedheden vandien tegen de blanke mensen
en dat hing als een waarschuwingswolk boven de hoofden van de nietArabische blanken die in de olielanden werkzaam waren.
Rassenhaat is slecht en als tijden verslechteren verdikt die haat zich
als stroop in de lucht, je voelt waar je ook loopt als blanke minderheid
die haat, de intense haat, elke dag. Je voelt de ogen in de rug en je
houdt je rug recht, want als je angst toont voelt men dat en een steen
is snel gepakt en gegooid. Helaas in dit soort landen, als iemand een
steen gooit schijnt dat erg aanstekelijk te werken en binnen no time
gooit iedereen stenen. Als je geen schuilplaats hebt, gooien ze je dood.
Zomaar. Omdat je blank bent, of omdat zij denken dat je Amerikaan
bent, of christen. Of gewoon omdat het kan. Om de afgunst of om de
frustraties die zij voelen en geen richting kunnen geven.
De Amerikanen hadden de techniek en de middelen en Lybië had
veel olie en was een achtergebleven gebied.
Het begon al een paar maanden voor 5 juni 1967. De enige zender
die Lybië rijk was, dankzij de Amerikanen overigens, blèrde elk uur
een militaire mars, gevolgd door bombastisch nationalistisch gebral
van Nasser. De enige krant die we rijk waren werd genationaliseerd,
dat is een teken aan de wand, dan wordt zo´n krant spreekbuis van
de politiek. In the Sunday Ghibli, de zondaagse zandstorm, stonden
zomaar, alleen maar, prijzende artikelen over Sovjet-Rusland en de zegeningen van haar vijf-jarenplannen. Het kwaad van het kapitalisme
en veel verdachtmakingen in de richting van Amerikaanse Gringo´s
6
wiens enige doel het leek te zijn om alle Arabieren om te brengen en
haar landen aan Israël te schenken.
Koning Idris, die in die tijd achtenzeventig jaar oud was en half
dement en nog steeds feodaal heerser over Lybië, sloot zich brallend
aan bij haar Arabische wapenbroeders die zoveel ‘te lijden’ hadden
van de Amerikanen en haar vazalstaat Israël. Iedereen vergat dat de
Amerikaanse maatschappijen de enige echte grote werkgevers waren
in Lybië en veel rijkdom door haar techniek brachten aan een land
dat bestond uit achtergebleven, analfabetische geitenkeutelaars, die
makkelijk om nationalistische, of religieuse redenen alle kanten op
gemanipuleerd konden worden.
Voor elke ingenieur, elke Amerikaan of Europeaan die de oliemaatschappijen aannam moesten ook Libiërs aangenomen worden. Mijn
vader kon met die a-technische mensen niets en al hoewel zij op de
loonlijst stonden waren zij een gevaar in zwaar technische omgeving
en zij zaten gewoon lekker op hun krent, buiten de compounds in de
schaduw. Twee volslagen aparte werelden. Die niet bijeen kwamen en
ook nooit zouden komen. Mensen die moeite hebben met 3 x 3 uit te
rekenen moet je uit de buurt houden van professionele omgevingen
waar waterstofgas afgescheiden en opgeslagen wordt. Waar olie gekraakt wordt in complexe processen en waar drukmeters en lezingen
daarvan je leven bepalen of niet.
We zagen het aankomen. Coca Cola werd verboden bij koninklijk besluit. Garages die de weinige Amerikaanse auto´s repareerden,
gesloten. Het Nederlandse consulaat vertrok. Een week later alle
Amerikaanse producten geboycot. De haat straalde nu van de huizen
af en weerkaatste door de straten en zocht ons als een gretige hand vol
moordlust.
De Amerikaanse zender ging uit de lucht. Wheelus Air Base, dat
twee kilometer bij ons vandaan lag, sloot haar poorten. Amerikanen
brachten hun gezinnen naar de basis en de mannen gingen weer de
woestijn in om te werken aan de technische complexen. Wij werden
geweigerd, wij moesten terugrijden. In de verte werden auto´s op hun
kant gelegd, mensen eruit getrokken en in de brand gestoken. NietAmerikanen mochten de basis niet meer betreden. Er werden wat
7
tanks neergezet en mannen met een mitrailleurspost. Wheelus had
kernwapens op de basis die toentertijd een springplank was voor het
gehele Midden-Oosten.
Wheelus had goede voorinformatie gehad, pas een aantal weken
later brak het echte conflict uit. Mijn moeder vroeg of ik een broodje
wilde halen bij de bakker op de hoek van de straat. Mijn moeder en
mijn zusjes konden nooit de straat op want dan werden zij lastiggevallen. Er liep iemand achter mij die eerst zachtjes en daarna steeds
luider begon te schreeuwen. Er vloog een steen door de lucht. Ik keek
niet om maar liep met het rechte ruggetje van het kleine jongetje dat
ik was dapper door.
Er volgden nu meer stemmen en een steen trof mijn schouder, ik
snapte het, ik begon te rennen, als een furie regende het nu stenen. Ze
waren op jacht en ik was de prooi. Ik keek om en zag een bekend gezicht. Onder de gooiers rende al gooiende een Arabisch vriendje van
mij, Abat Mesjier, hij had een hand vol stenen en zijn ogen stonden
wild. Ik werd geraakt tegen mijn hoofd en ik voelde iets warms mijn
nek in lopen.
Nu rende ik als een waanzinnige. Het ergste was dat ook volwassenen stenen gooiden. Geen empathie, geen geweten, primitievelingen die bloed roken. Je bent natuurlijk héél dapper als je een kind
doodgooit. Er stond een Arabische man in zijn tuintje te werken
en die stapte vóór mij de straat op. Hij begon ongelooflijk tegen
de stenengooiers te schreeuwen en hij balde een vuist en sloeg zijn
mantel om mij heen en voerde mij zijn tuin in, het pad over, zijn
huis in.
Hij depte het bloed weg en was heel vriendelijk. Ik dankte hem
met het beetje Arabisch dat wij spraken en op school verplicht moesten volgen. Soekroen ivendi, dank u meneer. Een andere man kwam
met een kopje Sjahi, mierzoete thee.Het bleek een familielid te zijn
die voor een Amerikaanse maatschappij werkte. Hij sprak gebrekkig
Engels en zei dat ik niet alleen meer op straat moest komen. ‘People
crazy, for God and Americans.’ Hij liep met mij mee, ik kocht mijn
broodje en hij bracht mij terug tot mijn huis. Zo ben ik altijd in mijn
leven geholpen. Ik ben ervan overtuigd dat als ik niet gered was door
8
de daadkrachtige veramerikaanste Arabier, ik doodgegooid zou zijn en
ze me gewoon hadden laten liggen voor de honden.
Ik veracht met heel mijn hart de laffe mentaliteit van de stenengooiers en ik ben de Arabier die me redde nog altijd dankbaar. Koning
Idris had zich aangesloten in de Jihad, de heilige oorlog tegen de heidenen. Dat had de thee brengende Arabier mij geprobeerd te vertellen. ‘People crazy, for God and Americans.’
Mijn moeder was erg geschrokken toen zij mij zag, hoofdwonden
bloeden altijd overdreven erg, en deed de hekken op slot. Mijn vader zou pas de volgende dag invliegen van de woestijn. De concessies
waren driehonderd kilometer van Tripoli af en de maatschappij gebruikte Piper Cubs om de engineers in en uit te vliegen.
Nu werd er alleen nog maar militaire marsmuziek uitgezonden.
Mijn oudere broer kwam thuis van the advanced College of technology, een Brits -Amerikaanse soort HTS, gericht op oliefuncties. Hij
was ontdaan. Het instituut was ongewenst verklaard, mensen waren
er uitgedreven, Arabische jongeren van de betere klassen en professoren en de blanken zal ik maar zeggen, en voor het verzegeld werd
kwam een agent naar buiten die lachend stapels papier de straat op
gooide die langzaam wegwaaiden.
Dit was lang voor de beschaafde wereld ook nog maar een conflict
vermoedde. Het was de opbouw naar de Zevendaagse oorlog. Alles
werd grimmig. Winkels sloten. Trouwens, als blanke zou je niet meer
de stad in gaan. Mohammed de tuinjongen deed de boodschappen
voor ons.
Mijn vader kwam thuis en haalde meteen het bordje van Oasis Oil
Company van ons huis af. Een plastic schildje dat op alle huizen van
de maatschappij zat zodat de chauffeur de employees makkelijk kon
vinden. Mijn vader, als techneut, was heel pragmatisch van aard. ‘Dit
heb ik eerder meegemaakt,’ zei hij. Oasis Oil belde, het kantoor was
overgenomen en genationaliseerd en werd voor onbepaalde tijd gesloten. Een paar Amerikanen besloten om de buurt te verlaten. Hun
auto werd ondersteboven gegooid en in de brand gestoken, de mensen verbrandden levend.
De radio kondigde de oorlog aan en ging over in een hoop bom9
bastisch gebral. Lybië stuurde zijn luchtmacht, Starfighters die zij van
de Amerikanen hadden gekocht om Egypte bij te staan. Lybië stuurde
troepen en allen die voor Allah wilde vechten konden zich melden.
Zij moeten gedacht hebben dat Israël een pushover was. Voor eens en
altijd zou Israël verdwijnen, het zou van de kaart geveegd worden.
Mensen waren uitzinnig van oorlogslust en Nasser was de grote man
die het tegen Amerika en Israël durfde op te nemen.
De Israëlieten hadden geen trage Starfighters, zij vlogen in de Franse
Mirages, op dat moment het meest geavanceerde oorlogstoestel. Zij
waren in Amerika getraind en de piloten spraken Engels met elkaar.
De radar van Egypte stond vastgezet op Israël. De Israëlische Mirages
vlogen naar Malta, maakten een flauwe bocht en kwamen Egypte
aanvallen vanaf de Libische kant. De kant van de bondgenoot. Zij
bombardeerden hun vliegveld vrijwel geheel voordat de Egyptische
jagers loskwamen. De enkeling die het luchtruim vond werd eruit
geschoten.
Egypte had een gevoelige klap geleden en Lybië was haar luchtmacht
kwijt. Door de bocht die de Mirages getrokken hadden en door hun
Engelse gesprekken werd meteen beweerd dat de Amerikanen vanaf
Wheelus Airbase een laffe aanval hadden uitgevoerd en Egypte in de
rug hadden aangevallen. Prestige is in de Arabische wereld een hoog
goed en ja, je moet toch iets zeggen. Wij woonden twee kilometer
van Wheelus Airbase, geloof me, er is daar géén toestel opgestegen!
De Amerikanen ontkenden dit, maar ja, dat zouden ze ook gedaan
hebben als ze wel aangevallen hadden. Alles wat nu blank was mocht
vermoord worden.
Mijn vader pakte zijn geweer en liep de deur uit naar het einde van
de straat en schoot in de lucht en kwam weer teruglopen, voor onze
tuin schoot hij nog eens in de lucht. ‘Zo,’ zei mijn pragmatische vader,
‘iedereen hier weet nu dat wij wapens hebben.’ Wij gingen om de
tafel zitten en mijn vader zei: ‘Zoek wat kleine dingen bij elkaar waar
je écht aan gehecht bent. Als we hier blijven worden we vermoord,
is het niet nu dan is het wel later.’ Ik schreef een brief aan Janet, een
meisje dat ik van school kende en waar ik veel om gaf, en vroeg aan
Mohammed om die te posten.
10
Mijn vader ging naar buiten en hakte de schommelpalen om.
‘Anders worden wij straks aan onze eigen schommels opgehangen,’ zei
hij. Mijn broer en ik hielpen hem daarbij.
Mijn broer vroeg: ‘Moeten we hier echt weg?’
‘Zeker,’ zei mijn vader, ‘ik heb dit in Indonesië meegemaakt met
de KNIL. De vrouwen worden verkracht en misbruikt en wij worden
vermoord en zij zullen onze lichamen daarna mutileren om ons ras te
vernederen.’
‘O,’ zeiden wij geschrokken.
Mijn vader keek wazig voor zich uit en zei: ‘Als de domme massa in
beweging komt is er geen houden aan.’
‘Maar als we dood zijn, wat kunnen zij ons nog doen?’ vroeg ik.
‘Jongen,’ zei mijn vader, ‘je weet niet half hoe slecht de mens is.
Ik heb mijn vrienden teruggevonden, in Indonesië, opgehangen, met
hun geslacht afgesneden en in hun mond gepropt.’
Wij snapten het.
Hij riep Mohammed bij zich en gaf hem een paar Libische ponden.
‘Mohammed,’ sprak hij, ‘we gaan op reis, we komen terug, dus zorg
goed voor ons huis, ik betaal je weer als ik terugkom.’
‘Komen we terug dan?’ vroeg ik verbaasd.
‘Als we niet wegkomen wel,’ zei mijn pragmatische vader, ‘dan heb
ik graag dat mijn huis niet geplunderd is.’
Daar zaten we even later in de Opel, krap, echt krap met zijn allen.
Mijn moeder zat naast mij op de achterbank met een zusje op schoot.
Mijn grotere zus zat naast mij ook met een zusje op schoot. Ons lot
was verbonden. Hier kon alles eindigen op een akelige manier. Mijn
vader reed en mijn broer zat naast hem met het repeteergeweer tussen zijn benen. We zagen enkele huizen in de buurt branden. Dikke
rookwolken dreven over onze straat.
Er waren veel groepjes op straat. ‘Raam open en schiet in de lucht,’
beval mijn vader, terwijl hij de groepjes tegemoet reed. Mijn broer
gehoorzaamde en zij stoven weg en wij ook, rechtdoor. Ik had geen
idee waar mijn vader heen zou gaan, maar mijn vader werkte zijn
plan af zoals hij altijd deed; professioneel, rationeel en rustig, met
alles onder controle. Wij reden naar het oude deel van Tripoli en ik
11
voelde paniek in mij opkomen, we moesten om allerlei autowrakken
heen laveren die uitgebrand waren. Af en toe schoot mijn broer in de
lucht en zo zijn wij bij de haven aangekomen. De slagboom hield ons
tegen. Twee Libische douaniers kwamen naar buiten lopen. Zij keken
vragend naar mijn vader.
‘Wij komen vrienden uitzwaaien,’ zei mijn vader terwijl hij ze een
bundeltje ponden gaf en hij wees naar mijn broer. Mijn broer met het
geweer. De eerste man salueerde en snauwde iets naar de tweede die
de slagboom omhoog deed. Wij reden over de kade waar hijskranen
werkloos stonden. ‘Zoek een Europese vlag,’ gebood mijn vader. Even
later zagen wij een coaster met een Italiaanse vlag. Mijn vader stopte
ernaast. ‘Uit de auto komen,’ zei mijn vader, ‘en blijven wachten.’
Tegen mijn broer zei hij: ‘Ik moet wat regelen, schiet alles om dat
vervelend is.’
Mijn vader liep de loopplank op en na een tijd die een eeuwigheid
leek kwam hij terug. ‘Ga maar naar boven,’ zei hij. Wij liepen de
loopplank op en we zagen hoe mijn vader de auto op een net reed
dat neergelaten werd en hoe hij door een zijmast hijsinstallatie op het
dek gezet werd. Hij stapte uit en zei: ‘We zijn nu op Italiaans grondgebied, we hebben het geklaard.’ Hij lachte ontspannen. Het zal hem
wat ponden gekost hebben. Even later werden de trossen losgegooid
en voeren wij weg van een land dat alles haat dat niet Arabier is. Mijn
broer had het geweer nog steeds vast. ‘Mag ik dat even zien?’ zei mijn
pragmatische vader en met een zwaai gooide hij het in de zee. In de
verte zagen wij de palmbomen van Lybië verdwijnen langs de kustlijn, tot er een vage streep overbleef. Een kustlijn die ik in mijn leven
gelukkig nooit meer zou zien.
Een dag later namen wij onze intrek in Catanzaro, een ZuidItaliaanse plaats. Wij moesten wachten tot mijn vader weer contact
met zijn werkgever kon krijgen en de tegoeden van de bankrekeningen niet meer bevroren waren. Het waren heerlijke weken, we konden gewoon over straat lopen zonder gehaat te worden. Dat duurde
enige weken, waarna mijn vader financieel alles afhandelde met zijn
bedrijf en een contract aannam in Canada. Alberta om precies te zijn.
Hij had een aanstelling bij de universiteit van Calgary bemachtigd en
12
daar gingen wij dan, van de hitte naar de kou, en liet ik voor altijd
dat prachtige land met dat laffe volk achter mij. Zo sloot een heftige
periode in mijn leven zich af...
13